Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, op woensdag 22 juni maakte u bekend dat het Centrum voor Taal en Onderwijs (CTO) van de KU Leuven een leidraad heeft ontwikkeld die de centra voor volwassenenonderwijs (CVO’s) en de centra voor basiseducatie (CBE’s) helpt om blended leren te organiseren. Het zogenaamde Blend Upmodel reikt heldere principes aan om werk te maken van een effectieve mix. Er is ook een digitale, interactieve praktijkleidraad die de centra kunnen gebruiken om hun eigen cursussen te screenen.
Toevallig vond op diezelfde dag in Brugge ook een studiedag plaats waarbij de resultaten van een onderzoek naar G-krachtige geletterdheidsacties voor volwassenen in West-Vlaanderen – ook uitgevoerd door het CTO – werden voorgesteld. In de aanbevelingen die uit de studie volgden, werden heel wat zaken aangehaald die ook in het kader van de uitrol van blended leren van belang zijn. Men wees onder andere op het belang van een gedifferentieerde ‘outreach’ en specifieke partnerschappen in functie van het bereiken van bepaalde doelgroepen. Men wees ook op de waarde van een lerend netwerk voor professionals en vrijwilligers. Verder vestigden de onderzoekers de aandacht op het belang van een laagdrempelig aanbod in al zijn betekenissen, op het nut van preventie waarbij een lerend netwerk tussen scholen uit het regulier en het volwassenenonderwijs in functie van sensibilisering en expertise-uitwisseling heel waardevol kan zijn en tot slot uiteraard ook op de waarde van de stem van de cursist zelf.
In dit kader heb ik volgende vragen, minister.
Wat houdt deze nieuwe leidraad precies in en op welke manier zal deze tool toepasbaar zijn voor verschillende doelgroepen, zoals cursisten die zich moeilijk kunnen vrijmaken omwille van hun job of gezin, anderstaligen of laaggeletterde volwassenen? Hoe zult u al deze verschillende drempels tezelfdertijd wegnemen?
Op welke manier zullen CVO’s en CBE’s ondersteund worden om aan de slag te gaan met deze tool? Hoe kunnen zij dit concreet implementeren in hun werking?
Welke principes of uitgangspunten uit de leidraad voor blended leren in het volwassenenonderwijs zult u ook implementeren in het kader dat u ontwikkelt voor blended leren in het secundair onderwijs?
Minister Weyts heeft het woord.
De nieuwe leidraad is een digitale leidraad onder de vorm van een website waarvan centrumverantwoordelijken en leraren, maar ook bijvoorbeeld pedagogische begeleidingsdiensten kunnen gebruikmaken. Op die website staan een overzicht en bespreking van de twaalf principes uit het Blend Upmodel. Er is een link naar het wetenschappelijk rapport en een interactieve tool om de cursus van de leraar in kaart te brengen. Ook voorbeeldverhalen op het niveau van de leraar en op het niveau van het centrum en antwoorden op veelgestelde vragen vind je op de website terug. De website staat sinds kort online op blendup.be.
Het vertrekpunt van die leidraad was een analyse van de drempels waarvan laaggeletterde cursisten en anderstaligen melding maken. Daar vallen de drempels die u vernoemt allemaal onder. In het rapport worden die beschreven, zowel vanuit de literatuur als vanuit de focusgroepen die het CTO heeft georganiseerd. Het onderzoeksteam benadrukt dat effectief blended onderwijs altijd een doordachte combinatie moet zijn van leerdoelen en de noden van de doelgroep. De onderzoekers stellen dat een sterke face-to-facecomponent echt belangrijk is, zowel voor de ondersteuning als de directe instructie. De principes in de leidraad zijn net een vertaling van de conclusies van hun wetenschappelijk onderzoek. In de meeste gevallen valt de concrete uitwerking van de principes uit de leidraad in de praktijk onder de bevoegdheid van de centra of de lerarenteams. De pedagogische begeleidingsdiensten van de verschillende onderwijskoepels en de federatie van de CBE’s waren betrokken in de stuurgroep die dit onderzoek heeft opgevolgd. Ik heb signalen opgevangen dat zij tevreden zijn met het instrument en dat zij er ook effectief mee aan de slag gaan in hun centra.
Ik denk niet dat het mijn taak is als minister om daar al te sturend op te treden. De tool is opgebouwd vanuit de doelgroep, cursusdoelen en context en biedt wel wat verhalen voor leraren en centra. Ik hoop dat die laagdrempelige insteek herkenbaar is voor leraren en lerarenteams en dat ze er in de praktijk mee aan de slag kunnen. Ik voorzie wel de nodige ondersteuning op het vlak van technische omkadering en professionalisering. Zo hebben verschillende centra bij de twee oproepen voor de 30 miljoen euro aan projectmiddelen die ik voorzien had in het kader van het relanceplan Edusprong, een aanvraag ingediend om bijvoorbeeld hun open leercentra en de ICT-infrastructuur voor cursisten te versterken en om leercoaches voor onder meer digitale competenties in te zetten.
Over blended onderwijs voor laaggeletterde en NT2-cursisten (Nederlands tweede taal) wordt in het najaar van dit jaar samen met het onderzoeksteam nog een studiedag georganiseerd, waarbij wordt ingegaan op de wijze waarop daarmee in de centra aan de slag wordt gegaan. Er is ook een actie binnen Edusprong die aansluit bij de doelstellingen van Digisprong en zich richt op de versterking van de ICT-competenties van onderwijspersoneel, maar dan in het volledige onderwijsveld.
Enerzijds krijgen alle onderwijsinstellingen bijkomende nascholingsmiddelen ter versterking van de digitale vaardigheden van hun personeel. We hebben daarvoor een bedrag voorzien van 120 euro per voltijdse betrekking in een ambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel. Maar men is ook wel vrij om die te besteden. Ik denk dat niet iedereen op dezelfde manier moet worden bijgeschoold, sommigen ongetwijfeld helemaal niet. Daar kunnen de scholen in kwestie dus vrij over beschikken.
Anderzijds hebben de CVO’s met onderwijsbevoegdheid voor het studiegebied ICT extra middelen gekregen voor de periode van 1 september 2022 tot 31 augustus 2024 om een behoeftedekkend aanbod uit te werken. We werken dus zowel op de vraagzijde als op de aanbodzijde.
Het Kenniscentrum Digisprong ontwikkelt een gratis zelfreflectietool. Hiermee zal elke school via een eenvoudige vragenlijst de ICT-competenties van elke leraar in kaart kunnen brengen. Die tool wordt geïntegreerd binnen het totaalconcept Digisnap van het Kenniscentrum Digisprong, maar zal ook afzonderlijk bruikbaar zijn. Digisnap zal gelanceerd worden in het najaar van 2022.
Ik maak inderdaad ook werk van een kader om scholen van het secundair onderwijs de nodige ondersteuning te bieden in het organiseren van interactief afstandsonderwijs waarmee we tegemoetkomen aan de vraag van verschillende scholen. Soms bestaat daar wat onzekerheid over maar ik probeer dat eerstdaags af te ronden.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, ik sluit me zeer graag aan bij het enthousiasme dat leeft op het veld over dit initiatief. Ik had het geluk om van heel nabij te volgen hoe men op raden van bestuur en vergaderingen altijd heel enthousiast vertelde over en uitkeek naar de landing van het onderzoek. Het is heel belangrijk dat we ook aandacht hebben voor de expertise die er is – ik heb daar al meermaals op gehamerd – binnen de CVO’s maar zeker binnen de Ligo’s om onderwijs aan te bieden voor mensen die zeer laaggeschoold zijn. Wanneer zij dan onderwerp zijn van onderzoek, dan geeft dat hen vleugels.
Ik vind het ook heel waardevol dat werk wordt gemaakt van het opentrekken van expertise, van digitale vaardigheden over alle schoolonderwijsniveaus heen. Er worden eigenlijk digitale bruggen gebouwd tussen volwassenenonderwijs en leerplichtonderwijs. De middelen die worden uitgetrokken binnen Edusprong worden gekoppeld aan het Kenniscentrum Digisprong.
Minister, hoe ziet u binnen het volwassenenonderwijs het luikje digitale vaardigheden binnen het hele kenniscentrum dat u zou willen opstarten? Hoe moeten we dat tegenover elkaar plaatsen? Het lijkt me belangrijk dat zij niet naast elkaar staan maar dat het digitale luik wordt meegenomen in het hele verhaal over de kwaliteit van onderwijs.
De combinatie van contactonderwijs en digitaal onderwijs is bijzonder positief. De minister heeft ook al regelmatig gezegd dat het eigenlijk een van de positieve neveneffecten van corona is dat dit in een versnelling is geraakt. Dat maakt het volwassenenonderwijs ook veel toegankelijker en daar hebben we inderdaad nog een inhaalbeweging te maken.
Het is ook allemaal veel flexibeler omdat men er geraakt. Het gaat niet alleen over laaggeletterden maar ook vaak over mensen met heel drukke jobs die niet meer in de wagen moeten stappen om zich te verplaatsen in het geval van de combinatie tussen digitaal en contactonderwijs. Alles wordt veel aantrekkelijker en het aanbod wordt veel groter. Het is zelf voor een Limburgse mogelijk om tot in Kortrijk, aan de andere kant van het land, les te volgen. Dat is zeker positief.
Dat Blend-Upmodel is een heel goede leidraad. De ondersteuning die u biedt, minister, is zeer goed. Ik vind wel dat de CVO’s en CBE’s zelf de regie in handen moeten houden. Ik denk dat zij zelf een goede balans moeten vinden en dat we hen daar niet in moeten sturen. Die instellingen moeten hun vrijheid gebruiken en het model zelf implementeren.
Minister Weyts heeft het woord.
Het is een natuurlijke reflex dat er een terughoudendheid aan de dag wordt gelegd wanneer het gaat over vormen van blended leren, in functie van een bezorgdheid over de manier waarop laaggeletterden en anderstaligen daarmee aan de slag zouden kunnen. Die terughoudendheid is niet nodig, het is perfect combineerbaar en doenbaar om ook die doelgroep te bereiken in de vorm van blended leren.
Wat de vraag naar het Kenniscentrum Digisprong betreft, is het natuurlijk zo – maar dat heb ik onvermeld gelaten – dat wij in een specifieke rol voorzien voor de ICT-coördinator. Dat is ook de reden waarom we die functie hebben ondersteund.
De ICT-coördinator, dat zijn de ‘ICT-boots on the ground’. We stellen alle middelen ter beschikking van de ICT-coördinator die ook verantwoordelijk is voor het uitschrijven van het ICT-beleidsplan. Men moet een heel goede visie hebben over hoe men aan de slag kan gaan met de digitale leermiddelen. De ICT-coördinator moet ook aan de slag met die zelfreflectietools en de DigiScans die we hebben uitgewerkt. Die ICT-coördinator wordt in eerste instantie ondersteund door het Kenniscentrum Digisprong. Het is belangrijk dat daar de link wordt gelegd en dat de ICT-coördinator er vervolgens voor zorgt dat de leerkrachten die daar behoefte aan hebben, effectief worden geschoold op het vlak van omgaan met digitale leermiddelen. Hij of zij moet ook weten tot wie zich te wenden voor wat het aanbod volwassenenonderwijs betreft. Ik denk dat dit een steekhoudend verhaal is dat we in dezen hebben geschreven.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Ik volg u daar volledig in, minister. Er is echt een mooie stap gezet. Ik kan alleen maar het enthousiasme nog eens onderschrijven en aangeven dat u en collega Grosemans volledig gelijk hebben dat we de autonomie en de regie aan de onderwijsinstellingen zelf moeten laten, al was het maar omdat men inzake personeelsbeleid de autonomie moet krijgen en niet elke school en leerkracht dezelfde zijn. Als ik opnieuw voor de klas zou staan, zou ik een opleiding in digitale vaardigheden moeten volgen want ik heb bijvoorbeeld nog nooit gewerkt met een digitaal bord.
We kijken alvast uit naar alle middelen die daarvoor zijn vrijgemaakt binnen Edusprong. We horen daar binnenkort wellicht meer nieuws over.
De vraag om uitleg is afgehandeld.