Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
De heer Veys heeft het woord.
Voorzitter, het is niet de eerste keer dat mijn fractie vragen stelt over de aanpak van menstruatiearmoede, maar het gegeven dat er een nieuwe minister van Armoedebestrijding is, die tevens ook de portefeuille van Jeugd beheert, leek ons toch een gelegenheid om nog eens te vragen naar de motieven van de Vlaamse Regering in dezen.
Ik geef even wat context. Caritas Vlaanderen publiceerde in september 2020 het rapport ‘Dubbel Taboe: Menstruatie-armoede in Vlaanderen’, waaruit bleek dat menstruatie-armoede toch geen randfenomeen is in Vlaanderen. Ik herinner mij nog dat menig persoon toch wel geschokt was op basis van de cijfers die in dat rapport gelezen konden worden. Zo’n 12 procent van de Vlaamse jonge meisjes en vrouwen tussen 12 en 25 hebben wel eens niet genoeg geld gehad om menstruatieproducten te kunnen kopen. Dat heeft natuurlijk ook zijn impact. Als ik me niet vergis, was het zo’n 4 procent van de respondenten die aangaf af en toe wel eens te spijbelen wegens het niet voorhanden zijn van voldoende menstruatieproducten. Een 5-tal procent gaf aan dat de vrije tijd er wel eens bij inschoot. Ongeveer 11 procent van de Vlaamse meisjes en jonge vrouwen leende bovendien al eens menstruatieproducten omdat ze er zelf geen geld voor had op dat moment. De impact daarvan is natuurlijk niet te onderschatten. Het niet aankopen van menstruatieproducten zorgt niet alleen voor stress en zenuwachtigheid, maar ook voor angst voor lekken en dies meer.
Sinds de publicatie van dit onrustwekkend rapport – ik zei het al in de inleiding – heeft mijn fractie, en hebben ook andere fracties al wat vragen gesteld aan de verschillende Vlaamse ministers die toch wel bevoegd zijn voor de problematiek, zeg maar. Maar voorlopig kregen wij nog nul op het rekest. Nu, lokale besturen, scholen, leerlingenraden en zeker ook het middenveld hebben dit rapport wel serieus genomen en gebruiken het om onder andere in scholen en publieke ruimtes gratis menstruatieproducten beschikbaar te stellen. Ik zie dat heel veel lokale besturen, onder andere via de Sociale Kruidenier, in actie zijn geschoten, en dat er heel veel inzamelingsprojecten zijn, specifiek op middelbare scholen, waar de jeugd zich voor deze problematiek engageert.
Onlangs werd aangekondigd dat de stad Genk gratis maandverband en tampons ter beschikking zal stellen van alle middelbare en hogescholen in hun stad. Ook een vrouwelijke apotheker uit Deinze geeft nu gratis maandverband en tampons weg aan personen die het niet kunnen betalen. In Gent en Aarschot loopt al langer een proefproject. Ook middenveldorganisaties als BruZelle, maar ook de Vrouwenraad zijn toch actief bezig met het onderwerp en zamelen zelf producten in. We merken ook dat vooral jonge mensen enorm bezig zijn met het onderwerp. Verschillende leerlingenraden zijn proactief gestart met eigen acties. En als ik me niet vergis, is er vanuit de Vlaamse Scholierenkoepel onder andere ook een initiatief genomen dat in aanmerking komt voor steun vanuit De Warmste Week.
De Vlaming is er dus wel degelijk mee bezig. Ik denk dat dat het minste is dat we kunnen zeggen. Maar wij kijken natuurlijk wel nog naar de Vlaamse Regering, met de vraag wat die daaraan gaat doen. Zijn er daar plannen? Heeft men daar een uitspraak gedaan in het verleden waarover men nu van idee is veranderd? Of wordt het nog meer van hetzelfde, is het enkel maar een verderzetting van het beleid onder minister Beke?
Ik heb de volgende vragen voor u, minister.
Welke initiatieven zult u concreet nemen om menstruatie-armoede aan te pakken?
Zult u de reeds bestaande initiatieven van lokale besturen, middenveldorganisaties en scholen steunen en als good practice gebruiken om de initiatieven uit te breiden over heel Vlaanderen? Dat is wel een belangrijk punt natuurlijk, omdat we voorlopig steunen op lokale initiatieven. Dat betekent, met andere woorden, dat er ook heel wat plekken zijn in Vlaanderen waar er nog geen initiatieven zijn. In die zin zien wij wel een taak weggelegd voor de bevoegde Vlaamse minister om zich te engageren en dat zoveel mogelijk Vlaanderenbreed uit te rollen.
Zult u in overleg gaan met de minister van Onderwijs om het belang van het gratis beschikbaar maken van menstruatieproducten op scholen te benadrukken? Of is dat al gebeurd?
Zult u proefprojecten opzetten in samenwerking met de minister van Onderwijs opdat elke leerling toegang heeft tot gratis menstruatieproducten? Is er een mogelijkheid om dit binnen het kader van het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding te organiseren?
Minister Dalle heeft het woord.
Collega Veys, dank u voor de vraag. Ik kan bevestigen dat de thematiek mij na aan het hart ligt. Ik vind het een belangrijk thema dat voor veel meisjes en jonge vrouwen een grote zorg is. U weet dat dit al besproken is in deze commissie. Ik verwijs naar het antwoord van voormalig minister Beke op vragen om uitleg 2110 en 2141 van 15 maart van u en van collega Groothedde. De vragen die u mij vandaag voorlegt, werden ook toen beantwoord. In essentie onderschrijf ik die antwoorden.
Het is natuurlijk zo, dat blijkt ook uit uw vraag, dat u het daarmee eens bent. Dit is geen geïsoleerd gegeven, dit maakt deel uit van een bredere armoedeproblematiek. De centrale doelstelling moet voor mij blijven: mensen uit armoede halen zodat ze zelf kunnen kiezen welke producten ze willen gebruiken. Als ze door een armoedesituatie een beroep moeten doen op materiële noodhulp moeten we zorgen voor een voldoende divers aanbod. We stellen vandaag inderdaad vast dat heel wat scholen en lokale besturen daar zeer zinvolle projecten rond ontwikkelen. Dat is goed en valt aan te moedigen. Die verantwoordelijkheid ligt ook bij de lokale besturen en de scholen, zij moeten kijken of er nood is in hun specifieke situatie. Zij kunnen daar iets aan doen en een goede aanpak ontwikkelen.
We moeten wel bekijken wat die projecten allemaal opleveren. Wat hebben we van kennis? Wat werkt? Wat niet? Ik geef u in dat verband graag mee dat het rapport van de projecten dat de Vrouwenraad coördineerde intussen ook te vinden is op hun website: https://vrouwenraad.be/wp-content/uploads/2022/03/Menstruatiearmoede-overkoepelend-rapport.pdf
Het rapport doet enkele aanbevelingen vanuit het standpunt van de Vrouwenraad die ook betrekking hebben op andere beleidsniveaus. Er is bijvoorbeeld de vraag om de btw op 0 procent te brengen. Wij onderschrijven die vraag, maar dat is een federale kwestie. De terugbetaling van de duurzame menstruatieproducten door de ziekteverzekering binnen het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) is eveneens een belangrijke vraag en een federale kwestie.
Wat ook heel interessant is, is dat het rapport ook de evaluatie van de projecten bevat. Die richten zich niet uitsluitend op het armoedeaspect; het is een deel van de armoedeproblematiek maar ook grotendeels een zaak van de preventieve gezondheidszorg. Dan spreek ik met het petje van plaatsvervangend minister van Volksgezondheid. De meeste projecten gingen ruimer, ook bijvoorbeeld naar educatieve lessenpakketten rond menstruatie en dergelijke. Die hebben natuurlijk hun plaats in het onderwijs.
De projecten hebben ook ingezet op gratis menstruatieproducten. Die zijn niet allemaal goed verlopen, voornamelijk door corona dat voor vertraging zorgde.
De conclusies van de Vrouwenraad wijzen op het ruimere plaatje. Menstruatiearmoede gaat veeleer over menstruatiewelzijn in de bredere betekenis van het woord, met daarbij alle vormen van schaamte en taboe die erop rusten. Armoede is natuurlijk ook een ruimer gegeven dan enkel menstruatiearmoede en dient ingebed te worden in een breder beleid.
Daarmee hebben we nog eens een grondige analyse gemaakt van dat rapport en is er ons toch één ding opgevallen waarvan we denken dat het zinvol is om het ook bovenlokaal mee te nemen. Dat is de vaststelling dat er heel wat goede projecten bestaan, heel wat partners die actief zijn op het terrein, maar dat we op het vlak van het samenbrengen van al die informatie van al die actoren nog stappen vooruit kunnen zetten.
Daarom heb ik beslist om vanuit de bevoegdheid preventieve gezondheidszorg Sensoa een extra ondersteuning te geven vanuit de expertise reproductieve gezondheid, om een platform samen te brengen waar alle relevante partners kunnen worden samengebracht. Denk aan Caritas maar ook vele anderen. Daar kunnen zij samen met de experten kijken wat de noden zijn, welke projecten werken, welke informatie beschikbaar is. Ze zullen dit samenbrengen en kijken via welke kanalen producten het best verdeeld worden. Op die manier kan Vlaanderen een extra ondersteuning geven om al wat goed loopt, bekend te maken, en om tips te geven richting lokale besturen en onderwijsinstellingen en dergelijke, om dat op een efficiëntere manier naar voren te brengen.
De heer Veys heeft het woord.
Dank u, minister, voor uw antwoorden.
U startte met te zeggen dat het u na aan het hart ligt. Dat is een goede zaak. Ik apprecieer het ook dat u erkent dat het geen evidente kwestie is. Is de totale armoedeproblematiek breder dan dit? Absoluut. Dat hebben wij ook nooit beweerd. Maar ik stel toch vast dat daar vanuit het middenveld serieus wordt op gesprongen, dat er heel snel heel veel initiatieven georganiseerd worden. Het is een goede zaak dat uw collega Lalieux van de Federale Regering die middelen heeft vrijgemaakt voor die proefprojecten. Het is natuurlijk vanuit dat perspectief dat wij dachten dat Vlaanderen hier ook wel een rol kan spelen. Dat had tot gevolg dat er toch wel wat gepingpongd werd tussen de verschillende ministers.
Voor ons is de toegang daartoe ook een principiële kwestie. Ik heb het hier al vaak gezegd in deze commissie. Er is gratis wc-papier voor iedereen in alle scholen. Waarom dan geen menstruatieproducten? Omdat dat maar voor de helft van de leerlingenpopulatie – ik reken nu eventjes heel snel – van toepassing is, moet men dat toch mogelijk kunnen maken binnen die werkingsmiddelen? Maar dan spreek ik over uw collega van Onderwijs.
Ik heb nog enkele bijvragen. In de preventieve gezondheidszorg komt er een bijkomende ondersteuning voor Sensoa. Kunt u mij al vertellen hoe hoog dat bedrag ligt en voor welke duur dat is? Wat zijn daar de verwachtingen?
Hebt u in de tussentijd het er al verder over gehad met minister Weyts? Of moet ik mij daar nog wenden tot het antwoord van minister Beke van vorige keer? Is er ondertussen nog verder overleg geweest tussen de minister van Armoedebestrijding en de minister van Onderwijs?
Hebt u daar al contact over gehad met minister Lalieux? Die vraag stel ik met bijzondere aandacht. Ik heb onlangs uw interview nog eens herlezen, samen met de coördinator van het Netwerk tegen Armoede, waar u verwees naar de interministeriële conferentie (IMC) Armoedebestrijding die u zou willen samenroepen. Voor zover ik weet is dat nog niet gebeurd. Maar ik weet dat dit thema ook op de IMC Vrouwenrechten stond. Een van de discussiepunten was toen de nood aan verder onderzoek. Overweegt u om daar verder onderzoek in te ondersteunen? Als ik het goed begrepen heb, werd die studie van Caritas daar een beetje in twijfel getrokken, bijvoorbeeld door te stellen: ‘Hoe globaal is het beeld dat dit geeft?’ Zijn er daar nog verdere plannen voor beleidsmaatregelen? Alvast bedankt.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Ik vind het goed dat collega Veys menstruatiearmoede nog eens op de agenda gezet heeft. Toen hier heel in het begin vragen over gesteld werden, was er af en toe zo’n ongemakkelijk lachje. Ik denk dat er nu wel heel wat meer bewustwording rond dit thema is, wat erg belangrijk is.
De discussie is vaak geweest: wie doet wat? Is het iets voor Vlaanderen, is het meer iets voor de lokale besturen, de middenveldorganisaties? Ik zie zelf in mijn eigen gemeente dat er in de scholen menstruatieproducten ter beschikking staan van jongeren. Ik zie zelfs bij de jeugdbeweging menstruatieproducten in de toiletten staan. Er zijn ook organisaties die ermee aan de slag gaan in samenwerking met het OCMW. Er gebeurt dus heel wat op het terrein. Ik vind het ook goed dat het daar gebeurt, lokaal, op het terrein, gericht, dicht bij de mensen. Onze fractie heeft het al meermaals gezegd: ‘Iedereen gratis, Vlaanderen moet het allemaal doen’, daar zijn wij zeker geen voorstander van.
Mijn vraag aan u, minister, was hoe u flankerend de lokale besturen zult ondersteunen. Wilt u tips en advies geven aan lokale besturen die daarnaar vragen? Maar u hebt het antwoord eigenlijk al gegeven. Er gaat extra ondersteuning naar Sensoa, er komt een platform met eventueel ook tips. Dat is dus zeker goed, dat kunnen wij alleen maar mee ondersteunen. Voor de rest heb ik geen vragen meer.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Vanuit onze fractie willen we zeker de problematiek ernstig nemen. We stellen vandaag vast dat het ook heel actueel is en dat er ook bij de lokale besturen heel veel goede dingen gebeuren. Het is belangrijk dat we de aanpak van armoede breed zien. Dit is dus een van de aspecten van de armoedeproblematieken die er zijn. Maar daarom is het ook belangrijk dat onze aanpak ook breed genoeg is en dat we ons niet fixeren op één bepaalde problematiek in heel het armoedebeleid. Daarom zijn wij ook voorstander om de lokale besturen daarin voldoende te ondersteunen met goede voorbeelden. Zoals de collega daarnet ook zei, denk ik dat het heel goed is dat die lokale besturen heel veel van elkaar kunnen leren en dat we die good practices kunnen uitwisselen.
Daarom heb ik misschien nog een suggestie, minister, om ook eens bij de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) te kijken. Zou er vanuit de VVSG bijvoorbeeld ook geen communicatie kunnen gebeuren naar de lokale besturen, en misschien ruimer nog, dat de good practices verzameld zouden kunnen worden bij de VVSG en dat die een algemene communicatie zou kunnen uitsturen naar de diensten die er op het lokaal niveau mee bezig zijn? Dan denk ik dat we heel wat kunnen aanreiken aan lokale besturen en dat ook andere lokale besturen zeker het warm water niet meer moeten uitvinden en deze problematiek kunnen gebruiken om er verder mee aan de slag te gaan.
Minister Dalle heeft het woord.
Collega’s, ik dank jullie voor de extra vragen. Collega Veys, we moeten nog nader bepalen wat de financiering zal zijn voor de opdracht aan Sensoa. Ik denk daarbij in eerste instantie aan een bedrag tussen 10.000 en 20.000 euro. De bedoeling is dat men op heel korte termijn kan schakelen en dat we in januari en februari alle actoren rond de tafel kunnen hebben om dat platform op te starten. Dat platform zal en moet een digitaal platform zijn, waarbij de verschillende gegevens en projecten worden opgenomen.
Het is inderdaad belangrijk om goede cijfers en een goed onderzoek te hebben. Het onderzoek van Caritas gebeurde via een internetbevraging. Dat heeft zijn relevantie, maar qua representativiteit en grondigheid kan het natuurlijk beter. Het is aan Sensoa om samen met de partners te bekijken of er nog extra informatie nodig is en of dat kan worden opgeleverd.
U vraagt naar de contacten met de collega-ministers. We hebben volgende week, op 25 oktober, onze IMC – de eerste sinds zeer lange tijd – rond armoedebestrijding. Ik heb die samengeroepen. Ik heb vandaag toevallig collega Lalieux gezien in de IMC Jeugd. Ik heb het verboden woord ‘kinderarmoede’ vandaag niet uitgesproken – of dus toch. In die IMC Jeugd kan het ook aan de orde komen. Maar zeker volgende week in onze IMC Armoedebestrijding is dit een van de thema’s die aan bod kunnen komen.
Collega’s Verheyen en De Rudder, jullie uiten de terechte zorg om de lokale besturen op een goede manier te informeren. Dat is ook een van de doelstellingen verbonden aan de opdracht die we aan Sensoa willen geven. We willen effectief dat ze dat doen in partnerschap met alle relevante actoren, in eerste instantie de VVSG. Het behoort tot de taakstelling van de VVSG om lokale besturen te informeren en te ondersteunen. Sensoa kan in samenwerking met hen zeker het nodige doen. Hopelijk zal dat nieuwe platform daar ook een grote bijdrage aan kunnen leveren.
De heer Veys heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik kijk uit naar de formele beslissing over dat budget, wanneer het wat duidelijker is, en naar januari en februari, als Sensoa de actoren al dan niet rond de tafel krijgt.
Op 25 oktober is het de eerste keer in zowat negen, misschien tien jaar – ik weet niet precies wanneer de verjaardag precies viel – dat er weer een IMC Armoedebestrijding plaatsvindt. Het is een goede zaak dat dat gebeurt. Vooruit gelooft uiteraard in samenwerkingsfederalisme.
U zegt dat het een thema is dat daar op de agenda kán komen. Ik raad u warm aan om het daar zelf te brengen en te bespreken.
Tot slot, we zitten vanuit de oppositie vaak te wachten op de regering. Getuige daarvan de vraag over dakloosheid waarop de twee bevoegde ministers vorige week niet gezamenlijk konden antwoorden. (Opmerkingen)
Dat was in de plenaire vergadering. Maar goed, ik laat in het midden hoe dat komt. Maar dat vinden wij toch wel een gemis. We zien heel vaak dat er te weinig samenwerking is. De bijkomende maatregel valt binnen de bevoegdheid van minister Crevits. Ik hoop dat die in samenwerking tot stand is gekomen. We hopen dat ook minister Weyts vanuit de zijde van het onderwijs zijn voorzichtige engagementen van de vorige keer rond menstruatiearmoede opneemt. Ik roep u als superviserend minister van Armoedebestrijding, om de woorden van minister Beke te gebruiken, ook op om de zaken goed in de gaten te houden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.