Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
De voorbije jaren zagen we dat verschillende steden zelf praktijk- of correspondentietesten hebben uitgevoerd, het meest recent de stad Kortrijk. Dat is ook in het nieuws gekomen. Het stadsbestuur liet zo’n test uitvoeren om te onderzoeken hoe het gesteld is met discriminatie op de huurmarkt.
Net als in andere steden waren er toch opvallende resultaten. Zo bleek onder meer dat kandidaten met een Marokkaanse naam gemiddeld 27 procent minder vaak worden uitgenodigd dan kandidaten met een Vlaamse naam. Dat is toch een opvallend cijfer.
Wat ons betreft, toont dat het belang van praktijktesten opnieuw aan, of toch het belang van de strijd tegen discriminatie op de huurmarkt.
Wat is uw reactie op de vaststellingen van dit onderzoek?
Het onderzoek stelde een groot verschil vast tussen discriminatie door vastgoedmakelaars en door particulieren: er is nog veel werk bij vastgoedmakelaars, maar nog meer bij particulieren. De vraag is of zelfregulering dat zal oplossen. Werkt u aan een plan om ook de discriminatie bij particulieren en bij eigenaren weg te werken? Sinds 2019 is er een convenant, maar is dat voldoende volgens u of werkt u nog een bijkomstig plan uit?
Hoe evalueert u het beleid dat u tot nu toe voerde om via zelfregulering in de sector discriminatie op de woonmarkt weg te werken?
Minister Diependaele heeft het woord.
Dank voor uw vragen, mevrouw Moerenhout. Ik denk dat we allemaal te horen hebben gekregen dat u een goed excuus hebt om de commissie van thuis te volgen. Veel beterschap!
Ik begin met uw eerste vraag. Ik ben er zeker van dat er in deze commissie nooit discussie is geweest over het bestaan van een problematiek van discriminatie op de huurwoningmarkt, noch over het feit dat dat onaanvaardbaar is en moet worden aangepakt. Er is hier in deze commissie wel al veel gediscussieerd over de manier waarop we die discriminatie moeten aanpakken. Op dat vlak verschillen we van mening.
De keuze voor zelfregulering is gebaseerd op twee belangrijke overwegingen. In de eerste plaats zijn we ervan overtuigd dat de sectororganisaties de private huurmarkt zeer goed kennen. Zij kennen dan ook de noden en bekommernissen van hun leden, en zijn het best geplaatst om hen te informeren en te sensibiliseren. Maar wat ik vooral wil, is dat ons antidiscriminatiebeleid zorgt voor een langdurige gedragswijziging in de hoofden van mensen, niet voor een kortstondige tik op de vingers. We willen geen flitspaaleffect. Ook daarom is zelfregulering belangrijk. Sectororganisaties hebben draagvlak bij hun leden en zijn bijzonder goed geplaatste partners om een duurzame gedragswijziging mee te helpen realiseren. We zetten dan ook bewust het beleid verder dat tijdens de vorige legislatuur, met het actieplan Vlaams antidiscriminatiebeleid op de private huurmarkt werd geïnitieerd.
In de convenanten die afgesloten zijn met de sectororganisaties, de Verenigde Eigenaars, de Eigenaarsbond en de Confederatie van Immobiliënberoepen (CIB) Vlaanderen, hebben zij zich ertoe geëngageerd om hun leden te informeren, te sensibiliseren en te empoweren rond de problematiek van discriminatie. En dat is geen vrijgeleide: we zien dat de betrokken organisaties die engagementen ook effectief omzetten in daadkracht. De koepelorganisaties informeren hun leden over het geldende regelgevend kader, zowel individueel als collectief; stellen modeldocumenten ter beschikking; ontwikkelen nieuwe applicaties; organiseren vormingen enzovoort.
Het VUB-onderzoek beveelt bijvoorbeeld aan om werk te maken van training en opleiding van makelaars, om hen aan te leren hoe ze kunnen omgaan met een discriminerende vraag van een klant. Wel, vandaag gebeurt dat al. CIB Vlaanderen organiseerde al vormingen.
Uit uw vraag leid ik wel een bezorgdheid af over de vraag of we particuliere verhuurders voldoende bereiken. Het is inderdaad zo dat Verenigde Eigenaars en de Eigenaarsbond maar een deel van alle particuliere verhuurders onder hun leden tellen. We hebben in Vlaanderen nu eenmaal geen private huurmarkt met veel grote, professionele verhuurders. De meeste verhuurders zijn particulieren die een of twee woningen op de markt brengen en vaak langdurig verhuren. Dat is een factor waar we altijd rekening mee zullen moeten houden, of we nu kiezen voor een partnerschap met de sectororganisaties of voor een aanpak door de overheid alleen.
Tegelijkertijd speelt ons beleid wel degelijk in op die vaststelling. Het actieplan kent, naast de sectororganisaties, namelijk een belangrijke rol toe aan de lokale besturen. Zij zijn het bestuursniveau dat het dichtst bij de burger staat en dat het meest geschikt is om die talrijke verhuurders over het discriminatieverbod te informeren en te sensibiliseren. De lokale besturen zijn met andere woorden een belangrijke schakel om de duurzame verandering waarover ik het daarnet had, te realiseren. Het is dus niet zo dat we dit overlaten aan de sector alleen.
Bovendien ondersteunen en stimuleren we de lokale besturen hierin vanuit de Vlaamse overheid, onder meer via de IGS-subsidies (intergemeentelijk samenwerkingsverband). Sinds vorig jaar is het een verplichte activiteit voor de 255 deelnemende IGS-gemeenten om een meldpunt voor problematische woonsituaties op te richten, waar minstens meldingen mogelijk moeten zijn over discriminatie op de private huurmarkt. Zij moeten hierover ook actief communiceren en de nodige informatie ter beschikking stellen.
Tot daar mijn antwoord.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Bedankt, minister, ook voor de beterschapswensen, dat apprecieer ik.
We verschillen inderdaad helemaal van mening wat betreft die praktijktesten, maar wat u zegt over de langdurige gedragsverandering die teweeggebracht moet worden, daarin volg ik u wel. En ik volg u ook als u zegt dat de lokale besturen een belangrijke schakel zijn. Ik vind het interessant wat u hebt gezegd over dat meldpunt, dat gaan we zeker van nabij opvolgen.
Over wat u zei over het convenant heb ik een bijkomende vraag. U zei dat er vormingen, trainingen en dergelijke worden georganiseerd, dat er informatie gedeeld en gesensibiliseerd wordt. Dat is op zich heel goed, maar als ik mij niet vergis, zijn die vormingen en trainingen in samenwerking met Unia. Volgende week wordt op de plenaire vergadering het Vlaams Mensenrechteninstituut gestemd en verdwijnt Unia wat betreft de Vlaamse bevoegdheden. Hebt u zicht op wat de impact daarvan gaat zijn op hoe het convenant vandaag wordt uitgerold? Zal dat Vlaams Mensenrechteninstituut de rol van Unia dan overnemen? Is wat er vandaag op poten staat in de strijd tegen discriminatie op de huurmarkt gewaarborgd? Kunt u mij daarin geruststellen?
En een tweede korte bijkomende vraag gaat over de Clee-tool van CIB Vlaanderen (Confederatie van Immobiliënberoepen). Dat is vandaag ook in voege door u, de digitale applicatie. En op basis van wat ik heb begrepen van de parlementaire initiatieven van collega’s in het voorjaar – van mevrouw Sminate, denk ik – stel ik mij de vraag: is die eigenlijk goed vertrokken? In het voorjaar waren daar een honderd vastgoedkantoren bij aangesloten. Er waren ook een tweeduizend woningen, dus dat is zeker niet slecht. Ik overval u misschien met de vraag, dus als u het niet weet, geen probleem. Maar we zijn nu ondertussen zes maanden later, hebt u daar zicht op? Is dat aantal verder gestegen? Is die Clee-tool nog altijd even vlot, gaat hij in stijgende lijn, zoals het leek in het voorjaar bij zijn opstart? Dat interesseert mij ook wel. Alvast bedankt voor uw antwoord.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Collega Moerenhout, wij hebben dit thema, denk ik, al ontelbare keren besproken, zowel hier in de commissie, als in de plenaire vergadering, en ik begin stilaan te vrezen dat we elkaar niet gaan kunnen overtuigen van onze standpunten, behalve dan het feit dat we hetzelfde doel nastreven. Wij zeggen allebei – en ik denk vrijwel iedereen hier in de commissie – dat elk geval van discriminatie er een te veel is. Alleen denken wij dat het middel om dat doel te bereiken anders is.
Ik heb een tijdje geleden over dit thema ook een schriftelijke vraag gesteld en ik was eerlijk gezegd redelijk onder de indruk van het aantal acties dat men de afgelopen maanden heeft ondernomen. De minister heeft het eigenlijk allemaal al gezegd in zijn antwoord: de engagementen die in 2019 zijn aangegaan, die worden wel degelijk allemaal opgevolgd, vooral op het vlak van informatieverstrekking, sensibilisering. Die vormingssessies worden echt wel druk bijgewoond, zowel door private verhuurders als andere. Er zijn webinars die georganiseerd worden, er is informatie te vinden op de website van CIB. Maar ook de tuchtprocedures en sancties die worden opgelegd aan vastgoedmakelaars zijn toegenomen. U hebt het zelf ook aangehaald: de Clee-tool – ik weet nog altijd niet of ik nu ‘klee’- of ‘klie’-tool moet zeggen – is klaar. Die wordt heel vaak gebruikt. Toen ik de vraag stelde, ging het al over tweeduizend woningen. Dat is toch echt wel aanzienlijk.
Ja, ons doel is inderdaad een gedragsverandering te realiseren en daartoe verschillende instrumenten aan te reiken. En het is, denk ik, echt wel duidelijk, naar aanleiding van de antwoorden die we daarover gekregen hebben, dat we dat ook effectief doen. En ik apprecieer ook, collega Moerenhout, dat u in uw antwoord het belang daarvan ook erkent.
De heer Veys heeft het woord.
De Vooruitfractie vond en vindt het nog steeds onbegrijpelijk dat men niet wenst in te zetten op praktijktesten, maar kiest voor zelfregulering.
Minister, u zegt wel dat u het probleem ernstig neemt – het is ook maar normaal dat u dat zegt –, maar ik mis toch wat resultaten. U gelooft niet in praktijktesten. De convenant en het actieplan lopen sinds 2019, maar ik mis wel wat gegevens en resultaten die aangeven dat uw beleid leidt tot minder discriminatie.
Keer op keer zien we vooral in centrumsteden, maar ook in andere steden die wel van goede wil zijn, dat er discriminatie wordt vastgesteld. Als u resultaten zou willen meten van uw beleid, dan zou u dat – dat is een beetje ironisch – via praktijktesten kunnen doen.
Ik verwijs naar het onderzoek van de UGent dat aangeeft dat er een meerderheid van Vlamingen is die geen probleem heeft met praktijktesten. In die zin vind ik dit zeer onbegrijpelijk. Wat ik wel begrijpelijk vind, is dat u daar in uw antwoord zelf niet over begint. Volgens onze informatie kan men wel de naam zien van de kandidaat-huurder. Kunt u dit bevestigen? Als men de naam kan zien van de kandidaat-huurder, kan dat een grond voor discriminatie zijn in veel gevallen. Dat lezen we toch in alle berichtgeving over de praktijktesten. Hoe kan die Clee-tool een instrument zijn om discriminatie op de private huurmarkt tegen te gaan? Dat begrijp ik echt niet. Daarop zou ik graag een duidelijk antwoord willen.
Minister, klopt het dat men de naam van de kandidaat-huurder kan zien? Zo ja, hoe kan dat helpen om discriminatie te bestrijden? Op basis van welke resultaten concludeert u dat uw beleid goed werkt, dat er minder discriminatie zou zijn?
Minister Diependaele heeft het woord.
Mijnheer Veys, beginnend bij uw laatste vraag, als je kijkt naar de praktijktesten die al meer dan een keer in eenzelfde gebied zijn afgenomen, dan zul je nagenoeg altijd een daling zien. Ik durf niet met zekerheid te stellen dat het echt overal is, maar meestal zie je een daling in het aantal discriminaties. Dat is een van de zaken die de onderzoekers één of twee jaar geleden hebben gezegd, namelijk dat het een zekere gedragsbeïnvloeding heeft, maar daarom nog geen discriminatie uitsluit.
Vorige week was de Week tegen armoede. Vorige week maandag heb ik het Netwerk tegen Armoede ontvangen op mijn kabinet en we hebben een paar uur gepraat. Een van de verhalen die daar naar boven kwam, was dat het nu wel lukt omdat men die praktijktesten vreest, maar dat het absoluut nog niet zeker is dat die mensen gemakkelijker aan een contract komen. Dat is een van de zaken waarvoor de onderzoekers en ook ik altijd hebben gewaarschuwd, dat mensen en kantoren zich gaan organiseren op die test, maar dat je daarom nog geen wezenlijke verandering hebt bijgebracht in de huurmarkt, en mensen boven zichzelf laat uitgroeien om te zorgen dat ze wel een overeenkomst aangaan met iemand met een vreemde achternaam.
In die zin gaat de Clee-tool niet ver genoeg omdat de naam zichtbaar is. Daar zijn we het helemaal mee eens. Het is wel een instrument dat objectief weergeeft wat de parameters zijn van de kandidaat-huurder. Wat verdient hij? Hoeveel kinderen heeft hij? Dat zijn kenmerken voor een verhuurder om zich objectiever op te kunnen baseren.
Ik heb altijd gezegd dat dit verder zou mogen gaan. Op dit moment zijn er al meer dan honderd vastgoedkantoren bij aangesloten, dus in die zin is dat wel degelijk een groeiend verhaal. Precieze cijfers heb ik daarover niet.
Mevrouw Moerenhout had nog een vraag over de samenwerking met Unia. Voor het meldpunt wordt er wel samengewerkt, voor de vormingen niet, denk ik. Het is een zeer terechte bemerking, maar ik kan u niet uit het hoofd zeggen of dit al is meegenomen in de omvorming van minister Somers naar het nieuw Vlaams Mensenrechteninstituut. Het is natuurlijk wel de bedoeling dat ze dezelfde dienstverlening doen. Dat zou er dan ook moeten in zitten.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Mevrouw Sminate, het klopt, we hebben inderdaad een tegengestelde mening over de correspondentietesten. Recentelijk is er nog een onderzoek verricht door de VUB en de UGent, waaruit blijkt dat de meerderheid van de bevolking geen problemen heeft met zulke testen. Er is dus een draagvlak. Als we zien dat stad na stad die testen invoert – nu ook Kortrijk –, dan is het jammer dat de Vlaamse Regering niet volgt.
Waar we het wel over eens zijn, is dat we hetzelfde doel nastreven. Vanuit die optiek wil ik de convenant en de Clee-tool alle kansen geven. Het is wel jammer te horen dat er nog geen gesprek is geweest bij het Vlaams Mensenrechteninstituut en dat er nog geen zekerheid is dat die trainingen en vormingen kunnen worden voortgezet. Dat lijkt me van groot belang. Ik zal deze kwestie meenemen en aankaarten bij minister Somers. Aangezien er volgende week over het Vlaams Mensenrechteninstituut wordt gestemd – het treedt op 1 januari in werking –, is het toch redelijk dringend.
De Clee-tool wil ik alle kansen geven. Ik was onder de indruk van het aantal vastgoedkantoren dat er al bij aangesloten is. Ik was er niet van op de hoogte dat de naam daar opstond omdat u dat in voorgaande parlementaire initiatieven nooit hebt vermeld. Dat is natuurlijk wel een heikel punt. Het is ook wat verontrustend omdat de Clee-tool net bedoeld was om te uniformiseren en te objectiveren. Het inkomen staat ernaast. Het heeft een goede start gehad, het is interessant om dit goed op te volgen en hopelijk kan het de verontrusting wegnemen in de komende maanden en het komende jaar bij de evaluatie van die tool.
De vraag om uitleg is afgehandeld.