Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Het antwoord wordt gegeven door minister Dalle.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
De Hoge Gezondheidsraad stelde vast dat onderzoek naar geestelijke gezondheid minder ontwikkeld is en sterk ondergefinancierd in vergelijking met onderzoek naar lichamelijke gezondheid. De middelen gaan vooral naar fundamenteel onderzoek en minder naar onderzoek over preventie, opsporing, screening, diagnose, behandeling, ziektebeheer en innovatieve zorg. Daarom heeft de raad drie aanbevelingen geformuleerd. Ten eerste moet de creatie van een platform voor kennisuitwisseling een overzicht geven op het bestaand onderzoek over geestelijke gezondheidszorg zodat we een totaalbeeld hebben van wat er dan niet bestaat om zo te weten over welke problematieken nog te weinig geweten is. Een tweede aanbeveling is de verbetering van de kwaliteit van de gegevens zodat datasets gemakkelijker te vergelijken zijn. Ten slotte maakt de ontwikkeling van een gezamenlijke strategische onderzoeksagenda het mogelijk aan beleidsmakers en financieringsinstanties een goed beargumenteerde prioriteitenlijst aan te bieden.
Geestelijke gezondheidszorg is een gedeelde bevoegdheid met de gemeenschappen en gewesten. Meer wetenschappelijk onderzoek is belangrijk ter ondersteuning van het Vlaamse beleid op het vlak van geestelijke gezondheidszorg. Daarom heb ik de volgende vragen.
Bent u bereid om voor de uitvoering van de drie aanbevelingen van de Hoge Gezondheidsraad samen te werken met de federale overheid en andere gemeenschappen en gewesten om een platform voor kennisuitwisseling te realiseren? Hoe ziet u de ontwikkeling van een mogelijk platform voor kennisontwikkeling?
Wetenschappelijk onderzoek is een bevoegdheid van de gewesten via het FWO, maar ook de federale kenniscentra, zoals het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) en Sciensano, doen heel wat onderzoek. Bestaat er vandaag al een overleg over de onderzoeken die men wil doen inzake geestelijke gezondheidszorg ? Zo niet, bent u bereid om mee te werken aan een overleg tussen de verschillende betrokken onderzoeksinstellingen en het eventueel op gang te trekken om te komen tot een gezamenlijke onderzoeksagenda?
Minister Dalle heeft het woord.
Ook hier zie ik linken met mijn andere bevoegdheid, voor Jeugd. Toen ik in de coronacrisis aan jongeren vroeg wat hun belangrijkste zorg was, waren er altijd twee antwoorden: ten eerste voldoende ruimte voor jonge mensen, gaande van jeugdhuizen tot speel-, sport en ontspanningsruimten, en ten tweede mentaal welzijn. Het valt me op dat we het normaal vinden dat we heel sterke voorzieningen hebben in Vlaanderen en België voor fysieke zorg, voor al wat het lichamelijke betreft, voor ziekenhuizen en dergelijke meer. Maar de psychologische en psychiatrische ondersteuning is veel minder evident en minder ingeburgerd. Dat is blijkbaar in het wetenschappelijk onderzoek ook het geval.
De creatie van een platform voor kennisuitwisseling om een totaalbeeld te krijgen van het bestaande onderzoek in de geestelijke gezondheidszorg kan zeker een meerwaarde hebben. Daardoor zou er meer zichtbaarheid zijn voor bestaand onderzoek en wordt het mogelijk om leemten in het onderzoek beter op te sporen. Zoals in de aanbevelingen van de Hoge Gezondheidsraad staat opgenomen kan er daarvoor mogelijk gekeken worden naar een uitbreiding van de ‘COVID-19-paper repository’ tot een bredere ‘paper repository’. Een voordeel van de covidcrisis is dat we op dat vlak ook wat kennisdeling hebben uitgebreid.
Tijdens de covidpandemie werd de Belgian Mental Health Paper Repository ontwikkeld. Die geeft een overzicht van het bestaand wetenschappelijk onderzoek naar indicatoren van geestelijke gezondheid in België. Die verzameling van relevante studies toonde aan welke gevolgen COVID-19 en de daarmee samenhangende maatregelen hebben gehad voor de geestelijke gezondheid, waaronder de gevolgen voor de meest kwetsbare groepen en mogelijke beschermende factoren.
De Belgian Mental Health Paper Repository is een voorbeeld van hoe een dergelijk platform de uitwisseling van informatie kan vergemakkelijken, samenwerking kan bevorderen, en integratief en innovatief onderzoek kan stimuleren. We staan daar positief tegenover en zijn zeker bereid om samen te werken met de federale overheid als een dergelijk initiatief genomen wordt.
Op dit moment is er nog geen structureel overleg over de beleidsmatige onderzoeken die in België gebeuren inzake geestelijke gezondheidzorg. Iedere overheid vraagt onderzoek aan vanuit zijn eigen specifieke bevoegdheden en beleidsprioriteiten. Het is wel zo dat bijvoorbeeld het KCE jaarlijks een oproep voor onderzoeksvoorstellen doet, en op die manier kunnen ook andere overheden suggesties doen. Ik geef een ander voorbeeld. Het KCE-onderzoek nr. 318A over de organisatie van de geestelijke gezondheidszorg voor volwassenen in België werd op vraag van de interkabinettenwerkgroep (IKW) over geestelijke gezondheidszorg, de interfederale IKW over geestelijke gezondheidszorg die opereert onder de interministeriële conferentie (IMC) Volksgezondheid, geïnitieerd. Naar aanleiding van concrete gedeelde beleidsnoden is het dus wel mogelijk dat er samenwerking is tussen verschillende overheden en over verschillende onderzoeksinstanties heen, maar dat is niet ingebed in structurele afspraken.
Onderzoek over geestelijke gezondheidszorg in opdracht van de Vlaamse overheid wordt toegewezen aan het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin wanneer het over beleidsmatig onderzoek gaat.
Onderzoek over geestelijke gezondheidszorg is maar één aspect. Daarnaast moet er ook ingezet worden op kennisoverdracht naar de actoren in de geestelijke gezondheidszorg en moet men hen hier actief mee aan de slag laten gaan. Dat is ook belangrijk, want anders blijft dat in een kast of in een digitaal archief liggen. Daarin ligt ook een opdracht bij de verschillende partnerorganisaties in Vlaanderen om tot het ontwikkelen en implementeren van methodieken te komen.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik ben alleszins blij dat u daar positief tegenover staat. Ik ben er alvast van overtuigd dat dat een meerwaarde kan zijn. Als er iets is wat steeds terugkomt bij de problemen die wij bespreken, is het vaak het gebrek aan onderzoek ervan. Als je dan ziet dat iedereen op zijn domeintje zit te werken en soms dezelfde zaken zit te doen, dan is dat allemaal tijdverlies. Het is beter om samen te werken, goede afspraken te maken over wat eenieder op zich neemt. De bevoegdheden zijn verspreid over de gemeenschappen en de gewesten. Het kan voor iedereen alleen maar een voordeel zijn indien daar structurele afspraken over zouden kunnen worden gemaakt. Dan kunnen we een beter overzicht krijgen van wat er bestaat en wat er nog niet bestaat, hoe dat ten opzichte van elkaar staat, waar de hiaten zich bevinden.
Minister, u zegt zelf dat geestelijke gezondheidszorg altijd een beetje in het verdomhoekje wordt gestopt. Maar met de coronacrisis is dat inderdaad plots toch iets meer op het voorplan getreden. Nu is het momentum gekomen om daar ook op dit vlak voldoende aandacht aan te besteden.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Ik heb ook het advies van de Hoge Gezondheidsraad doorgenomen. Hoewel het kort en summier is, trekt het wel enkele zeer belangrijke conclusies, waar we soms veel te weinig bij stilstaan, niet het minst omdat we in dit land, met zijn gemeenschappen en gewesten maar zeker ook op het federale niveau, te weinig investeren in dat fundamenteel onderzoek binnen de geestelijke gezondheidszorg, zeker als we de vergelijking maken met het somatisch onderzoek. In een context waarin een op de vier Belgen, en een op de drie volgens toekomstprognoses, met geestelijke gezondheidsproblemen sukkelt, is dat een zeer pijnlijke vaststelling.
Daar komt nog eens de ondoorgrondelijkheid van het landschap van de geestelijke gezondheidszorg bij, maar ook van de bevoegdheden inzake geestelijke gezondheidszorg. Ik zal heus niet de enige zijn die er bij momenten niet meer goed aan uit geraakt.
Voor het overige kan mijn fractie de drie aanbevelingen van de Hoge Gezondheidsraad zeker mee onderschrijven. Ze zijn alle drie evident, wat het des te pijnlijker maakt dat er vandaag nog onvoldoende werk is gemaakt van het delen van kennis en deskundigheid inzake geestelijke gezondheidszorg, van de kwaliteit van de gegevens in het onderzoek naar geestelijke gezondheidszorg, en ten slotte van een onderzoeksagenda die leidt tot beleidsacties. Deze aanbevelingen passen overigens perfect binnen de beleidsnota.
Gelet op de hoge prevalentie van de problematieken van geestelijke gezondheidszorg bij jongeren lijkt het mij belangrijk dat niet alleen Vlaanderen, maar ook u, als minister van Jeugd, een plaats aan die tafel opeist. Misschien kunt u dat meenemen naar de volgende IMC Gezondheidszorg. Hoe dan ook stel ik mijn concrete vraag aan u als minister van Jeugd en niet zozeer als vervanger van minister Crevits: gaat u die plaats aan die tafel opeisen? Vindt u dat zelf zinvol? Welke inspanningen of beleidsvisies moeten er dan specifiek voor de jongeren worden uitgetekend?
Minister Dalle heeft het woord.
Dank u wel voor de vraag. Als het de komende vier weken is, zal ik sowieso aan die tafel zitten als minister van Welzijn. Op het vlak van de vertegenwoordiging in de verschillende IMC’s en in de interfederale werkgroepen en platformen die hier hierrond relevant zijn, zie ik geen noodzaak om dat te wijzigen. We hebben sowieso rechtstreekse contacten met de collega’s. Dat is op zich geen probleem.
Mentaal welbevinden is een van de topprioriteiten binnen het Jeugd- en Kinderrechtenbeleidsplan (JKP). Dat is daarin de eerste prioriteit. Daar werken we sowieso transversaal samen met andere collega’s, in het bijzonder die van Welzijn en Onderwijs. Het is ook in het onderwijs een belangrijk thema.
Ik ben het er op zich helemaal mee eens dat dit ook vanuit Jeugd een prioriteit is. Maar het is misschien niet noodzakelijk om daar institutioneel wijzigingen aan te brengen omdat we sowieso goed afstemmen bij de voorbereiding van dergelijke vergaderingen wanneer het nodig is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.