Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, enkele weken geleden hebt u bekendgemaakt dat u de onlinetherapie die reeds bestaat voor volwassenen, wilt versterken voor jongeren met psychische problemen tussen 16 en 23 jaar. De onlinehulpverlening die we kennen, via onder andere de geestelijke gezondheidszorg, is een grote toegevoegde waarde in ons hulpverleningslandschap. Studies en ervaringen maken duidelijk dat we op die manier doelgroepen bereiken die we anders niet bereiken, of dat we die alleszins beter bereiken dan enkel met de klassieke hulpverlening.
De grootste troef van onlinehulpverlening is dat het praktisch is. Je moet er letterlijk je huis niet voor uit, en je kunt in een eigen veilige omgeving, op het moment dat je kiest, in contact komen met hulpverlening. Het blijft evenwel belangrijk om ‘blended care’ te blijven voorzien, een goede mix van klassieke hulpverlening aangevuld met onlinehulpverlening. Dat wordt ook bevestigd door verschillende hulpverleners en psychologen, die hun commentaar gaven toen u uw beslissing bekendmaakte.
De opportuniteiten van onlinetherapie zijn groot. Het gaat snel, het is toegankelijk en het is helemaal mee met de tijdsgeest. Zeker als je jongeren wilt bereiken, moet men mee zijn met de media die zij gebruiken. Vandaag kunnen zij al bij verschillende platformen terecht, zoals Awel, Tele-Onthaal en de Zelfmoordlijn. Maar ook belangrijk is de verdere opvolging en hulpverlening na een eerste contact. De jongeren halen zelf dan ook terecht aan dat er meer moet zijn.
Ik was dan ook bijzonder blij om te lezen dat u daar een concreet plan van aanpak over hebt, en wou u daarover de volgende vragen stellen. Niet elke problematiek kunnen we online benaderen, of leent zich daar optimaal toe. Voor welke hulpvragen of situaties zal het online aanbod eerder dienen? En kunt u me toelichten om welke redenen? Welke timing voorziet u voor het opmaken van deze plannen en de uitvoering ervan? Met wie zult u aan tafel zitten om dit alles waar te maken? Op welke manier kunt u inspelen op mogelijke moeilijkheden inzake de terugbetaling door de mutualiteit van deze onlinesessies?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u, collega. Zoals u zegt is er momenteel al een laagdrempelige online hulp uitgewerkt in Vlaanderen, uitgebouwd voor de meest voorkomende psychologische problemen bij volwassenen: depressie, stress/angst, verslavingsproblemen. Men kan op heel veel websites ook informatie vinden.
Het is voor mij van belang dat ook jongeren een kwalitatief online aanbod uitgewerkt krijgen. Er zal het komende jaar gewerkt worden aan een rechtstreeks online toegankelijk aanbod voor jongeren van 16 tot 23 jaar, bestaande uit zelfhulp en begeleiding. Het jaar nadien zal men zich richten op de leeftijdsgroep van 14 tot 15 jaar. Hierbij wordt een modulair aanbod ontwikkeld voor vaak voorkomende psychische problemen zoals angst, depressie, eetproblemen, middelengebruik en zelfverwondend gedrag. Ook zal er een transdiagnostisch aanbod ontwikkeld worden dat zich richt op onderliggende persoonlijkheids- en relationele problemen. Dit online hulpaanbod zal ook ‘blended’ ingezet kunnen worden.
Door onlinehulpverlening vallen enkele drempels in vergelijking met de klassieke hulpverlening weg. De stap is veel kleiner om online begeleiding te zoeken, door de anonimiteit van de hulpverlening. Praktische drempels vallen weg, zoals bijvoorbeeld vervoer, en daarnaast is het aanbod van online chatbegeleiding kosteloos. Er zijn toch wel een aantal voordelen, waarvan ik vastgesteld heb – en ik wist dat eigenlijk nog niet – dat zeker jongeren daardoor gemakkelijker gebruikmaken van deze mogelijkheden.
Dan was er de vraag naar de timing. We hebben een subsidie toegekend voor het project online hulpverlening in de geestelijke gezondheidszorg voor de periode 2022-2023. Wat willen we realiseren? Eerst en vooral willen we het bestaande onlinehulpaanbod continueren en up-to-date houden. We willen ook het ‘blended’ gebruik van de programma’s door de centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG’s) ondersteunen met training en supervisie. We willen de uitbouw en de implementatie in de brede geestelijke gezondheidszorg van concrete targets voor het aantal te trainen organisaties en hulpverleners. We willen ook de afspraken vernieuwen rond samenwerking met partnerorganisaties uit de nulde- en eerstelijnszorg.
We willen een rechtstreeks online toegankelijk aanbod voor jongeren ontwikkelen, alsook de integratie van het online aanbod voor perinatale depressieve- en angstklachten in de bestaande websites. We willen ook monitoringonderzoek over cliëntkenmerken en over het gebruik van online en blended werken in de Vlaamse geestelijke gezondheidszorg in samenwerking met onze universiteiten.
De projecthouder heeft voor deze opdrachten een gedetailleerde planning uitgewerkt in het beleidsplan. Er is, zoals altijd, ook een klankbordgroep, die input kan geven, die het netwerk van experten kan uitbreiden, die het draagvlak van online psychologische hulp (OnlinePsyHulp) moet vergroten, en die mee zal instaan voor de bekendmaking van het aanbod van OnlinePsyHulp.
Relevante belanghebbenden zijn onder andere het Netwerk Onlinehulp Vlaanderen, vzw Psyche, patiëntenorganisaties, de nulde- en eerstelijnsdiensten, hogescholen en universiteiten.
De onlinebegeleiding, tot slot, collega Jans, is in dit project kosteloos voor de cliënten. In het project online hulpverlening in de geestelijke gezondheidszorg zijn de mutualiteiten niet betrokken.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Ik dank u, minister, voor uw antwoord maar ook zeker voor het stuk beleid dat hiermee wordt toegelicht. Het is altijd al mijn overtuiging geweest dat een aanvulling van een onlinehulpverlening op al datgene wat er reeds bestaat, een absolute meerwaarde is. Minister, u hebt gezegd dat het kosteloos is. Wij doen er eigenlijk dus echt wel alles aan om drempels weg te halen. U zet ook in op zelfhulp en begeleiding, dus je maakt mensen ook sterker door ze de handvatten aan te reiken om, als het enigszins mogelijk is, op deze manier erdoor te komen of geholpen te zijn. En anderzijds is er de mogelijkheid om toch in de klassieke hulpverlening te stappen.
Ik zie dat u nu het aanbod uitwerkt, als ik u goed begrepen heb, voor 16- tot 23-jarigen – voor volwassenen bestond het al –, en daarna wilt u zelfs inzetten op 14- tot 15-jarigen. Dat is zeer positief, omdat we weten dat heel wat psychiatrische ziektebeelden of psychologische problemen vrij jong ontstaan. Als we die jong kunnen detecteren, kunnen we vaak veel erger voorkomen. Die detectie lukt hier omdat jongeren natuurlijk heel gemakkelijk de weg vinden naar een kosteloos aanbod dat heel dicht bij hun leefwereld aansluit: op de schermen waarop men zich al op bevindt, vindt men begeleiding, vindt men zelfhulp, en antwoorden. Ik vind dat dus zeer positief. En inderdaad, mijn vraag over de terugbetaling vervalt, aangezien het een kosteloos aanbod is, wat ik over het hoofd gezien had.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Ik denk dat we hier een heel mooi initiatief nemen. Ik heb er in het verleden, net zoals andere collega’s, ook op gehamerd om die noden, die eerstelijnshulpverlening voor jongeren zo laagdrempelig mogelijk te houden, en in een context met jongadolescenten kom je natuurlijk onlosmakelijk bij die onlinehulpverlening terecht. Ik treed collega Jans graag bij om het belang van die ‘blended care’ naar voren te schuiven. Online hulpverlening is heel goed, en ook een belangrijke eerste stap, die vaak of soms toch wel voldoende lijkt – niet voor iedereen, dat weten we, maar wel voor een bepaalde groep.
Een ander punt is weerbaarheid bij jongeren en adolescenten. Mentale problemen zijn echt, voor alle duidelijkheid, en dat is allesbehalve een waardeoordeel van mijn kant. Minister, hoe staat u tegenover mentale weerbaarheid? Denkt u niet dat we daar parallelle initiatieven moeten nemen en nadenken over hoe we de mentale weerbaarheid bij jongeren kunnen versterken? We mogen mentale problemen absoluut niet banaliseren, dat is ook niet mijn bedoeling. Maar ik denk dat we in sommige gevallen ook niet mogen dramatiseren. Hoe ziet u dat en hoe gaan we hier, volgens u, het beste mee om?
En dan heb ik nog een andere bijkomende vraag over dit specifieke initiatief. Ik heb gelezen dat er voor de periode januari 2022 tot september 2022 een goede 7 miljoen euro wordt verdeeld over de zes CGG’s, om onder meer deze opdracht te realiseren. Mijn concrete vraag is dan ook hoeveel er hiervan voor onlinetherapie voor jongeren is gereserveerd. Het kan misschien zijn dat dat al gezegd is en dat ik dat gemist heb. Hoeveel jongeren hopen we hiermee te bereiken?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Het is een heel goed initiatief. We hebben tijdens de coronacrisis ook gezien dat we zoveel mogelijk geprobeerd hebben om de fysieke hulpverlening naar de onlinehulpverlening om te buigen, om toch mensen niet in de steek te laten en het toch te kunnen laten doorgaan. Ik ben absolute voorstander van die ‘blended care’. Natuurlijk moeten we wel realistisch zijn. Dat kan wanneer het gaat over ziektebeelden die eigenlijk nog mild zijn, bij ernstige ziektebeelden gaan we vaak toch wel verder moeten gaan. Het zal dus niet voor iedereen zijn, maar ik denk dat het ook heel belangrijk is dat we de jongeren daar goed naartoe kunnen leiden. Want websites, chats, en dergelijke zijn allemaal goed, maar het is heel belangrijk om die jongeren daar ook op de juiste plaats te krijgen.
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega’s. Collega Jans, bedankt voor de aanvullingen. Ik ben blij dat u zegt dat het gratis was en dus niet hoefde terugbetaald te worden. Maar het klopt dat ik het belangrijk vind om nadien ook te gaan naar de leeftijdsgroep van 14, 15 jaar: hoe vroeger je detecteert, hoe beter uiteraard. Mentale weerbaarheid, collega Verheyen, is een topic binnen het preventief gezondheidsbeleid. Als het gaat over preventie, vertrekken we eigenlijk niet vanuit specifieke problemen maar vanuit het behoud van een goede mentale gezondheid in het algemeen. Wat dat betreft, is het preventie: je weet niet of er iets aan de hand is, maar het wordt gebruikt om mensen in goede gezondheid, zoals dat heet, te houden.
Uw praktische vraag over de budgetten moet ik eens bekijken. Ik dacht dat het losstond van de andere centen, maar ik ben niet zeker. U kunt die vraag eventueel nogmaals via een schriftelijke vraag stellen. Mijn kennis over dit beleidsdomein is de afgelopen weken al groter geworden, maar ik weet nog niet alles en al zeker niet als het gaat over cijfertjes. Ik zou me kunnen vergissen.
Collega Saeys, ‘blended care’ is een aanvulling op reguliere hulp, en vaak een laagdrempelige toeleiding naar andere hulp of zorg. Dat is belangrijk om nog te vermelden.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Ik denk dat het zeer goed is dat er een onlinehulp voor jongvolwassenen komt en vervolgens ook voor jongeren. Het zijn mensen die zich in een precaire levensfase bevinden: einde van de school, school afmaken, relaties vormen, werk vinden, toekomst vorm geven. Dus het is goed dat we daar een aanbod op zetten. Ik merk in de beleidskeuzes van de minister dat er wordt gekeken naar ‘hoe vroeger hoe beter’. We gaan het steeds jonger doen, en we maken het steeds gemakkelijker om terecht te komen bij kwalitatieve hulpverlening omdat we samenwerken met de centra voor geestelijke gezondheidszorg. Het is niet enkel iets dat je online vindt, de kwaliteit is ook gegarandeerd. We gaan hier zeker later bij de evaluatie nog op terugkomen, maar ik vind dit alleszins een positief stukje beleid binnen de bredere geestelijke gezondheidszorg.
De vraag om uitleg is afgehandeld.