Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, recent verschenen opnieuw onheilspellende berichten over het toekennen van hypothecaire leningen. Slechts een op de vier banken zou nog hypothecaire leningen toekennen van meer dan 90 procent van de aankoopwaarde van woningen. In 2019 was dat nog 45 procent van de banken.
Begin 2020 voerde de Nationale Bank een nieuwe richtlijn voor woonleningen in, waarbij gevraagd werd dat de commerciële banken hun leningen zouden beperken tot 90 procent van de waarde van het pand als mensen het kochten voor eigen gebruik. Met die richtlijn wil men voorkomen dat de commerciële banken in de problemen zouden komen bij een zware terugval van de vastgoedmarkten. De richtlijn blijkt goed opgevolgd te worden. Voor jongere gezinnen die geen stevige tussenkomst van familie achter de hand hebben en geen megaspaarrekening hebben, maakt dat het steeds meer onmogelijk om een eigen woning aan te kopen. En geloof me vrij, minister, ik ken heel wat van dergelijke jonge gezinnen. Ik val nog binnen die leeftijdscategorie.
Alsof dat nog niet voldoende was, heeft de Nationale Bank nu ook aan de Belgische banken gevraagd om systematisch de gegevens over de energie-eigenschappen van een woning te verzamelen voor alle nieuwe kredieten. De kans is groot dat mensen mogelijk minder zouden kunnen lenen als hun woning niet energiezuinig genoeg is. Er is ook sprake van een permanente toegang tot regionale databanken over de energiescore om de gegevens te verzamelen voor bestaande kredieten. Steeds meer jonge gezinnen zien dus hun droom om ooit een eerste eigen woning te kunnen aankopen, steeds verder van zich wegglijden.
Ik heb enkele vragen voor u, minister. Hoe worden deze bijkomende richtlijnen of aanbevelingen van de Nationale Bank onthaald? Bent u er, met de nieuwe richtlijnen in het achterhoofd, nog van overtuigd dat het voor voldoende jonge gezinnen mogelijk is om een eerste woning aan te kopen, zeker voor gezinnen die geen financiële steun meekrijgen van thuis uit? Ziet u nog bijkomende mogelijkheden om jonge gezinnen te ondersteunen vanuit de Vlaamse overheid?
Minister Diependaele heeft het woord.
Ik behoor trouwens ook tot die leeftijdscategorie. Wee u als u iets anders zou beweren. (Gelach. Opmerkingen)
Ik zal het u omstandig uitleggen, maar ik moet heel eerlijk zeggen dat dat toch wel wat cijfers en zo zijn. Voor zulke dingen zou ik de volgende raad geven: de mensen van de Nationale Bank die dat rapport opstellen, zullen dat met zeer veel plezier eens komen toelichten in de commissie. Dan zal dat veel meer gestructureerd en duidelijk zijn, met grafieken. Maar goed, ik breng het u nu in vraag-antwoordvorm. Dat is iets minder handig, denk ik. Maar dat laat ik uiteraard aan de commissieleden.
Het Financial Stability Report (FSR) van 2022 van de Nationale Bank van België bespreekt de mogelijke risico’s die ontstaan door het conflict in Oekraïne voor de bank- en verzekeringssector. De directe impact is beperkt, maar de Nationale Bank waarschuwt dat de secundaire effecten aanzienlijk kunnen zijn. De correcties en verhoogde volatiliteit op de financiële markten, de verminderde economische groei en hogere energieprijsinflatie, kunnen namelijk belangrijke gevolgen hebben voor de financiële stabiliteit.
Concreet spreekt de Nationale Bank in het FSR 2022 over een mogelijke toename van de terugbetalingsmoeilijkheden en de potentiële waardedaling van sommige onroerende goederen. Ze benadrukken daarbij dat het de reeds in het verleden opgetekende kwetsbaarheden op de Belgische vastgoedmarkt nog zou kunnen vergroten, zeker tegen de achtergrond van de snelle en sterke rentestijging. Ze benadrukken ook het verband tussen de energie-efficiëntie van het patrimonium, de stijgende energieprijzen en de mogelijke afbetalingsmoeilijkheden.
Ik wil beginnen met even in te gaan op wat we uit het FSR 2022 kunnen meenemen voor het woonbeleid. Ten eerste waarschuwt de Nationale Bank in het FSR 2022 dat de hoge energieprijzen druk kunnen zetten op de woningprijzen. Dat lijkt me logisch. Als kandidaat-kopers hun ontleningscapaciteit bepalen, zullen ze meer dan in het verleden rekening houden met de energielasten. Dat is dan een geluk bij een ongeluk, een positief effect van de stijgende energieprijzen. Samen met de intreststijging kan dat voor een neerwaartse druk zorgen op de prijzen. Het is moeilijk te voorspellen of dat een prijsdaling, dan wel een stabilisatie wordt. De voorbije jaren heeft een gedaalde ontleningscapaciteit zich ook niet vertaald in dalende prijzen. Maar het is ook niet uitgesloten. Het is zeker iets om op te volgen.
Ik kan u mijn persoonlijke mening geven. Dat is niet meer dan nattevingerwerk, maar het valt binnen de bandbreedte die men hier geeft. Volgens mij zal het veeleer de stijging vertragen dan dat we naar een daling gaan. Ik denk dat het veeleer zal stabiliseren, en misschien nog lichtjes stijgen, maar een daling niet. Maar dat is puur nattevingerwerk, geef ik grif toe.
In deze commissie is het de laatste tijd al vaak gegaan over de stijgende woningprijzen en de betaalbaarheid van het wonen. Zo ging het geregeld over de overwaardering van de vastgoedmarkt. In het FSR 2022 wordt daar evenwel, in tegenstelling tot de vorige jaren, niet dieper op ingegaan. Maar er is door andere experts al voorzichtig en met veel kanttekeningen gesproken over 10 tot in sommige berekeningen zelfs 20 procent overwaardering. Ik denk dat het KBC was dat tot over 20 procent overwaardering sprak. Je moet die studies wel altijd van dichterbij bekijken, want het heeft ook dikwijls met zeer grote regionale verschillen in Vlaanderen te maken. De regio Leuven steekt er langs de bovenkant uit, de Westhoek aan de andere kant. Daar moet je altijd wel rekening mee houden.
De neerwaartse druk op de prijzen kan dan ook een gewenste afkoeling betekenen na de recente prijshausse. Een belangrijk aandachtspunt daarbij is dat een dalende ontledingscapaciteit doorgaans met vertraging doorwerkt in de prijzen. In de overgangsperiode kun je dus nog hoge prijzen hebben, gecombineerd met hoge afbetalingen en hoge energielasten. Voor wie recent kocht aan nog hoge prijzen, is er dus een verhoogd risico op terugbetalingsmoeilijkheden. Dat leiden we daaruit af.
Een tweede element dat ik haal uit het FSR 2022 is de bevestiging van het eerdere vermoeden dat het verhoogde risico op terugbetalingsmoeilijkheden zich vooral voordoet bij de meer kwetsbare groepen. Zij moeten aan hogere quotiteiten lenen: ze kunnen minder eigen spaarmiddelen inbrengen, wat een hoger risico is voor de bank en voor de afbetaler zelf. Ze kopen minder goede woningen en stellen daarbij ook vaak de renovatie uit, waardoor zij net meer getroffen worden door hogere energiekosten. Daarom is het belangrijk dat deze groepen ondersteund worden. Ik heb hiertoe recent een aantal initiatieven genomen, zoals de Mijn VerbouwPremie en de Mijn VerbouwLening. De Mijn VerbouwPremie is inkomensafhankelijk, dus de kwetsbaardere groepen worden meer ondersteund.
Ten derde is het niet enkel belangrijk om stil te staan bij de mogelijke risico’s en uitdagingen geformuleerd in het FSR 2022, maar ook bij de geformuleerde positieve ontwikkelingen. Zo is de Belgische financiële sector niet verzwakt uit de covidpandemie gekomen. Door de solide solvabiliteitspositie is de sector in staat om mogelijke schokken op te vangen. In het rapport wordt ook benadrukt dat de hypotheekmarkt tot dusver dynamisch is gebleven.
Dat waren de drie punten, misschien wil ik eerst nog even een aantal verdere puntjes op de i zetten. Als je de drempels en tolerantiemarges zoals bepaald door de Nationale Bank bekijkt, zie je dat de drempel voor de ‘loan-to-valueratio’ (LTV-ratio) – dat is wat men leent tegenover de waarde van het goed – voor eigen bewoning gelijk is aan 90 procent. Voor startende kopers mogen 35 procent van de toegekende hypothecaire kredieten daarboven gaan, waarvan maximum 5 procent met een ratio van meer dan 100 procent. Bij anderen is dat slechts 20 procent, waarvan er dan 0 boven de 100 procent gaan.
Het klopt inderdaad dat de LTV-ratio gemiddeld gedaald is, alsook het aandeel kredieten met een hoge LTV-ratio. Bij de startende kopers is het percentage kredieten met een LTV-ratio die hoger ligt dan 90 procent gedaald van 45 procent in 2019, tot 32 procent in 2020 en tot 25 procent in 2021. Dat zien we dus effectief dalen. Dit percentage is dus zelfs aanzienlijk gedaald tot onder het niveau van de tolerantiemarge van 35 procent. De aanhoudende dynamiek van de hypothecaire kredietverlening, evenals het feit dat de beschikbare marges voor het toekennen van leningen met een hoge LTV-ratio niet volledig zijn benut, toont dat de aanbevelingen van de Nationale Bank momenteel nog voldoende manoeuvreerruimte laten om de hypotheekmarkt toegankelijk te houden voor solvabele startende kopers. Dus zelfs de startende kopers hebben nog voldoende toegang.
Daarnaast blijkt uit gegevens van de Centrale voor kredieten aan particulieren (CKP) dat het aandeel – en dat is hier belangrijk – van de leningen verstrekt aan kredietnemers van minder dan 35 jaar – jonge kopers dus, van uw leeftijdscategorie – van het totale aantal nieuwe leningen de afgelopen jaren stabiel is gebleven rond 35 procent. Dat is dus niet gewijzigd. In combinatie met de ongekend hoge standaardbedragen van de hypothecaire kredietverlening in 2021, betekent dat dat er nog nooit zoveel hypothecair krediet werd verleend aan jonge kredietnemers als in 2021. Ik begrijp goed dat dat contra-intuïtief klinkt, maar dat is wat blijkt uit de cijfers.
De aanbevelingen van de Nationale Bank rond de LTV-ratio zijn opgesteld om de financiële sector te beschermen en zo worden natuurlijk ook de kopers beschermd. Dat is ook heel belangrijk. Een krediet aangaan waarvan de kans op wanbetaling reëel is, is voor niemand een goede zaak. Bovenstaande cijfers tonen aan dat de aanbeveling niet gezorgd heeft voor minder kredieten, dus ook niet voor de jonge kopers.
Dan ga ik ook graag nog even in op de aanbeveling uit het FSR 2022, waarbij de Nationale Bank vraagt aan de banken om de energetische kenmerken van hun patrimonium beter in kaart te brengen. De Nationale Bank vraagt dat, zeker in het licht van de stijgende energieprijzen, omdat financiële instellingen zo de waarde van het onderpand correct kunnen bepalen. Dat zou er inderdaad voor kunnen zorgen dat bepaalde kopers moeilijker toegang krijgen tot een hypothecair krediet, maar op zich is die aanbeveling natuurlijk niet negatief. Het kan er namelijk ook mee voor zorgen dat kopers niet meer betalen dan de woning waard is. Vandaag zien we een overwaardering van 10 tot soms 20 procent. Ik vermoed dat dat een beetje overschat is, maar dat willen we een koper natuurlijk ook niet aandoen. We willen niet dat iemand die nog maar net een huis heeft gekocht en na twee jaar – om welke reden dan ook, zoals jobverlies of ziekte – in de problemen komt om de woning af te betalen en die probeert te verkopen, er de waarde niet meer voor krijgt en initieel eigenlijk te veel heeft betaald. Dat willen we absoluut vermijden.
En zo kan dit weer een impact hebben op de overwaardering van de vastgoedmarkt waar ik al eerder over sprak. Het helpt hopelijk ook om toekomstige betaalbaarheidsproblemen door stijgende energiekosten te voorkomen bij jonge kopers. Het persbericht van de Nationale Bank en de publicatie van het rapport zelf kunnen het belang van het EPC en de energetische kenmerken van een woning voor potentiële kopers opnieuw onder de aandacht brengen, in zoverre dat nog niet genoeg gebeurt door de stijgende prijzen zelf.
Voor uw tweede en derde vraag houd ik het kort, want dat kwam eerder ook al aan bod in de commissie. Uit het onderzoek van het Steunpunt Wonen blijkt, ook al voelt het contra-intuïtief aan, dat tot 2019 de algemene evolutie van de woningprijs in lijn lag met wat huishoudens kunnen betalen in Vlaanderen. Dat betekent dat het voor startende koppels niet moeilijker was om een woning te verwerven dan vroeger. Daarna was er een wat forsere stijging, voornamelijk door de dalende rentevoet en in mindere mate de gezondheidscrisis. Die evolutie deed zich wereldwijd voor, maar in Vlaanderen minder erg, wellicht als gevolg van de uitdoving van de woonbonus. We weten dat dat 10 procent effect gehad heeft.
Voor de komende periode zijn er geen signalen die wijzen op forse prijsstijgingen. Integendeel zelfs, het effect van de uitdoving van de woonbonus zal nog een tijdje doorwerken. Samen met een stijgende rente kan er veeleer een temperend effect op de prijzen verwacht worden. Op basis van de kennis over het verleden is bovendien geweten dat schokken – forse prijsstijgingen of -dalingen – tijdelijk zijn en de prijzen zich op termijn aanpassen aan de ontleningscapaciteit van de huishoudens.
Ik wil nogmaals aanstippen dat de vorming van de woningprijzen en het aantal transacties op de woningmarkt een complex samenspel zijn van verschillende factoren die niet altijd te beheersen zijn. Denk bijvoorbeeld aan de gezondheidscrisis, het conflict in Oekraïne en ga zo maar door. Het is afwachten wat ons nog te wachten staat. Toch proberen we jonge gezinnen en alleenstaanden te helpen bij de verwerving van een eerste eigen woning. Daar hebben we wel degelijk al een paar belangrijke maatregelen toe genomen. Zo voerde de Vlaamse Regering met ingang van 1 januari 2022 een verlaging door van de registratiebelasting van 6 naar 3 procent op de enige eigen woning. Daartegenover staat wel dat de registratiebelasting bij de aankoop van een tweede eigendom stijgt en de meeneembaarheid verdwijnt.
Daarnaast heb ik het stelsel van de bijzondere sociale leningen uitgebreid met een renteloze energetische renovatielening. Die lening kan door het Vlaams Woningfonds samen worden toegekend aan sociale ontleners die een bijzondere sociale lening hebben afgesloten voor de aankoop van een niet-energiezuinige woning of appartement. Op die manier kunnen ze een beroep doen op een vorm van renteloos krediet, waarmee ze de woning grondig kunnen renoveren. Daar hebben we het de voorbije weken ook al over gehad.
Het waren heel veel cijfers. Ik begrijp maar al te goed dat je dat als parlementslid niet zomaar helemaal binnenkrijgt. Het is misschien interessant om de mensen van de Nationale Bank eens uit te nodigen.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Laat mij toch hiermee beginnen, minister. Er staat bij mij nog geen drie vooraan, maar voor alle rust en vrede wil ik gerust erkennen dat u ook tot mijn leeftijdscategorie behoort, geen probleem. (Gelach. Opmerkingen)
Ik vind het alleszins een zeer goede suggestie om de mensen van de Nationale Bank uit te nodigen. We zullen dat zo meteen voorstellen in de regeling van de werkzaamheden.
Minister, u geeft geregeld te kennen dat iedere premie of iedere ondersteuning een prijsverhogend effect heeft en dat iedere tussenkomst van de overheid in de private markt een negatief effect heeft. Maar ook al leken de prijzen van appartementen wat te stabiliseren in het eerste trimester van 2022, de prijzen blijven wel stijgen. De verlaagde registratierechten op de enige eigen woning sinds begin dit jaar zijn eigenlijk al bijna tenietgedaan. Bent u dan bijvoorbeeld bereid om de registratierechten nog te verlagen naar nul procent, zoals uw coalitiepartner cd&v vooropstelde na een inhoudelijk congres?
U geeft ook aan dat extra woningen bouwen het sterkste prijsverlagende effect heeft. Zoals u ook aanhaalde, zijn de registratierechten voor de aankoop van een bouwgrond verhoogd van 10 naar 12 procent. Bent u dan ook bereid om de registratierechten te verlagen voor bouwgronden? Want ik denk toch dat u ergens zult moeten ingrijpen.
De cijfers zijn inderdaad redelijk verwonderlijk. We voelen dat toch anders aan. Ik denk dus dat het een zeer goede suggestie is om de mensen van de Nationale Bank eens uit te nodigen voor een hoorzitting. Maar ik kijk uit naar uw antwoord wat betreft de registratierechten.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Bedankt, minister, voor uw antwoord. Ik denk dat dat opnieuw bewijst dat het een complexe problematiek is, waar heel veel bij komt kijken. De overheid kan wel aan een paar knoppen draaien, maar er zijn niet altijd mirakeloplossingen. Het is goed dat het wordt opgevolgd en ik ben ook akkoord om dit verder te bekijken met de opstellers van het rapport.
Iets wat u terzijde hebt aangehaald in uw antwoord, maar waar we het volgens mij wel verder over moeten hebben, is de overwaardering van het vastgoed. Nog niet zo lang geleden, vorige week, was er onder andere een bank die waarschuwde dat er een vastgoedbubbel aan het ontstaan is, die toch redelijk fors is. Dat moeten we toch goed in de gaten houden, denk ik.
Mijn bijkomende vraag aan u is dus: kunt u daar maatregelen nemen of gaat het vooral over monitoring? Hoe kijkt u daar zelf naar?
Minister Diependaele heeft het woord.
Eerst en vooral, wat betreft die 2: ik had wel gedacht dat het nog geen 3 was, maar tussen 20 en 65 is dezelfde leeftijdscategorie, dat is om me zelf goed te voelen.
Ik heb niet gezegd dat iedere tussenkomst van de overheid per definitie negatief is, dat is niet mijn stelling. Ik denk wel dat we altijd zeer voorzichtig moeten zijn, zeker op iets als de woningmarkt, die in Vlaanderen volgens mij nog zeer robuust is. Wij hebben daar het voordeel – dat we hopelijk nog zeer lang zullen kunnen meenemen – dat de overgrote meerderheid van de huishoudens, 72 procent volgens de laatste studie, nog altijd eigenaar is van de eigen woning. Dat zorgt eigenlijk voor een behoorlijk robuuste markt. In andere West-Europese landen is dat minder. Mijn stelling is dat als men op een markt wil ingrijpen, men dat voorzichtig moet doen en dat niet te grof mag doen. Ik heb echter niet gezegd dat het altijd negatief is.
Het verlagen van de registratierechten? Graag, altijd. Ik wil elke belasting naar beneden halen. De erfenisrechten zijn volgens mij bijvoorbeeld ook nog altijd veel te hoog. Ik kan hier nu elk voorstel lanceren om elke belasting te verlagen die u maar wilt, behalve misschien een. De leegstandsheffing vind ik een goede heffing, dat is een belasting op gebouwen die verouderen, ruïnes worden en zo verder. Dat heeft een naam. (Opmerking van Adeline Blancquaert)
Verkrotting? Inderdaad. Dat vind ik een goede belasting, maar al de rest, alle andere belastingen mogen voor mijn part naar beneden. Wie dat voorstelt, moet natuurlijk ook wel de moed hebben om te komen zeggen hoe die dat zal betalen, en dat hebben wij onmiddellijk gezegd in ons voorstel. We zijn van zes naar drie gegaan, maar hebben dat onmiddellijk gecompenseerd met de stijging van tien naar twaalf. Daar gaan we niet flauw over doen. Dat kadert ook helemaal in de logica van twee zaken: de inname van open ruimte, nieuwbouw dus, raden we effectief af. Dat willen we verminderen, het is een algemene consensus in Vlaanderen dat we minder eigen ruimte mogen innemen. De prijs om dat te doen verhoogt dus, dat is evident. Ten tweede, is er ook de concurrentie die jonge kopers op de markt krijgen van beleggers. Een woning kopen om te verhuren of wat dan ook: dat verhoogden we van tien naar twaalf. Daardoor hebben we dat kunnen betalen, die logica zit gewoon goed in elkaar. Daar komt nog eens de afschaffing van de meeneembaarheid bij, die niet werkte. We wisten dat die niet werkte en dat die niet zorgde voor de nodige mobiliteit op de vastgoedmarkt, zoals bedoeld was. Dat klopte dus gewoon.
Iedereen die voorstelt om de registratierechten, de erfenisrechten of de opcentiemen op de inkomens te verlagen, daar ben ik allemaal mee akkoord. Ik wil het gerust doen, maar heb dan ook de moed om te zeggen waar de uitgaven van de overheid moeten worden verminderd. Die twee moeten natuurlijk wel samengaan, anders vind ik het eigenlijk gemakkelijk, we doen het allemaal graag. Dat was de vraag van mevrouw Blancquaert, denk ik.
Mevrouw Schauvliege, wat betreft overwaardering moet ik natuurlijk ook steunen op experten, dat is evident. Eigenlijk is het een beetje zoals ik daarnet zei, dat is altijd een beetje een golfbeweging en die herstelt zich uiteindelijk wel. Uiteindelijk is dat hoe een markt werkt. Er kan een korte of middellange periode zijn waarin er wat overwaardering is, maar dat gaat dan wel weer weg en wordt weer normaal. Ik denk, in alle eerlijkheid – maar dat is mijn natte vinger, iedereen heeft zo wel een aanvoelen –, dat we de komende jaren nog altijd een lichte stijging zullen kennen. Dat zal zo blijven. En waarom denk ik dat? Omdat we nog altijd meer woningen nodig hebben. We hebben tegen 2050 meer woningen nodig, puur door de demografie, namelijk de migratie en gezinsverdunning. Dat betekent dat de vraag naar woningen zal blijven stijgen en daarom denk ik dat ook de prijzen licht zullen blijven stijgen. Dat is ook geen slechte zaak, zolang dat een lichte en geen sterke stijging is, want dan krijgen we wel fouten.
Wie interesse heeft, moet het boek van Volcker maar eens lezen, dat is de vroegere president van de Nationale Bank in de Verenigde Staten. Het maakt niet veel uit, maar hij schrijft op een bepaald moment dat zijn moeder ook economiste was, in het begin van de twintigste eeuw. Zij had economie gestudeerd en in haar geschriften vond hij ergens dat men nooit een economische logica kan duiden zonder psychologie, en daar geloof ik heel erg in. Ik ben ervan overtuigd dat die psychologie de laatste jaren druk heeft gezet op de markt, waarbij mensen moesten kopen, ook jonge koppels, mevrouw Blancquaert, dat zijn uw generatiegenoten, of onze generatiegenoten. Wie vandaag het nieuws ziet of eens een krant leest, voelt echt de druk dat ze vandaag moeten kopen, want ze hebben het idee dat ze er anders nooit meer toe zullen komen. Ik spreek dat tegen, maar het zet wel druk op de markt, en die druk verhoogt mee de prijzen. Een economische theorie kan dus nooit onderbouwd worden zonder er een deel psychologie in mee te nemen.
We hebben dat trouwens zeer duidelijk gemerkt bij de afschaffing van de woonbonus. We wisten dat en hebben er toen ook voor gewaarschuwd. De beslissing is begin oktober genomen en we hebben gewaarschuwd om eerst te gaan praten met de notaris, makelaar of dergelijke. Toch hebben we gezien dat er in de periode tussen 1 oktober en 1 januari mensen waren die meer geboden en betaald hebben voor een huis dan het voordeel dat de woonbonus hen ooit zou opleveren. Ze hebben dus eigenlijk te veel betaald en dat is natuurlijk jammer. Men heeft effectief de druk gevoeld en toch nog de woonbonus willen hebben, maar het voordeel van de woonbonus zal hen nooit zoveel opleveren als wat ze te veel betaald hebben. Dat is natuurlijk jammer.
Mensen moeten ook nadenken. Ik heb altijd gezegd dat er twee dingen zijn waar men op moet letten. Dat is ten eerste de eigen ontleningscapaciteit als koper. Het is oké als men bereid is om x-aantal jaren af te betalen, niet op reis te gaan en het met veel minder te doen, maar wie nog een paar andere dingen wil, moet opletten met wat die ontleent. Ten tweede, en dat vooral: een droomhuis? Een droom is veel geld waard, maar men moet ervoor zorgen dat men altijd maar betaalt wat de woning echt, op zichzelf, intrinsiek waard is. Dat lijkt me een heel belangrijke les voor kopers, dus ook voor uw of onze generatiegenoten.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Ik denk dat het duidelijk is dat we wat betreft het beleidsdomein Wonen meer dan ooit een krachtdadig minister nodig hebben, die er de nodige financiële middelen voor vrijmaakt. Ik ben ervan overtuigd dat u dat bent, of toch op z’n minst zal zijn.
U had het over de druk die onze generatiegenoten momenteel meemaken en ik voel die druk zelf ook. Als ik op café zit met mijn vrienden gaat het ook regelmatig over: ‘Hoe geraak ik nog aan een huis? Het moet nu gebeuren, het zal nooit nog lukken.’ Hoe u die druk naar beneden zult halen, is ontzettend moeilijk, dat erken ik ook. Ik volg u ook volledig wanneer u zegt dat we hier in Vlaanderen over een robuuste woningmarkt beschikken, maar ik volg u minder wanneer u zegt dat de logica volledig goed zit wat betreft de stijging van 10 naar 12 procent voor de aankoop van een tweede woning.
Ik ben het wel volledig met u eens als u het hebt over het verlagen van allerhande belastingen. Als u daar geld voor wilt vrijmaken, wil ik u gerust enkele voorstellen doorsturen waar deze overheid op kan besparen. Met alle plezier.
De vraag om uitleg is afgehandeld.