Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme
Vraag om uitleg over de rol van de Chinese maritieme sector in Vlaamse havens en de bedreiging die daaruit voortvloeit voor de strategische autonomie van Vlaanderen
Verslag
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister-president, de geopolitieke inmenging van China is de afgelopen jaren alsmaar groter geworden. Op alle terreinen probeert China zijn invloed op het buitenlandse politieke beleid te vergroten. Zo waarschuwde de Staatsveiligheid enkele maanden geleden nog voor Chinese militaire studenten die een opleiding volgen aan de Vlaamse universiteiten met als doel de wetenschappelijke kennis rechtstreeks door te spelen aan het Chinese leger.
Ook investeert China de laatste jaren meer en meer in cruciale sectoren zoals de energie- en scheepvaartsector. Dat blijkt duidelijk uit een recent onderzoek van VUB-professor en Chinakenner Jonathan Holslag. Daaruit blijkt dat China wereldwijd ongeveer 40 procent van alle schepen bouwt en 30 procent van alle scheepvaart controleert. Dit gebeurt allemaal onder toezicht van de twee Chinese staatsbedrijven, namelijk COSCO SHIPPING Lines en China Merchants Group. De invloed van deze Chinese staatsbedrijven is ook in onze Vlaamse havens niet te ontkennen. Zo beheert COSCO SHIPPING Lines maar liefst 20 procent van de Antwerp Gateway Terminal in de Antwerpse haven. Bovendien eist China dat alle nieuwe koopvaardijschepen militair inzetbaar zijn. De Chinese inmenging in de scheepvaart zorgt dus niet alleen voor tal van economische risico’s, maar blijkt ook militaire risico’s met zich mee te brengen. Professor Holslag waarschuwt om niet naïef te zijn, omdat China volgens hem niet zal aarzelen om zijn maritieme macht te gebruiken om internationaal impact te hebben.
Ik heb dan ook volgende vragen.
Minister-president, hebt u kennisgenomen van de studie van professor Holslag?
Wat is de visie van de Vlaamse Regering inzake inmenging vanuit China in de Vlaamse economie en de scheepvaart in het bijzonder?
Welke economische en politieke risico’s ziet u hieraan verbonden?
Zal Flanders Investment & Trade (FIT) specifieke informatie of ondersteuning aanbieden aan bedrijven die hierrond vragen hebben?
Biedt FIT proactief informatie aan aan bedrijven die samenwerken met China en Chinese bedrijven?
De heer Verheyden heeft het woord.
Minister-president, collega’s, professor Internationale Politiek aan de VUB, Jonathan Holslag, benadrukt in een rapport dat China doelbewust schepen ontwerpt opdat ze later ingezet kunnen worden in conflicten en dat Chinese rederijen zich de afgelopen jaren hebben genesteld in onze havens. De grootste containerterminal in de haven van Zeebrugge bijvoorbeeld hangt voor meer dan 80 procent af van het Chinese staatsbedrijf COSCO SHIPPING Lines. COSCO is samen met China Merchants Group een van de twee grootste Chinese rederijen. Ook de haven van Antwerpen is erg afhankelijk van die rederijen. “We moeten ons daarvan bewust zijn. Ze controleren geen stukken grond, ze bezitten die havens niet, maar door Chinese investeringen zijn onze havens wel erg afhankelijk van die rederijen”, aldus nog professor Holslag.
Uit het rapport blijkt ook dat de handel met China onevenwichtig blijft en dat de Chinese invoer in onze havens 21 miljoen ton bedraagt, terwijl de export slechts 16 miljoen ton bedraagt. Volgens Holslag draagt de sterke aanwezigheid van de Chinese bedrijven in onze havens bij aan het in stand houden van die onevenwichtige handelsrelaties. De rederijen zelf geven bovendien onomwonden toe dat ze een politiek werkmiddel zijn en hun schepen bouwen zodat ze gebruikt kunnen worden in onder andere Chinese militaire oefeningen. Ze nemen er dan ook regelmatig actief aan deel. De secretaris van de Communistische Partij binnen COSCO SHIPPING Lines windt er ook geen doekjes om. Hij stelt: “Het versterken van de Communistische Partij is onze basis en ziel. Elk schip moet een ideologisch fort zijn.”
In 2020 heb ik hier reeds een vraag over gesteld in de commissie naar aanleiding van een rapport van het Clingendael China Centre. Weliswaar kondigde de minister-president toen de oprichting van een Vlaams screeningsmechanisme aan, zoals het regeerakkoord voorziet, maar hij benadrukte vooral het belang van internationale handel en buitenlandse investeerders. Volgens de minister-president moesten we “rekening houden met het positieve effect van Chinese investeringen op onze economie”.
Ik heb dan ook nog een aantal vragen voor u, minister-president.
Wat is uw reactie op het rapport van professor Holslag?
Op 1 juni 2022 werd een samenwerkingsakkoord tussen de federale staat en de deelstaten gesloten om een screeningsmechanisme voor buitenlandse directe investeringen in te voeren. Hoe staat het met de uitvoering van dat screeningsmechanisme en op welke manier zal het screeningsmechanisme een rol kunnen spelen bij het beperken van de Chinese invloed in onze havens?
Ten slotte, wat kan de Vlaamse Regering nog ondernemen om onze havens minder afhankelijk te maken van Chinese staatsbedrijven?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Collega’s, uw eerste vraag was dezelfde. Mijn diensten analyseren studies zoals deze van professor Holslag. Waar toepasselijk nemen we de bevindingen mee in beleidsontwikkelingen. Hoewel sommige van de aangehaalde feiten door professor Holslag veeleer een publiek geheim zijn, schetst het rapport toch een beeld van de omvang van de activiteiten van de Chinese rederijen. De studie heeft de verdienste dat ze de nood om aan dit onderwerp voldoende aandacht te besteden, scherpstelt.
Klaarblijkelijk schreef de professor dit rapport voor de Europese Commissie. We zullen monitoren op welke manier zij daar opvolging aan wil geven. Een sterke focus in het rapport ligt op de capaciteit om schepen te bouwen. Dat houdt uiteraard ook verband met de open strategische autonomie die de EU ambieert. Het gaat dus verder dan louter buitenlandse investeringen in havens.
Ik heb dan ook steeds aangegeven dat er verschillende aspecten moeten worden aangepakt. Enerzijds gaat het om het ontwikkelen en inzetten van een aantal defensieve instrumenten, anderzijds is het versterken van de eigen internationale concurrentiekracht van de EU cruciaal. Onderzoek en ontwikkeling en innovatie spelen hierin een belangrijke rol.
Mevrouw Lambrecht, ik beantwoord uw tweede en derde vraag samen. Het toenemende gewicht van Chinese staatsbedrijven in de Europese goederenstromen én in de infrastructuur die hiervoor van essentieel belang is, kan potentieel leiden tot toenemende afhankelijkheid en invloed. De gevolgen hiervan zijn moeilijk in te schatten, maar het risico op zogenaamde ‘preventieve gehoorzaamheid’ bestaat. Het betekent dat men beslissingen zou nemen met in het achterhoofd het idee China niet tegen de borst te stoten. Het Griekse verzet tegen een Europese veroordeling van Chinese repressie in 2017 is een illustratie. U weet dat de Chinezen veel invloed hebben in de haven van Piraeus. Zo zitten er directeurs van COSCO in de raad van bestuur van de haven. COSCO leaset ook gronden van de haven.
Ter nuance wil ik wel stellen dat de Chinese investeringen in de Vlaamse havens van een totaal andere orde zijn dan die in Piraeus. Onze havenbesturen verkopen namelijk geen gronden en kaaien, maar hebben uitsluitend concessies verleend.
Het Havendecreet, waarop ook professor Holslag alludeert, verbiedt bovendien de participatie van een buitenlandse overheid of van een privébedrijf in onze havenbesturen. Beslissingen van een havenbestuur vallen onder het administratief toezicht van het Vlaamse Gewest, waardoor beslissingen die in strijd zijn met het Havendecreet geschorst kunnen worden door de gewestelijke havencommissaris en vernietigd door de Vlaamse Regering.
Gezien het publieke karakter van onze havenbedrijven en de bijhorende specifieke structuur is het risico op een ‘Piraeusscenario’ waarschijnlijk kleiner, maar het risico op misbruik van economische invloed mag natuurlijk niet onderschat worden. Onze havens moeten blijven proberen om een maximaal divers palet aan bedrijven aan te trekken, zodat ze kunnen diversifiëren en niet afhankelijk zijn van een of een paar grote spelers.
Mijnheer Verheyden, de tekst van het samenwerkingsakkoord ligt momenteel bij de Raad van State. Die stelde vragen over enkele punten die duiding vereisen, en ook de Gegevensbeschermingsautoriteit deed reeds enkele voorstellen die bekeken moeten worden.
Op Vlaams niveau bereiden mijn diensten de operationalisering van de Vlaamse deelname aan het interfederaal screeningsmechanisme voor. Ik verwijs graag naar het verslag van de commissievergadering van de Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie van 21 juni. Op vraag van enkele collega’s ging ik toen uitgebreid in op het samenwerkingsakkoord in kwestie.
Dit samenwerkingsakkoord zal van toepassing zijn op buitenlandse directe investeringen die gevolgen kunnen hebben voor de veiligheid of de openbare orde in België, of voor de strategische belangen van de gewesten en gemeenschappen in bepaalde sectoren boven een bepaalde investeringsdrempel. Let wel: het systeem is niet van toepassing op greenfieldinvesteringen. Havens kunnen binnen de scope van dit samenwerkingsakkoord vallen. Belangrijk is in elk geval dat het evenwicht tussen enerzijds openheid en anderzijds bescherming van de openbare orde, veiligheid en strategische belangen, wordt behouden. Bij de analyse zal dus steeds gekeken worden of bestaande maatregelen de risico’s niet reeds voldoende inperken.
Afgezien hiervan beschikt Vlaanderen momenteel eveneens over de mogelijkheid om achteraf in te grijpen. Wanneer we zouden oordelen dat de strategische belangen van de Vlaamse Gemeenschap of, in het geval van de havens, van het Vlaamse Gewest bedreigd worden, dan kan de Vlaamse Regering de rechtshandeling van een overheidsinstantie nietig of buiten toepassing verklaren. Een concessie in een haven kan als een dergelijke rechtshandeling beschouwd worden.
Uiteraard gaat dit niet louter over de Vlaamse havens. De Chinese rederijen waarvan sprake investeren in havens over heel Europa, van Piraeus tot Hamburg. Er zijn dan ook verschillende instrumenten in ontwikkeling op EU-niveau die ons zullen toelaten potentieel misbruik van economische invloed of oneerlijke concurrentie tegen te gaan. Voorbeelden zijn het instrument om marktverstorende subsidies uit derde landen aan banden te leggen en het antidwanginstrument, dat het gebruik van economische dwangmaatregelen moet afraden. Vlaanderen neemt proactief en constructief deel aan de intra-Belgische en Europese discussies hieromtrent.
Uw derde vraag, mijnheer Verheyden, is voorwerp van een belangrijke evenwichtsoefening. Het leeuwendeel van het Vlaamse bruto binnenlands product wordt namelijk gerealiseerd door de export en door de aanwezigheid van buitenlandse investeerders. Als kleine regio moeten we ons blijven openstellen voor de mondiale handel. Als sterke, strategische logistieke draaischijf dient Vlaanderen via zijn havens goed verbonden te zijn met economische grootmachten, waaronder China. We mogen ook de concurrentiepositie ten opzichte van de andere havens in Europa niet uit het oog verliezen. Dat wil echter niet zeggen dat we blind zijn voor potentiële risico’s, gelieerd aan de Chinese staatsgeleide economie.
We bewaken dus enerzijds onze strategische belangen, maar houden anderzijds ook rekening met het positieve effect van Chinese investeringen op onze economie. De Vlaamse overheid werkt samen met de Vlaamse havenbesturen in de Overlegraad, het periodiek overleg tussen het Vlaamse Gewest en de havens, aan het behouden van dit evenwicht. Tijdens dit overleg worden nieuwe trends, uitdagingen en strategische vraagstukken besproken. Ook de Vlaamse havenstrategie is erop gericht om de individuele strategieën van de havens aan te vullen en te versterken en louter economische en commerciële overwegingen te overstijgen.
Dit is natuurlijk ook een discussie die ruimer gaat dan enkel de aanwezigheid van Chinese bedrijven in de Antwerpse haven. Als kleine, open economie waar handel en buitenlandse investeringen de voornaamste motoren zijn van de groei en met wereldhavens die als toegangspoort tot Europa gelden, zijn we vanuit Vlaanderen per definitie beïnvloed door de wereld rondom ons. Die internationale afhankelijkheid en verwevenheid maakt ons echter niet noodzakelijk weerloos. Door diversificatie en het toezien op strategische belangen moeten we ons handhaven in deze uitdagende context. Ik ben blij dat dit besef ook op Europees niveau duidelijk doorgedrongen is. De huidige energiecrisis ten gevolge van de Russische aanval in Oekraïne bewijst nogmaals het belang hiervan.
Dan hebben we nog de vraag over FIT. Net zoals voor alle exportbestemmingen, staat FIT Vlaamse exporteurs bij met informatie en advies voor export naar China. Daarbij komen zowel opportuniteiten als potentiële risico’s van de betrokken markten of potentiële zakenpartners aan bod. Als Vlaamse bedrijven kijken naar een Chinese investeerder en zich melden voor advies, biedt FIT ondersteuning en genuanceerd advies.
Wanneer het gaat over het aantrekken van Chinese investeerders, worden Chinese bedrijven, net als andere buitenlandse bedrijven, enkel op een proactieve manier benaderd wanneer ze voldoende toegevoegde waarde hebben voor Vlaanderen. De toegevoegde waarde vertaalt zich in de wijze waarop het investeringsproject aansluit bij de internationale strategie van ‘Vlaanderen versnelt’ en versterkend kan werken voor onze ecosystemen.
Verder is er voor Vlaamse exporteurs die Chinese zakenpartners hebben geen verplichting om zich te melden bij FIT. Advies wordt dan ook hoofdzakelijk verstrekt nadat bedrijven zélf met FIT in contact traden.
Tot slot werkt FIT nauw samen met de Vlaams-Chinese en Belgisch-Chinese Kamers van Koophandel. Beide kamers organiseren erg frequent seminaries, webinars en infosessies rond alle aspecten van zakendoen met China. FIT China participeert regelmatig op actieve wijze aan deze activiteiten en geeft dan de nodige duiding aan de deelnemende bedrijven.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Dank u wel, minister-president, voor uw uitvoerig antwoord, waaruit blijkt dat jullie en jullie diensten toch wel bezig zijn met onder andere dat rapport van professor Holslag en de toenemende afhankelijkheid van China. Het is maar omdat we geen twee keer de fout willen maken, maar we hebben – en we zijn niet de enige in Europa – Rusland te lang laten doen, en dan waren we opeens helemaal afhankelijk. Nu zitten we met alle miserie van dien. En je moet zelfs niet goed kijken om te zien dat nu hetzelfde gebeurt met China, dat langzamerhand overal zijn poten zit in te zetten. En wij laten dat maar betijen.
Dit rapport is, samen met vele andere, de zoveelste wake-upcall dat we niet in dezelfde fout mogen lopen, door onze havens, die ook zeer strategisch zijn, te veel in handen te geven van een land. U hebt al verwezen naar het feit dat als we er te zeer afhankelijk van worden, wij niets meer kunnen zeggen over mensenrechten, over de Oeigoeren en over vrijheid van mening enzovoort. Hoe meer je afhankelijk bent, hoe minder je iets kunt zeggen. Wij vonden het onze taak – en ik denk dat dat ook voor onze collega’s geldt – om hier te wijzen op die grote verantwoordelijkheid, ook voor u vanuit Vlaanderen. Want als Europa het niet goed genoeg doet, zoals ze het met de energieafhankelijkheid niet goed gedaan hebben, dan zouden we niet graag met z’n allen hetzelfde scenario tegenkomen, dan zouden we niet willen dat hetzelfde scenario ons te wachten staat met China.
De heer Verheyden heeft het woord.
Ook namens mij, minister-president, dank u wel voor uw uitvoerig antwoord. Het is een goede zaak dat u inderdaad een aantal instrumenten hebt die u kunt aanwenden. Ik denk toch wel dat we waakzaam moeten zijn. Het rapport van professor Holslag wint er geen doekjes om. Hij zegt onomwonden dat de Chinese bedrijven zich, zelfs in ons havens, ook voorbereiden op een potentiële oorlog, en dat is toch niet niets, en dat elk schip van Chinese rederijen eigenlijk een potentieel oorlogschip is.
Het gaat dan vooral over de roll-on roll-off-schepen, en laat dat nu net die schepen zijn die bijvoorbeeld vooral aanleggen in Zeebrugge. Trouwens, ook de NAVO kijkt toch met grote ogen naar onze havens en de Chinese aanwezigheid daar. In die mate zelfs dat onze Amerikaanse bondgenoten zich al afgevraagd hebben of we wel voldoende betrouwbaarheid kunnen uitstralen met al die Chinese aanwezigheid in onze havens wanneer zij naar hier troepen zouden uitsturen. Dat zijn toch wel serieuze bedenkingen.
We moeten ons dus inderdaad bewust zijn van de militaire en de politieke rol van die rederijen. De regelgeving in China over nieuwe schepen zegt onder andere ook dat ze een militaire standaard moeten hebben. We moeten er toch rekening mee houden dat we onze schepen ook meer en meer in Europa, waarom zelfs niet in Vlaanderen, zouden kunnen ontwikkelen, want in de toekomst gaan we toch heel wat nieuwe goederenstromen naar hier moeten laten komen. Dan kunnen we dergelijke schepen nodig hebben. Ik verwijs daarbij naar lng-schepen. China zet daar volop op in. Wij hebben in Europa zelfs geen werven meer die dergelijke schepen kunnen ontwikkelen. Ik denk dat dat toch een belangrijke zorg is. Wanneer onze pijpleidingen – denk aan de twee Nord Stream-pijpleidingen die opgeblazen zijn – in de toekomst niet meer in gebruik genomen zouden kunnen worden, dan moeten we dergelijke schepen inzetten, en dan is het belangrijk dat we ons niet kwetsbaar maken tegenover China.
Ik heb nog een vraag voor u. U zegt dat dergelijke studies door uw diensten bestudeerd worden en dat die worden meegenomen in het beleid. Hebt u daar enkele concrete voorbeelden van, van studies die inderdaad omgezet zijn naar beleid?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Dergelijke studies worden permanent meegenomen wanneer wij de uitvoer van strategische goederen moeten evalueren. Dat is een permanente oefening. Ook de studie van Holslag zal worden meegenomen. Ik teken tot vijf, zes keer per week adviezen die ik krijg van medewerkers over of bepaalde goederen uitgevoerd mogen worden en andere niet. Volgende week zullen we hier nog een discussie hebben rond het rapport over de wapenexport. Die studies zijn studiemateriaal dat gebruikt wordt om die analyse te maken, of we die uitvoer al dan niet kunnen doen.
De heer Verheyden heeft het woord.
Ik denk dat we er, in het geval van China, voor moeten zorgen dat we niet naïef zijn en dat we duidelijk het verschil kunnen maken tussen zakendoen en ideologie. Dat is, denk ik, een krijtlijn die hier in Vlaanderen toch vaak overschreden wordt. We zijn vaak te naïef. Ik verwijs daarbij nog eens naar COSCO, dat geleid wordt door een secretaris van de Communistische Partij.
Ik denk dat het inderdaad de taak is van de overheid, minister-president, om te waken over het belang van onze individuele sectoren, maar ook te waken over de veerkracht en de veiligheid van Vlaanderen op langere termijn. Wij hebben in dit land onder andere een economische veiligheidsstrategie die daarin voorziet. We moeten dat uitvoeren. Helaas wordt die strategie heel langzaam, heel traag uitgevoerd.
Ik denk ook dat we moeten nadenken over hoe we in de havens het industriële weefsel kunnen verstevigen en hoe we het risico beter kunnen spreiden. Havens doen dat al voor een stuk. Zoals u zegt: men kan er geen land kopen, het gaat om concessies. De haven probeert ook zelf meer industrie te ontwikkelen. Ik denk dat het belangrijk is dat we dat maximaal ondersteunen en dat we onze ogen openhouden voor concurrentievervalsing – toch wel uit die landen die hier grote staatsbedrijven naar voren schuiven – en dat we dat niet tolereren. Onze havens zijn superbelangrijk, we moeten de veerkracht van onze havens dus verstevigen en nadenken over die afhankelijkheid van China.
Zoals u zegt, zal die discussie de komende maanden ook binnen Europa gevoerd worden. Ik hoop inderdaad dat dat een nuttige discussie zal zijn en dat we daar niet de naïeve snaar bespelen, maar er realistisch naar kijken, en dat er maatregelen genomen worden die ons in de toekomst beter beschermen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.