Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme
Verslag
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister-president, de Europese lidstaten en het Europees Parlement zijn het begin juli principieel eens geworden over de nieuwe wetgeving die de overname van een onderneming van een lidstaat door een staatsgesteund niet-EU-bedrijf zal bemoeilijken. Eerder stelde Europees Commissaris voor Concurrentie Vestager al dat ieder bedrijf welkom is om zaken te doen in de Europese Unie, maar dat iedereen die actief is in de interne markt, gelijk moet worden behandeld, zodat – zo zegt ze dan toch – een eerlijk speelveld gegarandeerd is. Volgens Vestager hadden we tot nu toe niet dezelfde regels voor niet-Europese bedrijven, wat betekende dat ze met steun van hun overheid een oneerlijk voordeel in EU-landen hadden, aldus commissaris Vestager.
De EU zal nu de bevoegdheid krijgen om een mogelijke buitenlandse staatssteun bij potentiële overnames van EU-ondernemingen door niet-EU-ondernemingen te onderzoeken. Dat zal reeds kunnen indien de overname het bedrag van 500 miljoen euro overschrijdt en bij openbare bestedingen van boven 250 miljoen euro indien er sprake is van minstens 4 miljoen euro financiering door een buitenlandse overheid. Betrokken bedrijven zullen verplicht worden die activiteiten te melden.
Minister-president, steunt u dat akkoord volmondig? Zo niet, welke punten van kritiek hebt u eventueel daaromtrent? Zal de meldingsplicht volstaan om te verhinderen dat er Europese, en dus ook Vlaamse, bedrijven overgenomen worden door niet-EU-bedrijven die staatssteun krijgen?
Zijn er deze legislatuur reeds overnames gebeurd van Vlaamse bedrijven door niet-EU-bedrijven die gefinancierd worden door de overheid en die onder de voorwaarden van het nieuwe systeem zouden vallen? Kunt u meedelen over welke overnames het desgevallend gaat en welke buitenlandse overheden daarbij betrokken waren?
Welke mogelijke impact kan dit akkoord volgens u hebben op de Vlaamse economie? Kan de Vlaamse Regering zelf nog zaken ondernemen om te verhinderen dat niet-EU-ondernemingen Vlaamse bedrijven overnemen op basis van een oneerlijk voordeel?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mijnheer Deckmyn, vooreerst wil ik benadrukken dat handel in een open economie, zoals de onze, substantieel bijdraagt tot welvaart. Zoals u weet, is de Europese interne markt cruciaal voor ons. Daardoor is eerlijke concurrentie op die Europese markt voor onze bedrijven uiteraard cruciaal. Daarom steunt de Vlaamse Regering de Commissie in haar streven naar een gelijk speelveld door middel van dit initiatief om marktverstorende buitenlandse subsidies aan te pakken.
Dit akkoord sluit aan bij ons regeerakkoord. Daarin staat: “We staan open voor buitenlandse investeerders, maar zijn niet naïef.” We moeten vitale en gevoelige sectoren kunnen beschermen tegen inmenging of misbruik van buitenaf, zij het zonder te verzanden in protectionisme. De verenigbaarheid van nieuwe instrumenten met de WTO-handelsregels (World Trade Organization) is daarom essentieel. We wilden een instrument dat de openheid van de interne markt zoveel mogelijk behoudt, maar evenzeer bescherming biedt tegen oneerlijke praktijken. De tekst moest enerzijds flexibel zijn om oneerlijke praktijken aan te pakken en anderzijds duidelijke regels vooropstellen en tegelijkertijd beperkte administratieve lasten genereren. Uit het onderhandelingsproces rolde een aanvaardbaar compromis.
Momenteel zijn we niet in de positie om veronderstellingen te maken over de doeltreffendheid van de gekozen aanpak. Ik wijs er echter wel op dat het instrument een gedetailleerde herzieningsclausule bevat, die toelaat het instrument zo nodig te evalueren en aan te passen. Om een efficiënt instrument te verkrijgen, benadrukten we vanuit Vlaanderen alvast het belang van heldere richtsnoeren vanuit de Commissie voor de verschillende onderdelen van het instrument. Die richtsnoeren zullen voorzien worden.
Aangezien er geen meldingsplicht bestaat, is het momenteel moeilijk om een duidelijk beeld te krijgen van bedrijven die eventueel staatssteun genieten bij overnames. De meldingsplicht moet net die transparantie mogelijk maken. Er zijn mij momenteel geen concrete cases bekend waarbij er duidelijk sprake is van staatssteun bij de overname van een Vlaams bedrijf.
Het zoveel mogelijk streven naar een gelijk speelveld is een goede zaak. Aangezien de overgrote meerderheid van onze buitenlandse investeringen enerzijds uit Europese landen komt en anderzijds uit landen buiten de EU waar er geen staatssteun voorzien wordt, schat ik de impact op onze economie tamelijk beperkt in.
We moeten hier vooral het multilaterale WTO-pad en de Europese weg bewandelen. De EU is onze belangrijkste hefboom in deze kwestie. Op zich is het goed om zich op Europees vlak te aligneren. Het is bovendien belangrijk dat Vlaanderen zijn sterke internationale positie blijft behouden en niet strenger optreedt dan onze concurrerende landen bij het aantrekken van buitenlandse investeerders. Dit akkoord is uiteraard ook complementair aan de screening van buitenlandse investeringen in onze strategische sectoren, een screeningsmechanisme dat we momenteel ontwikkelen.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister-president. Handel in een open economie is voor Vlaanderen uiteraard een belangrijk gegeven. Ik begrijp dus dat u dit Europees initiatief steunt, zonder uiteraard te vervallen in protectionisme. Voor een economie als de onze is dat uiteraard een erg belangrijk gegeven.
Ik had toch nog een bijkomende vraag over iets wat u naar voren bracht omtrent dat evaluatiemechanisme. Er is blijkbaar een evaluatiemechanisme voorzien. Er zouden in de toekomst eventuele wijzigingen mogelijk zijn door dit mechanisme. Hoe moeten we dat zien? Op welke manier werkt dit? Kunnen bijvoorbeeld individuele lidstaten, op het moment dat ze zich benadeeld voelen, zo een mechanisme in gang steken? Of moet er tijdig op Europees niveau naar een consensus gestreefd worden?
Het is wel belangrijk dat, als je je als lidstaat benadeeld voelt, je misschien zelf iets in gang kunt steken, zonder eventueel te worden afgeblokt door andere lidstaten die het probleem niet zien.
De heer Muyters heeft het woord.
Collega Deckmyn, ik denk dat u een heel terechte vraag stelt, maar ik denk dat het ook heel belangrijk is – en ik volg de minister-president 100 procent – om de open economie uiteraard te vrijwaren. Langs de andere kant zou het heel raar zijn dat we binnen Europa subsidieregels afspreken, dat we daar ook heel streng voor zijn, waardoor misschien een bedrijf een ander bedrijf niet kan overnemen, omdat ze geen subsidies krijgen, maar dat we dan buiten Europa bedrijven hebben die wel subsidies krijgen vanuit de overheid en dankzij die subsidies wel Europese bedrijven kunnen gaan overnemen. Dat zou natuurlijk absurd zijn, want dan zou je de Europese bedrijven benadelen, en dus geen level playing field, geen gelijke concurrentie gaan creëren tussen de Europese en niet-Europese bedrijven, in het nadeel van die Europese bedrijven op allerlei vlakken.
Ik ben dus zelf ook – net als de minister-president – zeer tevreden met dat EU-akkoord. Uiteindelijk is the proof of the pudding in the eating, en dat zullen we nog moeten zien. Maar de basis is in elk geval zeer goed, en ook wij kunnen die volledig steunen.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Om op de concrete vraag van de heer Deckmyn in te gaan: ik ga ervan uit dat dit op basis van individuele cases zal worden beoordeeld. Wanneer aangetoond kan worden – hetzij met de WTO-regels, hetzij met de regels van de interne markt – dat er een overtreding is, dan zal er een beslissing komen. Ik denk niet dat alle lidstaten daar met consensus over moeten beslissen, maar de case moet wel voldoende gedocumenteerd zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.