Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, zoals u weet gaat het een beetje traag. Dat vindt u waarschijnlijk ook. Er wordt onvoldoende sociaal woonpatrimonium bijgebouwd. Vorig jaar zijn er 664 eenheden voor 300 gemeenten bijgekomen. Gemiddeld bekeken zijn dat er twee per gemeente. U weet dat ik daar anders over denk. Als de ruimte schaars is, moeten we misschien niet altijd bijbouwen en kunnen de nieuwe maatschappijen op termijn ook meer doen in een huurformule. Onafgezien daarvan, zolang de regelgeving is wat ze is, heb ik volgende vragen voor u.
Het Vlaams woonbeleid wil het sociaal woonaanbod versneld uitbreiden en geografisch spreiden. Het legde daarom in 2009 elke gemeente een bindend sociaal objectief (BSO) op voor de periode tot 2025. De lokale besturen worden geacht zelf concrete initiatieven te nemen om tijdig dit BSO te behalen. Evenwel zijn niet zij de actor maar wel de sociale huisvestingsmaatschappij. Meer dan de helft van de gemeenten blijkt hierin niet te slagen. Nochtans staat tegenover deze verplichting voor gemeenten het engagement van het Vlaams woonbeleid om de sociale woningen effectief te financieren. Er worden er dus te weinig gebouwd en de budgetten geraken niet op. U neemt daarvoor nieuwe initiatieven om private partners te betrekken. Ook daar wacht ik op een definitief kader.
Op 29 juni kondigde u dan nieuwe maatregelen aan om private ondernemingen te betrekken bij het realiseren van het sociaal woonaanbod. Concreet wil de Vlaamse Regering inzetten op gemengde projecten. Minimaal een derde van het woonproject moet bestaan uit sociale woningen, een derde moet worden ingevuld door betaalbare huurwoningen en het laatste deel is vrij in te vullen door de private initiatiefnemer.
Dat deze maatregel genomen wordt, is alvast een stap in de goede richting. Maar het systeem botst volgens mij duidelijk op zijn grenzen. Er is ook te weinig grond. Er moet een globaal plan komen dat de betaalbaarheid van wonen hoog op de agenda zet en dus ook alle facetten van betaalbaar wonen onder de loep neemt, zeker nu er 180.000 wachtenden zijn.
De looptijd voor het bouwen van sociale woningen is enorm lang, soms tot zeven jaar. We hebben inspraak en we hebben ook rechtspraak. Het vergunningenbeleid is vaak een stok in de wielen voor zij die willen bouwen. Mensen zien niet graag grote ontwikkelingen in hun buurt. Ze vrezen voor de mobiliteit, ze vrezen wateroverlast en ze houden ook vast aan de nog schaarse open ruimte. Ik riep al eerder op om samen te zitten met minister Demir, om een soort kader en woonplan te maken om sneller een aanbod te realiseren, niet alleen inzake sociaal wonen maar ook inzake betaalbaar wonen.
Minister, zat u reeds samen met minister Demir om dit vergunningenbeleid onder de loep te nemen? Zo ja, wat waren de conclusies? Welke maatregelen zult u nemen om de looptijd voor de bouw van sociale woningen te verkorten? Op welke manier zult u de lokale besturen verder stimuleren om het vooropgestelde BSO te halen?
Minister Diependaele heeft het woord.
Mevrouw Van Volcem, dank u wel voor uw vragen. Het is een zeer begrijpelijke vraag want we zitten inderdaad met een vertraging in de bouw van sociale woningen. Dat heeft met heel veel zaken te maken, waaronder vergunningen.
Ik zit natuurlijk heel veel samen met minister Demir maar op dit moment wachten we nog het resultaat van een onderzoek af. Ik gaf opdracht aan het Steunpunt Wonen om een uitgebreid onderzoek te voeren naar de doorlooptijden bij sociale woonprojecten. Dit onderzoek omvat naast een analyse van de beschikbare gegevens in het projectportaal een uitgebreide bevraging van de huisvestingsmaatschappijen en de gemeenten. De resultaten van dit onderzoek worden verwacht eind dit jaar. Nadien zal er een overleg worden ingepland met mijn collega bevoegd voor omgevingsvergunningen.
Ik heb intussen al een aantal maatregelen genomen om de looptijd voor de bouw van sociale woningen te verkorten.
De huisvestingsmaatschappijen gaven aan dat de programmatieprocedure van nieuwbouwprojecten een vertragende factor is. De beoordelingscommissie die onder andere de projecten op de meerjarenplanning of op kortetermijnplanning plaatste, kwam drie keer per jaar samen. Dit gaf een bottleneckeffect. Daarom gebeuren sinds juli 2021 deze toewijzingen wekelijks door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW). De beoordelingscommissie blijft drie keer per jaar samenkomen om het geheel te monitoren.
Daarnaast gaf ik de opdracht om een raamcontract ‘Design and Build’ te ontwikkelen voor de bouw van appartementen. Het gebruik van dit raamcontract bespaart de sociale huisvestingsmaatschappij (SHM) veel tijd in de bouw van bijkomende woningen. Dit is gepubliceerd in december 2021 en de afsluiting van het raamcontract is voorzien in december 2022.
Tevens gaf ik op vraag van de bouwsector de opdracht om de jaarlijkse CBO-oproep (Constructieve Benadering Overheidsopdrachten) te intensifiëren naar twee keer per jaar. Dit jaar vindt die oproep twee keer plaats.
Bijkomend liet ik de ontwerprichtlijnen en de simulatietabel aanpassen en maakte ik een verhoging van het leningplafond mogelijk. Deze aanpassingen werden van kracht begin dit jaar. In de ontwerpleidraad werden onder andere kamerwoningen mogelijk gemaakt, de simulatietabel werd aangepast met betrekking tot de indexering van de eenheidsprijzen, er was de aanpassing van de vierkantemeterprijzen en de toepassing van een algemene prijsstijging en de prijscoëfficiënt werd verhoogd voor centrumsteden, Vlabinvest en invulbouw.
De SHM’s gaven aan nood te hebben aan een voorbeeldbestek ‘Design and Build’. Dit werd op mijn vraag in juli dit jaar gepubliceerd op de website van de VMSW.
Om innovatie te stimuleren liet ik in augustus dit jaar een oproep innovatieve projecten publiceren. Deze projecten kunnen afwijken van de ontwerprichtlijnen van de VMSW en kunnen een subsidie verkrijgen naargelang hun graad van innovatie. Projecten kunnen tot 4 november worden ingediend. Ook dit maakt een verkorting van de procedure mogelijk.
De VMSW organiseerde op mijn vraag in mei dit jaar een intervisie projectontwikkeling waarbij onder andere alternatieve manieren werden besproken om projecten te ontwikkelen.
Momenteel is de voortgangstoets 2022 lopende. Zoals u weet, worden tijdens deze procedure gemeenten ingedeeld in categorieën. Tijdens de voortgangstoets worden gemeenten in de eerste plaats ingedeeld in categorie 1 of 2. Gemeenten worden in categorie 1 ingedeeld als ze het opgelegde groeipad volgen en dus minstens een bepaald percentage van hun te realiseren BSO al gerealiseerd of gepland is. Dit percentage stijgt naarmate we dichter bij 2025 komen. Op basis van deze toets – de toestand eind 2021 – werden 165 gemeenten ingedeeld in categorie 1. 81 Vlaamse gemeenten hebben het BSO volledig bereikt, van 84 gemeenten wordt verwacht dat ze het BSO zullen halen als ze dezelfde inspanningen blijven leveren.
Vervolgens krijgen de gemeenten die zijn ingedeeld in categorie 2 nu de kans om in een plan van aanpak toe te lichten welke inspanningen ze zullen leveren om hun BSO te bereiken. Gemeenten waarvan dit plan van aanpak positief zal worden beoordeeld, zullen worden ingedeeld in categorie 2A, de anderen in categorie 2B. De gemeenten in categorie 2B zijn dus de gemeenten die onvoldoende inspanningen leveren om hun BSO te bereiken. Bij de vorige voortgangstoets werden 13 gemeenten ingedeeld in categorie 2B.
Vooraleer de Vlaamse Regering aan deze gemeenten sancties oplegt, wordt met elk van die gemeenten een begeleidingsgesprek gevoerd om toch nog te komen tot een samenwerkingsovereenkomst met een of meer sociale woonorganisaties in functie van het realiseren van het BSO. De begeleidingsgesprekken in het kader van de vorige voortgangstoets met de 13 2B-gemeenten zijn vlot verlopen en hebben ertoe geleid dat alle gemeenten een samenwerkingsovereenkomst hebben afgesloten. Bijkomende maatregelen waren dus toen alleszins niet aan de orde. Maar het klopt dat er nog een groot aantal gemeenten bijkomende inspanningen moeten leveren om hun BSO te behalen.
Ik deel uw ambitie dat zoveel mogelijk gemeenten hun BSO zouden moeten behalen. Alleen ben ik er niet van overtuigd dat sanctionerende maatregelen, zoals een activeringstoezicht of financiële sancties ook maar één bijkomende sociale woning zullen opleveren.
Ik denk ook niet dat er sprake is van manifeste onwil – waarschijnlijk zijn er uitzonderingen, maar over het algemeen is dat niet het geval – om bijkomende sociale woningen te realiseren. Want dat is toch wel één van de belangrijke resultaten van het BSO: uit een evaluatie van de procedure blijkt dat in 293 van de 300 Vlaamse gemeenten, of 98 procent, een bijkomend sociaal woonaanbod is gepland. De doelstelling om in alle gemeenten bijkomend sociaal huuraanbod en dus spreiding te realiseren zal dus, zoals het er nu naar uitziet, zo goed als volledig worden behaald.
In de bevraging geven twee op drie respondenten aan dat het BSO heeft gezorgd voor meer aandacht voor het lokaal sociaal woonbeleid. En ongeveer de helft van de bevraagden geeft aan dat het systeem van benchmarking via de voortgangstoets en bijhorende indeling in categorieën de gemeenten ertoe heeft aangezet meer initiatieven te nemen. Met het oog op het nieuwe BSO 2026-2035 denk ik dat het van belang is om na te denken over hoe we dit verder kunnen versterken.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, ik dank u voor de cijfers die u hebt gegeven. Er wordt wel eens gezegd dat velen hun best niet doen, maar mocht iedereen 98 procent halen, dan zou dat een stap in de goede richting zijn. Er moet wel een groot onderscheid worden gemaakt tussen wat er wordt gepland en wat er wordt gerealiseerd. Het is net daar dat het schoentje knelt.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, dat de sociale woningmarkt in brand staat, dat weten we helaas al langer. U kent ons standpunt, we zijn niet de grote voorstander van het blijven en blijven bijbouwen van sociale woningen, maar wensen dat er nu meer en beter wordt ingezet op het renoveren van de bestaande sociale woningen, alsook dat dergelijke woningen worden toegewezen aan mensen die er ook werkelijk nood aan hebben. We zijn ervan overtuigd dat onze mensen in nood voorrang moeten krijgen op bijvoorbeeld vreemdelingen die hier nog nooit een dag hebben gewerkt.
Minister, we zijn realistisch. U kunt niet opeens duizenden sociale woningen uit uw hoed toveren, ondanks het gigantische budget dat u voorhanden hebt. U zou echter wel een beetje creatiever kunnen zijn, zoals bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat er meer mensen een beroep kunnen doen op de Vlaamse huurpremie. Zowel belangengroepen van private eigenaars als van huurders pleiten hiervoor. U hebt er in het verleden al uitspraken over gedaan, maar ik wil toch nog eens polsen of uw mening hierover al veranderd is.
Mevrouw Smeyers heeft het woord.
Ik dank u, minister, voor uw antwoord op een interessante vraag. Wat de voortgang van het bindend sociaal objectief (BSO) betreft, kan ik akkoord gaan met mevrouw Van Volcem. Als 98 percent van alle Vlaamse steden en gemeenten het vereiste sociale woningen haalt, mogen wij eigenlijk relatief tevreden zijn. We moeten niet juichen. Wij weten dat er een tekort is en dat het aanbod moet vergroten. Maar u zegt terecht ook dat wij in dialoog moeten gaan met steden en gemeenten. Echt sanctionerend optreden helpt niet. Enerzijds zitten wij met het vergunningenbeleid, en anderzijds ook met het maatschappelijk draagvlak. Ik ben zelf schepen van wonen in een centrumstad. Ik weet hoe het zit met het maatschappelijk draagvlak ten aanzien van sociale woningen. Maar ik acht het ook niet onmogelijk als je in dialoog gaat. Aan bepaalde bezwaren kan er wel wat tegemoet gekomen worden. Het is niet zo dat de mensen totaal tegen sociale woningen zijn, maar er spelen andere elementen, zoals mobiliteit, en het aansnijden van woonuitbreidingsgebieden. Dat laatste is een belangrijk punt waar mensen bezwaar tegen hebben als je woningen wilt bouwen in het buitengebied. Wij zullen misschien de focus meer moeten leggen op inbreiding, inclusie, en renovatie van bestaande woningen. Maar ik acht het niet onmogelijk.
Die 13 hardleerse steden en gemeenten ken ik niet. Maar misschien moet u, zoals u het zelf zegt, daarmee in dialoog gaan in plaats van sanctionerend op te treden. Dat zou toch niet helpen.
Collega Veys heeft het woord.
Ik wil de collega’s waarschuwen niet al te triomfantelijk te zijn over het bindend sociaal objectief. Ik weet nog altijd niet goed waarvoor dat ‘bindend’ staat. De resultaten worden niet afgedwongen. Er zijn amper sancties. De eis om een plan van aanpak te maken, is niet echt een dwingende maatregel. Onder de slechte leerlingen van de klas zien wij ook wel een soort carrousel. De resultaten van de verschillende voortgangsmetingen tonen gemeenten die na een plan van aanpak weg geraken uit de slechte categorie maar enkele jaren later opnieuw ondermaats presteren. In tegenstelling met de fractie van Vlaams Belang vind ik dat als je die lange wachtlijsten, van 180.000 gezinnen, je toch niet anders kunt dan concluderen dat je meer en sneller moet bouwen. Een budget van een miljard euro dat niet opgeraakt, maakt dat mogelijk.
Minister, u zegt dat er meer in dialoog moet gegaan worden met de gemeenten. U bent daar nogal voorzichtig in. Er is een taskforce voor de procedure. Hebt u al stappen gezet om die gemeenten aan te spreken via de VVSG (Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten)? Hoe draagt u actief bij tot de creatie van meer draagvlak bij die gemeenten? Als Vooruit vinden wij dat een belangrijke taak.
Minister Diependaele heeft het woord.
De aanvullende vragen tonen dat wij hier allen op dezelfde lijn zitten. Wij hebben meer sociale woningen nodig. Met de Vlaamse overheid proberen wij zoveel mogelijk te realiseren. Wij doen die hervorming enzovoort. Zoals daarnet al bleek, is de ruimtelijke ordening een belangrijk aspect en daarvoor zijn de gemeenten bevoegd. Mevrouw Blancquaert, er zijn 2 dingen die wij tegelijkertijd doen. Wij breiden enerzijds het aanbod uit, wij zetten erop in dat die sociale woningen er komen. Voorts zorgen wij ervoor dat die sociale woningen terechtkomen bij de mensen die het nodig hebben. Ook daarop heb ik al veel kritiek gekregen. Maar ik sta heel hard achter buitenlands eigendomsonderzoek enzovoort. Op 1 januari 2023 gaat er ook een verhoogd taalniveau in werking, met de verplichting zich in te schrijven bij de VDAB en dergelijke meer. Die 2 aspecten zijn van belang.
Mijnheer Veys, u vraagt van waar de bindende vereiste komt. Ik ben het niet helemaal zeker maar ik denk dat de intenties daarvan heel terecht waren. Men wilde effectief de lokale besturen onder druk zetten om daarin hun verantwoordelijkheid op te nemen. Ik denk dat het mevrouw Van den Bossche is geweest die daarmee begonnen is. De intentie daarvan was zeker niet slecht. Ik probeer dat vandaag ook in het beleid nog altijd toe te passen. Als de slechtste leerlingen van de klas hun taak niet vervullen, ga ik die actief opvolgen. Ik ga ermee samen zitten om actieplannen uit te werken en dergelijke meer. Ik zit er wel degelijk achter.
Er is nog een vraag over die premie. Dat is natuurlijk een andere vraag. Maar ik denk dat dit geen soelaas brengt. Je moet sowieso altijd inzetten op de uitbreiding van het aanbod. Al de rest, zoals premies en subsidies, hebben ook contraproductieve effecten. Wij moeten de focus blijven leggen op het uitbreiden van het aanbod en op het reserveren van de sociale woningen voor de mensen die er echt recht op hebben en er de grootste nood aan hebben.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Na de oorlog koos het beleid altijd voor bijbouwen en bijbouwen. Maar voor mij is een sociale woning een woning voor iemand die niet in staat is een normale huur te betalen. Voor mij moet een dergelijke woning niet noodzakelijk een nieuwbouwwoning zijn in handen van een socialehuisvestingsmaatschappij. Het belangrijkste is dat er een aanbod is van betaalbare woningen voor zij die een normale huurprijs niet kunnen betalen. Daarom denk ik dat, gelet op de beschikbare ruimte, de tijd is gekomen om het sociaal wonen eens volledig te herdenken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.