Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
De heer Ronse heeft het woord.
Ik start met een bedenking: ik vind het niet meer van deze tijd dat, gelet op zo’n zware arbeidskrapte, mensen nog op het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT) gestuurd worden. Helaas gebeurt het nog en helaas blijkt ook dat wie op SWT gestuurd wordt, bijna onmogelijk nog aan de slag te krijgen is. Het ligt niet aan de mensen zelf want die hebben vaak nog een grote goesting. Maar hoe zou je zelf zijn als het verschil tussen werken en niet werken nihil is? Of meer zelfs: in sommige gevallen zou het zelfs minder inkomen betekenen.
VDAB staat dus voor een bijna onmogelijke opdracht om mensen met een gouden statuut te gaan activeren, te overtuigen om toch te gaan werken ondanks het feit dat ze zich daar financieel absoluut niet mee zullen verbeteren. Ik heb wat cijfers opgevraagd. Daaruit blijkt dat vorig jaar, in 2021, tachtig mensen met het SWT-statuut ingestroomd zijn bij VDAB. Twee daarvan vroegen een vrijstelling van beschikbaarheid. Alle anderen zijn ‘aangepast beschikbaar’. Trouwens, die aangepaste beschikbaarheid is een extreem gedrocht waarvan ik hoop dat we dat kunnen afschaffen. VDAB moet zelf kunnen beslissen hoe beschikbaar iemand is. Ik had begrepen dat dat ook op tafel lag en dat minister Dermagne daar dan ten minste wel oor naar had, maar dat is een ander dossier.
In 2021 – hou u vast – kreeg een SWT’er gemiddeld 0,87 sollicitatieopdrachten en 0,56 persoonlijke begeleidingen. Ik weet niet wat ik me moet voorstellen met 0,56 persoonlijke begeleidingen? (Opmerkingen Robrecht Bothuyne)
Slechts 12 SWT’ers volgden een opleiding. Deze antwoorden kreeg ik op de schriftelijke vraag. Daaruit kun je minstens afleiden dat er weinig gebeurt met de mensen die vanuit het SWT bij VDAB instromen. Bovendien zien we dat er amper 3 SWT’ers doorgestuurd werden naar de controledienst van VDAB. We hebben geen gegevens gekregen of er dan een sanctionering gevolgd is. Gelet op onze arbeidskrapte, zijn dat wel heel trieste cijfers.
Minister, hoe evalueert u zelf die cijfers?
Ik weet dat het niet de meest aangename context is om in te werken op die manier met dat statuut. Zal er minstens toch vanuit VDAB een tandje bijgestoken worden om SWT’ers echt proactief te gaan activeren naar een nieuwe job?
Minister Brouns heeft het woord.
Dank u wel, collega Ronse, ik zal inderdaad starten met te stellen dat ik het met u eens ben. De cijfers die u aangeeft, wijzen duidelijk op een heel aantal knelpunten in de activering van de SWT’ers.
Ik zie minstens drie uitdagingen. Ten eerste, het actieve aanbod vanuit VDAB richting SWT’ers is inderdaad nog beperkt. Deze problematiek werd reeds in het verleden aangekaart door voormalige ministers Muyters en Crevits. Die uitdaging is er vandaag nog steeds. Dat stellen we samen vast. Een tweede uitdaging, specifiek voor SWT’ers, ligt in het gebrek aan heldere verwachtingen. Zoals hier reeds verschillende keren besproken werd in het parlement, worden het SWT en het voormalige brugpensioen nog te vaak met elkaar verward. SWT’ers verwachten vaak niet dat ze ook effectief naar werk zullen moeten zoeken, wat het traject naar werk absoluut bemoeilijkt. Ondernemingen informeren en sensibiliseren om oudere werkzoekenden, ongeacht hun statuut, aan te werven is een derde uitdaging die ik zie. U speelt met uw eigen onderneming daar ook een rol in.
Deze uitdagingen pakken we op verschillende manieren aan. Ten eerste werd de bemiddelingsmethodiek vanuit VDAB begin dit jaar ook geactualiseerd. Binnen de nieuwe aanpak verwachten we van bemiddelaars dat ze meer inzetten op de concrete afspraken met de werkzoekenden, op hun maat, en die dus ook heel concreet zullen opvolgen. Ik ben ervan overtuigd dat hier al een belangrijke eerste stap in zit. Het is nodig dat VDAB-bemiddelaars een duidelijk aanbod doen aan SWT’ers om hen veel meer gericht te activeren. Bovendien moet dat aanbod ook op maat zijn, rekening houdend met hun capaciteiten en loopbaan, en gericht zijn op uitstroom naar een degelijke nieuwe job.
Ten tweede kan hierbij ook gebruikgemaakt worden van de specifieke tenders bij VDAB die inzetten op de kwetsbare groepen. Ook via jobhunting wordt gezocht naar een job op maat van de werkzoekende. Er wordt in overleg gegaan met de werkgevers over de mogelijkheden om de werkzoekende aan te werven, bijvoorbeeld via premies voor werkpostaanpassing of doelgroepkortingen.
Ten derde zal dit ook een impact hebben op de sanctionering. Sanctionering is aan de orde wanneer een werkzoekende niet ingaat op een gepast aanbod vanuit VDAB. Door sterker in te zetten op het concreet en passend aanbod, versterken we de zoektocht naar werk van de werkzoekenden, maar kan ook het aantal sancties verhogen bij een gebrek aan medewerking van de werkzoekende. Hierbij moet ik wel aangeven dat VDAB stelt dat werkzoekenden in het SWT vaak initieel in weerstand gaan wanneer ze worden opgeroepen, maar uiteindelijk toch ingaan op het aanbod dat hun door VDAB wordt geboden. In die gevallen, waarbij ze erop ingaan, zal ook geen rode kaart getrokken worden.
Ten vierde zal VDAB ook een communicatiecampagne starten en daarin alle stakeholders betrekken: de 55-plussers in het SWT, de werkgevers die het stelsel toepassen bij ontslag, de werknemersorganisaties en de werkgevers die werven. De communicatiedienst zoekt naar een geschikte gelegenheid om die campagne te lanceren.
VDAB heeft reeds een aanbod gedaan aan de sociale partners om gezamenlijke infosessies te organiseren over het SWT. Het Algemeen Christelijk Vakverbond (ACV) is daar reeds concreet op ingegaan. Ik hoop dat ook de andere partners ingaan op dat aanbod, op die uitgestoken hand. VDAB brengt alleszins het aanbod ook schriftelijk onder de aandacht van de sociale partners.
Ten vijfde mogen we ook de werkgevers zeker niet vergeten. Zij moeten kansen bieden aan oudere werkzoekenden. Dat is vandaag nog steeds niet altijd evident. Met het partnerschap rond inclusief ondernemen blijven we daarom ook werkgevers sensibiliseren en ondersteunen om met alle talenten aan de slag te gaan. Binnen de sectorconvenants en met de Vlaamse Sociale Inspectie hebben we aandacht voor de aanpak van elke vorm van discriminatie.
Los van die Vlaamse aanpak wil ik ook nog wijzen op de beschikbaarheid van SWT’ers: zij zijn ‘aangepast beschikbaar’, zoals dat wordt genoemd. Dit betekent dat ze zelf niet actief moeten zoeken naar een job, wat de uitstroom naar werk hindert. Vanuit Vlaanderen zijn we, in het kader van de asymmetrische samenwerking, vragende partij om die invulling van de beschikbaarheid bij het regionale niveau te leggen, zoals u weet. Deze vraag, die we naar aanleiding van de interfederale conferentie van vorig jaar op tafel hebben gelegd, zal ik blijvend en prioritair onder de aandacht blijven houden van de federale collega’s.
De heer Ronse heeft het woord.
Ze zijn er echt wel een potje van aan het maken. We leggen die aangepaste beschikbaarheid al vanaf het begin van deze legislatuur op tafel. Telkens wordt gezegd dat erover gesproken kan worden. We zitten ondertussen in het voorlaatste jaar van de legislatuur en we zitten nog altijd met dat gedrocht, waarvan u zelf ook aangeeft dat dat de uitstroom naar werk van veel SWT’ers belet. We zullen, vrees ik, over twee jaar nog steeds met dat gedrocht zitten. Dat is dus een groot probleem.
U gaf ook aan dat de meeste SWT’ers volgens VDAB al wat weerstand vertonen als ze opgeroepen worden. Dat toont ook aan dat ze nog steeds op een totaal verkeerde manier worden geïnformeerd, minstens door de vakbond. Het is al hoopgevend dat de christelijke vakbond bereid is om mee een infosessie te organiseren. Collega Tijl Rommelaere heeft me eens een foto doorgestuurd uit een ABVV-kantoor (Algemeen Belgisch Vakverbond) in Ronse. Dat was gewoon verschrikkelijk: daar werd SWT letterlijk gelijkgesteld met pensioen. Ik snap dat echt niet en ik word daar eigenlijk ook boos van omdat in een periode van grote arbeidskrapte aan een relatief grote groep mensen wordt gezegd dat ze veel vroeger kunnen stoppen met werken en dat anderen wel zullen blijven doorwerken en voor de koek en de taart zorgen. Dat is crimineel, collega’s! En dan moet VDAB, waarop ik ook wel regelmatig kritiek heb en waar er toch veel verbetering nodig is, in zo’n monsterlijke context proberen om die mensen aan de slag te doen gaan. Hoe gaat dat dan? ‘Mijnheer of mevrouw, u bent op SWT. Ik ben van VDAB en wij hebben hier een fantastische job voor u.’ ‘Ik moet niet meer naar werk zoeken, zegt de vakbond.’ ‘Maar u moet toch komen.’ ‘Maar neen, ik ben aangepast beschikbaar, kijk maar naar wat ik nog moet doen en wat niet.’ Wanneer die persoon bij jou op de werkvloer komt, ben je als werkgever al compleet gedemotiveerd. Dan moet je aan die persoon uitleggen wat voor job je voor hem hebt. Dan kijkt die persoon naar een simulatie, en zegt hij: ‘Dat gaat mij misschien netto 100 euro minder opleveren, als ik mijn verplaatsingskosten meereken.’ Hoe kan je dan in godsnaam nog met die mensen aan de slag gaan?
Het feit dat dat systeem vandaag nog altijd bestaat en dat er nog altijd mensen op SWT worden gestuurd, zeker gezien de arbeidskrapte die we vandaag kennen, vind ik ronduit crimineel! Mijn vraag is dus, minister, om vanuit Vlaanderen minstens nog eens aan het federale niveau aan te geven dat deze Vlaamse Regering wil dat het systeem van SWT wordt uitgedoofd en dat er, zeker in de huidige krapte, geen mensen meer op SWT worden gestuurd, want dat wij voldoende vacatures hebben om die mensen naartoe te leiden.
De heer Ongena heeft het woord.
Ik sluit me heel graag aan bij de verontwaardiging van collega Ronse. Beschouw het als een ‘wederapplaus’.
Het is natuurlijk helemaal juist. Ik heb de cijfers ook al eens opgevraagd, en als je kijkt naar het aantal opdrachten dat men geeft aan SWT’ers: dat zijn bijna Contadorcijfers. Ik denk dat we daar niet naast kunnen kijken. Ik weet dat de problematiek tal van oorzaken heeft, maar het lijkt er toch ook heel sterk op dat VDAB de handdoek gooit alvorens nog maar in de ring te stappen. Daar mogen we ons toch niet bij neerleggen. Als we de verhalen horen – die mensen zijn passief, ze moeten aangepast beschikbaar zijn, dus ze moeten zelf niet actief zoeken – dan stuurt VDAB die mensen vaak een bulk aan vacatures door waar ze eigenlijk heel weinig mee zijn. Het lijkt me dus echt wel nodig dat men vanuit VDAB veel meer inzet op maatwerk, dat men echt gaat nagaan wat voor dat profiel, voor die persoon, interessante vacatures zijn. Maar ze moet bijvoorbeeld ook inzetten op een aanbod aan persoonlijke begeleiding, los van sollicitatieopdrachten of vacatures, en ook nagaan waar ze hem of haar nog kan versterken en competenties kan aanscherpen. Dat gebeurt vandaag veel te weinig.
Mijn vraag, minister: u hebt gezegd dat er werk gemaakt wordt van een nieuw kader. Ik kijk daar vol spanning naar uit. Wat ons betreft lijkt het echt wel nodig dat we een heel concrete doelstelling gaan opleggen aan VDAB, om het aantal sollicitatieopdrachten heel concreet te maken, maar ook voor de persoonlijke begeleiding die men aan SWT’ers bezorgt. Er moeten concrete doelstellingen zijn, en die moeten vooral opgetrokken worden. Als je op voorhand de handdoek in de ring gooit, dan ga je nooit winnaar kunnen zijn.
Minister Brouns heeft het woord.
Ik sluit in de tweede ronde graag aan bij wat hier gevraagd wordt. Ik denk dat de verwachtingen scherper gesteld mogen worden. Zo vertaal ik ook uw boodschap, collega Ongena, en ik denk dat dat zeker waar is. Het zal ook een aandachtspunt zijn van de volgende raad van bestuur van VDAB, om daar veel gerichter te werken, met meer maatwerk, en om meer aan begeleiding te doen voor de SWT’ers. Maar VDAB kan het natuurlijk niet helemaal alleen, ze mogen ook naar de andere partners kijken. Het is inderdaad goed dat het ACV daarin al een verantwoordelijkheid heeft opgenomen. Het zijn belangrijke aandachtspunten die wij samen met VDAB zullen blijven opnemen.
De heer Ronse heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik denk dat we hier politiek op één lijn staan. Ik vind het jammer dat ik de collega’s van Vooruit hierin niet heb gehoord, want het gaat toch ook over sociale zekerheid en herverdeling.
Ik heb misschien toch nog een atypische afsluiter. Wat ik een beetje raar vind, en waar we ook over mogen nadenken als we dan toch in een disruptieve mindset zijn, is het bestuur en de governance van VDAB. Het zijn, onder meer, net degenen zoals het ABVV – die aan de mensen zeggen dat SWT pensioen is en dat ze niet meer moeten werken – die VDAB besturen en aansturen. Eigenlijk is dat wel zeer pervers. Zij zeggen aan de SWT’er die uitstroomt: ‘je moet niet meer werken’. Maar tegelijk krijgen zij van dit parlement het vertrouwen en het voorrecht om VDAB, die de mensen aan werk moet helpen, te besturen. Ik vind dat het ABVV hier in dit parlement ter verantwoording mag worden geroepen, en dat zij ons mogen uitleggen hoe ze een organisatie, waar wij heel veel geld insteken en die zij mee besturen, eigenlijk compleet aan het bedotten zijn. Als dat effectief hardnekkig zo blijft, dan vind ik dat we minstens tijdelijk een rode kaart moeten trekken voor het ABVV in het bestuur van VDAB. ’t Is gedaan ermee!
De vraag om uitleg is afgehandeld.