Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
De heer De Roo heeft het woord.
Studenten van de Universiteit Antwerpen (UAntwerpen) onderzochten of en in welke mate poly- en perfluoralkylstoffen (PFAS) aanwezig zijn in drinkrietjes van verschillende materialen op de Belgische markt. Ze deden dit naar aanleiding van een studie in de Verenigde Staten uit 2021, die uitwees dat zogenaamde ‘duurzame’ rietjes van plantaardig materiaal PFAS bevatten.
In vrijwel alle rietjes van plantaardige materialen die ze onderzochten, detecteerden ze verschillende PFAS-verbindingen, met variabele concentratie. Of PFAS ook vrijkomt bij het contact met voedingswaren en welk effect dit heeft naar opname in het lichaam, werd niet onderzocht. De studenten maken wel melding van een Amerikaanse studie, waaruit zou blijken dat ongeveer twee derde van de totale PFAS aanwezig in een rietje van plantaardig materiaal uitloogde in 15 milliliter drank, met zelfs een totale uitloging voor de meer wateroplosbare PFAS.
Het onderzoek bevestigt iets wat we al langer weten: mensen worden via verschillende wegen blootgesteld aan PFAS-verbindingen. Verpakkingen en rietjes van een meer natuurlijke oorsprong, bijvoorbeeld papier, vereisen een coating die PFAS kan bevatten om hun functionaliteit te garanderen. We moeten ons de vraag durven stellen welke producten we in de toekomst willen blijven gebruiken en wat hun alternatieven zijn.
Ook in de aanbevelingen van de onderzoekscommissie PFAS-PFOS hebben we het contact tussen PFAS en voedingswaren aangestipt. We hebben aangedrongen om ons met Vlaanderen via België aan te sluiten bij de uitfasering van niet-essentiële PFAS en om het begrip ‘essentieel gebruik’ te concretiseren. De onderzoekscommissie beval bij de federale overheid de verplichting aan om de aanwezigheid van PFAS op het etiket van consumentengoederen te vermelden.
In de Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie van 24 mei 2022 vroeg ik u naar een stand van zaken over de definitie van het begrip ‘essentieel gebruik’. U antwoordde mij toen: ‘De discussie over wat essentieel gebruik is loopt momenteel nog. Het is de bedoeling dat daarover tegen de zomer duidelijkheid moet komen.’
Vandaar een aantal vragen voor u, minister.
Hebt u kennis genomen over de studie van PFAS in drinkrietjes? Hoe kijkt u naar de resultaten, en hoe gaat u hier verder mee aan de slag? Wat is de stand van zaken van de definitie van het begrip ‘essentieel gebruik’? Ging of gaat de minister voor de afbakening van het ‘essentieel gebruik’ in overleg met wetenschappers, mensen uit de industrie, uit de consumentensector en de toxicologie? Wat is het proces om tot deze definitie te komen? Tegen wanneer kunnen we volgens u gaan naar een uitfasering van niet-essentiële PFAS?
Staat u in contact met de federale overheid om de aanwezigheid van PFAS op het etiket van consumentengoederen te vermelden? Wat is de stand van zaken? En staat u in contact met de federale overheid om werk maken van de verdere evaluatie en reglementering van materialen die in contact staan met voeding? Wat is de stand van zaken?
Minister Demir heeft het woord.
Dank u, collega De Roo. Binnen de inhoudelijke expertengroep inzake PFAS, die wekelijks plaatsvindt onder voorzitterschap van Karl Vrancken, vond over deze studie op 28 juni een presentatie plaats. De gemeten waarden wijzen er eerder op dat de PFAS als verontreiniging in de rietjes aanwezig is, niet als coating. Het is dan ook niet zeker of alle aanwezige PFAS zal afspoelen. Dat moet dus verder onderzocht worden. De FOD Volksgezondheid is bevoegd voor materialen die in contact staan met voeding. De bevoegde federale overheden werden uitgenodigd op de expertengroep, maar waren niet aanwezig.
De analyse van de diverse gebruiken van PFAS zal aan bod komen in het dossier rond de REACH-groepsrestrictie (Registration, Evaluation, Authorisation and Restriction of Chemicals) inzake PFAS die momenteel loopt. Ons land heeft zich steeds uitgesproken voor een ambitieuze groepsrestrictie en moedigde ook de andere landen aan om daaraan mee te doen. Medio januari 2023 zal een voorstel van PFAS-groepsrestrictie ingediend worden. Dan heb je de consultatie over dit voorstel, en ook de opmaak van een riskmanagement en een sociaaleconomische analyse.
Het ingediende voorstel zal criteria bevatten waaronder welke toepassingen kunnen worden beschouwd als ‘essentieel gebruik’. Als wordt aangetoond dat ze hieraan voldoen, kunnen ze afwijken van de restrictie en dit wellicht mits naleving van extra opgelegde maatregelen voor minimalisering van de eventuele emissies. Er zal door betrokkenen wellicht moeten worden aangetoond dat hun specifieke toepassingen essentieel voor de samenleving zijn, en dat er voor de betrokken toepassingen geen passende alternatieven beschikbaar zijn. Naar verwachting zal de bewijslast in dat verband dus bij de sector liggen.
Samen met de andere betrokken overheden zal er op geijkte momenten in de procedure een Belgisch standpunt bepaald worden in het kader van dit dossier.
In dit verband kan verwezen worden naar het nationaal actieplan voor hormoonverstoorders (National Action Plan on Endocrine Disruptors of NAPED) 2022-2026. De FOD Volksgezondheid zal de mogelijkheid bestuderen om specifieke etikettering toe te passen voor hormoonverstorende stoffen in het algemeen, en/of bepaalde chemische stoffen in het bijzonder, op consumentenproducten die het grootste risico inhouden voor de gezondheid van mens en dier en voor het milieu, wanneer zij op de markt worden gebracht.
De federale experten die betrokken zijn in de Europese procedures rond evaluatie en reglementering van materialen die in contact staan met voeding, maken deel uit van de inhoudelijke expertengroep PFAS, die wekelijks vergadert onder leiding van onze opdrachthouder.
In februari 2022 werd door de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, een oproep gelanceerd voor een nieuw onderzoeksproject PFASFORWARD, een onderzoek naar PFAS-contaminatie doorheen de voedselketen. Momenteel is de evaluatieperiode lopende van voorstellen die zijn ingediend na de oproep.
De heer De Roo heeft het woord.
Dank u, minister. Ik weet niet of ik u goed heb verstaan, maar ik dacht dat we rond deze periode zouden komen tot een definitie van het ‘essentieel gebruik’. Ik vond het een aantal weken geleden al snel dat we hier zouden zijn. Ik hoor u nu, denk ik, zeggen dat er gewerkt wordt tot januari 2023, om met een voorstel van groepsrestrictie te komen, die dan vervolgens zijn proces zal bewandelen.
Als ik u dan goed beluister, tussen de lijnen door, zegt u dat we het eerste jaar niet meer zullen komen tot een algemeen begrip van wat dat essentieel gebruik is. Heb ik dat goed gehoord? Hoe moet ik uw antwoord hierop precies interpreteren? Voor mij was dat niet helemaal duidelijk. Kunt u daar nog iets meer uitleg over geven?
Het lijkt me wel belangrijk, dat het niet eenvoudig is om te werken aan dat begrip essentieel gebruik. We hebben daar ook in de onderzoekscommissie rond PFAS wat discussie over gehad. Er zijn wel wat studies rond, maar er zijn vooral een pak experten rond. Er is ook een industrie actief daarrond. Je zit met mensen die werken rond alternatieven, je zit met een aantal wetenschappers die betrokken zijn.
Mij lijkt het zonde van de tijd als we pas in januari 2023 een voorstel lanceren, waarop mensen en experten dan kunnen reageren. Dan lijkt het mij dat we toch een aantal kostbare maanden verliezen. Ik denk dat we die mensen sneller in bad kunnen nemen, die betrekken om zo sneller tot een definitie te komen van het essentieel gebruik. Dan creëren we daar toch iets meer draagvlak voor.
Mijn bijkomende vraag: kunt u nog iets meer duidelijkheid geven over die timing?
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Ik zou me eigenlijk heel graag aansluiten bij deze vraag. Minister, u antwoordde hoe de link was tussen de rietjes en de contaminatie van ons voedsel. Maar natuurlijk worden de rietjes afval. Mijn vraag is, minister, hoe er in afwachting van een duidelijke definitie over essentieel gebruik, kan voorkomen worden dat die PFAS-houdende producten in ons afval belanden, en daar via onze afvalverwerking – hetzij als plastic flessen, metaalverpakkingen, drankkartons (pmd), hetzij in de papierfractie, hetzij in de verbrandingsoven – een bijkomende belasting voor het milieu vormen.
Minister Demir heeft het woord.
Collega De Roo, voor de verduidelijking: op het Vlaams niveau vormen we op dit moment een beeld rond het essentieel gebruik. Dat kunnen we, denk ik, de komende weken afronden. Maar op Europees niveau zal dat pas vanaf januari behandeld worden. In dat kader zal het moeten worden uitgeklaard. Het voorstel moet ook gedragen worden door de indienende landen. Dat proces loopt. Het moet uiteraard ook met andere lidstaten worden afgestemd.
De heer De Roo heeft het woord.
Dank u, minister. Ik hoop dat wij vanuit het parlement ook kunnen worden betrokken bij de vormgeving van de definitie rond essentieel gebruik, en dat er de komende weken misschien via deze commissie de nodige stukken kunnen worden aangeleverd, zodat we ons daar verder in kunnen verdiepen, en we dat verder kunnen opvolgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.