Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over het activeren van de neet-jongeren
Verslag
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
In Vlaanderen zijn zeven op de honderd jongeren tussen 15 en 29 jaar zogenaamde neet-jongeren (not in education, employment or training). Dat zijn jongeren die geen opleiding volgen en die ook niet aan het werk zijn. De Vlaamse Regering besliste onlangs om deze neet-jongeren actiever op te sporen en hen nog beter toe te leiden. VDAB zet hiertoe jongerenconsulenten in die dienstverlening op maat van deze doelgroep uitwerken. Neet-jongeren behoren tot een zeer kwetsbare groep en verdienen daarom ook extra aandacht. Tot nu toe was het niet eenvoudig om deze neet-jongeren te vinden vanwege de strenge regelgeving rond gegevensbescherming. Nu geeft de Vlaamse Regering de toestemming om het juridisch kader hierrond te hertekenen. Tegelijkertijd werd de doelgroep van neet-jongeren uitgebreid. De leeftijdsgrens wordt op 30 jaar gebracht, in plaats van de huidige 25 jaar. Daarmee is de aanpak in Vlaanderen in overeenstemming met de vernieuwde Europese Jeugdgarantie.
In dit kader heb ik volgende vragen voor u.
Hoe zullen de datakoppelingen met OCMW’s en Onderwijs, om jongeren zo sneller en beter te detecteren, concreet uitgerold worden? Wanneer wilt u klaar zijn met de juridische aanpassingen?
Welke interne en externe expertise in het werken met deze doelgroep zult u inzetten om deze doelgroep op te sporen en met hen aan te slag te gaan?
Ziet u ook een taak voor de lokale besturen weggelegd vanuit hun regiorol lokale tewerkstelling en sociale economie? Zo ja, welke?
De heer Ronse heeft het woord.
Dit is een zeer belangrijk thema, want het gaat om zeven op de honderd jongeren. Dat is ons wandelende goud, dat is het potentieel van onze arbeidsmarkt, waar we eigenlijk tot op vandaag mee worstelen. Hoe kunnen we die gasten helpen? Ik herinner me, voorzitter, dat er tijdens de vorige legislatuur een heel mooi project was met Social Impact Bonds (SIB) voor neet-jongeren in Antwerpen, waarbij men ze wilde opleiden tot programmeur. Ik weet niet of dat uiteindelijk gelukt is, maar dat waren private investeerders die opleiding gaven om zulke neet-jongeren op te leiden tot programmeur. Ik geloof rotsvast in dat potentieel.
Collega Vandromme heeft het al goed geschetst: daar zit veel potentieel, daar is nog veel mee te doen. Europa heeft ook de leeftijdsgrens opgetrokken in de definitie van neet-jongeren. Maar er is een groot probleem, want ze zijn niet in het vizier van VDAB. Meestal zijn dat mensen die niet uitkeringsgerechtigd zijn en die terechtkomen bij OCMW’s. Misschien komen ze nadien via artikel 60 in het vizier van VDAB, specifieke hulpcentra – om maar iets te noemen –, en via Onderwijs zijn ze misschien ook nog gekend. Het is, in het kader van de General Data Protection Regulation (GDPR) en privacy, niet altijd evident om ze in het vizier te krijgen. Collega Vandromme heeft die problematiek dus voortreffelijk geschetst.
Ik heb daar nog een aanvulling op te doen. Ik heb een e-mail gekregen van een dame van essenscia, mevrouw Vickie Dekocker, die uitdrukkelijk, vanuit essenscia, ook haar zorg voor die neet-jongeren heeft meegegeven. Zij wil dat expliciet gezegd wordt dat het een prioritaire groep is en ze wees op het feit dat we zeker ook moeten focussen op neet-jongeren uit het hoger onderwijs. Bijvoorbeeld op diegenen die elektromechanica gedaan hebben en dus een STEM-achtergrond ( Science, Technology, Engineering and Mathematics) hebben en in hun eerste bachelor of eerste jaar in januari stoppen, want daar zit potentieel in. En ook op die mannen en meisjes die in de klas risicogedrag vertonen en nog geen 18 zijn. We moeten daar snel bij zijn. Ik denk dat dat wel twee goede punten zijn, vandaar dat ik ze hier ook nog eens herhaal ter aanvulling.
Mijn vragen zijn vrij gelijkaardig aan die van mevrouw Vandromme.
Hoe kunnen we heel die privacywetgeving op een elegante manier, ik zou zeggen, niet omzeilen, maar ermee omgaan zodat we die mensen wel sneller in ons vizier kunnen krijgen?
Hoe evalueert u de huidige werking van de cluster Intensieve Dienstverlening met gespecialiseerde partners die zich focust op een preventieve en een outreachende aanpak? Sorry voor de terminologie. Die vraag is opgesteld door onze geniale fractiemedewerker Tijl Rommelaere, die mooie termen heeft gebruikt.
Sinds mei 2018 gaat ook VDAB aan de slag met innovatieve projecten, zoals de Social Impact Bonds, zoals die voor programmeurs in Antwerpen, waar ik net over gesproken heb. In welke mate kunnen wij die Social Impact Bonds – en dat vind ik een zeer goede invalshoek – nog extra gebruiken om ook die neet-jongeren mee te krijgen?
Minister Brouns heeft het woord.
Misschien is het goed om te starten met de drie stappen die VDAB hanteert. Eerste stap is detecteren. Via diverse kanalen zetten we in op het verspreiden van informatie over de dienstverlening van VDAB naar jongeren. Aangezien ongekwalificeerde schoolverlaters meestal ook moeilijker te bereiken zijn, is er sinds de vorige legislatuur een betere data-uitwisseling tussen de databanken van VDAB en Onderwijs.
Tweede stap is contacteren en bereiken. VDAB probeert jongeren zo laagdrempelig mogelijk te bereiken via het lokale netwerk van de jongerenconsulenten en met gerichte communicatieacties. Deze jongerenconsulenten hebben een sterk netwerk van scholen, lokale besturen, instanties voor jongerenwelzijn en vele andere partners om kwetsbare jongeren goed op te vangen en snel dienstverlening te kunnen aanbieden.
Derde stap is begeleiden. Voor het derde en laatste luik zet VDAB sterk in op samenwerkingen met verschillende gespecialiseerde partners. Zo is er een sterke samenwerking in het kader van het ESF ‘Lokale partnerschappen voor jongeren’ (Europees Sociaal Fonds). Deze focussen op het verbeteren van de positie van de jongeren in de samenleving en op de arbeidsmarkt door een netwerk van lokale organisaties rondom de jongere te creëren.
Om daarnaast ongekwalificeerde jongeren te versterken op de arbeidsmarkt, kunnen ze gebruikmaken van het onderwijskwalificerend opleidingstraject met VDAB-opleidingscontract (OKOT) in samenwerking met de centra voor volwassenenonderwijs (CVO). Voor jongeren die niet meer leerplichtig zijn en niet in een traject duaal leren zijn gestapt, ontwikkelt VDAB momenteel ook een voltijds beroepskwalificerend traject, waarbij de jongeren in een onderneming ervaring kunnen opdoen en waarbij de beroepskwalificatie behaald kan worden via het afleggen van een EVC-assessment (erkennen van verworven competenties).
Dan kom ik tot de datakoppeling – een interessante vraag – tussen VDAB, Onderwijs en OCMW’s. Dat is een heel grote uitdaging en daar liggen heel wat kansen voor VDAB.
Hiermee zijn immers nog heel wat efficiëntiewinsten te boeken. Op dit moment is VDAB actief bezig met het uitbreiden van de huidige datakoppeling. Deze koppeling is momenteel gepland in het eerste kwartaal van 2023. Door deze datakoppeling verwacht VDAB een beter zicht te krijgen op de jongeren die niet of nog niet bij VDAB gekend zijn, maar wel bij het OCMW en mogelijk daar al dienstverlening krijgen.
Daarnaast, collega Ronse, wordt ook het regelgevend kader aangepast. Een eerste stap hiervoor is de verdieping van de regisseursrol van VDAB. Om een verdieping van de rol als activeringsregisseur, en bijgevolg ook de dienstverlening ten aanzien van de doelgroep van de neet-jongeren, mogelijk te maken, is een ingreep in de bestaande regelgeving nodig. Enerzijds is dat de invoeging van een nieuwe bepaling in het VDAB-besluit waardoor deze doelgroep expliciet als doelgroep voor de VDAB in de rol als activeringsregisseur wordt benoemd en anderzijds wordt de definiëring van deze doelgroep geactualiseerd. De leeftijdsgrens wordt opgetrokken van 25 naar 30 jaar. Dit proces is lopende. Het voorontwerp van neet-besluit dat als doel de realisatie van de tweede stap heeft – de invoeging van de nieuwe bepaling –, is op 24 juni 2022 een eerste keer principieel goedgekeurd op de Vlaamse Regering. De adviesrondes zijn momenteel lopende. Met betrekking tot de andere groepen van niet-beroepsactieven werkt VDAB momenteel aan een uniform instroommodel.
Op dit moment zijn er geen bijkomende aanwervingen voorzien specifiek gericht op neet. Wel zullen er enkele interne verschuivingen zijn om deze nieuwe werking op te vangen.
Ondertussen zijn we, naar aanleiding van de aanpassing van het besluit van de Vlaamse Regering, samen met VDAB aan het onderzoeken welke opportuniteiten er voor de toekomst zijn. Binnen het ESF-project ‘Capacity Building’ wordt alvast het komende anderhalf jaar onderzocht hoe en op welke manier toekomstige samenwerkingen moeten worden opgezet met lokale partners in functie van het bereiken van kwetsbare werkzoekenden en niet-beroepsactieven. Het budget zal afhankelijk zijn van deze verdere keuzes.
Collega Vandromme, VDAB neemt hier een regietaak in op en werkt samen met heel wat gespecialiseerde jongerenorganisaties. Zo hebben we, zoals aangegeven, vandaag het ESF ‘Lokale partnerschappen voor jongeren’. Er zijn momenteel een vijftigtal lokale partnerschappen voor jongeren, telkens met een eigen werkingsgebied en naam. Ze bereiken meer dan 2700 jongeren. Hierbij zitten ook een aantal pilootregio’s waarbij deze partnerschappen worden gestimuleerd om ontbrekende expertise aan te trekken en intern nieuwe partnerschappen aan te gaan.
In sommige van die lokale partnerschappen voor jongeren zijn de regisseurs sociale economie en werk betrokken tijdens overlegmomenten. Dat is zeer waardevol, aangezien hun inbedding sterk lokaal verankerd is en ze door hun nabijheid een goed zicht hebben op het ecosysteem van organisaties die jongeren kunnen ondersteunen in het traject naar werk. Zoals u weet, ben ik ook een groot voorstander van nauwe samenwerking met lokale besturen omdat zij er een beter zicht op hebben en de jongere sneller op de radar hebben en ermee aan de slag kunnen gaan. Er is ook een grote rol weggelegd voor de centra algemeen welzijnswerk (CAW’s) of OCMW’s om hun expertise en kennis mee in te zetten.
De regisseurs sociale economie en werk zijn daarom onder meer aanspreekpunt voor VDAB-netwerkmanagers lokale besturen voor de opmaak van samenwerkingsovereenkomsten. Ook de projecten voor jongeren zijn gevat binnen die samenwerkingsovereenkomsten en worden in de opvolging van de actieplannen systematisch meegenomen. Dat is een belangrijk aandachtspunt in de overeenkomst met de lokale besturen.
Tot slot zetten ook de partners binnen de huidige ESF-oproep ‘Outreach & Activering’, die loopt tot en met eind 2023, sterk in op het bereiken van jongeren die de weg tot ons aanbod maar moeilijk vinden. De promotoren richten zich voornamelijk op mensen die niet gekend zijn bij VDAB als werkzoekende, onder wie ook jongeren. Het doel van deze werking is om inactieve, potentiële werkzoekende jongeren in contact te brengen met de dienstverlening van VDAB en zijn partners door middel van een inschrijving en een warme overdracht na een traject bij de promotor. Er zijn momenteel zo’n negentigtal projecten lopende.
In totaal zijn er 61 jongerenconsulenten in Vlaanderen actief: 23 in Antwerpen, 11 in Limburg, 12 in Oost-Vlaanderen, 10 in West-Vlaanderen en 5 in Vlaams-Brabant.
De jongerenconsulenten van VDAB hebben specifieke interne expertise in het bemiddelen met kwetsbare jongeren. Zij werken volgens de methodieken van de ‘Missing Link’. Het principe hierbij is dat de jongere aan het stuur zit van zijn of haar traject met ondersteuning van VDAB via een integrale begeleiding en met een gecoördineerde lokale aanpak. Daarnaast nemen de jongerenconsulenten ook deel aan overlegfora van de ‘Lokale partnerschappen voor jongeren’ in functie van een kwaliteitsvolle begeleiding. VDAB vertrouwt op haar externe partners aangezien zij de expertise hebben met betrekking tot het outreachend benaderen en werken met jongeren om ze zo dichter bij de dienstverlening van VDAB te brengen.
Collega Ronse, u stelde nog een specifieke vraag met betrekking tot de dienst Intensieve dienstverlening, waar de jongerenconsulenten allemaal deel van uitmaken. Ik evalueer deze dienstverlening als zeer positief aangezien ze aan de bemiddelaars de mogelijkheid biedt om kennis en expertise op te bouwen rond werkzoekenden met een kwetsbare positie ten aanzien van onze arbeidsmarkt en niet-beroepsactieven. Dat zijn bijvoorbeeld de jongerenconsulenten van de Intensieve dienstverlening. Door deze werking biedt VDAB maatwerk aan de meest kwetsbare werkzoekenden met een adequate aangepaste dienstverlening. Zij die extra ondersteuning nodig hebben, krijgen die. Vanuit deze expertise kunnen de jongerenconsulenten sterke partnerschappen opbouwen met de gespecialiseerde partners en andere stakeholders.
Collega Ronse, tot slot nog een antwoord op uw vraag rond de Vlaamse SIB’s. VDAB experimenteerde met zo’n model in de provincie Antwerpen om neet-jongeren aan het werk te krijgen door hun laagdrempelige opleidingen in digitale technologieën aan te bieden. De persoonlijke resultaten voor de bereikte jongeren zijn positief, maar het vinden en binden van de beoogde doelgroep blijkt echter, ook voor partnerorganisaties, een bijzonder moeilijke opdracht. Voor details over de resultaten is het wachten op de eindevaluatie. Maar ik kan u nu al meegeven dat er uiteindelijk 34 jongeren startten, waarvan er 26 de volledige opleiding voltooiden. Dat is natuurlijk een zeer laag aantal. Deze lage aantallen wogen niet langer op tegen de kosten van de bovenbouw voor dit experiment. Het experiment werd daarom in consensus met alle betrokken partijen stopgezet. De overeenkomst voorzag die mogelijkheid. De opleiding blijft wel erkend als VDAB-opleiding voor werkzoekenden.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Er werd ook een vraag voorbereid om in de commissie Onderwijs te stellen maar die werd geweigerd. We dienen die in als schriftelijke vraag.
Zo kan dat ook.
Dat neet-jongeren een prioritaire doelgroep zijn, is ondertussen duidelijk.
Minister, u weet dat ik al langer bezorgd ben over het leerrecht van alle jongeren. Ik heb ooit de vraag gesteld om in kaart te brengen hoeveel leerlingen er schoolloos zijn. We weten dat dus niet. We kunnen dat niet in kaart brengen. Daar zijn geen data over. Dan kan men zich afvragen hoe men het beleid daarop kan afstemmen. Wat u hier aangeeft, is zeer belangrijk.
Er is een actieplan ‘Samen tegen schooluitval‘. Ik weet niet of u er daarnet naar hebt verwezen, maar ik denk dat die ‘samen’ zeer belangrijk is. Als we vandaag een pleidooi houden voor de meest kwetsbare leerlingen, dan moeten we dat samen doen. Ik denk dat ik nu wel wat zicht heb op wat er allemaal bestaat in onderwijs. Als schepen merk ik dat het niet evident is om door de bomen het bos te zien. Net dat is een valkuil, namelijk dat de expertise zeer verkokerd zit. Ik volg uw pleidooi om bruggen te bouwen over alle beleidsdomeinen heen, en zeker met het lokale niveau.
Wij hebben net een OverKophuis opgestart. Het is ongelooflijk jammer om het te zeggen maar het is een groot succes. We bereikten in een zeer korte tijd meer dan honderd jongeren die niet gekend zijn als jongeren die problemen hebben maar waar we wel van voelen dat het zeer preventief werkt en dat het ook de jongeren zijn die later mogelijk, jammer genoeg, ook neet-jongeren zouden kunnen worden. Het is heel moeilijk om een zicht te krijgen op wat er allemaal bestaat van mogelijke initiatieven. Wat we moeten proberen te doen, is de coördinatie, de afstemming, dat platform waar je als sociaal werker, als hulpverlener, als leerkracht, als directeur kunt aankloppen, te bundelen. Er wordt hier veel gedaan maar misschien te veel versnipperd.
Ik kom tot de evaluatie van de ESF-projecten. Ik dacht dat er onlangs op 30 juni een aantal afliepen. Wat mij vooral zorgen baart, is dat we leren uit die projecten maar ook zorgen voor verduurzaming. Soms zijn er mooie trajecten opgezet, maar als de subsidies worden stopgezet, dan is het jammer dat men het mooie project niet kan verderzetten.
Dus ik doe twee oproepen: goede projecten verduurzamen en proberen om nabij te zijn, ze lokaal verankeren en daar de coördinatie en afstemming rond doen.
De heer Ronse heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik heb twee dingen onthouden uit uw zeer voortreffelijke antwoord. Ten eerste: vanaf het eerste kwartaal 2023 zal alle datamiserie opgelost zijn. Dan gaan we die echt in het vizier hebben. Ik vind dat belangrijk. Ik vind dat een zeer belangrijk signaal. Dat is echt een mijlpaal die deze Vlaamse Regering zal zetten. Dit zal ervoor zorgen dat jongeren die geen diploma hebben, geen werkgeschiedenis en noem maar op, voortaan in het vizier komen van VDAB. Ik hoop dat we daar echt zinvolle zaken mee gaan doen.
Ten tweede: het project SIB in Antwerpen, waar ik echt heel veel hoop in had gesteld, is mislukt. Op zich hoeft dat geen ramp te zijn want ik vind het belangrijk dat we het geprobeerd hebben en dat er een echte poging is geweest. Ik denk dat we echt moeten leren uit die lessen want ik zou het kind niet met het badwater willen weggooien. Ik vind het een fantastisch idee dat een private investeerder aan honderd neet-jongeren wil zeggen: ‘Wij geloven in u, wij gaan in u investeren, wij gaan risico nemen, en als het ons lukt, gaan we rendement krijgen van de overheid’. Dat is een idee dat we moeten koesteren en omarmen. Ik denk dat het nuttig zou kunnen zijn om misschien een keer met de commissie, los van de zittingen, eens bij die mensen die dat nauw hebben nagetrokken, een werkbezoek te doen, mij gelijk. We kunnen minstens eens leren wat ons kan helpen om dat type projecten in de toekomst wel succesvol te doen. Want dat is echt ‘the way to go’.
Minister, ik zie in u een echt pragmaticus. Ik denk dat dat iets is wat u boeit. Ik zag een sprankel in uw ogen als ik sprak over de SIB’s. Ik hoop dat we dat samen kunnen doen en dat we op die manier heel veel neet-jongeren een fantastische, duurzame en mooie toekomst kunnen geven. Om in de sector van essenscia te blijven: ik kan me inbeelden dat chemiebedrijven zeggen dat ze 100 neet-jongeren de kans geven om bij hen een operatoropleiding te volgen. Noem maar op. Daar zit potentieel in. Laat ons dat potentieel zeker benutten.
Minister Brouns heeft het woord.
Dank u wel voor de bijkomende vragen. Ik deel inderdaad de mening dat we dat grondig moeten durven te bekijken omdat de individuele resultaten wel positief waren. De evaluatie gaan we zeer snel opvolgen en grondig bekijken. Het aanbod om daar eens mee in overleg te gaan, willen we zeker in overweging nemen, wat mij betreft, voorzitter.
Als je de datakoppeling Vlaams, breed over alle bevoegdheden heen bekijkt, van sociale inspectie tot dit, zijn er gigantisch veel data aanwezig in publieke databanken. Het slim koppelen daarvan leidt tot enorm veel efficiëntiewinsten. Dat zal hier niet anders zijn. Ik denk dat databeheer een algemene uitdaging is voor VDAB. Een eerste maal zullen we daar ook wel de nodige voordelen van kunnen zien.
Collega Vandromme, dat er vandaag een te grote versnippering is, kunnen we inderdaad samen vaststellen. Maar ook daar geloof ik er heel sterk in dat de schoollozen beter op de radar te krijgen, hiermee ook moeten kunnen worden verholpen.
Wat de verduurzaming van heel wat projecten betreft: ESF is een projectmatig programma maar de continuïteit in die programma’s is er ook wel. In het nieuwe programma zal daar opnieuw de nodige aandacht naartoe gaan.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
De aandacht die vandaag gaat naar de zeer kwetsbare jongeren, hier in de commissie maar ook daarbuiten, verdient echt wel al onze tijd. Als daar ook initiatieven nodig zijn over onderwijs en werk heen, dan ben ik daar graag partner in.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik heb geen slotbedenking, maar een slotvraagje, als het mij gepermitteerd is. Dan geef ik gerust mijn spreektijd aan de minister om er nog op te antwoorden.
Zo gaat dat niet.
Om met een heel positieve noot te eindigen: minister, u zei dat er 26 van die neet-jongeren in dat SIB-project toch zijn afgestudeerd. Dat zijn wel 26 gasten die aan de slag kunnen als programmeur in de IT-sector. Minister, ik kan me inbeelden dat u dat niet uit het hoofd weet, maar hebben die gasten op dit moment werk? Zijn die actief? Als dat zo is, is dat wel een heel mooie noot om mee af te sluiten.
Dat staat in het antwoord op de schriftelijke vraag van mevrouw De Vreese. Mevrouw De Vreese, ik ga ervan uit dat die info kan worden gedeeld. (Opmerkingen van Maaike De Vreese)
Als collega De Vreese daarmee akkoord is, dan kunnen we inderdaad de informatie aan alle leden van de commissie laten bezorgen. (Opmerkingen van Maaike De Vreese)
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.