Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over het capaciteitstekort in de B-stroom van het secundair onderwijs
Vraag om uitleg over de signalen van plaatsgebrek in het eerste jaar van de B-stroom in het secundair onderwijs
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, mijn vraag gaat inderdaad over het plaatsgebrek in 1B van het secundair onderwijs.
Op 2 juni 2022 ging de vrije inschrijvingsperiode voor het eerste leerjaar secundair onderwijs van start. Die periode zorgt ervoor dat leerlingen die de aanmeldingsperiode in april hebben gemist of toen door plaatsgebrek geen plaats toegewezen kregen, een tweede kans krijgen op die plaatsen die nog vrij zijn. Toch dreigen ook nu heel wat leerlingen geen plaats te kunnen krijgen in het eerste jaar van de B-stroom.
In de regio waar ik woon, Beveren, Kruibeke, Sint-Niklaas, Stekene en Temse waren er nog maar 28 plaatsen beschikbaar voor 62 leerlingen. Dat aantal kan nog toenemen want nu, op het einde van het lager onderwijs, stellen we vast dat er nog een aantal leerlingen zijn die geen getuigschrift basisonderwijs verwerven. Nu de vrije inschrijvingen gevorderd zijn, blijven er 47 leerlingen die in heel de regio momenteel geen plaats vinden in 1B. Het is dus duidelijk dat er niet voldoende plaatsen zijn.
Ik ben al in overleg gegaan en men heeft in het verleden het aantal plaatsen voor 1B opgetrokken maar toch stellen we vast dat er vandaag heel wat meer leerlingen in 1B zitten.
Ondanks het verhogen van de capaciteit van de scholen in de regio, van 426 plaatsen vorig jaar naar 457 plaatsen dit jaar, blijft het tekort aanwezig. Hierdoor lopen leerlingen het risico dat ze hun zesde leerjaar opnieuw zullen moeten afleggen, of voor leerlingen die vorig jaar geen plaats hadden, misschien zelfs een derde keer. Scholen overwegen om alsnog een getuigschrift basisonderwijs ‘te geven’ om deze leerlingen te kunnen inschrijven in 1A. Dat is natuurlijk geen oplossing. Die leerling heeft dan een plaats in het secundair onderwijs maar men doet die leerling daar eigenlijk geen cadeau mee.
We zien dat 1B stijgt en dat wil ik hier toch onder de aandacht brengen. Immers, wanneer 1B stijgt, dan stijgt ook het tweede leerjaar B en bijgevolg ook de aantallen in de arbeidsmarktgerichte opleidingen. Dat het aantal leerlingen in die arbeidsmarktgerichte opleidingen stijgt, is geen probleem maar wel dat leerlingen die door een tekort dat ze hebben opgebouwd in het basisonderwijs, niet verder geraken in het secundair onderwijs of dat er voor hen minder keuze is in het secundair onderwijs. Dat is voor mij wel een probleem.
De minister en ook wij hebben een oproep gedaan naar aanleiding van het debat over de eindtermen die voor de tweede en derde graad zijn vernietigd. Dat we opnieuw moeten kijken naar de essentie maar ook naar het basisonderwijs, onderschrijf ik volledig. Ik denk dat de doelstelling moet zijn om zo weinig mogelijk leerlingen in 1B te hebben. Leerlingen in 1B zijn leerlingen die ofwel op leeftijd overgaan naar het secundair onderwijs, ofwel leerlingen die geen getuigschrift basisonderwijs hebben, ofwel leerlingen die wel het getuigschrift hebben maar waarvan de klassenraad zegt dat 1A niet zal lukken.
Minister, welke ingrepen kunt u op korte termijn nog realiseren om het plaatsgebrek in 1B aan te pakken zodat leerlingen hun zesde jaar basisonderwijs niet voor een tweede of zelfs derde keer opnieuw moeten doen of er alsnog een getuigschrift basisonderwijs wordt uitgereikt terwijl die leerling de doelstellingen niet heeft bereikt?
Kan een school op dit moment een 1B-klas bijmaken bij plaatsgebrek op korte termijn of moet dit via de daarvoor opgestelde programmatie, meer bepaald de datum van 1 april die al voorbij is, waardoor er pas volgend schooljaar effectief plaatsen bijkomen in die scholen die vandaag nog geen 1B hebben?
Kunnen de middelen die werden vrijgemaakt voor extra plaatsen in de klas in de capaciteitsgebieden ook worden ingezet in andere regio’s waar nu een tekort optreedt? Hoeveel van de voorziene extra plaatsen zijn al georganiseerd?
De heer Danen heeft het woord.
Leerlingen die hun getuigschrift basisonderwijs niet hebben behaald, krijgen een tweede kans via de zogenaamde B-stroom. Wanneer deze leerlingen een A-attest behalen in het eerste leerjaar B, dan kunnen ze de overstap maken naar 1A of hun schooltraject verderzetten in 2B.
Deze tweede kans kan echter alleen aangeboden worden wanneer er voldoende plaatsen zijn voor deze leerlingen. Begin juni werd er in de ruime regio Beveren, Kruibeke, Sint-Niklaas, Stekene en Temse aan de alarmbel getrokken omdat er voor 55 leerlingen voor het volgende schooljaar geen plaats is in 1B. Om de noodkreet kracht bij te zetten, trok SAAMO Oost-Vlaanderen naar de Kinderrechtencommissaris omdat onderwijs een basisrecht is.
Afgaand op verschillende berichten in de media is de situatie in de ruime regio rond Sint-Niklaas geen uniek gegeven. Overal in Vlaanderen worden leerlingen en scholen geconfronteerd met een plaatsgebrek in de 1B-stroom. Een plaatsgebrek dat al voorspeld werd in de capaciteitsmonitor voor het leerplichtonderwijs uit 2018. Deze capaciteitsmonitor voorzag voor het schooljaar 2024-2025 al een groot tekort aan plaatsen in Sint-Niklaas, maar ook in Antwerpen, Gent, Mechelen, Dilbeek en Brasschaat.
De B-stroom in de eerste graad van het secundair onderwijs wordt gekenmerkt door een lager aantal leerlingen per klas zodat deze leerlingen beter begeleid kunnen worden. Het bijkomend inrichten van een B-stroom vraagt dus meer capaciteit, zowel qua personeel als qua infrastructuur. Hier staan echter te weinig financiële middelen tegenover waardoor scholen deze B-stroom niet altijd kunnen inrichten. Toch klinken er vanuit het werkveld ook geluiden dat scholen hun verantwoordelijkheid moeten nemen door toch te kiezen voor het inrichten van een B-stroom.
Minister, een heleboel leerlingen en hun ouders zullen met een bang hart aan de vakantie beginnen omdat er volgend jaar onvoldoende plaatsen zijn voor leerlingen die in 1B willen starten. De noodoplossing om deze leerlingen het zesde jaar te laten overdoen in het lager onderwijs werkt zeer demotiverend voor de leerlingen. Welke stappen zult u op korte termijn zetten om dit capaciteitsprobleem weg te werken?
De opeenvolgende capaciteitsmonitoren geven aan dat het plaatsgebrek de komende jaren enkel maar zal toenemen. Welke oplossingen voorziet u op middellange termijn?
Scholen die een B-stroom willen inrichten, geven aan dat zij over onvoldoende middelen beschikken, zowel qua leerkrachten als qua ruimte om deze B-stroom te organiseren. De geplande capaciteitsuitbreiding zal pas binnen twee à drie jaar een feit zijn. Hoe wilt u deze scholen tegemoetkomen in de tussenperiode?
Vanuit het werkveld klinkt ook het geluid dat alle scholen hun verantwoordelijkheid moeten nemen door het organiseren van een B-stroom. Welke stappen zult u zetten om meer scholen te overtuigen om een B-stroom te organiseren?
Mevrouw Yalçin heeft het woord.
Voorzitter, vooraleer ik aan mijn vraag begin, zou ik toch een opmerking willen maken. Ik had dezelfde vraag om uitleg ingediend voor de commissievergadering van 16 juni. Die is toen onontvankelijk verklaard, met de mededeling dat het passender zou zijn om ze in te dienen als schriftelijke vraag. Dat heb ik dan ook gedaan. Twee dagen later verschijnt het artikel over de situatie in het Waasland. Toen heb ik mijn vraag opnieuw ingediend als vraag om uitleg en nu kan ze wel geagendeerd worden. Ik vind dat toch een wat vreemde manier van werken. Ik geef het gewoon mee maar vind het wel spijtig.
Minister, elke leerling een plaats aanbieden in de school van zijn of haar keuze is voor onze fractie erg belangrijk. Dit hebben we ook samen neergeschreven in het regeerakkoord: “Capaciteitstekorten vormen een uitdaging. We willen eenvoudigweg dat ouders hun kinderen in de school van hun keuze kunnen laten schoollopen” en “(…) in het secundair onderwijs versterken we de maximale schoolkeuzevrijheid voor de ouders”, kunnen we hier onder andere lezen.
Minister, ik vind het, samen met de collega’s, dan ook zeer jammer om te lezen in de pers dat secundaire scholen uit het Waasland aangeven dat de plaatsen die beschikbaar zijn in 1B niet zullen volstaan voor volgend schooljaar. Ook ik heb vanuit Limburgse scholen al gelijkaardige signalen opgevangen. Ik stelde u eind maart van dit jaar dan ook een schriftelijke vraag over de evolutie van het leerlingenaantal en het aantal plaatsen in 1B. Uit uw antwoord werd duidelijk dat het aantal scholen die een eerste leerjaar B aanbieden is gestegen naar 440 en dat het leerlingenaantal in de B-stroom niet meteen is toegenomen maar dat er relatief gezien zelfs gesproken kan worden van een lichte daling. Specifiek voor de provincie Limburg is het aantal scholen die 1B opnemen in hun programmatie stabiel gebleven over een periode van 10 jaar, met schommelingen rond 90 scholen, lees ik in uw antwoord. Het leerlingenaantal in het eerste leerjaar van de B-stroom in schooljaar 2020-2021 bedraagt volgens Dataloep 1355 voor Limburg. Ook daar zijn relatief bekeken over de schooljaren heen geen grote schommelingen op te merken.
En toch, minister, vang ik vanuit het onderwijsveld signalen op dat er volgend schooljaar tekorten kunnen zijn en dat scholen zelfs niet alle leerlingen die zich aanmelden een plaatsje kunnen aanbieden in het eerste leerjaar B. Die signalen komen vanuit Limburg maar ook, zoals we in de pers kunnen lezen, vanuit het Waasland. We weten dat schoolbesturen vrij zijn in de inrichting van de B-stroom en ook in de keuze van het aantal plaatsen die ze voorzien in 1B, afhankelijk van hun capaciteit in de hogere jaren.
Daarom stel ik u graag volgende vragen, minister.
Hebt u al soortgelijke signalen over plaatsgebrek in het eerste jaar van de B-stroom opgevangen?
De discrepantie tussen het aantal plaatsen in de A- en B-stroom blijkt groot te zijn terwijl de vraag naar plaatsen in de B-stroom toeneemt. Hoe kunnen we soortgelijke situaties in de toekomst voorkomen?
Mevrouw Yalçin, ik vraag dadelijk na waarom uw eerste vraag om uitleg onontvankelijk was.
Minister Weyts heeft het woord.
Mevrouw Yalçin, u keek in mijn richting en dat mag altijd, maar ik heb daar niets mee te maken. Al zou ik het wel goed vinden om daar inspraak te hebben. Ik wil ook op dat vlak ten dienste staan van het parlement. (Gelach. Opmerkingen)
Ik vind het natuurlijk erg belangrijk dat het onderwijsaanbod afgestemd is op de lokale noden. Voor het secundair onderwijs is de perimeter wel wat groter. Natuurlijk geldt ook de keuzevrijheid van ouders.
Het is inderdaad zo dat ik scholen niet kan verplichten om een specifiek aanbod te creëren. Het behoort inderdaad tot de vrijheid van onderwijs om zelf een aanbod aan te bieden dat aansluit op die lokale noden. Wat ik wel kan doen, is een aantrekkelijk, faciliterend kader verschaffen, en ik denk dat dat er is. Ik verklaar me nader. Ten eerste zijn de programmatieregels voor de B-stroom veel eenvoudiger dan voor andere programmaties. Normaal gezien moet je voor een programmatie toestemming hebben van de Vlaamse Regering en een hele besluitvormingsprocedure doorlopen in de administratie, maar dat is in dezen helemaal niet het geval. Scholen kunnen 1B vrij programmeren zonder langs de Vlaamse Regering te passeren. Ze moeten gewoon een melding doen zonder tijd te steken in een programmatiedossier en dergelijke. Ze kunnen dus heel snel schakelen.
Ze bepalen ook autonoom de capaciteit die ze willen voorzien, per leerjaar en per opleiding. Ze kunnen dus op elk moment hun capaciteit verhogen of verlagen.
Naast de vrijheid om daar zelf invulling aan te geven, hebben ze ook de autonomie om hun middelen vrij aan te wenden waar het nodig is of die zelfs te herschikken over scholen heen. Ze kunnen uren-leraar in een studierichting die minder leerlingen aantrok, het volgende schooljaar aanwenden in studierichtingen waar de instroom is toegenomen. Dat kan zelfs over de schoolgrenzen heen. Op die manier kunnen scholen flexibel en snel omgaan met eventuele fluctuaties in inschrijvingen. Wat in dezen heel belangrijk is, is lokaal overleg tussen scholen, in scholengemeenschappen en scholengroepen en over de netten heen.
In de communicatie in de pers, waarnaar werd verwezen, staat dat er in het Waasland nog meer dan 400 plaatsen vrij zijn in de A-stroom terwijl er een tekort van 47 plaatsen is in de B-stroom. Dat valt moeilijk met elkaar te rijmen. Ik heb er begrip voor dat die kinderen wellicht een andere aanpak vergen en andere noden hebben dan leerlingen in de A-stroom, maar vrijheid van onderwijs betekent toch ook enige verantwoordelijkheid opnemen om dat andere grondrecht, namelijk het recht op onderwijs voor alle kinderen, te garanderen.
Ik wil dan ook oproepen om die lokale dialoog opnieuw op gang te trekken. Ik hou me ook beschikbaar om daar desgewenst een rol in te spelen.
Scholen varen ook niet blind om hun onderwijs af te stemmen op de vraag, daarvoor hebben we net de capaciteitsmonitor. Die tracht te projecteren welke noden er in de toekomst zouden kunnen zijn, ook specifiek ten aanzien van bepaalde onderwijszones. De recentste capaciteitsmonitor maakt zelfs op gemeenteniveau een prognose van de leerlingenevolutie tot schooljaar 2031-2032, op niveau van zowel de A-stroom als de B-stroom. Dat is dus wel een nuttig instrument, voorheen was dat niet zo specifiek. Er is ook een inschatting van de te verwachten capaciteitsdruk.
Via dat instrument voorzien we dus een handvat voor scholen. In het kader van hun vrijheid van inrichting kan men anticiperen op nog te verwachten stijgingen of dalingen, al weten ook zij natuurlijk niet waar ouders exact de vraag zullen stellen om hun kind in te schrijven, gelet op de vrije schoolkeuze, maar dan is er ten minste een indicatie. Daarvoor is een nauwe opvolging van de inschrijvingen en aanmeldingen in het Lokaal Overlegplatform (LOP) opnieuw richtinggevend, uiteraard in nauw overleg met de scholen binnen en buiten de scholengemeenschap.
Ik ben me er terdege van bewust dat sommige plaatsen zwaarder onder druk staan dan andere en dat de ruimte van scholen soms letterlijk en figuurlijk opraakt. Als ik het bijvoorbeeld heb over de onderwijszone Sint-Niklaas, was er in de bovengemeentelijke taskforce capaciteit eind 2020 al verhoogde aandacht voor de nood aan extra plaatsen in het eerste leerjaar B. Via vijf capaciteitsprojecten werden nog maar in maart van verleden jaar extra capaciteitsmiddelen toegekend, dat ging over een 5 miljoen euro, het is zelfs meer. Daardoor werden 659 bijkomende plaatsen gecreëerd in het secundair onderwijs in die onderwijszone, waarvan 260 bijkomende plaatsen in de A-stroom en 153 in de B-stroom van de eerste graad.
Momenteel is het selectietraject lopende voor nieuwe capaciteitsprojecten, dus op de capaciteitsmiddelen van 2022-2024. Daarvoor voorzien we 180 miljoen euro. We hadden al de keuze gemaakt om een voorafname te doen en prioriteit te geven aan het buitengewoon onderwijs en daarvoor dus al 25 miljoen euro te voorzien. We hebben daar ook nog eens 10 miljoen euro extra voor uitgetrokken. Er werd 130 miljoen euro verdeeld over 16 onderwijszones, de capaciteitsgebieden dus, voor extra plaatsen in het gewoon secundair onderwijs, waarvan 6,3 miljoen euro voor extra plaatsen in de onderwijszone Sint-Niklaas.
Aan elke bovengemeentelijke taskforce capaciteit is gevraagd om op het niveau van de onderwijszone een verdeling van de capaciteitsmiddelen na te streven. Met behulp van de capaciteitsmonitor kan elke bovengemeentelijke taskforce capaciteit in het lopende selectietraject van de projectvoorstellen zelf maximaal rekening houden met de capaciteitsnoden die er nu zijn of die men verwacht, dat in de verschillende onderwijsvormen, maar ook in de A-stroom of B-stroom van de eerste graad. Maar zoals gezegd: scholen moeten onderling goede afspraken maken, zodat de lokale noden opgevangen worden. Ook wat betreft de korte termijn hou ik me natuurlijk altijd ter beschikking om te kunnen ondersteunen of faciliteren, op welke manier dan ook. Uiteindelijk berust het initiatief tot inrichting van extra capaciteit wel altijd bij de scholen zelf.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw verduidelijkingen, en ook voor het feit dat vrij programmeren kan. Vrij programmeren wil echter natuurlijk nog altijd wel zeggen dat een school die dat nog niet heeft, vóór 1 april zijn vinger moet opsteken. Die zestien scholen waar die vierhonderd plaatsen zijn, die hebben inderdaad nog niet allemaal 1B. Als een van die scholen dat nu toch nog in september wil doen, dan gaat dat niet, want die had vóór 1 april haar vinger moeten opsteken. Dat is misschien wel nog iets waar we naar kunnen kijken.
Collega Coel heeft er in het verleden ook al naar verwezen: de capaciteitsmonitor is inderdaad een heel belangrijk instrument, maar als we die opeenvolgende capaciteitsmonitors bekijken, dan zien we dat er op bepaalde plekken nu plots een capaciteitsoverschot is, terwijl er in de vorige nog een capaciteitstekort was, en dat op sommige plaatsen het capaciteitstekort groter is. Ik stel vast dat er in de onderwijszone Sint-Niklaas toch een aanzienlijke sneeuwbal aan het rollen is, die nog niet direct stopt als we naar de jongste cijfers kijken. Daar moet accurater worden gemonitord, en misschien ook vroeger in het jaar in de scholen van het basisonderwijs. Ik denk dat daar nog wel een opportuniteit ligt. Die leerlingen die nu in het zesde zitten, hebben natuurlijk al minstens vijf jaar in de lagere school gezeten. Men kan in die school al wel een inschatting maken van wat dat gaat geven. Het is immers niet zo dat men van een leerling plots in het zesde leerjaar zegt dat die voor 1B is. Meestal is dat wel een traject dat zich toch wat vroeger aankondigt. Ik denk dat de LOP’s daarin een goede partner zijn, om de vinger aan de pols te houden en wat vroeger in te schatten wat er op ons afkomt, zodat 1 april in het kader van de programmatie wél kan worden gehaald.
Minister, stel dat een school nu in die programmatie instapt en extra 1B-plaatsen geeft, maar er nog geen zicht op heeft of ze in het tweede jaar voldoende plaats zal hebben om die in te richten. Dat is toch niet onbelangrijk. In onze regelgeving staat dat men zijn graad in dezelfde school moet kunnen afwerken. Zou het kunnen dat, als binnen een scholengemeenschap een school in het eerste jaar die nood wil opvangen, maar nog geen capaciteit heeft voor het tweede jaar, een andere school kan inspringen? Volgens mij kan dat op dit moment nog niet, maar dat lijkt me wel iets dat we voor de toekomst kunnen bekijken om toch zeker die leerlingen te kunnen laten starten in 1B.
Minister, er was uw oproep om de eindtermen van het basisonderwijs aan te pakken. Ik heb dit daarnet al gezegd in mijn inleiding, maar wil dat herhalen. Ik wil u, de Vlaamse Regering en iedereen hier aanwezig ertoe oproepen om, aangezien we die eindtermen van de tweede en derde graad toch moeten bekijken omdat ze zijn vernietigd, ook de eindtermen van het basisonderwijs echt mee te nemen, om ervoor te zorgen dat die basiskennis er daadwerkelijk is.
De heer Danen heeft het woord.
Collega’s, bedankt voor de vragen. Minister, dank u wel. U zegt dat u scholen niet kunt verplichten om een B-stroom in te richten. Dat klopt natuurlijk. U hebt ook gezegd dat u wel een kader kunt creëren. Mijn vraag is dan: gaat u dat kader bijstellen om het interessanter te maken voor scholen om een B-stroom in te richten?
U hebt ook gezegd dat het LOP de aangewezen instantie is om het gesprek aan te gaan om dat te organiseren. U wees er ook op dat er in de A-stroom een capaciteitsoverschot is, en in de B-stroom een tekort. Hebt u indicaties dat dat nu aan het gebeuren is, dat de LOP’s daarmee aan de slag zijn? Dit is immers toch wel nijpend en dringend.
Mijn volgende punt sluit voor een stuk aan bij wat de heer Daniëls net komt te zeggen. Ik weet dat u in het buitengewoon onderwijs dit jaar een extra teldag in oktober hebt georganiseerd. Als u volgend schooljaar een extra teldag in oktober voor de B-stroom zou willen organiseren, dan is het interessanter voor scholen om een B-stroom te organiseren. Wilt u die piste nader onderzoeken? Scholen die dat vandaag niet hebben of moeten uitbreiden, moeten die middelen immers in principe voorschieten. Die middelen volgen pas volgend jaar, na de teldag in februari. Dan pas zullen ze worden gefinancierd.
Mevrouw Yalçin heeft het woord.
Dank u, minister, voor uw antwoord. Ik heb nog niet zo heel lang geleden een gesprek gehad met een directie van een middelbare school die de B-stroom aanbiedt in mijn regio. Die zitten werkelijk met de handen in het haar. Ze zijn de enige school in de buurt die de B-stroom aanbiedt, onder heel wat andere middelbare scholen. Andere middelbare scholen in de regio bouwen af of bieden de B-stroom niet meer aan. Ze willen heel graag die maatschappelijke verantwoordelijkheid – die ze voor hen als school zien – effectief opnemen. Maar er zit natuurlijk een limiet op de draagkracht.
Ik volg u, minister, als u zegt dat lokaal overleg heel belangrijk is, en ook waar u zegt dat u daar zelf natuurlijk weinig in kunt doen bewegen, in de zin dat de programmatie bij de scholen ligt. Maar als scholen bij hun standpunt blijven om de B-stroom niet aan te bieden, of te minderen, en er binnen het lokaal overleg niet echt tot een antwoord gekomen kan worden, denkt u dan dat er binnen uw bevoegdheid extra maatregelen genomen kunnen worden, om het lokaal overleg op een of andere manier te stimuleren, zodat er een oplossing gevonden kan worden?
Minister Weyts heeft het woord.
Wat de termijn van 1 april betreft: dat is een termijn van orde. Dat kan in dezen ook geen obstakel vormen. Mocht men zeggen dat dat een obstakel is, dan is er geen obstakel. Die boodschap kan ik zeker en vast geven. We tonen daar wel enige flexibiliteit. Ik zeg tegen mijn administratie ook: als we iets met zijn allen willen, en niemand is daar tegen, waarom zouden we dan niet flexibel zijn? In dezen heb ik begrepen dat die termijn ons geen parten kan spelen.
Ik vraag wel om de capaciteit die er nog is – in het Waasland gaat het toch om vierhonderd plaatsen in de A-stroom – te gebruiken om op korte termijn, al was het maar tijdelijk, te voorzien in een B-stroom. Dan kunnen we zien wat de toekomst brengt en mondelinge afspraken maken. Ik snap dat dat praktisch wel wat inspanningen vergt, maar er staat alleszins niets juridisch in de weg. Dan moeten we wel wat flexibiliteit aan de dag leggen. Die termijn van orde is eigenlijk ook bepaald om het sociaal overleg kansen te geven, en in functie van de onderwijsinspectie. In dezen kan dat geen obstakel zijn.
Ik hou me ter beschikking. Soms is het wel zo dat de ene naar de andere kijkt binnen een onderwijszone. Ik begrijp ook dat dit extra inspanningen met zich meebrengt, en dat het een apart publiek is. Als men wat terughoudend is, wil ik daar wel faciliteren.
Ik ben niet geneigd om te zeggen dat we de B-stroom extra gaan financieren. Daarbij zou je de boodschap geven dat men het voor de centen wel zou doen. Dat lijkt me een totaal verkeerd signaal, zeker naar degenen die altijd al een B-stroom hebben ingericht. We zouden dan proberen degenen die weigerachtig zijn over de streep te trekken met extra centen, voor zover dat van enige invloed zou kunnen zijn in die beslissing.
Opnieuw: ik hoop dat dat lokaal overleg toch nog voor een aantal doorbraken kan zorgen, en ik hou mij ter beschikking.
De heer Daniëls heeft het woord.
Dank u, minister, dat u zich ter beschikking houdt. Als er dan obstakels zijn, denk ik dat dat helpt om die weg te werken. Ik begrijp uw redenering dat als er vierhonderd plaatsen in 1A overblijven, en als men er veertig of vijftig zoekt in 1B, dat er geschoven moet kunnen worden. Ik vind dat daar wel degelijk een redenering in zit. Voor die vierhonderd 1A-plaatsen zijn middelen, zijnde personeelsmiddelen, voorzien. Er zit effectief waarheid in wat u aanhaalt.
Ik denk dat er wel wat schrik is voor de jaren nadien, in dezelfde graad. Daar heb ik absoluut begrip voor. Want als je een inspanning doet als school, dan moet je ook de rest van het traject kunnen garanderen. Dat is niet altijd evident. Ik heb begrepen dat u openstaat om zaken die daar nog zouden zijn, te bekijken, en dat de programmatie voor scholen die geen 1B hebben, maar deze wel nog willen inrichten, een termijn van orde is. Dat is niet onbelangrijk om mee te geven.
Overleg en goed naar elkaar kijken, ook over de netten heen, is daar een goede zaak. Ik hoor toch ook dat, op sommige plaatsen – als ik het opentrek naar Vlaanderen – niet iedereen van de verschillende netten evenveel inspanningen wil doen. Ik denk dat het goed zou zijn dat u als minister, die toch een preferentiële relatie hebt met één net, dat u dat daar ook nog eens op de kaart zet.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, als ik uw antwoord hoor, hebt u het kader wat verduidelijkt en zegt u dat u zelf voor de rest weinig kunt doen. Ik zou toch een actievere houding van u appreciëren want het probleem is echt wel schrijnend. De mensen zitten echt met de handen in het haar, zoals mevrouw Yalçin ook zegt. Heb het maar aan de hand met uw kind dat het zijn zesde leerjaar opnieuw moet doen omdat er geen plaats is in het eerste jaar secundair onderwijs.
Ik heb de vraag gesteld over een extra teldag die niet meteen extra financiering betekent, maar wel snellere financiering. U hebt er niet op geantwoord, maar ik zou toch willen suggereren om eens te onderzoeken of het geen piste is die mogelijk soelaas kan brengen.
Mevrouw Yalçin heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Het is natuurlijk een reëel probleem op onze schoolbanken. Ik denk dat we er allemaal van uit moeten gaan dat het leerrecht van elk kind moet worden gevrijwaard. Ik hoor heel graag zeggen dat u graag de vinger aan de pols houdt, maar ik denk toch dat ik in uw antwoord heb gehoord dat we moeten kijken – ik wil er alleszins toe oproepen – welke de drempels zijn voor scholen om de B-stroom in te richten. Wat houdt hen tegen om de capaciteit ten volle te gebruiken zodat de leerlingen in de B-stroom terechtkunnen? Een school met een goede A-stroom, maar evenzeer met een goede B-stroom, kan een heel mooi voorbeeld van inclusief onderwijs zijn dat heel sterk kan zijn.
Vanuit onze fractie willen wij onze grote waardering uitspreken voor scholen die effectief deze B-stroom aanbieden en hun maatschappelijke verantwoordelijkheid hierin nemen. Dank u wel.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.