Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Het antwoord wordt gegeven door minister Dalle.
De heer De Reuse heeft het woord.
Het personeelstekort in de zorg is al lang een probleem. Om dit op te vangen worden er tal van initiatieven genomen door de zorginstellingen zelf. Zo kan bijvoorbeeld ook projectstaffing worden gebruikt. In een omzendbrief van 15 juli 2022 van Zorg en Gezondheid juli werd echter meegedeeld dat de inzet van verpleegkundigen of zorgkundigen via projectsourcing of projectstaffing expliciet blijft uitgesloten in de basisfinanciering.
Daarnaast wordt er in een tweede omzendbrief ook gesteld dat personeel dat tewerkgesteld wordt via projectstaffing vanuit een interimkantoor voor de afgelopen referentieperiode van 1 juli 2021 tot 30 juni 2022, niet kan worden meegegeven voor het berekenen van het forfait Vlaamse sociale bescherming (VSB). Deze beslissing zorgt er dus voor dat het personeel dat werd aangewend door projectstaffing, het voorbije jaar nu niet zal worden gefinancierd. Het gevolg hiervan is dat zorgvoorzieningen nu voor onaangename verassingen komen te staan, aangezien de prestaties reeds geleverd en betaald zijn.
Minister, hebt u hieromtrent signalen opgevangen vanuit het werkveld?
Is er overleg geweest vooraleer de beslissing werd genomen om projectstaffing expliciet uit te sluiten in de basisfinanciering? Zo ja, met wie? Zo nee, waarom niet?
Hoe komt het dat er werd besloten om de beslissing om projectstaffing expliciet uit te sluiten van de financiering retroactief zal worden toegepast? Waarom werd er niet gekozen voor een overgangsperiode?
Erkent u dat er heel wat zorgvoorzieningen door deze beslissing in de problemen kunnen komen?
Welke initiatieven neemt u om de gevolgen van deze beslissing te beperken of desnoods de retroactieve toepassing ervan te herzien?
Minister Dalle heeft het woord.
Collega De Reuse, ik dank u voor uw vraag. U weet dat voldoende flexibiliteit bij het aanwerven van personeel een prioriteit is voor ons. We hebben afgelopen vrijdag op de regering maatregelen genomen om zeker in de diploma’s die in aanmerking worden genomen voldoende flexibiliteit te hebben. Ook vormen van flexibele arbeid, tijdelijke tewerkstelling en interim-arbeid zijn daarbij belangrijk. Maar de situatie van projectstaffing is toch wel zeer specifiek.
We hebben vanuit bepaalde openbare woonzorgcentra reacties ontvangen waarin ze hun bekommernissen uiten over de explicitering dat projectsourcing van verpleegkundigen niet in aanmerking komt voor financiering via de basistegemoetkoming voor zorg. Het klopt dat we in het voorliggende ontwerpbesluit voorzagen om zeer duidelijk te definiëren dat projectsourcing niet in aanmerking komt voor de financiering. De betreffende bepaling was voorzien om in te gaan vanaf 1 juli 2021, zoals alle maatregelen in het besluit.
We hebben daarover overleg gehad met de koepelorganisaties in de ouderenzorg en de werknemersorganisaties. De ontwerpbesluiten zijn daarbij ook voorgelegd.
De beslissing om de niet-financiering van projectsourcing te expliciteren via een artikel dat retroactief wordt toegepast, is ingegeven vanuit verschillende redenen. Het ontwerpbesluit gaat in vanaf 1 juli 2021 op expliciete vraag van de sector. Dat is de start van de referentieperiode die van toepassing is voor de berekening van de basistegemoetkoming voor zorg voor het jaar 2023.
We zien deze bepaling als een explicitering van wat altijd al de geest van de regelgeving was. De huidige Vlaamse financieringsbepalingen zijn een ‘as is’-voortzetting van de voormalige federale regelgeving. Dat werd zo in het kader van de zesde staatshervorming met de koepelorganisaties overeengekomen.
De inzet van verpleegkundigen via interimarbeid is al heel wat jaren voorzien in de vroegere federale en later Vlaamse regelgeving. Meer zelfs, op het moment dat de inzet van verpleegkundigen via interimarbeid wettelijk werd voorzien, was de inzet van interimpersoneel ook heel duidelijk.
Het is pas later dat bepaalde bedrijven de schaarste aan zorgpersoneel hebben gedetecteerd en bepaalde groeikansen zagen, en ook andere vormen van tijdelijk terbeschikkingstelling gingen ontwikkelen. Die projectsourcing is daarvan het gevolg. Het is een evolutie die we eerder ook al in andere sectoren, zoals de IT-sector, konden vaststellen.
We zijn ervan overtuigd dat projectsourcing nooit tot de geest van de financieringsregelgeving behoorde. Dat is ook steeds zo door onze administratie meegedeeld aan de voorzieningen. Met dit besluit maken we dat onomstotelijk duidelijk.
Komen instellingen hierdoor in de problemen? Ik denk dat bepaalde woonzorgcentra ter goeder trouw en noodgedwongen oplossingen zochten in projectsourcing. Dat is de reden waarom we projectsourcing als noodoplossing wel meetellen voor het behalen van de personeelsnormen in de erkenningsvoorwaarden. Anderzijds willen we wel benadrukken dat het principe van projectsourcing geen plaats heeft in de basiszorg en dat ik deze tewerkstellingsvorm niet financieel wil faciliteren. Ze ondermijnen de klassieke loondienst en het is nefast voor de zorgorganisatie. We willen dat zorgmedewerkers integraal deel uitmaken van een zorgequipe en samen zorgen voor continuïteit in de zorg.
Bij strikte interimarbeid draagt het uitzendbureau het feitelijke werkgeversgezag over aan het woonzorgcentrum. Bij projectsourcing is dat niet het geval. Het werkgeversgezag blijft bij het projectsourcingkantoor liggen. Het woonzorgcentrum wordt op die manier ernstig beperkt in zijn zorg- en arbeidsorganisatie.
Wat zullen we nu concreet doen? We beseffen immers dat er een reëel probleem is. Afgelopen vrijdag hebben we in het kader van dat breder besluit beslist om naar een oplossing te zoeken voor de retroactieve toepassing vanaf 1 juli. In het besluit dat we afgelopen vrijdag hebben goedgekeurd en dat definitief is geworden, hebben we de betrokken bepaling gewijzigd. De financiering van verpleegkundigen, in dienst bij een erkende interimonderneming en tewerkgesteld via een projectsourcingcontract, wordt pas uitgesloten vanaf 1 januari 2023. Met andere woorden, tot en met december wordt wel voorzien in continuïteit om problemen in de overgang te vermijden.
De heer De Reuse heeft het woord.
Vooreerst dank u wel, minister, dat u dat besluit herzien hebt en dat u tot eind dit jaar nu wel zult voorzien in die financiering. U zegt het zelf, heel wat van onze instellingen hebben dat ter goeder trouw gedaan. U zegt dat het misschien niet volgens de geest is, maar in periodes van personeelstekort probeert men alles aan te wenden om toch voldoende gekwalificeerd personeel op de werkvloer te krijgen. Dus ik ga er dan toch zeker van uit dat dat ter goeder trouw was.
Maar het probleem blijft natuurlijk. Tot op heden gebruikt men die inzet via de projectstaffing, soms structureel, om de tekorten op te vangen. U zult ze nog tot eind dit jaar financieren, waarvoor dank. Maar hoe ziet u dan de oplossing voor de komende jaren nu die financiering niet meer voorhanden zal zijn als een instrument dat goed gewerkt heeft om die personeelstekorten op te vangen? Hoe denkt u dat te doen voor de sector?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Ik begrijp dat de voorzitter snel wil gaan, dus ik zal het kort houden.
Ik heb nog twee zaken. Het is goed dat er nu een antwoord is, maar het schetst natuurlijk een beetje het beleid. We hobbelen een stukje van crisis naar crisis en we hebben nog niet het fundamentele antwoord. Ik sluit dus ook aan bij de vraag ‘wat dan in de toekomst?’. Ik heb eigenlijk nog geen enkel directielid van een woonzorgcentrum of van een andere zorgvoorziening gehoord die zegt dat dat voor hem de ideale manier is om zijn mensen tewerk te stellen. De reden waarom ze dit op dit moment doen via projectsourcing, is gewoon omdat er op het terrein noden zijn die niet ingevuld raken en waar zelfs vaak medewerkers die uit de voorziening zelf komen en uitstromen, via die weg opnieuw instromen omdat dat voor die mensen qua loon- en arbeidsvoorwaarden een interessante manier is om dat te doen. Dus ik heb toch een fundamentele vraag. Ik begrijp de lijn en wij ondersteunen heel zeker dat het niet de ambitie moet zijn om het fiscaal of financieel aantrekkelijker te maken om op die manier te gaan werken. Wij steunen het beleid dus volledig. Maar wat is het fundamentele antwoord om ervoor te zorgen dat de verantwoordelijken van zorgvoorzieningen niet noodgedwongen in dat soort systeem moeten instappen, zonder dan al het hele debat over de komende vragen rond het zorgpersoneel te voeren?
Minister Dalle heeft het woord.
Dat is inderdaad het fundamentele debat, dat absoluut gevoerd moet worden en waar al heel veel inspanningen genomen zijn om de instroom te verbeteren, om ook doorstroming en carrièrekansen te verbeteren en om de retentie te versterken binnen het woonzorgcentrum.
Wat we in het algemeen proberen te doen, is om een job in de welzijnssector aantrekkelijker te maken. Je kunt dat doen via een aantal kwalitatieve en financiële maatregelen, denk aan het zesde Vlaams intersectoraal akkoord (VIA 6) – we komen er straks inderdaad nog op terug.
Je kunt dat ook doen door andere maatregelen. Bijvoorbeeld de beslissing die we vrijdag genomen hebben, vind ik hier wel het vermelden waard. We hebben een 4000-tal vacatures in de woonzorgcentra en we hebben een regelgevend kader dat voor de basiszorgfinanciering eigenlijk alleen toelaat dat je de zorgkundigen en de verpleegkundigen meeneemt. Wat hebben we gezegd? Ten eerste: we gaan ook de logistieke medewerkers in aanmerking laten komen om ook voor die betoelaging aangerekend te worden. Logistieke medewerkers die heel wat werk uit handen kunnen nemen van zorgkundigen en verpleegkundigen, praktische jobs die geen opleiding vergen specifiek naar verpleegkunde of zorgkunde toe.
Ten tweede: we gaan ook veel meer diploma’s in aanmerking laten komen om in te stromen in de woonzorgcentra. Dat zal goed zijn voor die krapte op de arbeidsmarkt en voor de krapte op dat soort profielen, die zorgprofielen, maar het zal ook de kwaliteit van de dienstverlening versterken. Je zult podologen kunnen hebben, je zult kinesisten kunnen hebben, je zult tot en met theologen en filosofen kunnen hebben en muziektherapeuten om eigenlijk de kwalitatieve dienstverlening te versterken. Dat zal natuurlijk goed zijn voor de mensen in het woonzorgcentrum, maar dat zal ook de arbeidsomstandigheden en de arbeidsvreugde van de mensen die daar werken, kunnen versterken, doordat ze op die manier hun job beter zullen kunnen doen, gespecialiseerder zullen kunnen werken en dergelijke meer.
Ik denk dat ik daarmee op alles heb geantwoord.
De heer De Reuse heeft het woord.
Dank u wel, minister.
U zegt dat u het vorige week uitgebreid hebt. Dat is inderdaad heel goed. We zullen zien wat de effecten zullen zijn op de werkvloer.
Maar van groot belang is natuurlijk dat de basis er is, die verpleegkundigen, die zorgkundigen. Ik ben blij dat u uw beslissing herzien hebt. Het is mijns inziens een staaltje van behoorlijk bestuur dat u dat herzien hebt. Dank u.
De vraag om uitleg is afgehandeld.