Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over internaten voor buitengewoon onderwijs en de transitie naar het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, uw collega van Onderwijs had tot voor kort 21 buitengewone internaten in beheer, waar samen ongeveer duizend kwetsbare kinderen en jongeren wonen met een extra zorgbehoefte. Omwille van de bijzondere zorgverlening die deze internaten als taak hebben, vallen deze internaten beter onder Welzijn. Daarom besliste de Vlaamse Regering tot een overdracht naar Welzijn, waar deze internaten vanaf 1 september 2023 definitief toe zullen behoren en waar ze betere en meer gepaste ondersteuning krijgen. Zo wordt om een oud zeer gelenigd.
Maar die beslissing van de Vlaamse Regering heeft ook ongewenste gevolgen. Zo zal ook het internaat van het medisch-pedagogisch instituut (MPI) in Eine sluiten. Dat is een beslissing van de raad van bestuur van de betreffende scholengroep. Deze beslissing zou om financiële redenen genomen zijn. Om te voldoen aan de normen vanuit het departement Welzijn zouden er financiële inspanningen moeten worden geleverd die de scholengroep niet kan dragen. De impact van deze sluiting is voor vele gezinnen gigantisch. Tientallen internen – kinderen met een beperking of kwetsbare geplaatste kinderen – dreigen zo hun warme, vertrouwde plek te moeten verlaten. De vraag is waar die kinderen nu terecht zullen kunnen. De dichtstbijzijnde internaten voor kinderen met een beperking zullen wellicht Ronse, Deinze of Gent zijn. Dat betekent in het beste geval een urenlange busrit voor deze kinderen, iets wat de Vlaamse Regering juist wil vermijden. Een andere mogelijkheid is, wanneer ze toch het geluk hebben een alternatief verblijf te vinden op korte termijn, dat deze kinderen ook nog eens van school zullen moeten veranderen omdat er op dezelfde campus een school met dezelfde doelgroep is gesitueerd.
Een realistischer scenario is spijtig genoeg dat een grote meerderheid van hen gewoon huiswaarts zal worden gestuurd, want door de problematiek van de ellenlange wachtlijsten in de jeugdzorg zal er bijna zeker geen plaats zijn voor hen op dit moment.
Het spreekt vanzelf dat een terugkeer naar huis voor velen van hen geen optie is. Er werd reeds eerder beslist dat een verblijf op internaat beter aan hun noden voldoet en dit om verscheidene redenen: zorgzwaarte van het kind op verschillende vlakken, pedagogische vaardigheden van ouders, financiële situatie ouders, mishandeling …
In de regio rond Oudenaarde ontstaat zo een blinde vlek – Oudenaarde, Ronse, Brakel, Lierde, Geraardsbergen, Ninove – en een nog groter tekort aan bedjes door de sluiting van het internaat in Eine. Het hoeft geen betoog dat vele ouders dus zeer ongerust zijn en dat dit vanuit kinderrechtenperspectief een nefaste beslissing is.
Minister, nam u al kennis van de beslissing van het MPI in Eine om te sluiten? Hoe kijkt u tegen de ontwikkeling aan?
Hebt u weet van andere sluitingen die dreigen? In de wandelgangen horen we dat er nog internaten zouden sluiten. Zult u poolshoogte nemen dienaangaande?
Welke regio’s kampen nog met mogelijke gaten of blinde vlekken? Hoe zult u vermijden dat er leemtes ontstaan in de gebiedsdekking van deze bijzondere internaten?
Zullen alle kinderen een plek hebben en zal er na de hervorming voldoende capaciteit zijn? Hoe wordt dit gemonitord en hoe zal worden ingegrepen bij een mogelijk tekort aan plaatsen?
Dat er andere vereisten zijn voor een welzijnsinstelling dan voor een onderwijsinstelling is u toch bekend? Kan hierop geanticipeerd worden? Of wat werd hiertoe ondernomen? Op welke wijze worden betrokken internaten bijgestaan in de transitie? Welke middelen zijn hiertoe voorzien?
De heer Vandenberghe heeft het woord.
De overheveling van de verschillende internaten van het buitengewoon onderwijs naar Welzijn wordt niet overal op gejuich onthaald. MPI ’t Craeneveld in Eine, met als inrichtende macht Scholengroep 21, is een internaat waar veertig kinderen uit het buitengewoon onderwijs worden opgevangen. Het is een plaats waar ze structuur en regelmaat krijgen en een warme thuis. Het gaat om kinderen met een beperking die speciale zorg nodig hebben. De raad van bestuur heeft beslist om vanaf volgend schooljaar de deuren te sluiten. De reden die de algemeen directeur aangeeft is de overheveling van het internaat van Onderwijs naar Welzijn, waardoor het gebouw niet aan de kwaliteitsnormen van Welzijn zou voldoen. Het hele internaat zou verbouwd moeten worden, wat een budget vraagt van 4 miljoen euro.
De ouders van de kinderen die verblijven in het internaat zijn radeloos. Hun kinderen kunnen niet zomaar elders terecht. Er is een gebrek aan alternatieven in de regio. Als ze niet meer in het internaat terecht kunnen betekent dit wellicht urenlange busritten van hun nieuwe internaat of woonplaats naar hun huidige school.
Wij hebben intussen vernomen dat de ouders zijn uitgenodigd op zowel uw kabinet als op het kabinet van Welzijn. Het is uiteraard goed dat u ze hebt uitgenodigd. Maar ik hoop van harte dat het geen rondje wordt waarin iedereen alleen maar wordt beluisterd en een wortel wordt voorgehouden als ‘We gaan het bekijken’. Het is mij en de ouders ook niet duidelijk in hoeverre u ook zult samenzitten met Scholengroep 21 Vlaamse Ardennen en met de algemeen directeur van het basisonderwijs. Dat zijn immers de mensen met wie u moet samenzitten om tot een oplossing te komen, denk ik dan. De ouders samenbrengen is sympathiek, maar zij moeten niet voor de oplossing zorgen. Daarvoor moet er overleg zijn met de scholengroep in kwestie zelf, in casu met de algemeen directeur of toch de coördinerend directeur.
Minister, klopt het dat de kwaliteitsnormen voor de internaten hoger liggen voor Welzijn dan voor Onderwijs? Zo ja, zijn er daarvoor middelen voorzien zodat de onderwijsinternaten aan die normen kunnen voldoen?
Zult u contact opnemen met de scholengroep om alsnog tot een mogelijke oplossing te komen? Indien niet, wordt er voor een oplossing op maat gezorgd voor de veertig leerlingen waarbij mogelijke busritten zoveel als mogelijk zullen worden beperkt? Hoe wilt u dat aanpakken?
Hebt u weet van andere onderwijsinternaten die zullen sluiten, al dan niet naar aanleiding van de overheveling naar Welzijn?
Heeft de overheid zicht op het aantal kinderen en jongeren in het buitengewoon onderwijs die nood hebben aan een internaat enerzijds en op het aanbod anderzijds? Komt het aanbod tegemoet aan de vraag, rekening houdend met de regio?
Minister Weyts heeft het woord.
Laat mij het wat ruimer schetsen. Op dit moment loopt er voor 21 voorzieningen een transitieproces van Onderwijs naar Welzijn. Naast die 21 sluiten er mogelijk nog een drietal instellingen aan. De doelstelling is om deze transitie af te ronden tegen 1 september 2023.
Binnen de Vlaamse Regering namen we dan ook al verschillende initiatieven, gericht op die finaliteit: de conceptnota Onderwijs-Welzijn van 9 juli 2021, de stuurgroep Transitie met verschillende werkgroepen, en een decreet op gezamenlijk voorstel met de minister van Welzijn, dat we hier in de verenigde commissie Onderwijs-Welzijn hebben toegelicht. We hebben dus serieuze stappen gezet.
De hele transitie loopt over tien jaar en heeft de bedoeling om ervoor te zorgen dat de voorzieningen van het Gemeenschapsonderwijs (GO!) de hun toevertrouwde jongeren op een gelijke wijze kunnen behandelen als de voorzieningen die vandaag bestaan in Welzijn. Het gaat eigenlijk over een gelijke behandeling van gelijke situaties. Wat we hier doen, is een ongelooflijke vooruitgang. Dat heeft ook bloed, zweet en tranen gekost, en heel veel politieke discussie. Wij dragen over van Onderwijs naar Welzijn, waardoor die jongeren op dezelfde financiering en omkadering kunnen rekenen als bij Welzijn. Wat veel meer is dan in een constellatie waarin ze tot het beleidsdomein Onderwijs behoren. Dat heeft natuurlijk grote financiële consequenties voor het beleidsdomein Welzijn.
Het is, voor alle duidelijkheid, met heel veel respect voor het werk dat de mensen vandaag al leveren dat ik het zeg, maar kwaliteitsverhoging is ook een heel uitdrukkelijk doel van de transitie. Die hogere kwaliteitsverwachtingen zijn er niet alleen wat betreft de omkadering en de ondersteuning, maar ook op het vlak van de infrastructuur.
Kwaliteit is een proces. Dat proces van kwaliteitsverhoging loopt al bij de internaten met permanente openstelling (IPO’s), die al langer in het transitieproces zitten. Sinds vorig jaar ook bij IBIS en Kastor en dit jaar ook bij het medisch pedagogisch instituut van het GO! (MPIGO) zonder IPO.
Het is niet zo dat de huidige gebouwen van de betrokken voorzieningen de overgang naar Welzijn in de weg staan. Mensen van Welzijn hebben ’t Craeneveld bezocht en hen gerustgesteld. In die zin betreur ik toch wel de berichtgeving.
Laat ik nog eens terugkeren naar het ruimere plaatje. De transitie wordt aangestuurd door de stuurgroep Transitie, met zijn verschillende werkgroepen, de respectieve kabinetten Onderwijs en Welzijn, de administraties en de besturen van de betrokken voorzieningen. De stuurgroep Transitie is het orgaan waar alle aspecten van de transitie aan bod komen.
De zorgen die ’t Craeneveld heeft, zijn bij de stuurgroep gekend. De bezorgdheid van de stuurgroep gaat in de eerste plaats naar de betrokken jongeren. In de schoot van de stuurgroep worden er oplossingen gezocht. Er worden veel mogelijkheden aangeduid.
Ik ga vandaag geen grote uitspraken doen. Ik wil de mensen die oplossingen zoeken voor de lokale situatie in alle rust hun werk laten doen. De grootste bekommernis is de voornaamste zorg: de betrokken jongeren.
Rond infrastructuur leven wel meerdere vragen. Er is effectief een inhaalbeweging nodig. Besturen hebben behoefte aan realistische verwachtingen, ook op het vlak van timing, binnen Welzijn ten aanzien van infrastructuur en de wijze waarop daarop toegezien wordt. De infrastructuur moet in staat zijn om te voorzien in vragen vanuit de denkkaders en kwaliteitsvereisten van Welzijn, om na te denken over infrastructuur en daar een plan van aanpak voor uit te werken. Ik heb ook gevraagd om binnen de stuurgroep Transitie een aparte werkgroep te voorzien rond infrastructuur. Dat zal men ook doen.
Om de toekomstige positie binnen Welzijn en de bijhorende subsidiëring te bepalen, zijn twee elementen cruciaal.
In de eerste plaats is er de inschalingsoefening die moet gebeuren. Daarmee brengen we de leerlingenpopulatie van elke voorziening in kaart. Zo weten we welke doelgroep we hebben.
Daarnaast wordt er aan de voorzieningen gevraagd om voor zichzelf de denkoefening te maken: ‘Waar willen we naar toe? Wat voor voorziening willen we zijn, met welk aanbod? Wat is onze doelgroep?’ In welzijnstermen heet dat een zorgstrategisch plan. Dat vragen we aan de betrokken voorzieningen.
De IPO’s Kastor en IBIS hebben die zorgstrategische oefening al gemaakt, of zijn er al vergevorderd mee bezig. Voor het MPIGO is de zorgstrategische oefening vrij recent. Dat is nog in volle opstart.
Op zich is het niet vreemd dat er actoren zijn die bij het nadenken daarover zichzelf ook wel existentieel in vraag stellen: ‘Willen we überhaupt verder?’ Het is niet verkeerd dat er ernstig wordt nagedacht over het voortbestaan. We verwachten van die besturen wel dat ze hun verantwoordelijkheid opnemen ten aanzien van de jongeren. Ook hier is de stuurgroep Transitie hét forum waar alles over de transitie besproken wordt.
Ik kan aangeven dat er, buiten ’t Craeneveld, nog geen andere meldingen op de stuurgroep geweest zijn. Wat uiteraard niet wil zeggen dat er geen locaties zijn waar men ook denkt over het existentiële vraagstuk. Maar hoe dan ook, het denkproces moet daar in alle vrijheid kunnen lopen en de mensen die de betrokken besturen begeleiden moeten hun werk kunnen doen. Men is niet gebaat bij het voeren van de discussie op het publieke forum.
Voor de volledigheid: voor tien voorzieningen loopt de transitie al langer. Voor vijf IPO’s en Kastor zetten we de komende dagen belangrijke stappen. Om de overgang vlot te laten verlopen is er overleg met alle betrokken partijen. Er is ook bilateraal overleg met de internaten die in transitie gaan, waarbij we ook altijd goed blijven samenwerken met Onderwijs en Welzijn. Vanuit de zorginschaling en de zorgstrategische planning wordt voor elk internaat gekeken naar de toekomstmogelijkheden binnen Welzijn en welke subsidiëring daaraan gekoppeld is. De gesprekken met de eerste zes internaten zijn ingepland eind deze maand.
Slotsom: de communicatie is soms wat voorbarig. Dat werkt soms wat contraproductief. Ik kan enkel zeggen dat we met de beste wil van de wereld proberen die transitie tot een goed einde te brengen en tot, wat het uiteindelijk ook is, een heel positief verhaal.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, ik wil nog eens benadrukken dat wij ook van mening zijn dat die transitie broodnodig was, dat ze al heel lang heeft aangesleept en dat het goed is dat ze nu eindelijk wordt uitgevoerd. Laat daar geen twijfel over bestaan. Maar wat de specifieke situatie in Eine betreft: de algemeen directeur van de scholengroep heeft nog eens laten optekenen in de krant dat de politici mogen zeggen wat ze willen, maar dat de beslissing is genomen door de raad van bestuur en dat zij daar niet meer op terugkomen. Dat vind ik nogal straf. Er zijn redelijk wat andere valabele alternatieve pistes, die niet direct met zich zullen meebrengen dat er 4 miljoen euro zal nodig zijn om die transitie te realiseren. Ik hoop dus ook – en ik sluit mij aan bij mijnheer Vandenberghe – dat u met hen en met de ouders en de scholengroep rond de tafel gaat zitten om eens te horen wat daar echt aan de hand is en waarom die weerstand er is. Ik weet niet of zij goed beseffen dat zij, zoals ik uit uw antwoord meen te kunnen afleiden, verantwoordelijk zijn voor het plaatsen van of het zorgen voor de jongeren die geen plek meer zullen hebben. Hebt u al eens gevraagd hoe zij denken dat te zullen doen? Dat lijkt mij echt geen eenvoudige oefening.
En dan breder. Er is niet alleen de problematiek van Eine. Ik hoor dat er op nog een aantal plekken bezorgdheden zijn. Minister, er is ook ongerustheid, om niet te zeggen grote ongerustheid, bij het personeel. Sommigen kiezen eieren voor hun geld en zijn aan het verdwijnen. Er zijn daar onduidelijkheden en er is ook achteruitgang. Als men niet benoemd is, betekent dat voor het statuut … Er is bijvoorbeeld de gunstige verlofregeling in Onderwijs, die ze dan moeten laten varen. Dat heeft een enorme impact. Daar zijn veel vragen over. Daar verwachtte men toch dat er vroeger duidelijkheid zou zijn. Die blijft maar uit. Wanneer zult u daar duidelijkheid kunnen verschaffen waardoor u ervoor zou kunnen zorgen dat hun ongerustheid kan worden weggenomen en dat er voor hen gunstige regelingen kunnen worden uitgedokterd die geen ongelooflijke achteruitgang betekenen?
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Minister, die transitie is, zoals collega Meuleman zegt, belangrijk. Het is daar tijd voor. Mijn eerste bijkomende vraag is of er voldoende middelen worden voorzien om die transitie tot een goed einde te brengen.
De zorgstrategische oefening is nu bezig, terwijl de transitie er moet zijn tegen 1 september 2023. Is die timing niet een beetje laat?
Is er in Eine nog een overgangsperiode voor de kinderen, zodat ze minstens nog een extra jaar in het internaat kunnen blijven en daarna gegarandeerd een oplossing kunnen krijgen, dicht bij huis? Als er geen oplossing is, moet die overgangsperiode toch worden verlengd. Dat is de communicatie die toch met de betrokken scholengroep en de algemeen directeur moet worden gevoerd. Ik maak mij daar ongelooflijke zorgen over. Het gaat over kwetsbare kinderen van wie sommigen bovendien in een erg moeilijke thuissituatie zitten. Er zijn nog tien maanden voor een oplossing. Dat is bijzonder weinig, weet ik uit de praktijk. In Welzijn zijn de wachtlijsten gigantisch. Ik begrijp dat de ouders ten einde raad zijn. Waar het mij vooral om gaat, is dat het weer gaat om kwetsbare jongeren en kinderen. Daar moeten wij – en hopelijk ook u, samen met de mensen van de betrokken school en de algemeen directeur – zeker onze verantwoordelijkheid nemen om daar een oplossing aan te bieden.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Ik wil verder gaan op het luikje personeel. De transitie is noodzakelijk, maar we moeten zoeken naar draagvlak. Ik hoor toch op het terrein heel veel zorgen met betrekking tot de transitie, zeker voor het personeel. Allerlei verhalen doen de ronde, en dat zorgt ervoor dat het draagvlak wordt ondergraven.
Minister, ik heb een aantal concrete vragen.
Er wordt gewerkt met de omkaderingsrekeneenheid (ORE). Dat was ook voor mij een nieuw begrip. De functie van beheerder vervalt en er wordt per internaat een directeur aangesteld. Van die beheerders hoor ik toch wel bijzonder bekommerde berichten: ‘Wordt er wel gedacht aan ons, aan onze functie, aan onze expertise? We worden als het ware aan de kant gezet.’ Hoort u dat ook? Hebt u dat ook ervaren?
Dan is er de vraag naar de verantwoordelijkheid inzake preventie en ICT. Hoe moeten de internaten die mensen aanstellen? Dat gebeurt ook via die ORE. Daar worden ook vragen over gesteld.
De vraag die ik het meest krijg, is wat we zullen doen met die kleinere internaten, die 1200 euro per leerling krijgen. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat zij nog dat huiselijke karakter kunnen bewaren en kunnen overleven?
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, die transitie is nodig. Als ik gewoon zie hoeveel jaar er al over wordt gepingpongd, hoeveel jaar het GO! dat al op de agenda zet, dan denk ik dat het een goede transitie is en dat ze nodig is.
Het is ook goed dat er in die sector een stand van zaken wordt opgemaakt van wat er op het programma staat en wanneer dat moet worden gecommuniceerd. Ik stel inderdaad vast dat indianenverhalen en echte verhalen door elkaar worden geweven. Dat gaat dikwijls gepaard met de volgende zin: ‘Ja, ik heb iets gehoord, maar je mag het niet voortvertellen.’ Dat is ongeveer de slechtst mogelijke manier waarop verhalen ontstaan.
Wat betreft de casus die de collega’s aanhalen, kan ik hen enkel bijtreden. Ik betreur dat de autonomie en de vrijheid … Ja, die raad van bestuur is autonoom, collega’s. Vrijheid heeft voor- en nadelen. Als ze zeggen dat ze ermee stoppen, dan stoppen ze ermee. Dat is nu eenmaal het gevolg van de vrijheid.
Minister, ik hoor u zeggen dat er een verhaal wordt opgehangen over personeel en mensen, dat men dicht moet en dat het niet anders kan omdat men niet voldoet, maar dat er wel een overgangsperiode is en dat er aanpassingen mogelijk zijn. Wel, dan betreur ik dat die houding wordt aangenomen. Kwatongen beweren – maar opnieuw, met beweren moeten we opletten – dat dat is om druk te zetten om geld te krijgen. Ik hoop dat dat niet het geval is. Ik zou dat heel sterk betreuren.
Minister, dit verhaal is in handen van uw collega Crevits. Ik denk inderdaad dat er over statuten en overgangen en dergelijke meer duidelijkheid moet worden geboden aan het personeel.
De heer Laeremans heeft het woord.
Ik sluit bij dat laatste aan. Wij vangen ook signalen op van mensen die in zo’n situatie zitten en die heel boos zijn over wat er allemaal gebeurt. Zij weten niet tot wie zij zich moeten richten. Als ze geen gehoor krijgen bij hun eigen directie, is het dan geen idee dat men als personeelslid bij die stuurgroep terechtkan? Dan kunnen daar de vragen worden gebundeld. Op die manier kan men voor een deel tegemoetkomen aan de bekommernissen want die leven daar wel. Het is toch belangrijk dat die vragen een antwoord krijgen. In het parlement kun je moeilijk dergelijke lokale arbeidsomstandigheden en wat weet ik allemaal voorleggen. Die mensen willen daar toch wel een antwoord op.
Minister Weyts heeft het woord.
We moeten twee zaken van elkaar onderscheiden.
Enerzijds is er de oefening die we doen rond de gewone internaten, de onderwijsinternaten zeg maar. Daar stellen we een historisch gegroeid kluwen vast van acht verschillende erkenningsvormen en verschillende vormen van financiering. Decretaal schoeien we dat op één leest, namelijk één organisatievorm waarbij we ook één basisfinanciering voorzien, die gelijk is, en vervolgens een alternatieve financiering a rato van het feit of men kinderen in het weekend opvangt, of men jongeren opvangt met een speciale beperking, geplaatste jongeren …
Anderzijds hebben we wat we doen voor de buitengewone internaten. Er zijn 160 gewone onderwijsinternaten en 21 buitengewone internaten. Dan spreken we over een duizend kwetsbare jongeren. Die vallen eigenlijk onder Welzijn. Daar moeten we de transitie bewerkstelligen, maar dat is natuurlijk gemakkelijker gezegd dan gedaan, ook voor het personeel.
Wat betreft de timing wil ik daar nu echt mee door. Ik wil dat dat tegen september 2023 op punt staat. Mijnheer Vandenberghe, ik begrijp u niet goed. Soms zegt u dat het te laat is, en soms zegt u dat het te vroeg en te snel komt. Ik wil dat in deze regeerperiode tot een goed einde brengen. (Opmerkingen van Steve Vandenberghe)
Ik wil het in deze regeerperiode, net vanwege de politieke gevoeligheid. We hebben daarover een akkoord bewerkstelligd, waarbij het wel wat bikkelen was met Welzijn. We hebben daar andere zaken aan moeten koppelen. Daarom wil ik dat dat concreet wordt gerealiseerd in deze regeerperiode en dus tegen september 2023.
Zijn er voldoende middelen? Wel, ik heb een deeltje van de middelen meegegeven, maar natuurlijk niet volledig. Die vraag moet je vooral aan Welzijn stellen. Voor deze regeerperiode is dat alleszins zo en heeft men ons gegarandeerd dat de rekeningen zouden kloppen.
Ik kom terug op de transitie. Voor wat betreft het personeelsstatuut is de overgang van Onderwijs naar Welzijn vrij complex. Een vaste benoeming kent men in Welzijn niet. Het uitgangsprincipe is: verworven rechten zijn onaantastbaar. En als er dan nog concrete vragen zijn, stuur ze maar door naar mijn kabinet. Dan kunnen we die mensen misschien geruststellen. Er zijn nog discussies die in het sociale overleg worden gevoerd, maar dat overleg is zo ruim dat ik daar altijd langs alle kanten lekken over hoor. Als je een samenvoeging beoogt, kan er in sommige gevallen maar één directeur komen terwijl de andere beheerder zijn verworven rechten blijft behouden. Maar welke aparte functie zou je hem nog kunnen geven? Die discussie loopt momenteel en daarover moet ik mij uitspreken. Ik heb daarover net een voorstel gedaan.
Laat dat zijn gang gaan. Zijn er concrete vragen en bezorgdheden? Niemand is erbij gebaat dat we dat wat oppoken of opstoken, ook de lokale casuïstiek. Wij hebben altijd heel duidelijk het belang van de jongeren beoogd. Er zijn altijd wel praktische oplossingen te vinden. Maar dat zal niet lukken op het publieke forum. Wij zijn ter beschikking om te proberen om vanuit een zeer open pragmatiek voor oplossingen te zorgen, in eerste instantie denkend aan het belang van de jongeren.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, ik voel niet echt een heel duidelijk engagement richting het MPI Eine, waarbij u echt wilt proberen om daar toch nog een oplossing te vinden, om dat open te houden om de redenen die ik heb vermeld: het feit dat daar echt een gat valt. (Opmerkingen van minister Ben Weyts)
Ja, maar ik denk dat er toch wel voldoende argumenten zijn om te zeggen dat het heel belangrijk is en om er alles aan te doen om hen te proberen te overtuigen om de alternatieve pistes ten gronde te bekijken. Dat is in dezen heel belangrijk, ook vanuit Vlaams perspectief, omdat wij gebiedsdekkend willen zijn: wij willen dat die kinderen overal terechtkunnen, dat ze niet urenlang op een bus moeten zitten, dat zij niet op een wachtlijst of thuis terechtkomen omdat er geen plekken zijn. Het verdwijnen van plaatsen heeft dus echt een impact op uw beleid. Ik hoop dus dat u er alles aan zult doen om die algemeen directeur en de raad van bestuur op andere gedachten te brengen. Zij zijn het inderdaad die in de pers forse uitspraken hebben gedaan. Ik vind dat bijzonder jammer, maar het is iets wat heel hard leeft in mijn regio. Ik hoop dat u er alles aan zult doen om deze beslissing nog te keren.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
We zullen uiteraard het transitiedossier verder opvolgen. Het is niet evident. Daarin hebt u gelijk, minister. Zeker als het over de verschillen gaat tussen het personeel van Welzijn en van Onderwijs. Met die verworven rechten is het niet gemakkelijk om de transitie te maken. Maar goed, daar moeten we door.
Minister, ik onderstreep nog eens dat ik hoop dat u erin slaagt om met die scholengroep rond de tafel te zitten. Wij, net als u en iedereen hier aan tafel, dat ben ik zeker, maken ons zorgen over die kinderen die eventueel in de kou kunnen komen te staan. Dat kan eigenlijk niet.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.