Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Segers heeft het woord.
In april werd theatermaker en beeldend kunstenaar Jan Fabre door de correctionele rechtbank van Antwerpen veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden met uitstel. Hij werd door twaalf danseressen beschuldigd van geweld, pesten op het werk, aanranding van de eerbaarheid en vernederingen. De rechtbank heeft toen een terugkerend patroon vastgesteld, waarbij Fabre zijn machtspositie als regisseur misbruikte en zich schuldig maakte aan seksueel grensoverschrijdend gedrag.
Die veroordeling is een belangrijke stap geweest in de erkenning van het probleem dat spijtig genoeg zo sterk aanwezig is in de cultuur- en mediawereld. Maar helaas is het ook niet het einde geweest van onveilige werkomgevingen in de sector. Daar blijft heel veel werk op de plank. Zo krijgen Engagement, een organisatie die het taboe rond grensoverschrijdend gedrag in de cultuursector wil doorbreken, en de Genderkamer van onze Vlaamse Ombudsdienst nog steeds meldingen binnen over de specifieke situatie bij Troubleyn en over andere choreografen en regisseurs. Dat is natuurlijk heel verontrustend. Het is belangrijk dat er nog steeds voldoende aandacht gaat naar het creëren van veilige werkomgevingen in de dans- en toneelwereld, in de brede cultuurwereld.
De Genderkamer had in 2019 nog een speciale opdracht gekregen over grensoverschrijdend gedrag in de cultuur- en mediasector. Maar we weten allemaal dat die opdracht na drie jaar al afloopt, en we dreigen daar toch wel in een probleemsituatie te komen wanneer dan blijkt dat die meldingen nog steeds binnenkomen.
Vandaar vond ik het belangrijk, minister, om u daar een aantal vragen over te stellen.
Op mijn eerste vraag gaat u ongetwijfeld ‘ja’ antwoorden. Erkent u dat, ondanks het einde van het proces van Jan Fabre, die veilige werkomgevingen in de cultuurwereld nog een heel grote uitdaging is waaraan actief moet worden gewerkt?
Wat betreft mijn bezorgdheid over de speciale opdracht van de Genderkamer over de cultuur- en mediasector: wordt die opdracht verlengd? Zal bij de inkanteling van de Genderkamer in het Vlaams Mensenrechteninstituut (VMRI) nog specifiek aandacht zijn voor grensoverschrijdend gedrag in bepaalde sectoren, en zeker in de cultuur- en mediasector, waarvan we weten dat die wel heel specifieke risico’s inhouden?
Hebt u zicht op het aantal meldingen die, zoals we mochten lezen in de krant, bij de Genderkamer binnenkomen omtrent de cultuursector, en dan specifiek over de dans- en toneelwereld? Wat gebeurt er dan concreet met die meldingen die nog altijd rond Jan Fabre blijven binnenkomen bij Engagement en de Genderkamer? Welke opvolging krijgen die meldingen?
Ten slotte, op welke manier wordt er actief voor gezorgd dat in de cultuurwereld, zeker voor acteurs en danseressen die vaak in precaire werkomstandigheden werken met veel concurrentie, een veilige werkomgeving wordt gecreëerd waarbij er geen plek is voor intimidatie en vernedering?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mevrouw Segers, ik ga inderdaad ‘ja’ antwoorden op uw eerste vraag. Het actief werken aan een veilige werkomgeving is een uitdaging voor de hele samenleving en natuurlijk niet enkel voor de cultuurwereld. Desalniettemin erken ik dat de cultuursector zijn specifieke uitdagingen kent. Dat heeft de sector zelf ook aangegeven.
Daarom zet ik in mijn beleid sinds een aantal jaren expliciet in op sensibilisering, het ontwikkelen van tools en het ondersteunen van slachtoffers van grensoverschrijdend gedrag via Engagement Arts en een meldpunt en ombudsfunctie die momenteel zijn ondergebracht in de Genderkamer. We vragen ook via het Kunstendecreet expliciet aandacht voor een beleid tegen grensoverschrijdend gedrag. Ik kom daar dadelijk op terug naar aanleiding van uw vijfde vraag. Het werk is absoluut nog niet af, maar er zijn zeker al stappen in de goede richting gezet.
Wat de Genderkamer specifiek voor de cultuur- en mediasector betreft, is het uitdrukkelijk mijn ambitie om de specifieke werking, die vandaag is ondergebracht bij de Genderkamer, te behouden. Waar deze precies een plaats moet krijgen, bekijken we momenteel met de collega-ministers. Want ook in andere sectoren, denk aan media, onderwijs, sport – maar er zijn er nog andere –, werd men immers met soortgelijke vragen geconfronteerd. Het lijkt me logisch dat we als Vlaamse overheid hier kiezen voor een gecoördineerde aanpak. Uiteraard zal ik erover waken dat er hierbij voldoende aandacht is voor de specifieke uitdagingen die eigen zijn aan de cultuursector, wat ook de oplossing is die we vinden.
Wat het aantal meldingen betreft, is het zo dat tussen begin januari 2022 en half juni 2022 de Genderkamer 75 meldingen ontving over grensoverschrijdend gedrag of intimidatie en seksuele intimidatie. 20 daarvan kwamen uit de cultuursector; van die 20 kwamen er 17 uit dans en toneel. Dat zijn geen kleine getallen.
Wat gebeurt er concreet met de meldingen die nog over Jan Fabre binnenlopen? De werkwijze van de Genderkamer is telkens maatwerk. Dat biedt ruimte om proportioneel en adequaat te handelen, ook wanneer de omstandigheden minder gebruikelijk zijn, bijvoorbeeld wanneer er al een gerechtelijke uitspraak is, zoals dat nu momenteel het geval is in het dossier rond Jan Fabre.
Het maatwerk van de Genderkamer maakt dat er evenzeer ruimte bestaat om te werken met meldingen die komen van organisaties, omstanders of ook van personen die zelf geconfronteerd worden met beschuldigingen. Een andere bijzondere omstandigheid waar bijvoorbeeld rekening mee kan worden gehouden, is die waar parallelle verhalen gedurende de looptijd van de opdracht van de Genderkamer, dus de drie voorbije jaren, intussen tweemaal of meermaals opduiken.
Het verloopt, kort samengevat, als volgt. Om te beginnen wordt er geluisterd naar de melder, naar de verhalen en naar de verwachtingen. De Genderkamer helpt de klacht of de vraag te verhelderen en er wordt gekeken naar wat juridisch nodig is, en naar wat wenselijk is en ook mogelijk is. Soms zijn er onbenutte mechanieken die wel nog nuttig kunnen zijn, bijvoorbeeld een vertrouwenspersoon of een externe preventieadviseur, in het kader van het psychosociaal welzijn. Soms is dat geen reële mogelijkheid en worden andere uitwegen bekeken, maar de melder houdt sowieso de controle. Regelmatig wordt er bemiddeld in samenstellingen en systemen die afhangen van de concrete casus. Nog vaker worden er aanbevelingen gedaan opdat het beleid rond gelijkheid en integriteit aangescherpt kan worden, uiteraard werk dat de organisaties dan zelf moeten verrichten.
Op welke manier gaan we ervoor zorgen dat er binnen de werkomgeving geen plek is voor intimidatie en vernedering? In de lopende subsidieronde voor het Kunstendecreet werd voor het eerst aan de aanvragers gevraagd om in het kader van integriteit een eigen beleid tegen grensoverschrijdend gedrag te ontwikkelen waarbinnen men ook onderzoekt of de aanstelling van een vertrouwenspersoon haalbaar is. Overleg Kunstenorganisaties (oKo) en het Sociaal Fonds Podiumkunsten hebben in het najaar van 2021 een toolbox ontwikkeld en verspreid die organisaties moet helpen een beleid tegen grensoverschrijdend gedrag te ontwikkelen.
Ook binnen het VIA 3-akkoord (Vlaams intersectoraal akkoord) is de afspraak gemaakt dat de sociale partners het bestaande netwerk van vertrouwenspersonen versterken door het aanbieden van een basisopleiding en supervisiemomenten. De sector moet, naar mijn aanvoelen, daar nu voluit mee aan de slag gaan.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Dank u wel, minister-president, voor uw antwoord. Ik moet zeggen dat ik even niet goed ben van dat aantal dat u me als antwoord op de vraag geeft: 75 meldingen, waarvan 20 in cultuur en 17 in de danssector. Dat zijn eigenlijk toch wel ontstellende aantallen. Dat toont duidelijk aan dat er nog heel veel werk aan de winkel is.
Zeventien in dans en toneel.
Ik denk dat we allemaal mogen en moeten erkennen dat het werk van de Genderkamer een belangrijk en zeer goed werk is als blijkt dat zoveel mensen er de weg naar vinden. Want we weten allemaal dat ook heel veel mensen allicht de weg niet vinden. Ik kom daar dadelijk op terug.
Ik ben blij om u te horen zeggen dat u de specifieke werking van de Genderkamer gaat behouden maar dat u alleen nog niet weet waar. Ik denk dat die momenteel wel goed zit bij de Vlaamse Ombudsdienst. Vanuit Vooruit willen wij dan pleiten voor die specifieke werking, waarbij de Genderkamer bijvoorbeeld ook de melders mag en kan begeleiden in het zetten van juridische stappen. Dat is essentieel om dat werk volledig te kunnen doen. Ik hoop en reken erop dat ze ten volle haar bevoegdheden daar ook kan blijven behouden, want dat is een heel belangrijke zaak.
Ik weet niet of u of de collega’s het misschien kennen, maar in Nederland heeft de adviescommissie grensoverschrijdend gedrag, die deel uitmaakt van de Nederlandse Raad voor Cultuur, een heel belangrijk rapport gemaakt met als titel ‘Over de grens. Op weg naar een gedeelde cultuur’. Daar zitten een aantal heel belangrijke aanbevelingen maar ook vaststellingen in die de Nederlandse Kamer doet en die allicht niet zo verschillend gaan zijn voor Vlaanderen.
In dat rapport wordt erop gewezen dat er in de cultuur- en mediasector verschillende risicofactoren zijn die de sector extra kwetsbaar maken voor grensoverschrijdend gedrag, en vooral ook dat er in de media- en cultuursector een zwijgcultuur heerst, ingegeven door schaamte en angst. Dat maakt dat die 75 gevallen allicht in de realiteit ook hoger liggen. Zij detecteren ook een aantal pijnpunten binnen het kunstonderwijs.
Hun specifieke aanbeveling is ook die arbeidspositie te versterken. Vooral voor freelancers is de weg naar het hebben van een vertrouwenspersoon niet vanzelfsprekend. Dat is moeilijk als je geen werknemer bent.
In Nederland is er ook een centraal meldpunt, en ik denk dat het heel belangrijk is om dat in Vlaanderen te hebben. U zegt dat het belangrijk is dat we dat gaan coördineren met de andere sectoren waar ook sprake is van grensoverschrijdend gedrag. Noem mij één sector waar er geen sprake is van grensoverschrijdend gedrag: ik denk dat die niet bestaat. Het is goed om te coördineren, maar ik denk dat die specificiteit van die media- en cultuursector, door dat aantal risicofactoren, een specifieke aanpak vergt die we absoluut moeten garanderen. Ik zou u dus graag nog eens expliciet horen zeggen dat u hieraan gaat blijven werken, ook specifiek voor de media- en cultuursector.
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, en dank u wel, mevrouw Segers, voor de pertinente vragen. We hebben het hier al vaak over gehad. Ik ben wel een beetje in shock door die 75 meldingen. Ik heb zo’n beetje hetzelfde gevoel als x-aantal jaar geleden toen we een studie hebben laten maken omdat we toen al de eerste signalen kregen uit de sector. Die cijfers waren toen ook zo dramatisch; vandaag zijn ze dat nog altijd. Mevrouw Segers heeft inderdaad gelijk als ze zich afvraagt welke gevallen nog onder het wateroppervlak zitten. Er zijn mensen die geen aangifte durven doen omdat ze zich daar niet goed bij voelen.
Ik denk dat het duidelijk is dat er nog heel veel te gebeuren staat. Ten eerste moeten we absoluut de werking van de Genderkamer voortzetten, maar ik begrijp u als u zegt dat dat gecoördineerd moet gebeuren. Daar moeten we kijken wat de beste methode is. Ten tweede, wij hebben toen samen met de sector een actieplan gemaakt. Het is misschien het moment om dat actieplan, waar nog een aantal interessante zaken in zaten, nog eens te actualiseren, want dat is natuurlijk overgegaan in de oprichting van de Genderkamer enzovoort. Het is misschien het moment om dat nogmaals in zijn geheel te bekijken, want die cijfers zijn eigenlijk waanzinnig.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Dank u wel, collega Segers, om deze belangrijke problematiek hier opnieuw onder de aandacht te brengen. 75 meldingen van grensoverschrijdend gedrag, waarvan 17 voor toneel en dans: dat is verbijsterend. Ik vrees dat u gelijk hebt als u zegt dat er ook nog een dark number is en dat het aantal hoger ligt. Daar zijn meerdere redenen voor. Enerzijds die zwijgcultuur in de sector, maar anderzijds moet je ook je weg vinden naar de Genderkamer om die melding te maken. In dat opzicht kan die oprichting van het Vlaams Mensenrechteninstituut met één loket de bekendheid van zo’n instelling waar je een melding kunt doen, vergroten en daardoor ook die drempel verlagen. Het kan een positief gegeven zijn dat de weg gemakkelijker wordt gevonden.
Collega Segers, ik wil even terugkomen op uw vraag over die opdracht van de Genderkamer. Het is altijd de bedoeling geweest dat dat nieuwe Vlaams Mensenrechteninstituut alle taken en verantwoordelijkheden, van zowel Unia als van de Genderkamer van de Vlaamse Ombudsdienst, zou overnemen. Ik ben dan ook blij dat de minister ook hier die opdracht heeft bevestigd.
Ik denk dat het ook goed is dat de aanpak van die problemen van grensoverschrijdend gedrag gecoördineerd gaat gebeuren voor de verschillende sectoren. Ik wil hier toch ook een oproep lanceren om hier ook wel fijnmazig te kunnen werken, specifiek voor de cultuur- en mediasector.
Verder denk ik dus dat de oprichting van het Vlaams Mensenrechteninstituut hopelijk een manier kan zijn om nog meer de drempel te verlagen om meldingen te doen, al zullen er hopelijk geen meldingen meer nodig zijn.
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Ik kan de collega’s bijtreden. Ik weet nog dat, toen we de cijfers hoorden bij de presentatie van het jaarverslag van de Genderkamer in de commissie, we allemaal ontdaan waren door het aantal. In die zin zijn die cijfers geen verrassing maar natuurlijk wel nog steeds verontrustend. Ik denk dat het ook blijk geeft van hoe belangrijk het is om dat grensoverschrijdend gedrag te blijven aanpakken. Er is nog heel veel werk aan de winkel. Het is veel meer dan daders zoeken, te gaan vatten en te bestraffen. Getuige daarvan de vele steunbetuigingen die gegeven zijn aan Fabre na zijn veroordeling. Het komt mij heel erg vreemd over dat dat gebeurt.
Wat de Genderkamer toen ook aangaf tijdens de hoorzitting, is het nut en het belang van de verzoening: de verzoening met de organisatie waar dergelijke zaken zijn kunnen gebeuren, en de heling van de slachtoffers. Ik denk dat dat allemaal elementen zijn waar we toch zeker verder op moeten blijven inzetten. Wij staan natuurlijk achter die domeinoverschrijdende aanpak, want het is niet alleen een probleem van cultuur, van sport of van media. Het is heel erg belangrijk dat het heel breed aangepakt wordt, voor bestaande leden en werknemers, en voor leden en werknemers uit het verleden. Ik hoop dat de plannen voor cultuur en media, na de evaluatie in het najaar, weer dichter bij elkaar kunnen worden gebracht.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mevrouw Segers, als u mij dat nog eens graag hoort zeggen, dan ga ik dat bij dezen doen. Waar die Genderkamer of waar die problematiek ook ondergebracht zal worden – het zal inderdaad het Vlaams Mensenrechteninstituut zijn –, de methodiek die vandaag gehanteerd wordt, wordt niet in vraag gesteld. De vraag is juist waar we het aan vasthangen. Ik denk inderdaad dat, zoals de heer Van de Wauwer zegt, een uniek loket voor alle problemen met mensenrechten het gemakkelijker en ook eenduidiger maakt. Hopelijk is dat inderdaad een element om dat dark number boven water te krijgen, maar vooral om het totale aantal te doen zakken. We willen alles naar boven krijgen en dan de cijfers naar beneden krijgen. In die zin, mevrouw D’Hose, wil ik uw suggestie om het actieplan nog eens te bekijken en te kijken waar we moeten bijsturen, wel ter hand nemen.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Ik dank de minister-president om te bevestigen en de collega’s om aan te sluiten. Ik denk dat het misschien wel een goede zaak is om heel kort op de bal te blijven spelen, om te blijven monitoren. In Nederland is er een hele ruime consultatie gebeurd. Wij zouden een soortgelijk advies kunnen vragen aan de Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC). Ik denk dat we zowel de vaststellingen als de aanbevelingen van Nederland voor een stuk kunnen transponeren naar Vlaanderen. Het zou goed zijn om dat ook op te pakken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.