Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over de beslissing om geen subsidie toe te kennen aan het Huis van het Kind Brussel
Verslag
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik schets kort even de context. Op 4 februari lanceerde het agentschap Opgroeien een subsidieoproep voor het Huis van het Kind in Brussel. Die nieuwe subsidie vervangt de vorige subsidies aan onder andere de consultatiebureaus, het Huis van het Kind en de projectoproep over het vernieuwend aanbod die werd stopgezet. De nieuwe eengemaakte subsidie loopt van januari 2023 tot en met december 2025. Die zal worden uitbetaald aan een kernpartner binnen een nieuw samenwerkingsverband dat zoals gezegd ‘Huis van het Kind Brussel’ zal heten. Met die eengemaakte subsidie had de Vlaamse Regering alvast op papier de ambitie om het kindgerelateerd zorgaanbod in Brussel beter op elkaar af te stemmen.
De procedure voor de toekenning van de subsidie verloopt in twee fases. In de eerste fase werd er een principiële beslissing genomen en konden kandidaten een aanvraag indienen tot 30 april 2022. Op basis van de ingediende aanvragen kon het agentschap Opgroeien principieel beslissen om de subsidie toe te kennen aan een aanvrager of samenwerkingsverband. In de tweede fase werd er een definitieve beslissing genomen waarbij het geselecteerde samenwerkingsverband een ondernemingsplan uitwerkt dat het agentschap Opgroeien dan moet goedkeuren. Daarna wordt de subsidie definitief toegekend.
Bij het verstrijken van de deadline bleken er twee aanvragers/samenwerkingsverbanden te zijn. Het agentschap Opgroeien koos ervoor om de subsidie principieel toe te kennen aan het consortium bestaande uit i-mens, Wiegwijs en de Gezinsbond. Het andere samenwerkingsverband met de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) - toch een bestuurlijke partner van de Vlaamse Regering in Brussel - en alle bestaande lokale initiatieven die hun krachten hadden verenigd, kreeg de subsidie niet toegekend en dreigt dus uit de boot te vallen. Ik vind dat vreemd en heb daarover de volgende vragen.
Over de principiële beslissing om de subsidie toe te kennen aan het consortium van i-mens, Wiegwijs en de Gezinsbond vraag ik me af of u kunt toelichten hoe die procedure exact is verlopen. Op basis van welke parameters werd er gekozen voor het geselecteerde samenwerkingsverband? Wie maakte deel uit van de selectiejury? Werd er daarbij externe expertise betrokken?
Hoe kijkt u naar het potentieel verlies aan expertise door het niet selecteren van het samenwerkingsverband tussen de VGC en alle bestaande lokale initiatieven?
Hoe kijkt u praktisch naar de overgang tussen de bestaande en de nieuwe werking? Zijn er bestaande initiatieven die het risico lopen te moeten sluiten? Bij de consultatiebureaus is er daarover bijzonder veel ongerustheid. Ze lieten me informeel ook weten dat ze een overleg met Kind en Gezin hebben gehad. Ze dachten dat het zou gaan over onder andere een betere regionale spreiding, maar er werd letterlijk gesproken over het feit dat er gereorganiseerd en geoptimaliseerd moest worden. Er werd in ieder geval niet uitgesloten dat er consultatiebureaus zouden moeten sluiten. We weten allemaal - en we zijn het er hopelijk allemaal over eens – dat zeker in Brussel een laagdrempelig gezinsaanbod met een open geest naar alle Brusselse gezinnen die gebruik willen maken van het Nederlandstalige aanbod, heel belangrijk is.
Werd er over de beslissing om te kiezen voor i-mens, Wiegwijs en de Gezinsbond al overlegd met de lokale besturen? Ze zijn namelijk een belangrijke partner voor de toeleiding en het welslagen van onder andere de consultatiebureaus.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, dit is een kwestie die al wel wat problematiek achter zich heeft en waarover al diverse keren, ook door mij, maar wellicht door ons allebei, vragen zijn gesteld in de commissie. Er was immers grote ongerustheid. Dit is eigenlijk een beetje een experiment: hoe zullen we de Huizen van het Kind organiseren binnen de Vlaamse Gemeenschap? In Brussel was er inderdaad de vraag naar professionalisering enzovoort. Dat is op zich een vraag die we wel kunnen volgen, maar de consultatiebureaus in Brussel staan wel heel dicht bij een heel kwetsbare bevolking, die het over het algemeen echt nodig heeft dat er nabij hulp is. Mensen in grote armoede kunnen niet zomaar met hun auto ergens naartoe rijden. Heel veel Brusselaars hangen af van het openbaar vervoer. Dat is gelukkig uitstekend, maar goed, met een boreling de bus op is nog iets anders dan met een kind van 6 maanden. De consultatiebureaus beseffen dat ook. Een heleboel consultatiebureaus hebben ook heel specifieke kennis. Zo zijn er consultatiebureaus die al prenataal werken rond meertalige opvoeding, dus ook aan de versterking van het Nederlands. Dat zijn allemaal dingen die heel belangrijk zijn in Brussel.
Tijdens de procedure was er onder die mensen al een heel grote ongerustheid. Zij kwamen naar mij en zeiden het gevoel te hebben dat die dading op maat is gemaakt. Ze stelden letterlijk dat dit doorgestoken kaart is. Goed, ik ben dat heel voorzichtig in de commissie komen vertellen, want die mensen waren heel ongerust, en ik begreep dat ook wel, maar ik wilde dat absoluut het voordeel van de twijfel geven.
Er zijn inderdaad twee projecten ingediend. Eentje was in eerste instantie van Wiegwijs. Daar is dan i-mens aan gekoppeld, en nadien de Gezinsbond. Bij het andere heeft de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) een aantal partners die zelf de draagkracht niet hadden om dat te organiseren, mee begeleid, partners van binnen Brussel, die de Brusselse context kennen en daar versterking aan wilden bieden. Zij zijn dus toch wel vol goodwill in dat model gestapt. Vooraf is diverse keren afgetoetst of dit binnen de huidige wetgeving kon. Elke keer werd dat bevestigd, maar uiteindelijk kwam er een juryrapport. Ik kan de vragen van de collega volgen. U hebt ook de resem vragen van mij gezien. Ik ga ze niet allemaal herhalen, maar u hebt ze op papier.
Minister, waarom kreeg het Huis van het Kind Brussel de subsidievraag niet toegekend enzovoort? Hoe komt het ook dat deze toekenning op deze manier is gebeurd? Intussen hebben immers vrijwel alle bestuurders van de vzw Ket in Brussel ontslag genomen wegens deze toekenning. Intussen zijn er diverse gemeenten die zeggen dat ze op deze manier niet meedoen. Naast de vragen die ik had gesteld, heb ik dus ook de vraag: is dit de manier waarop de Huizen van het Kind zullen worden uitgerold? Er heerst immers enorme ongerustheid in het werkveld. Dit betekent ook dat lokale besturen buitenspel worden gezet en dat mensen met tientallen jaren expertise gewoon worden gepasseerd.
Ik vraag altijd naar experimenten binnen Brussel, maar dit lijkt mij een experiment dat zeer vreemd aan het verlopen is. Kan dit nog op een wat meer rechtvaardige manier worden teruggedraaid?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s dank u wel. Ik heb begrepen dat er al een tijdje wat commotie bestaat hierover. Ik wil eerst verwijzen naar het regeerakkoord. Daarin staat: “We werken, samen met de VGC, een geïntegreerd Vlaams gezinsbeleid uit in Brussel, in aansluiting ook op onderwijs (brede school) en kinderopvang. Een efficiënte inzet van middelen en een slagkrachtige organisatie staan voorop. Het Huis van het Kind krijgt daarbij een belangrijke opdracht.” Het doel is dus altijd een efficiënte inzet van de middelen geweest, het creëren van een slagvaardige organisatie en een groter bereik krijgen bij de doelgroep, met een aantal heel concrete ambities. Ik denk dat er hierover geen enkel gerucht kan zijn. Dat is een gezamenlijk streven van ons allen.
Collega Goeman heeft het al gedaan, maar ik wil toch wat duiding geven, ook voor het verslag van deze vergadering. De projectoproep die op basis van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari is uitgestuurd, kent een subsidie toe aan een nieuw te vormen samenwerkingsverband. Wat is de nieuwigheid daaraan? Het feit dat de subsidies die vroeger apart werden toegekend aan het Huis van het Kind Brussel en bovendien ook aan de aanbodsvormen preventieve gezinsondersteuning, het vernieuwend project preventieve gezinsondersteuning en de consultatiebureaus, vanaf 1 januari 2023 allemaal worden samengebracht in één geïntegreerde subsidie die zal worden uitbetaald aan de vertegenwoordiger van het ‘samenwerkingsverband Huis van het Kind Brussel’. Dus, weg met de versnippering, alles samen in één samenwerkingsverband.
Collega Groothedde, de vzw Ket in Brussel – Huis van het Kind waarnaar u verwijst, kan absoluut deel uitmaken van dat nieuwe samenwerkingsverband, en als ze er deel van uitmaakt, op basis van de bijdrage die inhoudelijk wordt geleverd, kan zij ook blijven rekenen op een deel van de subsidie. Dat is dus het eerste wat ik wil meegeven. Dit is de integratie van een hele reeks subsidies in één geheel, maar niets sluit uit dat tal van organisaties deel zullen uitmaken van het samenwerkingsverband.
Hoe is die procedure verlopen? Collega Goeman, u hebt al een stukje van het antwoord gegeven, aangezien u de procedure voor een stuk hebt voorgelezen. De Vlaamse Regering heeft op 4 februari een besluit genomen, waarin een aantal procedurele bepalingen stonden. De subsidieoproep en het beslissingskader bouwen daarop voort. Collega Goeman, zoals u zelf zei, kent de beoordelingsprocedure twee fases. De eerste fase was die van de aanvraag. Iedereen kon zich tot 30 april 2022 kandidaat stellen. In de tweede fase, die nu dus is gestart, zal de geselecteerde kandidaat een ondernemingsplan opstellen en indienen. Daarvoor is er tijd tot 31 oktober.
De parameters dan. Die staan in artikel 13 van het besluit dat door de regering werd goedgekeurd. Er zijn twee grote blokken. Er worden 50 punten gegeven op het vlak van organisatie, en 50 punten op het vlak van opdrachten. Beide hebben dus eenzelfde gewicht gekregen. Wat de organisatie betreft, dat is de samenstelling van het samenwerkingsverband, het beleidsvoerend vermogen en de rol en de inbreng van de partners, net als de bestuurlijke organisatie, het financieel beleid en de aansturing. Belangrijk is ook de wijze waarop andere relevante partners in een volgende fase zullen worden betrokken bij het Huis van het Kind Brussel. Dat is dus het luik organisatie, met als een van de beoordelingspunten ook: hoe gaat men daar de anderen bij betrekken?
Wat de opdrachten betreft, dat gaat vooral over hoe die opdrachten zullen worden uitgevoerd, wat de prioriteiten zijn, wat het tijdspad is en hoe de overgang zal verlopen.
Men moest 60 op 100 halen. Wie minder haalde, werd niet geselecteerd. Geen vijfjescultuur, dus. Dat was dus de manier waarop zou worden beslist.
We hebben daar uiteraard ook een jury op gezet, bestaande uit de administratie Opgroeien, de medewerkers van het centrale team inzake voorzieningenbeleid en het lokale team. Men heeft geoordeeld dat zij inhoudelijk over de goede expertise beschikken. De optie om medewerkers van de VGC, als lokaal bestuur, op te nemen in de jury haalde het niet, omdat de VGC zelf nauw betrokken is en bovendien zelf aan Opgroeien liet weten geen vragende partij te zijn om in die jury te zitten. Ik begrijp eigenlijk ook wel dat ze dat niet wilden doen.
Collega Goeman, wat dat potentieel verlies betreft, het is moeilijk voor mij om inhoudelijk in te gaan op de beoordeling van de kandidaat-dossiers, maar ik wil toch wel twee zaken duidelijk stellen met betrekking tot de bestaande initiatieven én de rol van de VGC. Ik verwijs naar mijn antwoord van daarnet: het is zeker niet zo dat bestaande initiatieven niet betrokken kunnen of zullen worden. In het besluit staat immers expliciet geschreven dat Opgroeien, met een sterk uitgewerkt ondernemingsplan als doel, met het geselecteerde samenwerkingsverband in gesprek zal gaan om te bekijken hoe de samenstelling kan worden verbreed in de tweede fase. De bedoeling is dat ook de partners van het niet-geselecteerde samenwerkingsverband de kans krijgen om betrokken te worden. Dat lijkt me niet onbelangrijk.
Wat de VGC betreft, als u het besluit goed leest, zult u daar kunnen zien dat we het partnerschap met de VGC, naast dat met Opgroeien, zeer belangrijk vinden. Ik onderstreep trouwens zelf ook dat ik dat partnerschap als minister ook zeer belangrijk vind. Ik denk dat we drie sterke partners nodig hebben voor een krachtige en duurzame aanpak van de preventieve gezinsondersteuning in Brussel: het nieuwe samenwerkingsverband, Opgroeien en de VGC.
Collega Groothedde, dan waren er uw vragen over de organisatie, de opdracht, de kennis en de expertise. U vroeg of we, gelet op de Brusselse context, niet te veel expertise gaan verliezen. De samenstelling van het samenwerkingsverband is nog niet definitief. De initiërende partners zijn de Gezinsbond, Wiegwijs en i-mens, waarbij de Gezinsbond de vertegenwoordiger is. Zij werken nu, zoals gezegd, aan een ondernemingsplan. Dat plan moet ook een overzicht bevatten van de partners die een concrete rol zullen spelen, hun competenties en hun inbreng.
Die tussenfase loopt tot oktober. Een van de opdrachten van het Huis van het Kind Brussel is te zorgen voor zo veel mogelijk continuïteit in de dienstverlening en de inzet van medewerkers in het licht van een zorgzame overgang. Dat maakt mee voorwerp uit van het afstemmingsoverleg tussen het agentschap Opgroeien, de VGC en het Huis van het Kind Brussel. De afspraken die voortvloeien uit dat overleg, worden meegenomen bij de opmaak van het ondernemingsplan.
Zoals ik al aangaf, gaan de erkenningen en de subsidies automatisch over naar het samenwerkingsverband Huis van het Kind Brussel. We zullen daarin ook de werkingen van de consultatiebureaus integreren. Voor mij is de spreiding en inplanting van die fysieke antennes een belangrijk hoofdstuk in het ondernemingsplan. De voorbereiding van dat hoofdstuk maakt voorwerp uit van het afstemmingsoverleg tussen het agentschap Opgroeien, de VGC en het samenwerkingsverband Huis van het Kind Brussel. De VGC krijgt daarin expliciet ook een rol in. Dat komt voor een stukje al tegemoet aan jullie bezorgdheden.
Wat betreft de vertrouwensbreuk was bij de voorbereiding iedereen het erover eens dat de preventieve gezinsondersteuning in Brussel een nieuw elan nodig had en dat we nood hebben aan een sterke partner die samen met de VGC en met het agentschap Opgroeien een toekomstgericht verhaal kan brengen in Brussel. Dat is ook de essentie van het besluit van 22 februari.
We zitten in een veranderingsproces en ik begrijp de ongerustheid. Ik probeer in mijn antwoord ook te zeggen dat de VGC erbij wordt betrokken. De mensen die actief zijn geweest, kunnen ook deel uitmaken van de samenwerking. Ik zal er mee over waken dat dat geen geloofsbelijdenis op papier is en dat dat ook effectief in de praktijk gebeurt. Jullie zullen daar zeker nog vragen over stellen. De VGC is zowel op het politieke als op het administratieve niveau bij de voorbereiding betrokken geweest. Ik hoop dat we alle neuzen in dezelfde richting kunnen krijgen.
Brussel heeft veel initiatieven. Ik hoop dat iedereen zich kan vinden in de nieuwe formule. Dat zal moeten blijken uit het ondernemingsplan. Vervolgens komt het erop aan om specifiek voor de Brusselse context tot gedragen doelstellingen te komen die we met alle partners samen willen realiseren.
Het nieuwe besluit is een voorbeeld van doelregelgeving en geeft heel veel ruimte aan de initiatiefnemers om iets te ontwikkelen op maat van de specifieke context. Als je de dienstverlening zo wil organiseren dat ze nog meer tegemoetkomt aan gezinnen met kinderen in Brussel, dan moet je ook bijzondere aandacht hebben voor gezinnen die Nederlands als thuistaal hebben of die ander Nederlandstalig basisaanbod gebruiken, bijvoorbeeld kinderopvang of basisonderwijs, en voor kwetsbare gezinnen of kinderen met een specifieke zorgbehoefte.
De keuze is gemaakt. Het ondernemingsplan moet nu worden opgemaakt. Er is een heel expliciete link voor de samenwerking met de andere partners.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
We kunnen niet tegen de ambitie zijn om zo veel mogelijk Brusselse gezinnen te bereiken en om efficiënter te werken, maar ik blijf me heel veel vragen stellen bij de manier waarop die geïntegreerde samenwerking vandaag vorm krijgt. Ten eerste blijf ik het vreemd vinden dat je een samenwerking tussen organisaties subsidies laat uitkeren aan andere vzw’s. Ik vind niet dat een vzw subsidies moet geven aan andere vzw’s.
Bovendien begrijp ik niet dat er gekozen wordt voor een samenwerkingsverband tussen andere vzw’s als er ook een kandidatuur van de VGC is, de bestuurlijke partner en het alternatief van de gemeentebesturen voor het Nederlandstalige aanbod in Brussel. Zeker omdat ik via een gunstige wind de juryverslagen onder ogen heb gekregen waarin letterlijk staat dat de jury vindt dat het bestuurlijke vermogen van die drie organisaties groter is dan dat van de VGC. Ik vraag me af wat de reactie in Vlaanderen zou zijn als bijvoorbeeld in Torhout het gemeentebestuur niet bestuurlijk sterker wordt ingeschat dan een samenwerking tussen verschillende organisaties. Ik vind het een belangrijk en gevaarlijk precedent dat er wordt gekozen voor een samenwerking van vzw’s in plaats van het lokale bestuur als partner. Ik begrijp ook niet hoe die beslissing tot stand is gekomen.
Verder is het een probleem dat de samenwerking met de lokale besturen daardoor onder druk komt te staan. De VGC is een partner met ervaring op het terrein in Brussel. De lokale werkingen waren ook allemaal betrokken. Nu is er een wantrouwen vanuit de lokale besturen dat vermeden had kunnen worden als er was voortgewerkt met de partners met een staat van dienst.
Wat de consultatiebureaus betreft hebt u mijn zorgen niet helemaal kunnen wegnemen. U hebt geen zekerheid over hun voortbestaan geboden. U zegt dat de VGC een partner zal blijven, wat goed is, maar de realiteit blijft dat het samenwerkingsverband de subsidies uitkeert. Ze zullen samen een analyse maken, maar uiteindelijk bepaalt degene die betaalt. Kunt u me duidelijkheid geven over de plannen met de consultatiebureaus? Ze zijn heel belangrijk en vandaag al overbevraagd. We kunnen er geen enkele missen in Brussel.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Ik kan uw doelstellingen in grote lijnen best volgen, minister. Er zijn misschien kleine verschillen, maar dat is zelfs het punt niet. Ik denk dat we heel duidelijk moeten stellen dat de ongerustheid de vorige fase was. Dat was toen de consultatiebureaus aangaven dat ze niet wisten hoe dit zou lopen. Ze vermoedden dat dit een dading was die eigenlijk op maat is uitgeschreven. Ze wisten dat er allerlei afspraken gemaakt zijn, specifiek met Wiegwijs vzw. Ze voelden zich daar als lokale partners, die al tientallen jaren daarin werken, niet erkend.
Ik denk eerlijk gezegd dat de VGC – ik heb me daar niet zoveel mee bemoeid vanwege de scheiding der machten, en ook ‘der besturen’ – van daaruit haar verantwoordelijkheid heeft willen nemen, omdat ze als lokaal bestuur, dat dichtbij staat, heel goed voelde dat ze het gedragen werkveld moest helpen, en hun de kans moest geven om hun expertise naar voren te brengen.
Nu zitten we in de volgende fase. We zitten in een fase waarin dit volledig als een coup wordt gezien door het werkveld. En dat is niet het enige punt. Het is al problematisch dat het werkveld in Brussel – want ze hadden al schrik van de verandering naar het Huis van het Kind, zoals denk ik op veel plekken in Vlaanderen – het als een coup ervaart. Zij hadden schrik dat zij zich moesten inschrijven in iets waar ze totaal niet in geloven. U mag dat niet onderschatten.
Ten tweede, we zitten hier ook met een Huis van het Kind, waar alle bestuurders uitgenomen eentje van de overkoepelende vzw – een jonge vzw vol goede wil – ontslag hebben genomen over deze beslissing. Dat is niet niets. De collega heeft het laten vallen: in het juryverslag werd als duiding gegeven dat ze het bestuurlijk vermogen niet vertrouwen. Dat is ook nogal wat. Dat is de overheid die het bestuurlijk vermogen van haar eigen overheid wantrouwt.
Ik kan hier eerlijk gezegd niet aan uit. Ik begrijp niet dat er zo’n beslissing wordt genomen in de eerste plaats, maar het feit dat de vzw die moet bestuurd worden en hier mee moet gedragen worden, zo goed als volledig ontslag neemt … Dit zijn niet per se mensen uit het lokale Brusselse werkveld. Dat is een groep mensen die ook van buiten Brussel komen. Dat moet toch een zeer sterk signaal zijn dat er iets manifest misloopt. Nogmaals: is dit de manier waarop dit in de Vlaamse Gemeenschap zal worden uitgerold? Moeten Vlaamse besturen zich hierover ongerust maken?
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega Tavernier volgt dit normaal gezien op, maar ze kon hier nu niet zijn.
We hebben het toch even van naderbij bekeken, en we zijn wel voorstander van het bundelen van subsidies en die aan een samenwerkingsverband te geven, om die versnippering tegen te gaan. Want dat is toch wat er hier gebeurt. Dat is, denk ik, de basis hiervan. En ik denk, minister, collega’s, dat we dat niet onder de mat mogen vegen.
We hebben wel twee bekommernissen, minister, en die geef ik u graag mee. Ten eerste is er de manier waarop de VGC in dit verhaal betrokken is. U hebt er daarnet al naar verwezen. Dat ze niet bij het project as such, rechtstreeks betrokken zijn, willen we toch onder de aandacht brengen. Ten tweede, als we gewoon kijken naar de timing, dan treedt die subsidie in werking op 1 januari 2023. Dat samenwerkingsverband moet nu een ondernemingsplan opstellen tegen uiterlijk eind oktober. Eind november zal er dan een definitieve goedkeuring zijn.
Onze vraag is op dat punt tweeërlei. Een: die timing lijkt ons toch wel heel krap gezien alle actoren op het veld. Is dat haalbaar? Is dat doorgesproken? Is dat niet wat krap? En twee: wat als? Ik weet dat dat een hypothetische vraag is, maar ik ga ze toch stellen. Wat als dat ondernemingsplan ontoereikend is? Wat als u zou zeggen dat er te weinig in zit? Dat is toch iets dat we onder collega’s horen en dat we als N-VA-fractie heel sterk naar voren willen brengen. Er moet wel vlees aan zitten. Dat ondernemingsplan moet body hebben. Hoe gaan we dan om met die 1 januari 2023? We willen niet dat er kan gezegd worden dat we het ondernemingsplan wel moeten goedkeuren, omdat we anders de timing niet halen. Het mag wel wat meer zijn en wat kwalitatiever zijn. Daar heb ik graag uw antwoord op, minister.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik ben even naar de tekst aan het kijken. In het besluit zie je overal een grote link naar de samenwerking met de VGC. Het besluit is van daaruit geschreven. Er wordt verwezen naar de input van de VGC. In veel artikelen staat dat de VGC een belangrijke partner is, dat het samenwerkingsverband met de VGC moet samenwerken net als met het agentschap Opgroeien. Zo’n samenwerking tussen die drie wordt moeilijker als de VGC zich opwerpt als kernpartner, maar sowieso zie je dat die linken er heel duidelijk zijn.
Collega Goeman, los van de woorden in het verslag, is het voor mij zeker denkbaar dat het middenveld of organisaties sommige zaken minstens even goed kunnen als de overheid. Ik zou me helemaal niet geblameerd voelen. De stad Torhout besteedt ook een aantal zaken uit aan middenveldorganisaties omdat ze vindt dat die dat beter kunnen doen. Ik vind niet dat de VGC zich daar per se geblameerd over moet voelen. We kunnen daarover van mening verschillen. Dat is ook geen punt. Voor mij is het wel van belang dat die samenwerking er komt en ik volg jullie op dat punt. In die zin is het belangrijk dat er een goed en sterk ondernemingsplan wordt geschreven.
Collega’s, dat samenwerkingsverband zal trouwens geen subsidies uitkeren. Het is een partnerschap waarin elkeen zijn rol opneemt en daarvoor een deel van de subsidies krijgt. Dat zijn afspraken die worden gemaakt. Het is niet zo dat de ene organisatie uitkeert aan de andere. Dat moet in een basisafspraak komen.
Collega Groothedde, ik ben nog niet in alle historieken thuis. Ik heb gisteren de kinderopvang in Brussel bezocht omdat dat toch ook iets speciaals is. Dat was heel boeiend, maar het grote probleem van mijn bezoek was dat we anderhalf uur rond de tafel zaten en ik die kinderopvang ook wilde zien. Dat is nog gelukt, maar de kindjes waren al weg toen we klaar waren met praten. (Opmerkingen van Celia Groothedde)
Ook het verhaal over de preventieve gezinsondersteuning in Brussel is er een met een geschiedenis. U kent de situatie veel beter dan ik. Ik heb naar aanleiding van jullie vraag eens in het dossier gekeken. Het is een vrij moeizaam proces met heel wat problemen zowel op bestuurlijk vlak als op het vlak van aanbod en bereik. Het was al langer duidelijk dat deelwerkingen die door het agentschap Opgroeien werden gesubsidieerd en erkend, op zichzelf stonden en niet honderd procent geïntegreerd werkten. Zo hebben we bijvoorbeeld de ambitie om voldoende kinderen en gezinnen te bereiken nog niet kunnen realiseren in Brussel.
Er was een grote consensus over het feit dat die situatie moest worden aangepakt. Jullie hebben dat ook bevestigd. We doen dat nu ook. Ik heb begrepen van het agentschap Opgroeien dat er in het verleden vaak spoedoverleg is geweest omdat er geen doorbraak kwam in de werking van het Huis van het Kind. De financiële inspectie in 2020 was trouwens niet goed. Het financiële verslag was niet bruikbaar. Er zijn subsidies teruggevorderd, onder andere over de opvoedingswinkel. Er is daar echt een ‘shock’ nodig. Jullie erkennen ook dat er problemen waren. Voor mij is het van belang dat we al die jaren waarin het zo moeilijk liep, nu proberen om te zetten in positieve energie.
Collega Daniëls, de opmaak van het ondernemingsplan is voor mij superbelangrijk. We hebben alle vragen over de VGC die er in het veelvuldig voorafgaand overleg waren, meegenomen in het besluit. Er is een grote vraag naar betrokkenheid. Ik ga ervan uit dat dat op tijd lukt met het ondernemingsplan. Als blijkt dat dat niet afdoende of voldoende is, hebben we een probleem. We staan voor de grote uitdaging om ervoor te zorgen dat het lukt. Ik heb de opdracht gegeven en ik doe dat bij deze nog eens om dat te laten slagen. Je komt uit een slechte situatie waarin er niet geïntegreerd wordt samengewerkt. Er is nu een besluit en er is een keuze gemaakt. Ik heb het verslag aanvaard als minister. Het is nu aan de partners om tegemoet te komen aan de zorgen op het terrein en om die op te lossen.
Elke verandering in het leven doet een beetje pijn. Het is een grote uitdaging voor het nieuwe partnerschap om ervoor te zorgen dat het voldoende partners heeft om die grote opdracht effectief te laten slagen. Ik kijk uit naar de gesprekken die nu volgen. Zoals jullie horen, ben ik niet diegene die zegt dat het een coup is. Ik geloof erin dat we er heel wat van kunnen maken en ik zal ook waken over de verdere grote betrokkenheid van de VGC.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Uiteraard wil ik geloven, minister, dat u evenzeer begaan bent met een goede gezinsondersteuning in Brussel voor alle gezinnen die het Nederlandstalige aanbod een warm hart toedragen. Ik ben het met u eens dat daar een nieuw elan nodig was en meer samenwerking tussen alle betrokken partners, maar ik blijf ervan overtuigd dat dit gewoon niet de goede aanpak is. Ik snap de beslissing ook niet om te kiezen voor een consortium van vzw's in plaats van voor de overheid, uw partneroverheid, als partner. Het zou er natuurlijk nog aan mankeren dat de VGC betrokken wordt, maar het is toch zo dat de subsidie in haar geheel naar dat samenwerkingsverband gaat. Zij zijn nu aan zet om een ondernemingsplan te schrijven en dus eigenlijk ook te beslissen wat er nu op het terrein gaat gebeuren. De consultatiebureaus zijn alvast niet betrokken bij het schrijven van dat plan. En dus snap ik dat daar bijzonder veel ongerustheid over blijft.
Ja, meer bereik en meer samenwerking, maar wij blijven vrezen dat de werking van een aantal consultatiebureaus en lokale Huizen van het Kind en de samenwerking met de lokale besturen daardoor op de helling komt te staan. Ik hoop dat ik ongelijk heb, maar ik vrees van niet.
Mevrouw Celia Groothedde heeft het woord.
Ik ben er ook heel ongerust over. In het begin was de consensus al niet zo gigantisch, maar mensen hebben zich daar wel achter willen scharen. Als men dan ziet dat er consequent één partner wordt gehoord en dat daarmee wordt overlegd, dan groeit natuurlijk die ongerustheid. En het is niet zo dat de VGC dit noodzakelijk in eigen handen wilde nemen, maar ik denk dat de VGC doorhad dat die lokale partners niet gehoord werden. En zoals u zelf zei: een sterke beslissing is een gedragen beslissing. Zij wilden ervoor zorgen dat dit een gedragen beslissing zou worden.
Het Huis van het Kind, daar mochten inderdaad wat dingen gebeuren, maar de mensen die nu zijn afgetreden, waren juist diegene van het nieuwe elan. Die moesten dit nieuwe elan doorzetten. En die treden op dit moment allemaal collectief af, minister. Ik hoor woorden als ‘coup’, ‘zelfbediening’, ‘zuilbediening’. Men is heel ongerust. Dus als dit nog kan worden teruggedraaid en er tot een meer gedragen beslissing kan worden gekomen, heel graag. Want ik vrees dat men op deze manier niet meer mensen, maar veel minder mensen gaat bereiken. En dat is uiteindelijk de basis van de werking.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.