Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Het antwoord wordt gegeven door minister Dalle.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Een hele tijd geleden, net voor de zomer, verscheen het advies van de Nationale Arbeidsraad (NAR). Het was een advies waarbinnen vakbonden en werkgevers overeenkwamen om vanaf 1 juli 2024 nieuwe onthaalouders het werknemersstatuut toe te kennen. Tot die datum zouden de thans al werkende onthaalouders de kans krijgen om aan te geven dat ze toch in het sui-generisstatuut willen blijven. Het is nu aan de Federale Regering om daar een regeling voor uit te werken. Maar Vlaanderen is hier natuurlijk ook een heel belangrijke component, want Vlaanderen moet zorgen voor de nodige middelen daarvoor.
Het aantal onthaalouders daalt al jaren en het aantrekkelijker maken van het statuut is absoluut een element dat nodig is om meer mensen warm te maken voor de job. Ik denk ook zeker aan de specifieke categorie van de samenwerkende onthaalouders, waar toch ook soms een aantal problemen naar voren geschoven worden. Daar zou toch nog mogelijk een groei in kunnen zitten wanneer bijvoorbeeld een moeder en een dochter of twee vriendinnen als samenwerkende onthaalouders willen werken.
Vlaanderen heeft de voorbije periode natuurlijk ook al een aantal stappen gezet, onder meer met het proefproject rond het werknemersstatuut voor onthaalouders. Dat startte enkele jaren geleden en dat werd ook al enkele keren verlengd. In het kader van VIA 6 (Vlaams intersectoraal akkoord) is ook beslist om het aantal onthaalouders dat in het werknemersstatuut kan stappen – in dat proefproject dus – te verhogen. Eerder werd naar voren geschoven dat tegen het einde van dit jaar het vervolg van de evaluatie van dit proefproject zou worden verwacht, vanzelfsprekend in samenspraak met de sociale partners.
Minister, hoe reageert u op het advies van de NAR over het statuut voor onthaalouders?
Is er overleg gepland of is er al overleg geweest met de Federale Regering omtrent dit advies? Indien het overleg al plaatsvond, wat was het resultaat hiervan?
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de evaluatie van het proefproject omtrent het werknemersstatuut voor onthaalouders? Welke finaliteit heeft dit proefproject nog in het kader van dit nieuwe advies?
Minister Dalle heeft het woord.
Mevrouw Schryvers, dank voor de vraag. Eerst en vooral: het advies van de NAR zegt in hoofdzaak drie dingen. Ten eerste, het sui-generisstatuut moet stapsgewijs uitdoven: vanaf 1 juli 2024 zouden nieuwe onthaalouders steeds werknemers moeten zijn. Voor dan nog bestaande onthaalouders sui generis moet vanaf dan een geleidelijke overschakeling mogelijk zijn. Ten tweede, samen met de sociale partners moet gezocht worden naar een oplossing voor de samenwerkende onthaalouders. Ten derde, voor onthaalouders die reeds voor de start van het sui-generisstatuut in 2003 werkten als aangesloten onthaalouder, moeten hun prestaties van voordien ook recht geven op de opbouw van pensioenrechten. Dit derde element, het gelijkstellen van prestaties van voor 2003 in het pensioenstelsel, is natuurlijk een federale bevoegdheid. De eerste twee elementen van het advies moeten nog grondig onderzocht worden.
We hebben met de bevoegde federale en gemeenschapscollega’s afgesproken om de consequenties van het uitdoofscenario grondig te onderzoeken. Elk van de drie gemeenschappen bevindt zich ter zake momenteel in een ander traject en perspectief, maar iedereen wil wel mee aan de kar trekken. En als er vervolgens tot een uitdoofscenario beslist wordt, dan moeten we ook een haalbare timing vooropstellen. Ons aanvoelen is dat 1 juli 2024 in dat opzicht wel vrij vroeg is.
Oplossingen voor samenwerkende onthaalouders in een locatie vergund voor groepsopvang, moeten in eerste instantie gezocht worden in de context van het subsidiesysteem voor groepsopvang, met uitklaring over het bijhorend statuut voor de kinderbegeleiders. We zullen hierover het overleg aangaan met de sociale partners, maar ook met de sector gezinsopvang zelf, om te horen welke voorstellen zij hebben. Ik loop daar liever niet op vooruit, om dat overleg alle kansen te geven.
Wat betreft het overleg met de Federale Regering: in het kader van de evaluatie van het sui-generisstatuut, wat een beleidsobjectief was in het federale regeerakkoord, is er in het voorjaar contact geweest met het kabinet van de federale minister van Sociale Zaken. Ook vanuit de Vlaamse Gemeenschap hebben we input voor deze evaluatie kunnen doen. Het advies van de NAR dateert van eind augustus.
Het federaal kabinet van Sociale Zaken heeft op 21 september jongstleden alle betrokkenen opnieuw samengebracht, met het oog op het vaststellen van een werkagenda om de vragen te kunnen beantwoorden die zich na het advies van de NAR voor elke betrokken partij stellen.
Tot slot kom ik aan de derde vraag, over het proefproject. Het proefproject is in 2015 gestart en in verschillende fases verder uitgebreid en verlengd. Vandaag werken er binnen het proefproject 587 voltijdequivalente onthaalouders in een werknemersstatuut.
De opvolging van het proefproject wordt begeleid door ons agentschap Opgroeien, in een technische werkgroep samen met de sociale partners. De einddatum van de lopende projecttermijn is 31 maart 2023. De werkgroep zal een evaluatierapport opstellen. Dat rapport kunnen we dan gebruiken om een goed onderbouwde beslissing te nemen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Bedankt, minister. Voor ons heeft die kleinschalige opvang, die gezinsopvang absoluut een belangrijke plek in het kinderopvanglandschap. En we zien dat dat aantal al een aantal jaren daalt, behalve bij de samenwerkende onthaalouders. Ik denk dat we echt moeten zorgen dat we de onthaalouders die er momenteel werkzaam zijn, ook zo goed mogelijk omkaderen, en dat we die aan boord houden. En we moeten het ook wel aantrekkelijk maken voor nieuwe mensen om eventueel in te stappen, zij het ook als samenwerkende onthaalouders. En dan is een bepaald perspectief natuurlijk ook wel nodig voor hen. Daarom denk ik dat het goed is dat het advies er nu is, maar ook dat er een soort kader wordt gecreëerd, waarbinnen beslissingen richting de toekomst zullen worden genomen.
Ik noteerde dat het proefproject op 31 maart zal aflopen, en dat we dan die evaluatie zullen krijgen. Ik kijk daar alleszins al naar uit. Maar wat ons betreft moeten er inderdaad verdere stappen gezet worden om toe te werken naar dat werknemersstatuut en het uitdoofscenario voor het sui-generisstatuut voor onthaalouders.
Ik heb geen bijkomende vraag.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik had twee korte vragen. Minister, weet u wat de kostprijs zou zijn als we alle onthaalouders zo’n werknemersstatuut zouden geven? En denkt u dat zo’n sociaal statuut ook de dalende trend zou keren? Want we merken dat het aantal onthaalouders steeds maar achteruitgaat. Ik vraag ook telkens die cijfers op, en die bevestigen dat keer op keer. Denkt u dat zo’n sociaal statuut dat effectief zal kunnen omdraaien, of zullen we ons gewoon moeten neerleggen bij die dalende trend?
Minister Dalle heeft het woord.
Collega Saeys, ik denk dat dit zeker kan bijdragen tot de aantrekkelijkheid van de job. Het is nog altijd een zeer interessante formule om kinderen op die manier op te vangen, dus ik heb in elk geval de hoop dat de versterking van hun statuut op die manier kan bijdragen tot de aantrekkelijkheid van die job in die functie, en dat dat dus ook kan bijdragen tot de capaciteit en de kwaliteit.
Wat uw vraag rond budgettering betreft: dat is altijd delicaat, dat zijn altijd inschattingen. Het gaat eigenlijk over twee stappen die gezet moeten worden. Ten eerste moet het sui-generisstatuut vervangen worden door een werknemersstatuut, en ten tweede moet vervolgens ook bekeken worden hoe we van een minimumloon naar trap 2A kunnen overgaan. Er zijn ongeveer drieduizend personen in dat sui-generisstatuut, en de kostprijs wordt geraamd op ongeveer 60 miljoen euro voor elke stap. Het gaat dus over een grootteorde van meer dan 100 miljoen euro als je het volledig realiseert.
De vraag om uitleg is afgehandeld.