Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vraag om uitleg over de situatie van het leerlingenvervoer in het buitengewoon onderwijs bij de start van het nieuwe schooljaar
Vraag om uitleg over het leerlingenvervoer voor het buitengewoon onderwijs
Vraag om uitleg over het leerlingenvervoer buitengewoon onderwijs
Verslag
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, in dit parlement hebben we het voorbije schooljaar sterk gepleit voor een betere busverbinding voor kinderen in het bijzonder onderwijs. U hebt vorig jaar reeds verschillende malen gezegd dat u van de aanpak van dit probleem werk ging maken. Bij de start van het nieuwe schooljaar communiceerde u samen met De Lijn dat er voor 96 procent van de leerlingen een oplossing is gevonden.
Vorig jaar werd het budget voor busverbindingen opgetrokken met 26,5 miljoen euro. Samen met de 70 miljoen euro die al in het gewone budget van Mobiliteit zat en samen met de 30 miljoen aan busbegeleiding via het budget van Onderwijs zitten we nu ongeveer aan een jaarlijks budget van 130 miljoen euro om de verderzetting van het beleid uit te voeren. Dat heeft nog steeds tot doelstelling om leerlingen niet langer dan 90 minuten op de bus te laten zitten.
Minister, bij de start van het nieuwe schooljaar zegt u nu dat er 96 procent van de leerlingen uit het buitengewoon onderwijs maximaal anderhalf uur op de bus naar school zit, maar lange ritten blijven dus nog altijd bestaan. Uit de persberichten begrijpen we dat voor 32.952 leerlingen de reistijd onder de 90 minuten werd gebracht, maar voor nog iets meer dan 1300 leerlingen is er nog altijd geen oplossing. Vaak ligt dit aan de specifieke zorgnood, het aanbod van de school of de lange afstanden.
De cijfers zijn dus veel beter dan vorig schooljaar, maar nog steeds blijven meer dan 1000 kinderen met een traject langer dan 90 minuten opgezadeld. Ik begrijp ook uit de berichten dat er eind september een evaluatie komt en een aanpassing.
Minister, hoe evalueert u deze resultaten?
Welke aanpassingen zult u doen om het busvervoer voor kinderen uit het buitengewoon onderwijs verder te verbeteren?
De heer Verheyden heeft het woord.
Minister, collega’s, het probleem inzake de lange reistijden voor leerlingen in het buitengewoon onderwijs sleept al lang aan. Na tal van schrijnende getuigenissen, parlementaire vragen en debatten maakte de Vlaamse Regering vorig schooljaar eindelijk extra budgetten vrij om de reistijden terug te dringen. De minister voorzag ook voor dit schooljaar een extra bedrag van 26,6 miljoen euro. Dat zou berekend zijn op basis van een inschatting van De Lijn met als principe dat kinderen niet meer dan 90 minuten op de bus zouden mogen zitten. De operationele uitrol van de verbeterde dienstverlening werd ook bij De Lijn gelegd. De scholen zouden een beroep kunnen doen op het aanbod en De Lijn was in overleg met de scholen over de organisatie van dit schooljaar. De Lijn zou alles ook monitoren. De minister zei wel dat men eerder keek naar grotere bussen om minder personeel te moeten inzetten, minder buschauffeurs en minder busbegeleiders. Maar waar dat niet kan, zou er toch gefocust worden op kleinere bussen.
In een recent persbericht stelt De lijn nu dat voor meer dan 32.952 leerlingen de reistijd onder de 90 minuten werd gebracht. Dat is inderdaad 96 procent van alle kinderen die een beroep doen op de dienst. Voor dit schooljaar 2022-2023 zijn al 38.500 stopplaatsen geregistreerd tegenover 35.500 vorig jaar. Voor iets meer dan 1300 leerlingen is die puzzel nog niet gelegd, of is het niet mogelijk om een rit van maximaal 90 minuten te plannen, bijvoorbeeld omdat de leerling te ver van de school woont, liet het kabinet toen weten. Eind september zouden inderdaad nieuwe ritten worden ingepland en ook na iedere schoolvakantie zouden de ritten worden herbekeken.
Uit informatie die ik ontvang, blijkt inderdaad dat voor bepaalde scholen de problemen nog steeds groot blijven. Een school meldt bijvoorbeeld in de communicatie aan de ouders dat sommige ouders/leefgroepen te maken krijgen met het feit dat hun kinderen niet worden opgehaald. Gelukkig is dat een minderheid, maar het zou niet mogen, laat de school weten. De oorzaak van het probleem blijkt een tekort aan chauffeurs en busbegeleiders, zo is te lezen in dezelfde communicatie. Verschillende busbegeleiders zouden ontslag hebben genomen wegens de vermindering van het aantal uren.
Ook in de media werd er al melding van gemaakt dat de vermindering van het aantal uren inderdaad een probleem vormt voor busbegeleiders die hun inkomen verminderd zien. Een oplossing voor dat probleem was niet evident. U hebt hier blijkbaar toch tien miljoen euro voor voorzien naar aanleiding van een werkgroep die voor deze zomer werd opgestart en bezig was met het probleem. Ondanks de bijkomende middelen en inzet blijven toch nog voor meer dan 1300 leerlingen de dagelijkse schoolritten niet binnen de vooropgestelde reistijd vallen.
Minister, welke bijkomende initiatieven zult u nemen opdat ook deze kinderen een beroep kunnen doen op vervoer én dit binnen de vooropgestelde reistijd van 90 minuten?
Kan de extra inzet van kleinere busjes of taxi’s desgevallend bijdragen aan een oplossing?
Ook een reistijd van 90 minuten is voor een deel van de kinderen, vooral kinderen met een zware handicap, al problematisch lang. Hoe wordt hiermee omgegaan en welke oplossingen worden hun aangereikt?
Minister, volstaat het huidige budget om alle leerlingen van het buitengewoon onderwijs op een treffelijke en menswaardige manier naar school te brengen?
Inzake de monitoring: kunt u meedelen wat de verbetering is van de gemiddelde reistijd in vergelijking met vorig schooljaar? Met welke frequentie zal er de komende periode gemonitord en geëvalueerd worden?
Welke oplossingen denkt u te kunnen voorzien voor het inkomensprobleem van de busbegeleiders die hun inkomen fors verminderd zien ingevolge de ingekorte rijtijden? Welke resultaten worden door de werkgroep gesuggereerd?
Welke verbetering van de situatie acht u deze legislatuur nog te kunnen realiseren?
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Sinds in september 2021 de aandacht voor de problematiek van de veel te lange busritten voor leerlingen uit het buitengewoon onderwijs opnieuw toenam, wordt er reikhalzend uitgekeken naar een oplossing voor deze problematiek. Minister, u trok het dossier naar u toe en u beloofde een conceptnota voor een spoedige en duurzame oplossing. Op de laatste ministerraad voor het zomerreces stelde u de conceptnota ‘Naar een nieuw concept woon-schoolverplaatsingen in het buitengewoon onderwijs’ voor.
Het leerlingenvervoer voor het buitengewoon onderwijs zal volgens deze nota nog steeds vertrekken van het recht op ondersteuning voor de woon-schoolverplaatsingen voor het kind en zijn omgeving. Nieuw – en volgens ons zeer positief – is dat dit recht op verschillende manieren vorm kan krijgen, met een focus op zelfredzaamheid en zorgnood. Een systeem van indicatiestelling zal daarbij het aangewezen traject op maat bepalen. Daarnaast wordt er ook ingezet op bijkomende omkadering, zoals gemeenschappelijke opstapplaatsen, opvang, ondersteuning, enzovoort. Ten slotte zou er de mogelijkheid zijn om de nood regelmatig te herevalueren.
Dit roept uiteraard allemaal heel concrete vragen op, maar gezien de gelopen proefprojecten en de ervaringen die we daaruit opgedaan hebben, zijn mijn vragen toch vooral gericht naar de timing van uitvoering.
Minister, kunt u meer duidelijkheid geven over de verdere timing rond de aanstelling van de coördinator die u benoemt, rond de externe ondersteuning die aangekondigd is en de verder te onderzoeken vragen, rond de voorstelling van het stappenplan en rond het sensibiliseringstraject: hoe zal input van de betrokkenen worden geleverd? Zullen wij deze input ook te zien krijgen?
Hoe wordt de opvolging gedaan vanaf het moment dat leerlingen een bepaald vervoersmiddel aanbevolen gekregen hebben?
Er wordt gesproken over de evaluaties. Hoe mogen we dat precies begrijpen? Bijvoorbeeld ten laste van wie zullen deze evaluaties komen? En hoe flexibel zal dat systeem zijn in de loop van een schooljaar of per schooljaar? Hoe ziet u dat praktisch? Hoe vermijden we daar dan vooral ook overbodige planlast?
De heer Bex heeft het woord.
Minister, ik sluit me ook graag aan bij de vragen van de collega’s, vragen die hier breed leven in de commissie. Getuige daarvan is de resolutie die tijdens de plenaire vergadering van 25 november 2021 goedgekeurd werd.
De collega’s zeiden het al dat vandaag voor een 1360 leerlingen de busrit nog steeds langer is dan 3 uur per dag. Dat is een verbetering ten opzichte van de 5500 van het vorige schooljaar, maar dat blijft natuurlijk nog altijd problematisch. Minister, in die zin is mijn eerste vraag: op welke manier kijkt u naar de actuele stand van zaken? Volstaan de extra middelen die u voorzien hebt om de resterende 1360 leerlingen naar een korter traject te helpen?
Tegelijk hebben we inderdaad gezien dat er door het verkorten van de ritten een aantal begeleiders afhaken. Minister, hoeveel scholen melden u op dit moment dat er op dit vlak nog steeds een probleem is? Wordt er, zoals wettelijk voorzien, steeds een leerlingenbegeleider voorzien als er meer dan zeven kinderen met een busje vervoerd worden? Welke initiatieven verwacht u op dat vlak van de minister van Onderwijs? Die heeft daar toch ook een belangrijke verantwoordelijkheid in.
Tot slot, ik heb u ook bij de Septemberklaring gevraagd of er toch wel degelijk een systeemverandering komt. Want we zijn het erover eens dat wat u nu aan het doen bent, eigenlijk een noodoplossing is. Op basis van die proefprojecten waren er inderdaad al heel wat goede voorbeelden van hoe we het systeem ten gronde zouden kunnen aanpakken. Die conceptnota is er nu inderdaad. Maar ik zou toch inderdaad graag wat meer duidelijkheid krijgen over de timing waarmee u al die goede voornemens in de praktijk wilt brengen. Daar was ook heel veel samenwerking nodig met andere departementen, andere ministers dacht ik. Hoe ziet u dat? Wanneer mogen we echt een grondige hervorming van dit systeem verwachten?
Minister Peeters heeft het woord.
Collega’s, het zijn inderdaad heel wat terechte vragen en bekommernissen. Het leerlingenvervoer in het bijzonder onderwijs ligt ons allemaal nauw aan het hart, zeker als we de schrijnende toestanden de voorbije periode her en der gezien hebben. Daar wil niemand verantwoordelijk voor zijn. Het is dus zeker belangrijk om dat nauw te blijven opvolgen.
‘First things first’. Het goede nieuws: u weet dat we bij de Septemberverklaring aangekondigd hebben dat er extra middelen vanuit de algemene middelen overgeheveld worden om dat leerlingenvervoer te kunnen organiseren. Dat gaat niet alleen over extra middelen om de bussen te laten rijden – specifiek wat mijn departement betreft 25 miljoen euro extra tot en met 2027 –, maar ook voor de busbegeleiding – dat zit dan bij het Departement Onderwijs – komt er 10 miljoen euro extra. Die extra middelen zijn zeker absoluut noodzakelijk.
Een tweede positief aspect waar jullie al naar verwezen, is dat we inderdaad met de Vlaamse Regering op 7 juli ook de conceptnota goedgekeurd hebben waarmee we nu verder aan de slag gaan, waarbij de neuzen in dezelfde richting staan om een en ander toekomstgericht te veranderen voor de hele organisatie van dat leerlingenvervoer.
Ik wil ook nog even duiden. Jullie weten allemaal: als het inzake leerlingenvervoer bijzonder onderwijs gaat over regelgeving, busbegeleiding en de subsidies voor het individueel vervoer, dan wordt dat allemaal geregeld via het departement Onderwijs. Mijn Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW), specifiek De Lijn, staat in voor het vervoer. De mensen van De Lijn hebben heel nauw contact met ons en met onder meer de verschillende onderwijsinstellingen om de match te maken tussen enerzijds de vragen die er zijn van de individuele kinderen en anderzijds het uitstippelen van de reisroutes, zodat dat zo optimaal mogelijk verloopt.
U weet ook – dat moet ook meegenomen worden in het hele plaatje – dat initieel heel de organisatie van het plannen van de reisritten en het matchen van vraag en aanbod overgeheveld zou worden naar het departement MOW in het kader van basisbereikbaarheid en het vervoer op maat. Wel, we hebben nu tegen De Lijn gezegd dat dat ten minste tot en met 2024 allemaal bij De Lijn blijft en dat ze zich moeten herorganiseren en ervoor moeten zorgen dat er voldoende mensen zijn, zodat we zo snel mogelijk komaf kunnen maken met die schrijnende toestanden.
Ten tweede, we willen ook duidelijk de evolutie meegeven in het hele leerlingenvervoer. Het is een continu proces dat iedere dag verandert. We horen hier percentages, cijfers, het aantal ritten, enzovoort. U zult begrijpen dat dat sowieso een heel complexe puzzel is. Maar als ik specifiek kijk naar de cijfers: op het einde van het schooljaar 2021-2022, juni 2022, hadden we als opdracht om vervoer te voorzien voor specifiek 34.196 leerlingen in het buitengewoon onderwijs. Dat was de boodschap in juni 2022. Dat gaat dan over de unieke leerlingen. Sommigen zullen zeggen dat ze hier schriftelijke vragen of cijfers uit het verleden hebben en dan ging het over een hoger cijfer: 38.208. Wat is het verschil in die twee cijfers? Enerzijds zijn er de unieke leerlingen: 34.196. Daarnaast hebben we een aantal opstapplaatsen die in het Smartourprogramma opgenomen moeten worden: 38.208. U weet dat kinderen uit samengestelde gezinnen, kinderen die soms naar de grootouders gaan, soms meerdere adressen doorgeven. Daarom is er dat verschil in de cijfers. Als ik dan kijk naar de cijfers die we in september 2022 hadden, dan was dat niet inzake unieke leerlingen 34.196, maar al 38.651, met name 4455 leerlingen extra waarvoor het vervoer geregeld moet worden.
Het aantal opstapplaatsen is ook gestegen van 38.208 naar 44.642. Dit duid ik even vooraf om aan te geven dat het een puzzel is die continu verandert. Tegelijk weten jullie dat het aantal leerlingen in het buitengewoon onderwijs ook continu stijgt.
Specifiek over de ritten geef ik mee dat in 2016 om en bij de 1622 ritten gereden moesten worden. Waarom zeg ik 2016? Toen is bepaald dat er 70 miljoen euro ter beschikking gesteld werd aan De Lijn voor het regelen van het busvervoer. Intussen is die 70 miljoen euro geïndexeerd en zitten we aan 74 miljoen euro. Vandaag zitten we aan 2179 ritten. Meer kinderen betekent dus natuurlijk ook meer ritten. Dat hele proces verandert continu. Er zijn ook kinderen die van school veranderen. Dat is een enorm kluwen. Maar die complexiteit neemt natuurlijk niet weg dat we onze verantwoordelijkheid moeten nemen en dat we ook oplossingen moeten zoeken en ervoor moeten zorgen dat al die kinderen, de meest kwetsbaren in de maatschappij, zeker niet ellenlang op die bussen zitten.
Mijnheer Bex, mijnheer Veheyden en mevrouw Fournier, jullie vragen me allemaal of de extra middelen die we specifiek voor dit schooljaar voorzien hebben, die 26,6 miljoen euro, voldoende zijn. U weet ook dat er tal van uitdagingen op ons afgekomen zijn: de stijging van de energiekosten, de markt die volledig verzadigd is. Als ik praat met onze chauffeurs van de pachters die al deze ritten rijden, dan hoor ik daar continu over de enorme krapte op de arbeidsmarkt. In het kader van de COVID-19-pandemie hebben ze natuurlijk heel wat personeel zien uitvloeien omdat heel de toeristische sector, het hele vrijetijdsreizen stilgevallen was. Vaak gebeurt dat in combinatie met. Zij hebben heel veel chauffeurs zien uitstromen. Anderzijds is nu de vraag veel groter. Kortom: de krapte op de arbeidsmarkt is er tout court. Daarover hebben we het gisteren in de plenaire vergadering nog uitgebreid gehad. Alleszins zien we dat ook heel duidelijk wanneer we alle bestekken in de markt plaatsen om die ritten gereden te krijgen. Midden augustus bleek dat we nog 68 ritten van die 2179 niet gegund konden krijgen. De Lijn heeft dan een noodprocedure om versneld bestekken in de markt te plaatsen en te zorgen dat er een match komt tussen enerzijds het busvervoer en anderzijds de noden die er zijn. Vandaag zitten we nog altijd aan 14 ritten die niet gegund zijn. Dat situeert zich vooral in de Antwerpse regio om de reden dat daar de arbeidskrapte nog groter is. Daar hebben we het gisteren ook opnieuw over gehad. Anderzijds zijn er natuurlijk ook heel veel vragen in de meer verdichte zones. Dat betekent dat vandaag die 14 ritten nog niet gegund zijn. Maar ook daar wordt blijvend op gewerkt. Ik geef nu dus een stand van zaken van vandaag. Dat kan – en hopelijk is dat zo – volgende week weer anders zijn.
Is die 26,6 miljoen euro voldoende? We blijven het allemaal bekijken. Ik hoop ook dat ik binnenkort van De Lijn het totaal financieel plaatje kan krijgen van het vorige schooljaar, maar dan ook tegelijkertijd al van de maand september om dan ook te weten of die raming, die 26,6 miljoen euro die we ingecalculeerd hadden voor het voorbije schooljaar, voldoende is.
Mijnheer Verheyden, u vraagt of er nog een beroep gedaan wordt op minibusjes en taxi’s. In het vorige schooljaar – specifiek januari en februari – konden we die eerste schijf aanwenden. Toen moesten we snel schakelen. Een aantal scholen wilden toen ook niet meegaan. Ze communiceerden toen: ‘Laat ons voor het belang van het kind even vasthouden wat we nu hebben en we zien volgend schooljaar wel.’ Andere zeiden dat ze wel wilden meegaan. Soms waren de afstanden te lang of was het te complex om alle routes overhoop te gooien. Daarom werd dan ook ingezet op de minibusjes en de taxi’s. Maar u zult ook begrijpen dat het op het vlak van efficiëntie en kostprijs sowieso duurder is. Het is voor elke individuele leerlingen misschien fijn en attractief, maar we moeten ook rekening houden met de kostprijzen. Als ik het momenteel heb over de 2179 ritten die nu gegund zijn, dan gaat het over 1996 busritten en 183 taxi’s. De taxi’s kunnen individueel zijn of minibusjes. Dat geeft toch al een oplossing om zo veel mogelijk kinderen binnen de tijdslimiet van onder de 90 minuten te houden. We weten inderdaad dat anderhalf uur nog lang is, maar dat is ook het maximum. Heel wat kinderen zijn minder lang onderweg.
Dan kom ik aan de hertekening van het leerlingenvervoer, onze conceptnota. U weet dat er een conceptnota was in 2015. Er zijn de proefprojecten. We hebben ook de resoluties in het parlement gehad. In de zomer hebben we die conceptnota goedgekeurd, waarbij we opnieuw rekening houden met de complexiteit van heel de oefening, de bijzondere noden van alle leerlingen van heel specifieke onderwijstypes, ook de afstemming, de participatie in het kader van de zorgnoden en de zelfredzaamheid in het belang van de leerlingen – ook daar moeten we zeker alle aandacht aan geven en het zoeken naar voldoende busbegeleiders. In het begin, toen we een oplossing hadden voor de leerlingen, kregen we van heel veel buschauffeurs en busbegeleiders negatieve reacties omdat voor hen minder lang rijden of minder lang als busbegeleider instaan, natuurlijk een financiële aderlating betekent. Dan primeert het belang van het kind natuurlijk, maar voor die mensen was dat zeker ook niet interessant. Ook daar moet men toekomstgericht zeker rekening mee houden. Want als we een te grote uitstroom van busbegeleiders hebben, dan kunnen de bussen natuurlijk ook niet rijden. Dat heeft daar natuurlijk ook een impact. Daarom: we moeten al die elementen meenemen. We hebben de conceptnota nu goedgekeurd, maar voor een aantal facetten – mevrouw Krekels vraagt er vooral op door – heb ik vandaag nog geen finaal antwoord, omdat we nu heel intensief bij De Lijn bezig geweest zijn met het perfect matchen en het inzetten van die middelen, zeker in de drukke maand september. Maar ze hebben alleszins de opdracht om nu snel werk van te maken – niet alleen De Lijn, uiteraard ook het Departement MOW, dat de regierol moet waarnemen – om daar ook echt op in te zetten, zodat we snel de uitrol krijgen richting het faciliteren van de nieuwe regelgeving die uiteraard ook samen met het departement Onderwijs uitgewerkt moet worden.
Er waren een aantal vragen rond het monitoren en de opvolging. Ik kom nog even terug op de cijfers die ik jullie vooraf gegeven heb. Als ik het heb over initieel 34.100 leerlingen eind juni: toen hadden we eigenlijk alles uitgetekend. Dan hadden we voor 96 procent van de leerlingen een oplossing. 96 procent van al die leerlingen zat onder de 90 minuten. Maar dan komen die 4400 leerlingen daar plots bij. Daarmee zaten we nu, eind september, aan 94 procent. Natuurlijk willen we daar het liefst 100 procent. Hoe meer we die 90 minuten nog kunnen drukken, hoe beter. Maar ik denk dat jullie de continue fluctuaties wel allemaal begrijpen.
We moeten ook blijven inzetten op de 14 ritten die nog niet gegund zijn. Dat is nu ad-hocwerk, ook met taxi’s en minibusjes. We horen vanuit de sector dat in november dat hele toeristische seizoen weer voor een stuk terugvalt. Dan komen er meer marges. Dan zullen de pachters, de onderaannemers, ook sneller geneigd zijn om redelijke prijzen te hanteren. We moeten natuurlijk altijd met de prijszetting rekening houden. Als er krapte is, stijgen de prijzen natuurlijk enorm. Men verwacht dat er daar zeker in november meer ruimte gaat zijn. De Lijn doet er alles aan om die 14 openstaande ritten zo snel mogelijk ingevuld te krijgen.
Mevrouw Fournier, wat betreft de evaluatie: De Lijn heeft een eerste analyse van de ritten boven 90 minuten gemaakt. De afstand tussen school en huis is voor 6 procent van de leerlingen zeer hoog: als je gewoon met de auto zou gaan, zou je ook al die 90 minuten, zeker in de piekuren, bereiken. Dat heeft ook heel veel te maken met het beperkte aanbod, dat heel veel scholen volzet zijn en dat men verder naar een onderwijsinstelling moet gaan. Voor die 6 procent is dat sowieso heel moeilijk. Voor kinderen die op 60 tot 70 kilometer afstand van een school wonen, is het moeilijk.
Voor 13 procent van de ritten zijn er problemen omdat er soms nog dubbele tellingen zijn. Ook daar wordt gezocht naar een oplossing. Bij een aantal ritten – dat gaat over 30 procent – vraagt de school op dit ogenblik om het even on hold te laten, om geen bijsturingen meer te doen. Elke rit veranderen betekent natuurlijk ook elke individuele leerling een ander uur van op- of afstappen geven. Die ouders moeten mee zijn. Het is dus een kluwen. Vandaar dat men bij om en bij 30 procent nog hoger zit dan 90 minuten en dat scholen daar zelfs zeggen om dat even te laten, dat het op dit ogenblik aanvaardbaar is – het zal dan bijvoorbeeld gaan over 95 minuten –, kwestie van het even stabiel te houden. Soms vindt men geen extra busbegeleiding om een extra bus in te zetten. Voor 16 procent is men op dit ogenblik nog een bijsturing aan het uitwerken. Als we die gegevens bijeentellen, komen we finaal aan die 6 procent waar het heel moeilijk is om bij te sturen, maar we zorgen er sowieso voor dat de rest bijgewerkt kan worden.
Een aantal collega’s stellen vragen rond het statuut van de busbegeleiders, dat ook vaak repercussies heeft op het al dan niet kunnen uitrijden. Minister Weyts heeft daar ook die 10 miljoen euro extra vanuit de algemene middelen overgeheveld gekregen. Nu, wat betreft het statuut van de busbegeleiders: ook daar moeten we zeker werken aan nieuwe regelgeving, maar ook dat zit specifiek bij het Departement Onderwijs. Ik hoor alleszins van heel veel onderwijsinstellingen dat men de busbegeleiders nog voor tal van taken zou kunnen inschakelen. Natuurlijk is het voor hen ook interessanter om busbegeleider te worden als men een mooi ingevuld programma heeft.
Hoe staat het met de implementatie van de resolutie? We gaan het traject van maatwerk integreren in het aanbod van het collectief vervoer. Dat moet daar volop mee in opgenomen worden. De middelen zijn nu ook extra voorzien. De evaluatie van de pilootprojecten is begin september ook aan de Vlaamse Regering voorgelegd. De conceptnota is midden juli door de Vlaamse Regering goedgekeurd. Er is op dit ogenblik zeker – daar kan ik uit ondervinding spreken, ik hoor het van heel veel scholen, ook van de mensen die intensief bezig zijn binnen De Lijn met het hele proces – een heel sterke synergie, die in het verleden wat weggeëbd was door de overheveling naar het Departement MOW. Maar nu is er opnieuw die heel sterke synergie. We zetten alles op alles om te zorgen voor een sluitende oplossing voor iedereen.
Maar het werk is zeker niet af. We hebben een kentering kunnen teweegbrengen. Het is een probleem dat al decennia aansleept, maar bij iedereen is er de wil en de neuzen staan in dezelfde richting om door de regelgeving aan te passen toekomstgericht tot een meer sluitend maatwerk, een beter verhaal voor alle leerlingen te komen. Onze focus ligt nu de volgende maand nog op het zorgen voor een goede matching.
Tegen eind november willen we de evaluatie met alle betrokken stakeholders doen van wat nog beter kan en tegelijk werken we volop verder aan de conceptnota, waarbij opnieuw centraal staat: het recht op leerlingenvervoer meer verschuiven naar het recht op ondersteuning. Zeker van de zelfredzaamheid moet volop werk gemaakt worden. Het is voor sommige buschauffeurs of busbegeleiders soms tergend dat men klaagt dat men te lang op de bus moet zitten, terwijl men van de bus afstapt en de volgende keer de lijnbus neemt om naar de film te gaan of men neemt de moto om zich op een andere wijze te verplaatsen. Wat de zelfredzaamheid van een aantal betreft: dan heb ik het vaak over de ietwat oudere, bij wie de zelfredzaamheid veel sterker is dan bij andere doelgroepen. Daar moeten we echt wel een kentering maken. Dan is – zoals u terecht zei – de indicatiestelling van groot belang. We moeten echt kijken naar wie echt nood heeft. Daar moeten we maatwerk aanbieden. En waar de zelfredzaamheid hoog is, waar we ook focussen op het onderwijs richting de arbeidsmarkt, daar moeten we zeker ook aandacht voor hebben en kijken in welke mate we daar andere mogelijkheden voorzien, toekomstgericht, zonder nu al te zeggen dat we iemand ook maar iets zouden willen afnemen. Ook dat is een evolutief proces waar we volop aan moeten blijven werken.
Ik hoop dat ik daarmee alle vragen beantwoord heb. Maar we zullen daar nog vaak op terugkomen. Opnieuw: het blijft telkens voortlopen.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, het is eigenlijk een probleem dat al jaren aansleept. U hebt het dossier naar u toegetrokken. Onder impuls van – dat mag ik toch zeggen – de vele commissieleden hier over de partijgrenzen heen is alles een beetje in een stroomversnelling gegaan. Minister, onze felicitaties voor het werk dat u de laatste jaren of het laatste jaar hiervoor gedaan hebt. U hebt eigenlijk op korte termijn heel veel werk verzet en heel veel budget vrijgemaakt.
96 procent is een heel goede score, maar eigenlijk zijn er nog altijd 1300 leerlingen die meer dan 90 minuten op een bus moeten zitten. In naakte cijfers is dat nog altijd heel veel. Het moet maar uw kind zijn dat meer dan 90 minuten op de bus moet zitten.
U hebt een heel uitgebreid antwoord gegeven. Ik heb geen specifieke vragen meer. In uw antwoorden hebt u aangetoond dat u zeker nog extra inspanningen zult doen en zeker zo veel mogelijk gaat zorgen om ook in de andere noden van die 1300 leerlingen te voorzien en hier eventueel, indien mogelijk, ook een oplossing zult zoeken.
Minister, nogmaals onze felicitaties, doe zo voort.
De heer Verheyden heeft het woord.
Minister, ook onze fractie vindt dat u inderdaad al heel wat werk hebt verricht om de situatie te verbeteren. Er zijn inderdaad nog 1300 leerlingen voor wie het beter kan. Ik sluit me daarvoor aan bij mevrouw Fournier. Maar ik denk dat er ook nog een bepaalde groep is – u hebt ze summier even aangehaald – namelijk de kinderen met een zware handicap, voor wie anderhalf uur bijzonder lang is. We moeten er in de eerste plaats naar streven om de 1300 kinderen die nu nog in de problemen zitten, een goed aanbod aan te reiken. Daarna moeten we in tweede instantie bekijken of we de reistijd van die kinderen met een zware handicap nog iets kunnen inkorten. Ik denk daarbij vooral aan maatwerk door het inzetten van taxi’s of kleinere minibussen.
U bent er goed mee bezig. We zullen geïnteresseerd kijken naar de evaluatie die er in november komt, wanneer u met al die stakeholders zult samenzitten. Dit onderwerp zal nog op de agenda komen.
Mijn specifieke vraag over de kinderen met een zware handicap luidt: zult u daarbij blijven inzetten op de meer gerichte aanpak door die kleine minibussen en de taxi’s in te zetten en zo de reistijd alsnog een beetje te verkorten?
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord.
Ik wil nog even inzoomen op de Septemberverklaring. U geeft aan dat er 25 miljoen euro extra wordt gegeven om het vervoer zelf beter te regelen en op een snelle manier in te gaan op de tekorten die er nog zijn.
Ik hoorde u vertellen dat dat voorzien was tot 2027. Geldt dat ook voor de 10 miljoen euro van de busbegeleiders? Is die ook beperkt tot 2027?
Dat is mijn eerste vraag. Waarom vraag ik dat? We hebben nu dit extra geld en ook vorige periode hebben we extra geld voorzien. Maar de hele bedoeling van de pilootprojecten die een aantal jaren geleden werden ingezet was om nog wat efficiëntiewinsten te boeken en om na te gaan in welke mate er budgetvriendelijke maatregelen kunnen worden genomen.
U geeft aan dat er daaraan zal worden gewerkt via die indicatiestellingen. Daar zijn we blij mee. Ik vermoed dat dat nog verder zal worden ontwikkeld wanneer de conceptnota meer uitvoering zal hebben.
U hebt het een paar keer vermeld en ook collega Verheyden heeft er een vermelding over gemaakt: de chauffeurs zijn een belangrijk aspect. U verwees naar de arbeidskrapte. Toevallig heb ik vorige week met een aantal chauffeurs gesproken. Wat efficiëntie betreft, wil ik meegeven dat een chauffeur aangaf dat momenteel een aantal bussen rijden met chauffeur en busbegeleider en slechts één leerling. Die situaties bestaan nog. Dat zou u moeten meenemen in de evaluatie. U zei immers dat er eind november een matching zal gebeuren. Dat zou u zeker moeten meenemen.
We moeten de oefening maken rond het aantrekkelijk houden van het beroep van chauffeur. U gaf zelf aan dat dat statuut eens goed moet worden bekeken. Die chauffeurs geven aan dat ze niet weten welke kinderen ze in de taxi krijgen. Ze zouden het fijn vinden om enige voorkennis te hebben van de leerlingen die ze in de taxi meenemen. Want er zijn maar twee à drie leerlingen in zo’n taxi en er is geen begeleiding. Het zou interessant zijn om te weten of zo’n leerling een epilepsieaanval zou kunnen krijgen, of het iemand is die spastische bewegingen kan vertonen zonder dat er iets aan de hand is. Als zij dan aan het rijden zijn en alleen zijn, hoeven zij daar dan niet meteen in paniek over te schieten.
Een van die chauffeurs zei ook dat ze in een tijdelijk contract werken, van vakantie tot vakantie. Dat contract begint in september en loopt tot aan de herfstvakantie, dan stopt dat en gaat het verder na de herfstvakantie tot aan de kerstvakantie. En zo loopt dat verder. Op die manier krijgen ze vijf keer een eindejaarspremie, omdat ze vijf keer een tijdelijk contract krijgen. Dat is negatief voor hen, omdat dat een verlies geeft op het behoud van hun rechten. Er is een behoud van rechten, maar doordat zij vijf keer een eindejaarspremie innen, geeft dat daarop een verlies en is dat op het einde van de rit heel nadelig op de belastingbrief. Het betrof iemand die op pensioen is en er nu de functie van buschauffeur bij nam om een bijverdienste te hebben bovenop zijn pensioen.
Dat wilde ik vandaag graag meegeven in deze vraagstelling. Ik vind het belangrijk dat u zulke zaken meeneemt, bijvoorbeeld ook in de uitrol van de conceptnota. Voor het aantrekkelijker maken van het beroep van chauffeur kunnen die zaken misschien worden bekeken. Misschien is dat op te lossen door hun een contract voor het hele schooljaar te geven, waardoor ze niet elke keer die eindejaarspremie moeten ontvangen.
De heer Bex heeft het woord.
Minister, niemand in deze commissie kan ontkennen dat u fantastische inspanningen levert om dat enorme probleem waarmee we begin vorig schooljaar werden geconfronteerd, aan te pakken. Maar uw hele uitleg over hoe we vandaag bezig zijn, dat eerste deel van uw antwoord op de vraag, blijft nog altijd gaan over crisisbeleid, crisismanagement. Het is wel belangrijk om, ondanks het feit dat we u daarvoor een bloem moeten geven, ook te zeggen dat het niet kan dat zoiets jaar na jaar blijft duren. Daarom is het absoluut belangrijk dat er een aantal dingen gebeuren.
In eerste instantie wil ik daarbij verwijzen naar de tussenkomst van mijn collega Johan Danen gisteren in de plenaire vergadering. Hij heeft daar gesproken over de enorme groei die het bijzonder onderwijs kent doordat Vlaanderen te weinig inzet op inclusief onderwijs. Dat zorgt ervoor dat kinderen in plaats van dat ze in hun buurt naar school kunnen gaan, vaak veel te verre verplaatsingen moeten afleggen. Als we daar al iets aan zouden kunnen doen, dan zou dit probleem al voor een stuk worden ondervangen. Ik wil in deze commissie dan ook een warme oproep doen om dat pleidooi van collega Danen ter harte te nemen.
Ik kom tot mijn tweede punt. Ik denk echt dat het systeem moet worden hervormd. Er is een mooie tv-uitzending geweest – van Pano of ik weet eigenlijk niet meer welke programma het was – over proefprojecten. Daarin kon je zien dat die kinderen er veel aan hebben om in een kleinschalig initiatief te kunnen worden opgevangen waar ze op adem kunnen komen in plaats van op een bus te worden gezet, naar een bushalte te rijden waar ze moeten overstappen op een volgende bus en van hot naar her te worden gesleurd.
Er zijn heel veel dingen mogelijk en we moeten dat ook versneld doen. Minister, op dat punt blijf ik wat op mijn honger zitten. Ik blijf vragen wat de timing is die u naar voren schuift. Wanneer gaan we niet meer spreken van proefprojecten maar van een algemeen beleid dat die hervormingen doorvoert? En dan zullen we die busbegeleiders misschien een interessantere jobinvulling kunnen geven, dan zullen ze toffere dingen kunnen en misschien wat langer kunnen werken, waardoor dat probleem ook deels opgelost geraakt. Nu blijft het toch wat te veel bij crisisbeleid.
Minister, mijn belangrijkste vraag is: wat is de timing die u ziet voor die grondige hervorming van het leerlingenvervoer?
De heer Keulen heeft het woord.
Goede collega's, minister, het is door alle collega’s al aangehaald: we bewijzen hier dat goed beleid ook echt het verschil kan maken. In de media heerst er vaak het beeld van de hopeloosheid van dit land, bijna het beeld dat wanneer je in Europa wakker wordt in Oekraïne en in België, dat zowat de twee slechtste dingen zijn die een mens kan overkomen, zonder nuance. We bewijzen hier ook niet dat we dingen doen die elders in de wereld alleen maar kunnen worden gedroomd. En het móét ook, het is een ‘just cause’. Deze groep moet absoluut op ons kunnen blijven rekenen.
Het is verder ook goed dat u duidelijk maakt – en we hebben dat gisteren ook gedaan in de plenaire vergadering, bij de bespreking van de actuele vragen over de buschauffeurs – dat het geen kwestie is van goede wil en budgetten. Want dan hadden we inderdaad chauffeurs in overvloed. Er is vandaag een krapte op de arbeidsmarkt. Een aantal vinden dat niet meer leuk, want dan hebben ze geen punt meer om te maken. Het is vandaag het probleem in de zorg, in het onderwijs, in de bouw, bij de politie, bij de brandweer, in de horeca, en ook bij De Lijn, die naar buschauffeurs zoekt. Iedereen zit in die ‘war on talent’ en je moet je inderdaad manmoedig verdedigen. En dat doen we ook, want we werven nog altijd heel veel chauffeurs aan, ondanks alle krapte.
Ik kom tot mijn derde bedenking, rond het succes van het bijzonder onderwijs ten opzichte van het reguliere onderwijs. Als je dat vraagt aan die kinderen en die ouders, blijkt dat zij heel doelbewust kiezen voor dat bijzonder onderwijs. Mensen die daarmee vertrouwd zijn, weten dat kinderen soms wreed kunnen zijn. Kinderen die minder goed mee kunnen, op het vlak van motoriek of intellect, worden vaak hard aangepakt door de andere kinderen. En dan is dat bijzonder onderwijs een oase van groot geluk.
Vervolgens heb ik nog een paar korte punten. We – ook u, minister – moeten ons een vraag durven te stellen. De onbeperkte vrije schoolkeuze van ouders is een groot goed, dat vecht ik niet aan. Maar hoe kun je de consequentie daarvan in verband met de schoolverplaatsingen en het schoolvervoer onbegrensd op de overheid afwentelen? Ook dat moeten we durven te vragen. Ik vind dat de mensen onbegrensd hun vrije schoolkeuze moeten kunnen maken. Maar dan moeten ze ook een deel van die consequentie nemen. Want als ze vinden dat hun kind God weet hoe ver moet reizen en dat de overheid dat dan maar onbegrensd moet oplossen, dan is dat inderdaad niet eerlijk en vooral niet redelijk.
Ten slotte zijn er ook pleidooien voor meer geïntegreerde schoolcampussen waar regulier en bijzonder onderwijs samenzitten, om op die manier iets te doen aan de problematiek van de afstanden. Vele inrichtingen van het bijzonder onderwijs liggen in bosrijke omgevingen. Destijds zijn die er gekomen vanuit heel bevlogen ideeën. Er waren ook maar een paar vestigingen per provincie. Dat maakte dat er inherent een probleem was van langdurige verplaatsingen.
Het zijn allemaal overwegingen. We moeten die intellectueel eerlijk en met een open geest durven te benaderen, en daar bepaalde consequenties ten aanzien van ouders, van inrichtende machten en onszelf aan durven te verbinden.
Minister, namens onze fractie wil ik zelf heel kort aansluiten. Er was vanop onze banken weinig applaus voor de Septemberverklaring. Maar als er één positieve zaak in zit, zijn het wel de extra middelen voor het leerlingenvervoer. Los daarvan denk ik net als de collega’s dat het een uitdaging blijft om te komen tot een structurele oplossing. Daarvoor moeten we niet alleen naar u, maar ook naar de minister van Onderwijs kijken.
We kijken uiteraard ook uit naar de evaluatie die u eind november hebt aangekondigd.
Minister Peeters heeft het woord.
Collega's, ik dank jullie voor de positieve reacties. We zijn allemaal verplicht om dit te doen. Op de eerste plaats moeten we van die schrijnende situaties afraken.
Elk kind dat vandaag nog langer dan negentig minuten op een bus zit, is er eentje te veel. We blijven daar volop op inzetten. Mevrouw Fournier, mevrouw Krekels, de heer Verheyden en de heer Keulen hebben daarop gefocust. We blijven daar continu op inzetten: voor elk kind moet er een oplossing komen.
Aan de vrije schoolkeuze als dusdanig zal ik niet raken. We weten alleszins wel dat we met die negen verschillende types zitten in het bijzonder onderwijs. Ik kan verkeerd zijn, maar ik denk dat er voor type 4 en type 5 vaak maar één school per provincie is. Als je dan in een uithoek van een provincie woont en je kunt niet in de dichtstbijzijnde school terecht omdat er daar al een stop is op het vlak van leerlingenaantal, ben je bijna genoodzaakt om tot 100 kilometer af te leggen om naar een school te gaan. Gelukkig zijn er ook die internaten, maar die zitten hier ook nog in. En sowieso zijn de kinderen die op internaat gaan, vaak al langer onderweg. Gelukkig is dat dan slechts twee keer per week.
Kortom, we moeten blijven zoeken naar een structurele oplossing. Ik erken dat ten volle.
Ik ontken wel, mijnheer Bex, dat het nu enkel en alleen crisismanagement is. Het zorgen voor die bijkomende middelen en ervoor zorgen dat er nu opnieuw zowel binnen De Lijn als bij die onderwijsinstellingen een veel directere match is, is ook van groot belang.
Mijnheer Verheyden, dat maatwerk is van essentieel belang. Het zijn de onderwijsinstellingen zelf die aangeven welk kind eventueel individueel in een taxi naar school zou kunnen worden gebracht en welk kind veel begeleiding nodig heeft vanwege motorische of fysieke beperkingen. Het is net via die intense samenwerking tussen de onderwijsinstelling en de mensen van De Lijn dat er een match moet worden gemaakt om daar heel gericht op in te zetten. Dat maatwerk is essentieel, maar vraagt heel veel tijd, veel energie en heel veel inzet van heel wat mensen.
Ik ben zelf gaan praten met de mensen bij De Lijn die zich specifiek bezighouden met leerlingenvervoer. Chapeau voor hun geduld en hun inzet. Ze vinden het natuurlijk fijn dat ze daar waardering voor krijgen, maar het is een heel complex puzzelwerk. Ze zitten iedere dag samen en elke dag komen er tal van uitdagingen op hen af, bijvoorbeeld wanneer een chauffeur of een busbegeleider niet komt opdagen, of een kindje plots is verhuisd en op een heel ander adres woont. Kortom, het blijft een heel kluwen.
Mevrouw Krekels, u zegt dat er soms slechts één leerling per bus is. Ik heb contact met een aantal onderaannemers. Ik hoor ook van hen dat er soms een bus voor vijftig leerlingen wordt besteld en dat er dan soms amper tien leerlingen op zitten. Maar dat heeft veel te maken met de ‘delta’ tussen enerzijds het cijfer van de unieke leerlingen en het cijfer van opstapplaatsen. Je moet dan wel een bus met vijftig plaatsen voorzien om ervoor te zorgen dat al die kinderen mee kunnen, maar net op dat moment zijn er x-aantal zieken, zijn er een aantal die nu toch niet op deze plaats opstappen, maar op een andere plaats 20 kilometer verder bij de papa of de grootouders. Dat is wat ik heb gehoord van de mensen die bezig zijn met leerlingenbegeleiding. Dat is elke keer opnieuw het probleem.
We moeten dat uiteraard voorkomen en tot efficiëntiewinsten komen. Zeker in de eerste maand van september, wanneer kinderen van school veranderen, gebeurt dat continu. Dan heb je zeker geen feilloos systeem, absoluut niet. Maar het is wel zaak om daaraan te blijven werken. Ik hoor het van de onderwijsinstellingen, van de mensen bij De Lijn, van de pachters. Men werkt daar heel gericht op. Ik hoop dat we binnen een paar maanden geen situatie meer hebben waarbij er slechts één leerling op een bus zit. Maar wanneer er weer meer zieken zijn – wat op dit ogenblik weer de kop opsteekt – dan zal dat natuurlijk ook weer gebeuren.
We werken er alleszins samen met Onderwijs volop aan. Het statuut van de tijdelijke contracten zit natuurlijk bij de onderaannemers. Binnen de Vlaamse Regering hebben we al besproken om het flexvervoer mogelijk te maken voor zowel de busbegeleiders als de chauffeurs. U zegt het zelf: voor een aantal mensen die gepensioneerd zijn en eventueel een rijbewijs D hebben, kan de code 95 versneld worden uitgewerkt en dan zou men hen nog versneld kunnen inzetten. Dat zou inderdaad interessant zijn. We hebben daarvoor een schrijven gericht aan minister Dermagne, maar we hebben daarop nog geen sluitend antwoord gekregen. Dat zou eventueel een oplossing kunnen bieden.
Maar dat zit vervat in de grondige hervorming: het attractief maken voor de busbegeleiders, voor de chauffeurs en het zorgen voor maatwerk inzake de hele regelgeving.
Mijnheer Bex, wat dat betreft bent u een beetje ongeduldig. U had het liefst van al dat we hier al een volledig uitgerolde decreetsaanpassing hadden. Mocht u zelf alle wijsheid in pacht hebben, dan hoor ik het graag. We zouden wat graag een pasklare oplossing hebben. Maar als het eenvoudig en simpel was, zaten we niet al decennialang met deze problematiek. We blijven alleszins naarstig voortwerken.
Zoals ik al zei, zit de regelgeving bij het departement Onderwijs. Maar samen met Onderwijs, Welzijn, en Binnenlands Bestuur werken we aan een hervorming die hopelijk soelaas kan brengen in de toekomst. Maar die hervorming mag ons op langere termijn niet vrijstellen om nu een pasklare oplossing te vinden voor alle kinderen die nu in die problematiek zitten. Daarop hebben we de voorbije maanden, het voorbije jaar, heel erg ingezet.
De heer Verheyden heeft het woord.
Minister, collega's, we zijn allemaal een beetje ongeduldig, want anders zouden we deze vraag niet stellen. Elke partij is begaan met het lot van die kinderen.
Minister, we stellen vast dat u hard doorwerkt. Zoals steeds, geven we u ook nu het voordeel van de twijfel. Werk gerust verder en hopelijk zien we op korte termijn de resultaten.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Ik wil ook nog graag heel kort reageren. Collega Bex, u spreekt over het crisisbeleid. Het is inderdaad zo dat er nu middelen worden bijgestoken om een oplossing te vinden voor het zwaarste leed. We waren allemaal heel tevreden dat die busritten daardoor voor 96 procent konden worden ingekort. Zonder die extra middelen zou dat niet mogelijk zijn geweest.
Maar ik volg u wel dat we moeten gaan naar een efficiënt en structureel beleid. Ik begrijp dat we daar in de uitvoering van de conceptnota naartoe zullen werken. Daarbij zullen we inderdaad de focus leggen op wat die leerlingen zelf kunnen, op hun zelfredzaamheid. Ik geloof ook in het heil van de voor- en naschoolse opvang in het buitengewoon onderwijs. Er zal meer zulke opvang worden gecreëerd, zodat de ouders bijvoorbeeld meer in staat zullen kunnen zijn om hun kind op een ander tijdstip op te halen. Op die manier kunnen die busritten worden vermeden.
Ik wil nog even ingaan op die vrije schoolkeuze, collega Keulen. De huidige regelgeving is dat kinderen uiteraard wel een keuze hebben, maar dat die afhankelijk is van het type. Maar het recht op vervoer geldt enkel bij de dichtstbijzijnde school van dat type. Het is dus niet zo dat je van een bepaald type een school kunt kiezen die heel ver weg is, als er ook dichterbij een school is. Daar proberen we die vrije keuze al een beetje haalbaar te houden.
Minister, ik dank u voor uw antwoorden en wens u alle succes toe in de uitrol van de conceptnota.
De heer Bex heeft het woord.
Ik ben blij dat de minister niet zei dat ik de waarheid of wijsheid in pacht heb, want dat is natuurlijk zeker niet zo. We moeten daar samen aan werken.
Minister, ik wil u nog kort verklaren waarom ik wat ongeduldig ben. Deze conceptnota dateert van deze zomer, maar de vorige conceptnota dateert van 2015. De recepten die in de nieuwe conceptnota staan, verschillen niet fundamenteel van de recepten die in de conceptnota van 2015 stonden. Ik hoop dus inderdaad dat u snel gaat en dat we niet in 2027 een derde conceptnota moeten goedkeuren. Daarvan komt mijn ongeduld en ik hoop dat u dat begrijpt.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.