Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Deze vraag om uitleg werd via videoconferentie behandeld.
De heer Aerts heeft het woord.
De aanpassing van het Windplan 2025 stond op de agenda van de afgelopen ministerraad. Het was moeilijk om last minute nog vragen in te dienen, omdat de stukken te laat vrijgegeven werden om ze helemaal in te kijken. Dit wou ik er zeker nog uit pikken, omdat windenergie, ook onshore, natuurlijk een belangrijke stap is.
De oorspronkelijke focus van het Windplan was gericht op minimale steun, en daar zegt de beslissing dat het nu gewijzigd moet worden in het zo snel mogelijk bouwen van grote windturbines op alle mogelijke geschikte gronden. Op basis van de geïdentificeerde gronden kunnen de betrokken entiteiten, eventueel met hulp van het Vlaams Energiebedrijf (VEB) voor wat betreft overheidsopdrachten, deze projecten laten ontwikkelen door geïnteresseerden. Er zijn in Vlaanderen al voldoende projectontwikkelaars met een sterk trackrecord op het vlak van windenergie.
De beslissing luidt verder dat een voorafgaand proefproject dus niet nodig is en vooral een vertraging zou zijn. Ten slotte staat in het regeerakkoord ook nog: “We responsabiliseren de verschillende overheden om op hun vastgoed hernieuwbare energie te produceren en deze projecten waar mogelijk open te stellen voor participatie.” Het is van belang dat er meer wordt ingezet op burgerparticipatie.
In Nederland voorziet het klimaatakkoord van 2019 dat bij grootschalige hernieuwbare-energieprojecten op land een verplicht participatieplan op maat van de lokale gemeenschap als voorwaarde in de vergunningsaanvraag wordt opgelegd. Zo gaat bij hernieuwbare-energieprojecten in Nederland tot 50 procent van het eigenaarschap via participatie van de lokale gemeenschap, en gebeurt de uiteindelijke beoordeling door de lokale overheid.
Als de energiecrisis iets heeft aangetoond, dan is het toch wel dat burgerparticipatie in dergelijke projecten goed werkt. Volgens Renewable Energy Sources cooperative (REScoop), de federatie van burgercoöperaties voor hernieuwbare energie, betaalden coöperanten tijdens de energiecrisis gemiddeld 30 procent minder voor hun energie dan in de commerciële markt gangbaar was en is. De coöperatieven hebben vandaag moeilijkheden om nieuwe projecten op te starten, met als gevolg dat zij hun potentiële klanten moeten confronteren met een coöperatieve contractstop. Het uitgangspunt van de energiecoöperatieve is dat je alleen maar energie kunt delen die je zelf produceert. Dus hebben zij nood aan meer coöperatieve projecten om op die manier meer aan energiedelen te kunnen doen en dus ook meer hernieuwbare energie aan betaalbare prijzen te kunnen aanbieden.
Ondertussen zijn lokaal al verschillende gemeenten zelf al aan de slag gegaan om via gemeentelijke regelgeving die burgerparticipatie te proberen op te leggen of te stimuleren, maar het ontbreken van een Vlaamse regelgeving maakt dat moeilijk en maakt ook dat die gemeentelijke initiatieven niet robuust genoeg blijken te zijn. Zo werd door de gouverneur recent nog een reglement, waarin zelfs geen verplichting werd opgenomen maar enkel een ambitie, vernietigd.
Daarom heb ik de volgende vragen voor u, minister. Welk percentage voor burgerparticipatie voorziet u in uw eigen projecten? Hebt u daar een doelstelling rond en op welke manier gaat u dat realiseren? Hoe beoordeelt u de beslissing van de Antwerpse gouverneur om het gemeentelijke reglement over die burgerparticipatie te vernietigen? De vraag is eigenlijk vooral hoe we er kunnen voor zorgen dat lokale besturen daar meer tools in handen hebben voor zij die op meer hernieuwbare energie en vooral meer gedeelde energie willen inzetten.
Minister Demir heeft het woord.
We kiezen ervoor om, ook binnen de context van het recht van eigendom, de vrijheid van vereniging en het vrij verkeer van kapitaal, voor het ontwikkelen van windturbineprojecten op overheidsgronden door de entiteiten die de gronden bezitten, te werken met ondersteuning vanwege het Vlaams Energiebedrijf, waarbij burgerparticipatie ook maximaal wordt gestimuleerd.
Gelet op het karakter van de gronden en deze ondersteuning vanwege het Vlaams Energiebedrijf, moet worden gestreefd naar het zo maximaal mogelijk openstellen van deze projecten voor participatie om op die manier een voorbeeld te stellen tot gedragen ontwikkeling van windenergie op gronden van de overheid.
U hebt ook verwezen naar de beslissing van de Antwerpse gouverneur om een gemeentelijk reglement met betrekking tot burgerparticipatie te vernietigen. Wij hebben dat dossier ook bekeken. De gouverneur, Cathy Berx, heeft recent een gemeenteraadsbesluit van de gemeente Lille over burgerparticipatie bij grote hernieuwbare-energieprojecten vernietigd. Ik heb ondertussen de beslissing van de gouverneur opgevraagd, en daaruit blijkt dat de gouverneur haar beslissing op stevige juridische argumenten baseerde, die ik als jurist ook kan bijtreden.
In het in december 2021 door de gemeenteraad van Lille goedgekeurde reglement eiste de gemeente minstens 50 procent burgerparticipatie via lokale coöperaties bij windenergieprojecten. De gemeente vroeg verder aan de projectontwikkelaar om jaarlijks een bijdrage te storten in een omgevingsfonds. Met de opbrengst van de fondsen wou de gemeente initiatieven financieren waarbij de lokale gemeenschap, het klimaat of duurzame energie centraal stonden.
De gouverneur stelde in haar beslissing dat de als verplichting geformuleerde burgerparticipatie die aan de ontwikkelaars wordt opgelegd, strijdig is met het recht, meer bepaald met het recht van eigendom, de vrijheid van vereniging en het vrij verkeer van kapitaal. Zo dwong de gemeente Lille de ontwikkelaars van grote projecten van hernieuwbare energie om via burgerparticipatie een inmenging in hun eigendomsrecht en het genot van deze eigendom ook toe te staan. Dit kan volgens de gouverneur worden beschouwd als enerzijds een vorm van eigendomsberoving, en anderzijds een juridisch onvoldoende gelegitimeerde beperking van het eigendomsrecht. Gedwongen eigendomsafstand is volgens artikel 16 van de Grondwet enkel mogelijk indien deze ten algemenen nutte gebeurt, in de gevallen en op de wijze bij de wet bepaald en tegen een billijke en voorafgaande vergoeding.
Uit de rechtspraak van het Hof in Straatsburg en van het Grondwettelijk Hof volgt dat ook bepaalde patrimoniale waarden, wanneer daartoe voldoende grondslag in het interne recht bestaat, eigendom zijn in de zin van het eerste aanvullend protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en daarom dezelfde bescherming genieten. Bovendien moet men zich er rekenschap van geven dat er contracten zijn afgesloten tussen de projectontwikkelaar en de eigenaar van de grond. Het reglement zal deze rechtsverhoudingen beïnvloeden, in zoverre een ontwikkelaar gedwongen wordt om een deel van de eigendomsrechten van de geplande turbines af te staan.
Het bestreden besluit vormde tevens een inbreuk op het recht van vereniging uit artikel 27 van de Grondwet. Tot slot werd in de gemeenteraadsbeslissing een zogenaamd vrijwillig financieel engagement gevraagd waarbij een projectontwikkelaar jaarlijks 18.000 euro per windmolen moest storten. Dit in de feiten niet zo vrijwillige financieel engagement kwam eigenlijk neer op een verkapte belasting. Op grond van het legaliteitsbeginsel moet een belastingreglement echter alle elementen bevatten aan de hand waarvan de belastingschuld kan worden bepaald en ingevorderd. Bijgevolg moet daarin het belastbaar feit, de belastingplichtige, het tarief, het aanslagjaar en de wijze van inning voldoende duidelijk worden omschreven. Dit was hier niet het geval.
Gelet op het voorgaande kan ik dan ook enkel concluderen dat, zonder afbreuk te doen aan het grote belang, het nut en de meerwaarde van burgerparticipatie, dit geen vrijbrief kan zijn om hogere rechtsnormen te miskennen. Er is in de Belgische rechtsorde dan ook een verschil tussen enerzijds burgerparticipatie aanmoedigen en faciliteren, wat ik voluit doe en wat als principe ook in de Vlaamse energieregelgeving is opgenomen, en anderzijds die burgerparticipatie verplichtend maken. Het weze duidelijk dat een dergelijk ingrijpen op eigendomsrechten, dat verplichte burgerparticipatie inhoudt, dermate fundamenteel is dat zoiets niet kan worden ingevoerd op basis van de gemeentelijke autonomie.
De heer Aerts heeft het woord.
Wat de burgerparticipatie betreft, is het niet zo dat het helemaal verplicht werd, het werd aangeraden in de beslissing van Lille. Hoe komt het dat Nederland dit dan wel kan opleggen? Komt dat door een verschil met de Vlaamse of Belgische wetgeving? Waarom kunnen we in Vlaanderen dat Nederlands systeem niet kopiëren? Dat is mijn bijkomende vraag.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Een tiental jaren geleden heeft men iets gelijkaardigs geprobeerd in de provincie Oost-Vlaanderen voor een windmolenafbakeningszone, waarbij werd opgelegd wat het coöperatief aandeel moest zijn. Wat ik van die periode onthouden heb, is dat dit niet alleen een probleem vormt voor de Vlaamse maar ook voor de federale regelgeving. De regelgeving inzake coöperatieven en het beperken van bedragen en dergelijke zorgt ervoor dat je zoveel coöperanten nodig hebt dat dat een probleem kan worden. Onze wetgeving op dat vlak verschilt met die van Nederland.
Minister Demir heeft het woord.
Ik denk dat ik uitgebreid heb geantwoord, voorzitter en collega Aerts, waarom we dit niet verplicht kunnen maken. Uiteraard moeten we dat maximaal gaan stimuleren en dat doen we ook wel. Maar het verplichten botst tegen de grenzen van de wetgeving.
De heer Aerts heeft het woord.
Ik zal uw hele antwoord er nog eens op nalezen. Maar als dat in Nederland kan, lijkt me dat iets dat we toch moeten kunnen en durven overwegen.
Ik denk dat deze commissie Klimaat en Energie heeft laten zien dat ze zich niet laat kisten door de hittegolf en dat we deze namiddag een stevige agenda afgehandeld hebben.
De vraag om uitleg is afgehandeld.
Collega’s, we zijn aan het einde gekomen van deze laatste commissievergadering voor het reces. Ik wens u allen een heel fijn reces toe en hoop dat we met veel nieuwe moed met nieuwe dossiers kunnen beginnen tijdens onze volgende commissievergadering op 20 september.