Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de verdere ontwikkeling van de Vlaamse toetsen
Verslag
Mevrouw Goeman heeft het woord.
We hebben op onze reis naar Ierland veel geleerd over de ‘do’s and don’ts’ van centrale toetsen. We moeten de discussie hier in de commissie zeker nog voeren, aangezien ze er snel zitten aan te komen.
Minister, voor het zomerreces werd het ontwerp van decreet op de Vlaamse toetsen in het onderwijs principieel goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Na een hoorzitting en een gedachtewisseling heeft het Vlaams Parlement kunnen kennismaken met de inhoud van het ontwerp van decreet. Ik heb al een paar keer gezegd dat mijn fractie voorstander is van een goede monitoring die gericht is op het verbeteren van de onderwijskwaliteit. Centrale toetsen kunnen daarin zeker een belangrijk instrument zijn. Maar er zijn volgens ons wel een aantal heel belangrijke randvoorwaarden.
Een eerste onderdeel waarover ik het graag met u wil hebben, is het begrip ‘leerwinst’. De centrale toetsen hebben heel wat doelstellingen, zowel op macroniveau en op schoolniveau als op leerlingniveau. Ik heb eerder al gezegd dat wij ons afvragen of die drie wel te combineren zijn. Met betrekking tot het leerlingniveau schrijft het ontwerp van decreet het principe ‘leerwinst’ in. Ik blijf met vragen zitten over hoe die leerwinst zal worden gemeten op vier niveaus: Vlaams niveau, schoolniveau, niveau van de leerlingengroep en van individuele leerlingen. Tijdens de hoorzitting van 31 januari 2022 gaf professor Rianne Janssen aan dat het niet zeker is dat er leerwinst zal kunnen worden gemeten. Bijvoorbeeld voor het vierde leerjaar zijn er geen onderwijsdoelen. We hebben wel de eindtermen op het niveau van het zesde leerjaar, maar voor het vierde leerjaar hebben we alleen de leerplannen. Wat wordt er op dat moment gemeten? Hetzelfde geldt voor de secundaire scholen. Leerlingen hebben allemaal een ander parcours, met bijvoorbeeld meer of minder uren wiskunde. Hoe zal daar leerwinst worden gemeten? Ik heb u daarover een vorige keer ook al vragen gesteld in de commissie. U zei toen dat een expertengroep dat aan het bekijken is. Ik ben heel benieuwd hoe zij methodologisch ervoor zorgen dat het concept leerwinst in de toetsen wordt ingebouwd.
Daarnaast wordt in het ontwerp van decreet ook een definitie van ‘Vlaamse toetsen’ ingeschreven. De definitie stelt dat de toetsen een selectie van eindtermen zullen bevatten. De eindtermen zijn minimumdoelen. Nochtans uitte de onderwijsadministratie in de hoorzitting de bezorgdheid dat wanneer enkel met die minimumdoelen zal worden gewerkt, de lat te laag wordt gelegd. Daarom wordt er beter gewerkt met adaptieve toetsen die verder gaan dan het niveau van de eindterm. Met een adaptieve toets kan men verschillende vaardigheidsniveaus meten. Op die manier kan men nagaan hoeveel leerlingen excelleren en wordt het plafondeffect tegengegaan. Met adaptieve toetsen is het ook mogelijk dat de moeilijkheidsgraad van de toetsvragen gebaseerd is op de eerdere antwoorden van de leerling. Op die manier krijgen leerlingen toetsvragen die aansluiten op hun vaardigheidsniveau en raken ze niet gefrustreerd omdat de vragen veel te moeilijk of veel te gemakkelijk zijn.
Het derde aspect is de discussie over de openbaarheid van de resultaten. Daarover is ook al veel gezegd in deze commissie. Minister, u laat zich inspireren door de inperking van de openbaarheid die ook geldt in de Franse Gemeenschap. In het ontwerp van decreet is gekozen voor de piste van een decretale geheimhoudingsplicht, die ook een uitzondering is op de openbaarheid. Het ontwerp van decreet verbiedt de scholen expliciet om de resultaten publiek te maken en verwijst hiervoor naar het verbod op oneerlijke concurrentie. Het is echter niet helemaal duidelijk in hoeverre die geheimhoudingsplicht ook geldt voor de oefentoetsen. In het ontwerp van decreet staat: “De Vlaamse overheid stelt de Vlaamse toetsen, met inbegrip van oefentoetsen, ter beschikking van de scholen (…).” De woorden ‘met inbegrip van’ suggereren dat de oefentoetsen niet vallen onder de definitie van Vlaamse toetsen en dus ook niet onder de in het ontwerp van decreet bepaalde uitzondering op de openbaarheid. Ik wil gewoon een geruststelling dat de resultaten van de oefentoetsen niet door de scholen zullen worden gepubliceerd om te zeggen dat ze al dan niet goed bezig zijn. Vooral goed bezig zijn, dan.
De resultaten van de toetsen zullen op veel computers terechtkomen: het Steunpunt, de pedagogische begeleidingsdiensten, de onderwijsinspectie en de scholen zelf. Het risico op hacking, waardoor alsnog rankings zouden kunnen ontstaan, is mogelijk. In welke mate komt het ontwerp van decreet tegemoet aan deze twee punten?
Tot slot is er nog het verplichte begeleidingstraject. Ook over dat onderdeel hebben we nogal wat vragen. Er staat duidelijk dat scholen worden verplicht om tot een begeleidingstraject naar keuze over te gaan. We moeten goed weten dat die schooleffecten geen uitschieter zijn, dat dat een stabiel patroon is, dat het minder goed gaat. Het is de bedoeling dat de onderwijsinspectie de resultaten van de toetsen jaarlijks op schoolniveau ontvangt. In de memorie van toelichting staat dat wanneer een school in vergelijking met andere vergelijkbare scholen herhaaldelijk mindere prestaties haalt op de Vlaamse toetsen, dit wordt gezien als een knipperlicht. Over de concrete uitwerking van dat knipperlicht blijft het ontwerp van decreet echter vaag.
Minister, kunt u mij nog eens uitleggen hoe de leerwinst zal worden gemeten op de vier niveaus, zowel in het basisonderwijs, waar er geen cesuur is in het vierde leerjaar, als in het secundair onderwijs, rekening houdend met de schoolveranderingen van leerlingen?
Waarom is ervoor gekozen om enkel een selectie van eindtermen, de minimumdoelen, te toetsen? Waarom is er niet gekozen voor echt adaptieve toetsen, zodat leerwinst van alle leerlingen kan worden nagegaan, ook de excellerende?
De Vlaamse toetsen aan het einde van de derde graad zullen voor het eerst worden afgenomen in mei 2027. Het schooljaar voordien vindt de kalibratie plaats. Mogelijk zal schooljaar 2025-2026 het eerste schooljaar zijn dat de nieuwe eindtermen, na de vernietiging van de vorige, van kracht zijn. Welke invloed kan dit hebben op de resultaten van de toetsen en bijgevolg de kalibratie?
Vallen de oefentoetsen ook onder het verbod om de resultaten van de school publiek te maken?
Minister, in welke mate kunt u ervoor garant staan dat de resultaten niet kunnen worden gehackt wanneer zij aan derden worden verstrekt? Worden er bijvoorbeeld voorwaarden opgelegd voor het digitaal bewaren van de gegevens?
In de gedachtewisseling over de conceptnota ‘Vlaamse toetsen’ gaf u aan dat de criteria om te bepalen of de schoolresultaten beneden de verwachting zijn, worden uitgetekend door een werkgroep van de onderwijsinspectie en de pedagogische begeleidingsdiensten. Wat is de stand van zaken? Waarom wordt het steunpunt daarbij niet betrokken? Wanneer mogen we het resultaat van de werkgroep verwachten?
Hartelijk welkom ook aan de dames van de Zilveren Passer, deel twee. In de vorige groep zat mijn mama, hier zit tante Frieda in. (Gelach)
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik ben benieuwd, voorzitter, wie van uw familie in groep drie zit, en in groep vier. (Gelach)
Collega’s, een vraag over Vlaamse toetsen. Ik denk dat het belangrijk is, wat we zowel in Schotland als in Ierland gezien hebben rond de opvolging van de kwaliteit van onderwijs. Daar staat het eigenlijk als een paal boven water dat je als overheid toetsen doet – gevalideerde, betrouwbare toetsen – om op te volgen. Als je aan leerkrachten en directies vraagt of ze daar problemen mee hebben of zich daar vragen bij stellen, dan bekijken ze je alsof ze willen zeggen: ‘Welk probleem zouden we daarmee hebben, dat dat gevalideerde en betrouwbare toetsen zijn die we afnemen?’ Ik vind het toch goed dat we ook in Vlaanderen die stap zetten en ons niet langer afhankelijk maken van buitenlandse, Europese toetsen die om de zoveel jaar worden afgenomen en ondertussen ietwat blind varen.
Er zijn uiteraard wel de interdiocesane proeven en de OVSG-toetsen (Onderwijsvereniging van Steden en Gemeenten) op het einde van het zesde. En dat is een goede zaak. Maar dat is natuurlijk niet volledig breed. De doelstellingen ervan koppelen ook niet terug tot op het Vlaamse niveau, en de data ervan zijn ook niet ontsloten, waardoor ik toch denk dat wij, als volksvertegenwoordigers, parlement, minister, daar iets meer de vinger aan de pols willen houden. Want dat is ook wat in de beleidsnota van de minister staat: “Ik volg de kwaliteit van ons onderwijs op via gevalideerde, gestandaardiseerde en genormeerde proeven en hou zo de vinger aan de pols. Op die manier breng ik de leerwinst van jongeren in kaart en krijgen we zicht op de scores van elk kind. Deze instrumenten meten zowel de mate dat de leerlingen de eindtermen bereiken" – dat zullen in de toekomst dan minimumdoelen zijn – "de leerwinst van individuele leerlingen als de leerwinst op schoolniveau. We bekijken dit ook in internationaal verband.”
Op dat laatste wil ik even inpikken, minister. In Ierland hebben we de vraag gesteld: hoe verhouden uw nationale toetsen zich ten opzichte van uw internationale toetsen? Dat is een vraag waarop men niet kon antwoorden, maar die ik wel een belangrijke vraag vind. Als die Vlaamse toetsen worden ontwikkeld, hoe correleert dat, hoe hangt dat samen? Kunnen we daar iets mee maken? Ik denk dat dat iets is wat u kunt meegeven aan de onderzoekers – ik weet niet of zij daar op dit moment al mee bezig zijn –, dat er, in elk geval, toch iets is wat daar verband mee houdt, of dat er een verband tussen is.
Ik ga verder. “Ik vraag aan een onafhankelijke instantie om deze kwaliteitsinstrumenten te ontwikkelen, dit met betrokkenheid van de onderwijsverstrekkers. De proeven zijn per definitie net- en koepeloverschrijdend en focussen in eerste instantie op Nederlands (begrijpend lezen, schrijven, grammatica) en wiskunde. Alle scholen nemen de proeven af bij alle leerlingen op twee momenten in het lager onderwijs en aan het einde van de eerste en de derde graad van het secundair onderwijs. Op termijn vervangen deze meetinstrumenten de bestaande proeven.”
Die ontwikkeling is volop bezig – collega Goeman verwees er ook al naar. En volgens de huidige planning is de kalibratie van die Vlaamse toets in het vierde leerjaar van het basisonderwijs en het tweede jaar van het secundair onderwijs gepland rond mei 2023. De toetsen zouden dan voor de eerste keer afgenomen kunnen worden in 2024. Voor de kalibratie van de Vlaamse toets voor het zesde leerjaar van het basisonderwijs richt men zich op mei 2025. Dan kan men zich voor het zesde jaar op 2026 richten, om dan voor de eerste keer te worden afgenomen in respectievelijk 2026 en 2027. Dat is de vooropgestelde planning. Dat is nog wel even, maar minister, vanuit de N-VA-fractie denken we dat dat ook nodig is, om ervoor te zorgen dat die dingen goed zitten, dat die Vlaamse toetsen goed zitten, dat die juist meten en dat mensen vertrouwd raken met hoe dat moet worden afgenomen. Ik denk dat de vraag van collega Goeman daarover terecht was.
Wat het meten van de leerwinst betreft – ik was net nog eens aan het kijken –: ook in de eindtermen basisonderwijs zoals ze vandaag zijn geformuleerd, kun je natuurlijk wel een evolutie zien. Als ik bijvoorbeeld kijk naar taalgebruik, lees ik: “Met het oog op doeltreffende communicatie kunnen de leerlingen in voor hen relevante en concrete taalgebruikssituaties en op hun niveau gebruikmaken van zender, ontvanger, boodschap, bedoeling en situatie.” Je kunt natuurlijk wel kijken, collega Goeman, naar wat iemand in het vierde leerjaar kan en wat die in het zesde leerjaar kan, wat diezelfde eindtermen betreft, en welke evolutie daarop zit. Dat is dus, denk ik, wetenschappelijk wel mogelijk, maar, ik geef het toe, een ambitieus iets.
In de ontwikkeling van de toetsen werd bij de laatste ministerraad voor het zomerreces, op 15 juli, nog een belangrijke beslissing genomen. De Vlaamse Regering keurde het voorontwerp van decreet over de Vlaamse toetsen in het onderwijs goed. En collega’s, ik ben daar heel blij mee. Dat is een belangrijke stap die door deze voltallige regering wordt gezet. Met dit decreet worden de Vlaamse toetsen verankerd in het decreet Basisonderwijs, in de Codex Secundair Onderwijs en in het Kwaliteitsdecreet.
De Vlaamse toetsen houden rekening met de vernieuwde eindtermen. Daar zitten we, minister, nog wel wat met een timing. Hoe gaan die sporen met elkaar? Want die eindtermen – daar hebben we het daarnet al over gehad – voor de tweede en derde graad van het secundair onderwijs werden vernietigd. Er wordt nu aan nieuwe gewerkt. U hebt daarnet geschetst in welke volgorde u gaat werken.
Daar heb ik toch volgende vraag over: wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitwerking van die toetsen, in relatie tot wat er van de eindtermen voor ons ligt?
Twee, in het decreet lezen we de volgende zin: “Scholen kunnen met de informatie, zonder dat die met derden gedeeld wordt, aan de slag om zich te situeren ten opzichte van gelijkaardige scholen en om zich te verbeteren.” In Vlaanderen leeft de terechte bekommernis: als al die dingen zomaar in de kranten komen, willen we dat? U hebt er al regelmatig op geantwoord: neen, dat willen we niet. Maar hoe kunnen we er toch voor zorgen dat dat niet gebeurt?
En drie, nu de nieuwe eindtermen aangepast moeten worden: over de implementatie ervan stelde ik daarnet al een vraag.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik sta nog altijd te kijken van de gevoeligheid rond het betrokken thema en van de bezwaren en obstakels die worden opgegooid om de invoering ervan te verhinderen. Ik sta ervan te kijken, en u hebt het ook ervaren, zeker als dit ergens in het buitenland – Schotland of Ierland – al een gangbare praktijk is. Niet het buitenland is de uitzondering, wij zijn dat.
Ik sta ook te kijken van de hoegrootheid van de operatie om dat in te voeren. Ik ben zeer tevreden dat het een eerste keer principieel werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Dat heeft al tijd en boterhammen, bloed, zweet en tranen gekost. Daar zijn we nu. We krijgen nu de adviezen binnen van de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor), de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) en de Vlaamse Toezichtcommissie (VTC). We gaan hiermee aan de slag. Ook de ontwikkeling van de toets zit op schema. In mei van dit schooljaar zal de grootschalige kalibratie plaatsvinden bij een steekproef van meer dan twintigduizend leerlingen. De eerste échte Vlaanderenbrede afname is ingepland voor eind april/begin mei 2024.
Elke school zal vanaf dan feedback ontvangen over haar scores op de Vlaamse toetsen. Daarbij krijgt de school te zien hoe scholen met een gelijkaardig leerlingenpubliek gemiddeld scoren. Die situering van de eigen school tegenover gelijkaardige scholen, is leerrijk om de eigen sterke punten en werkpunten te zien en ermee aan de slag te gaan.
U had al veel concrete vragen over de operationalisering. Leerwinstmeting is een complexe materie. Ik laat me daaromtrent adviseren door de onderzoekers en experten van het universitair steunpunt dat de toetsen ontwikkelt. Zij schreven een rapport over de statistische en praktische randvoorwaarden om leerwinst in kaart te brengen. Op basis van dat rapport zal ik beleidskeuzes maken.
De Vlaamse toetsen zullen een selectie van minimumdoelen bevragen voor wiskunde en Nederlands. Het woord ‘selectie’ staat daar bewust. Dat betekent dat sommige minimumdoelen niet getoetst kunnen worden in een grootschalige digitale toetsafname. Dat gaat bijvoorbeeld over het tekenen van een cirkel met een passer in de lagere school. Dat is een van de doelen, maar moeilijk in een grootschalige digitale toetsafname. Dat kan je niet echt toetsen. De toetsontwikkelaars van het steunpunt hebben die selectie grondig voorbereid én afgetoetst met een denktank van inspecteurs, pedagogisch begeleiders en leraren.
De Vlaamse toets zal inderdaad erg ambitieus zijn, zowel naar niveau als naar praktische uitvoering ervan. We gaan namelijk werken met semi-adaptieve toetsen. Dat zijn toetsen die zich aanpassen a rato van het niveau van de betrokken leerling. Bijvoorbeeld: een leerling die de eerste drie vragen correct heeft beantwoord, zal als vierde een moeilijkere vraag krijgen. Een leerling die de eerste drie vragen fout beantwoordt, zal daarna een makkelijkere vraag krijgen. Zo’n adaptieve werkwijze zorgt ervoor dat zowel de zwakke als de sterk presterende leerling geprikkeld en gestimuleerd blijven. Maar ook excellerende leerlingen zullen kunnen laten zien hoe sterk ze zijn.
De toetsvragen zijn inderdaad gebaseerd op de minimumdoelen, maar het klopt niet dat alle toetsitems zich exact op het niveau van de minimumdoelen zouden bevinden en dat de toets alleen de minimumdoelen zal omvatten. Er worden toetsitems ontwikkeld die makkelijker zijn dan de eindterm en er zijn toetsitems die veel moeilijker zijn dan het vereiste niveau van de eindtermen. Dit betekent dat ook de sterkste leerlingen maximaal uitgedaagd gaan worden door deze toets.
Wat betreft de vragen over de toetsen op het einde van het secundair onderwijs en de impact van de bij te sturen minimumdoelen voor de derde graad: qua timing zit dat wel goed, omdat de eerste toets in het zesde jaar secundair onderwijs inderdaad zal worden afgenomen in mei 2027 en de kalibratie hiervan in mei 2026 zal gebeuren. Maar we pleiten ervoor, zoals aangehaald in de vorige discussie, om met de nieuwe eindtermen voor de derde graad van start te gaan op 1 september 2023. Sowieso zullen zowel de kalibratie als de veralgemeende invoering gebeuren op grond van de nieuwe eindtermen van de derde graad.
De oefentoetsen, of wat we de kennismakingstoetsen noemen, hebben logischerwijs als doel om leerlingen en hun leerkrachten te laten kennismaken met de digitale toetsomgeving en het toetsplatform, zodat men de toetsen kan afnemen in goede omstandigheden. De bedoeling is dat de leerlingen kunnen werken met het platform en dat we zicht krijgen op de vorm van de vragen. De leraar mag de leerlingen helpen tijdens de oefentoets en de leerlingen mogen de toets klassikaal doorlopen. De scores worden nergens bijgehouden en er wordt geen feedback gegeven aan leerlingen of aan scholen. Er zullen dus geen resultaten zijn voor deze oefentoets. We moeten dus ook geen verbod op bekendmaking inschrijven.
Het hacken van gegevens is een risico voor elk IT-systeem en dus ook voor het toetsenplatform. In de vereisten voor dat toetsenplatform hebben we uiteraard alles voorzien om dat maximaal tegen te gaan. De scholen zelf zijn er nu al toe gebonden om zorgvuldig om te gaan met leerlinggegevens en alle GDPR-regels (General Data Protection Regulation) te volgen. Die regels bepalen dat je passende beveiligingsmaatregelen moet nemen, zoals versleuteling of toegangsbeperking. De toetsen veranderen daar niets aan. Stel dat een hacker alsnog zou binnenraken op het computernetwerk van de school, dan zal hij daar weinig vinden, want de leerlingenresultaten worden centraal in een andere database bijgehouden.
De onderwijsinspectie en de pedagogische begeleidingsdiensten krijgen de toetsresultaten van meerdere scholen, dus niet op individueel niveau maar geaggregeerd. Deze organisaties moeten vertrouwelijk omgaan met de gegevens van scholen. Zij hebben nu al toegang tot heel vertrouwelijke informatie en gegevens van scholen. Zij zijn gebonden aan het beroepsgeheim. Dat is ook zo expliciet opgenomen in het ontwerpdecreet. Voor de onderwijsinspectie en de pedagogische begeleidingsdiensten is er dus niets nieuws onder de zon.
Over die schoolgegevens is enkele malen een werkgroep van de onderwijsinspectie met de pedagogische begeleidingsdiensten samengekomen, om te bekijken hoe de brede beeldvorming en profielbepaling van scholen het best zou kunnen gebeuren. Ook onderzoekers van het steunpunt waren daarbij betrokken. Dat zit dus ook op schema.
We gaan dus stap voor stap vooruit. De operationalisering ervan is soms wat complex, maar met het Steunpunt hebben we echt wel alle expertise die er in Vlaanderen bestaat omtrent de ontwikkeling van toetsen en hoe om te gaan met de resultaten samen. Daar is heel veel goede wil. We zullen stap voor stap komen tot een gedegen invoering van de Vlaamse toetsen.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik wil beginnen met nogmaals te onderstrepen dat wij op zich een voorstander zijn van die centrale toetsen. Zoals ik daarnet gezegd heb, denk ik dat dat inderdaad een heel interessant instrument is om de kwaliteit van ons onderwijs te monitoren, op voorwaarde natuurlijk dat dat op een goede manier gebeurt, dat die centrale toetsen helder en methodologisch sterk in elkaar zitten en vooral dat ze doen wat ze beloven te doen. In die zin – u moet het ons vergeven – vinden wij dat er in dat decreet en in de commissie wordt gegoocheld met termen als ‘leerwinst’ en ‘semiadaptief’. Naar dat laatste wordt trouwens in de memorie van toelichting nergens verwezen. Voor ons is het niet altijd duidelijk hoe dat concreet werkt. Ik ben evenmin als u, minister, een expert in het ontwikkelen van toetsen. Ik begrijp dat dat allemaal heel complex is. Maar die centrale toetsen zijn echt belangrijk, een mijlpaal in de verdere kwaliteitsmonitoring van ons onderwijs. U moet dus toch begrijpen dat wij, die dat in deze commissie uiteindelijk moeten goedkeuren – en we denken erover na om dat wel degelijk te doen – toch echt wel moeten weten hoe dat in elkaar zit. Ik stel dus voor dat we die experts nogmaals uitnodigen voor we over dat ontwerp van decreet stemmen, zodat ze nogmaals de methodologie kunnen uitleggen. Ik begrijp dat er dan weer iets extra’s op de agenda komt, maar dit is gewoon te belangrijk om de discussie niet ten gronde te voeren.
Zo kunnen we misschien ook duidelijkheid krijgen over de manier waarop de metingen van die leerwinst in het basisonderwijs en het secundair onderwijs zullen gebeuren. Ik blijf me nog altijd afvragen wie, bijvoorbeeld in het vierde leerjaar, gaat bepalen wat er gemeten wordt. Hoe gaan we dat precies definiëren als de eindtermen op het niveau van het zesde leerjaar zitten? Want als dat niet heel duidelijk is, kun je je een scenario voorstellen waarbij een school wel toegeeft dat ze slecht scoort, maar dat de dingen die gemeten zijn, pas in het vijfde of zesde leerjaar onderwezen worden en dat dat dus niet eerlijk is.
Ik vind het ook wel wat raar, in het proces van de ontwikkeling van de eindtermen voor het basisonderwijs, dat we nu centrale toetsen aan het ontwikkelen zijn, terwijl de dingen die we gaan ontwikkelen, in de nabije toekomst nog aangepast zullen worden.
Ook mijn vragen over hoe er gemeten wordt in het secundair onderwijs, als leerlingen hun weg moeten zoeken doorheen de matrix, blijven eigenlijk onbeantwoord.
Ik herhaal dus dat we een voorstander zijn van goede centrale toetsen, maar dat er voor ons nog een aantal technische onduidelijkheden zijn. Daarom stel ik voor om daarover de experts uit te nodigen.
Mevrouw Goeman, ik heb uw vraag in verband met het uitnodigen van de toetsontwikkelaars genoteerd voor de regeling der werkzaamheden.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, in het decreet dat op 15 juli werd goedgekeurd, staat de definitie van leerwinst te lezen: de verandering in de leerprestaties tussen twee metingen bij dezelfde leerlingen op dezelfde meetschaal. (Opmerkingen van Hannelore Goeman)
Met bijvoorbeeld Progress in International Reading Literacy Study (PIRLS) of Programme for International Student Assessment (PISA) zou je eenzelfde leerling opnieuw kunnen bevragen om te zien of er een evolutie was, want PISA meet op zes niveaus. Je zou dan bijvoorbeeld kunnen bekijken of een leerling van niveau 2 naar niveau 4 gaat. Ik denk dus niet dat het onmogelijk is.
Maar ik begrijp uw vraag wel, collega Goeman. Het is ook vrij nieuw voor ons in Vlaanderen om die scope erbij te nemen. Het is niet binair, het is niet ja of neen, het is vrij nieuw. Ik vind ook dat we, door de leerwinst op die manier te formuleren, de ambitie moeten hebben om dit ook rond te krijgen. Ik ben benieuwd of de onderzoekers het ook geformuleerd krijgen. Veel zal natuurlijk afhangen van de mate waarin de onderwijsverstrekkers hieraan hun medewerking verlenen en of ze ermee akkoord gaan om die adaptiviteit mee op te nemen, want dat wil ook zeggen dat er een vorm van gradatie is. Ze moeten bijgevolg ook aangeven wat ze al dan niet belangrijk vinden, wat ze belangrijker vinden en wat vroeger moet komen. Wat de didactiek in taal en wiskunde betreft – en daarover hebben professor Verschaffel en professor De Corte in het verleden heel veel interessante bijdragen verleend –, is er wel wetenschappelijke consensus over de opbouw. Daarin zitten niet zo heel veel verschillen.
In elk geval, minister, denk ik dat het inderdaad belangrijk is om hiermee door te zetten. Ik denk ook dat het wel goed zou zijn om nog eens aan de onderzoekers te vragen om die correlatie, al dan niet met internationale onderzoeken, toe te lichten.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, inzake de kwaliteit van het onderwijs, kan ik als pedagoog, als mama en leerkracht alleen maar een groot geloof hebben in gevalideerde en betrouwbare toetsen, als ze doen wat ze beloven. Ik blijf herhalen dat er geen ‘silver bullet’ is om de kwaliteit van ons onderwijs te garanderen. We varen niet blind. Er zijn al toetsen, we starten niet van een wit blad, er is al heel veel expertise. Ik erken ook dat het belangrijk is dat de toetsen die ontwikkeld worden, goed zitten en dat er een draagvlak komt. Ik sluit aan bij mijn vorige tussenkomst over de eindtermen: ik ben ook tevreden dat er een soort gemeenschappelijk verhaal gekomen is. Ik roep op om te gaan zoeken naar dat draagvlak.
Ik heb nog twee punten, minister. Het meten van de leerwinst is cruciaal. Ik hoor dat de collega’s ook benieuwd zijn naar hoe men dat precies gaat aanpakken. Het is geen evidentie, ook in academische middens zijn daar vragen over. Heel specifiek heb ik vragen over de meting in het vierde leerjaar. Wat is de impact van de aanpak in het basisonderwijs? Hoe gaan we om met de eindtermen die pas op het einde van het zesde jaar gehaald moeten worden? Hoe zorgen we ervoor dat we als overheid niet te veel inspelen op de pedagogische vrijheid?
Het is inzake het eigenaarschap van data en kwaliteit, de rankings, voor het stedelijk en gemeentelijk onderwijs echt noodzakelijk dat die voorwaarde gebetonneerd zit en dat men niet tot rankings kan komen. Heel specifiek, hoe gaan we de kwaliteitszorg op scholen waarmaken? Ik geloof heel sterk in het eigenaarschap van scholen, dat ze zelf gaan kiezen op basis van data en informatie, die ze verzamelen in overleg, klassenraad, interne processen, hoe ze kwaliteit gaan vastpakken. Dat is een ontwikkelingsgerichte visie die vertrekt vanuit de interne kwaliteitszorg van scholen zelf. Het is belangrijk dat we ook daar waakzaam zijn: hoe komen we via de vrijheid toch tot kwaliteitsvol onderwijs?
De heer Danen heeft het woord.
Het lijkt soms dat de centrale toetsen alleen maar voordelen hebben. De vraag is natuurlijk: hoe kom je tot kwaliteitsvolle centrale toetsen die moeten doen wat we ervan verwachten? Volgens onze fractie zijn we daar nog helemaal niet. De Vlor blijft heel kritisch, ondanks de goede bedoelingen van de minister en van deze meerderheid.
Het antwoord op de vragen, minister, overtuigt ons niet echt. Leerwinst blijft een heikel punt. Hoe wordt dat gemeten? Wat wordt ermee gedaan tussen leerlingen en tussen scholen? Zulke zaken moeten worden uitgeklaard eer we daar echt mee aan de slag gaan. We maken ons ook zorgen over de uitholling van het onderwijs, wat mevrouw Vandromme ook aangaf. De diversiteit aan pedagogische projecten blijft ook voor ons heel erg belangrijk. Hoe kun je dat bevatten of vatten met een centrale toets? We willen geen eenheidsworst. Dat zou heel jammer zijn. Op die vraag is nog altijd geen goed antwoord gekomen.
Rond de rankings blijven we met het probleem zitten dat die er toch gaan komen. Hoe kunt u garanderen dat die er niet komen?
Er wordt soms gezegd – de heer Daniëls heeft het gezegd – dat we heel veel toetsen volgens internationale standaarden en toetsen. Is het uw bedoeling om op een aantal van die toetsen niet meer in te gaan of ze zo minimalistisch mogelijk in te vullen?
Minister Weyts heeft het woord.
Wat betreft het internationale stukje: dat lijkt mij ook het aanlokkelijke, om te zien in welke mate de resultaten evolueren, conform de resultaten van internationale toetsen, zoals PISA, PIRLS, Trends in International Mathematics and Science Study (TIMMS), waarop we – voor alle duidelijkheid – gaan blijven inzetten. Want velen beargumenteren in dat verband dat onderwijsverstrekkers toch al hun eigen toetsen hebben. Maar vandaag stelt men vast dat de resultaten daarvan toch niet volledig congruent evolueren met de resultaten van de internationale onderzoeken, wat erop wijst dat er misschien wel een probleem zou kunnen zijn.
Twee, als het over de rankings gaat, in het buitenland is dat toch mogelijk? U bent toch net naar Ierland geweest? Was daar een probleem met de rankings? Als men tegen die toetsen is, zeg het dan. Maar ga niet allerhande stokken aanhalen om toch maar in de wielen te kunnen steken of maar andere argumenten bedenken. Als je problemen hebt met de essentie, zeg dat dan. De operationalisering is soms een complexe materie, maar het is niet dat we daar totaal onontgonnen terrein bewandelen. We kijken ook naar expertise en praxis die vandaag bestaat in de rest van de wereld.
Wat de vragen rond eindtermen betreft: inzake basisonderwijs zijn de eindtermen inderdaad vastgelegd op het niveau van het einde van het basisonderwijs, het zesde leerjaar dus, maar door vaardigheidsniveaus en adaptieve toetsitems kunnen we al zien wat men kan in het vierde leerjaar. Voor de techniciteiten vind ik het zeer zinvol dat u de experten van het steunpunt nog eens hoort. We hebben nog tijd. Eerst komen er nog verschillende adviezen, dan is er de principiële en finale goedkeuring in de Vlaamse Regering, wat u nog wel wat mogelijkheden verschaft. Ik stel voor dat u hen inderdaad nog eens aanhoort, dat u ziet hoe een en ander in elkaar zit en dat men ook op technische vragen kan ingaan. Want, opnieuw, ik ben echt overtuigd van de degelijkheid van de werkzaamheden van het betrokken steunpunt, ook in de ontwikkeling van die toetsen.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik kan maar besluiten door te zeggen dat wij dus inderdaad denken dat die centrale toetsen een onderdeel kunnen zijn van een breder kwaliteitsbeleid. Meten is weten. Maar meten is natuurlijk ook wel het begin, minister. Daarna moet er met die resultaten ook echt iets gebeuren. Hoe gaan we ervoor zorgen dat scholen die resultaten ook kunnen interpreteren, dat de feedback deftig onderbouwd is? Wat gebeurt er, als bij een school de knipperlichten afgaan? Hoe gaat dat remediëringstraject eruitzien, hoe gaan scholen daarin toch nog keuzevrijheid hebben, wie gaat die remediëringstrajecten doen? Er zijn toch nog een heel aantal vragen die open blijven staan.
Ik ben alvast blij – maar we zullen dat straks in de regeling der werkzaamheden verder bespreken – dat we over het methodologische aspect nog verder van gedachten zullen kunnen wisselen. Maar ook over de verdere opvolging van die resultaten valt er, denk ik, nog wel een boompje op te zetten. Bon, we hebben nog een beetje tijd, dus u mag zich aan nog vragen verwachten, maar bedankt alvast voor de antwoorden vandaag.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik treed het antwoord van de minister wel bij, over hen die tegen gevalideerde en betrouwbare toetsen zouden zijn. Ik kan mij allerlei ideeën voor de geest halen waarom je daartegen bent, maar dan denk ik dat je vooral bang bent over wat eruit gaat komen als resultaat, omdat je daar dan mee aan de slag moet gaan, en dat wel eens duidelijk zou kunnen worden wat er verbonden is aan de daling van de kwaliteit van ons onderwijs in Vlaanderen. Want, vergis u niet, ooit was het beter, veel beter. En we gaan achteruit. Die eindtermen zijn de afgelopen twintig jaar niet veranderd. Dus dan moet het elders liggen. Misschien is dat ook wel een reden waarom sommigen toch wel met de voeten slepen. Ik kan dat begrijpen, maar vanuit hetzelfde oogpunt en dezelfde context wordt gepleit voor een sociale welvaartstaat in Vlaanderen en voor democratisering. Als ik de pedagogische projecten lees van alle scholen in Vlaanderen – het maakt niet uit welk net –, dan staat er overal: maximaal alle talenten ontwikkelen. Wel, zo’n toets, zeker een adaptieve, en leerwinst, dat is talenten ontwikkelen. Daarvoor gaan we naar school.
Ik zou dus aan eenieder de oproep willen doen om hier mee de schouders onder te zetten, om scholen op die manier volledig betrouwbare info te geven, waarna ze aan de slag kunnen gaan, gericht kunnen bijsturen, maar ook trots kunnen zijn op wat ze met hun leerlingen bereiken. Want het lijkt alsof die toetsen alleen maar bedoeld zijn om negatief te zijn. Nee, ik denk dat er in Vlaanderen heel wat scholen zijn die met leerlingen zaken bereiken, die meer bereiken dan wat andere scholen bereiken. En dat zijn dan pluimen die leerkrachten ook op hun hoed kunnen steken.
En dat we op die manier, inderdaad samen met de eindtermen, samen met de lerarenopleiding, samen met begeleiding en nascholing, samen met deze toetsen, de hand aan de ploeg kunnen slaan om de onderwijskwaliteit in Vlaanderen te verbeteren. Want er zijn twee belangrijke winnaars bij, dat zijn de leerlingen en dat is Vlaanderen in zijn geheel. En ik denk dat we het daarvoor allemaal doen, over de partijen heen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.