Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Voorzitter, de gemeenschapsdienst is een heet hangijzer in het Vlaams regeerakkoord waar wij van Vooruit geen grote fan van zijn. Ik vertel niets nieuws als ik dat zeg. De gemeenschapsdienst leidde in december 2021 binnen de Vlaamse meerderheid tot een eensgezinde visie over wat die precies ging inhouden. In 2023 zou de gemeenschapsdienst ingaan. In de plaats van alle werkzoekenden die langer dan twee jaar zonder job zijn, verplicht aan het werk te zetten, gaat de regering een vorm van werkplekleren invoeren voor die langdurig werkzoekenden. De werkzoekenden worden doorverwezen naar relevante taken bij lokale besturen, het onderwijs en vzw’s via de GLOW-tender (Groeien en Leren Op de Werkvloer).
Er is sindsdien veel kritiek gekomen op de maatregel. De christelijke vakbond ACV noemde de gemeenschapsdienst vooral symbolisch en met een hoog pest- en stigmatiserend gehalte, zonder veel resultaat. Ook heel veel lokale besturen, waar de regie wordt gelegd, hebben hun twijfels aangezien de maatregel zeer sterk lijkt op tijdelijke werkervaring en wijk-werken. Ook hebben ze vragen bij het financiële plaatje. Intergemeentelijk Opbouwwerk voor het Arrondissement Leuven (IGO), een dienstverlenende intergemeentelijke vereniging rond Leuven, merkte op dat een gebruiker van wijk-werkers 7,45 euro per uur en een jaarlijks inschrijfrecht van 7,5 euro betaalt terwijl het niet duidelijk is hoe dit in elkaar zou zitten bij de gemeenschapsdienst. Ook merken ze bij IGO op dat bij hen 65 procent van de wijk-werkers langer dan twee jaar werkzoekend is.
Veel vragen rond de gemeenschapsdienst dus die nog uit te klaren zijn, minister. Wij hebben volgende concrete vragen voor u. Hoe zit de financiering van de gemeenschapsdienst in elkaar voor de lokale besturen en hun wijk-werkorganisaties? Zullen lokale besturen financiële steun krijgen voor de rol die ze opnemen aangezien ze geen bijdragen van de gebruikers kunnen vragen? Ze staan immers in voor een deel van de begeleiding. Wat is de stand van zaken in het overleg met de lokale besturen over de uitwerking van de gemeenschapsdienst? Is er reeds een lijst van taken die de werkzoekenden in een traject gemeenschapsdienst mogen uitvoeren? Zo ja, kunnen wij een zicht krijgen op die lijst en hoe verschilt deze eventueel van de taken die wijk-werkers uitvoeren? Is er al een zicht op hoeveel langdurig werkzoekenden zouden kunnen starten in die gemeenschapsdienst? Heeft de regering daarvoor specifieke doelstellingen? Hoe zal de begeleiding van de werkzoekenden er concreet uitzien en welke partijen zullen hiervoor instaan?
Minister Brouns heeft het woord.
Collega Gennez, dank u voor uw relevante vragen. Met de gemeenschapsdienst willen we vanuit de Vlaamse Regering een activerende maatregel invoeren voor langdurig werkzoekenden die VDAB op dit moment nog te weinig bereikt. De gemeenschapsdienst is ingebed in een GLOW-traject dat uitgevoerd wordt door gegunde GLOW-partners waarvoor financiering is voorzien binnen de reguliere VDAB-budgetten.
We zullen Europese middelen inzetten om lokale besturen te ondersteunen om met de gemeenschapsdienst van start te gaan. Voor de concretisering hiervan zijn we in gesprek met de Vlaamse Vereniging voor Steden en Gemeenten (VVSG) en zullen we eveneens de wijk-werkorganisaties betrekken. Dat is inderdaad wel nodig. We hebben de lokale besturen immers nodig als partners en willen hen ook financieel ondersteunen in die rol.
Uw tweede vraag: wat is de stand van zaken van het overleg met de lokale besturen over de concrete uitwerking op het terrein?
Er werden dit voorjaar werkgroepen georganiseerd met de wijk-werkorganisatoren, VDAB, de VVSG en het kabinet. Die zijn al een aantal keer samengekomen. Tijdens de werkgroepen werd de positionering van de gemeenschapsdienst ten opzichte van wijk-werken besproken, alsook hoe de gemeenschapsdienst binnen het bredere VDAB-aanbod vorm kan krijgen en hoe de gemeenschapsdienst lokaal kan worden ingezet, naast de bestaande instrumenten die ook een focus hebben op het lokaal bestuur, bijvoorbeeld Tijdelijke Werkervaring (TWE) OCMW. Op basis van de gevoerde gesprekken hebben we deze maand een voorstel tot concretisering voorgelegd aan de VVSG. De komende weken gaat het overleg met VVSG en VDAB verder.
Wat betreft uw derde vraag: een werkervaringsstage in het kader van de gemeenschapsdienst zal altijd plaatsvinden binnen een GLOW-traject. Er bestaat hiervoor geen Vlaamse activiteitenlijst, zoals dat voor wijk-werken wel het geval is. De activiteiten zijn bij de gemeenschapsdienst ondergeschikt aan de competentieversterking. De uitgevoerde activiteiten moeten in dienst staan van het opleidingsplan. De werkvloer is wel van belang, zo moeten de stageactiviteiten bij een lokaal bestuur, vzw of onderwijsinstelling plaatsvinden op een reële werkvloer en binnen een realistische werkomgeving. Zo zorgen we voor een waardevolle ervaring in de omgeving van de werkzoekende.
Wat betreft uw vierde vraag: er zijn geen specifieke doelstellingen bepaald vanuit de regering. Onze ambitie is wel om iedere werkzoekende op zijn of haar maat richting de arbeidsmarkt te begeleiden. Als we kijken naar de potentiële doelgroep van de gemeenschapsdienst waren er vorige maand, in mei 2022, 30.452 langdurig werkzoekenden die meer dan 2 jaar werkloos zijn, geen arbeidsbeperking hebben en geen opleiding volgen, maar wel toeleidbaar zijn naar werk. Binnen deze groep zetten we in op het bereiken van de werkzoekenden die niet in andere meer activerende maatregelen zitten en een competentienood hebben omwille van de lange afwezigheid op de arbeidsmarkt.
Voor de GLOW-tender zijn er 10.000 trajecten voorzien. De VDAB-bemiddelaar schat in wie in aanmerking komt voor de GLOW, rekening houdend met een aantal doelgroepcriteria. Het is de GLOW-partner die het traject naar werk aan de hand van werkplekleren verder vorm geeft en bepaalt welke stages nodig zijn in functie van de uitstroom naar werk. VDAB geeft aan de GLOW-partner wel een indicatie wanneer gemeenschapsdienst passend zou kunnen zijn voor de werkzoekende.
Wat betreft uw vijfde vraag: de gemeenschapsdienst wordt juridisch vormgegeven via een bestaand instrument van werkplekleren en wordt ingebed in het GLOW-traject. De bepalingen in het kader van de begeleiding van de werkzoekenden binnen de gemeenschapsdienst zijn deze die zijn vastgelegd binnen het kader van werkplekleren en de opdracht aan GLOW.
Voor de werkervaringsstage zijn er twee partijen die instaan voor de begeleiding: een mentor van het stagebedrijf zelf en de bemiddeling van de GLOW-partner.
De mentor geeft informatie aan de stagiair, zoals algemene info over de onderneming, informatie over de werking van de afdeling waar de opleiding plaatsvindt en informatie over het arbeidsreglement. De mentor informeert ook andere werknemers dat de nieuwe collega een werkervaringsstage volgt. Het is ook belangrijk om dat mee op te nemen, denk ik. De mentor is ook verantwoordelijk voor het uitvoeren van het opleidingsplan, begeleidt daarnaast de stagiair en communiceert met de GLOW-bemiddelaar.
De GLOW-partner begeleidt de werkzoekende eveneens. Voor de start van de gemeenschapsdienst wordt het opleidingsplan goed besproken met de GLOW-bemiddelaar, de stagiair en het stagebedrijf. De GLOW-bemiddelaar doet minimaal drie keer een opvolging: een keer bij de start, een keer in het midden van het traject en een keer op het einde van de gemeenschapsdienst. Telkens wordt het opleidingsplan besproken en indien nodig bijgestuurd. Indien er problemen zijn, moeten er meer tussentijdse opvolgbezoeken worden gepland en georganiseerd. Een samenvatting wordt ook opgenomen in het dossier van de klant, onder ‘begeleiding tijdens stage’.
Ik heb natuurlijk nog veel contacten met lokale besturen en ik begrijp ook wel wat van de terughoudendheid die inderdaad aanwezig is. In sommige buitenlandse cases werd de gemeenschapsdienst immers ingezet als goedkope arbeid. Zoals u kunt horen is dit bij de gemeenschapsdienst, zoals wij die vormgeven, helemaal niet het geval. Het instrument is een sterk begeleide stage om langdurig werkzoekenden die nu uit de boot vallen toch aan boord te houden, zowel in het belang van de arbeidsmarkt, die vandaag kreunt onder de krapte, als in het belang van de werkzoekende zelf, die de positieve effecten mist, zoals een sociaal netwerk, positieve tijdsbesteding, structuur en inkomen. Onze overtuiging blijft immers dat ‘elk talent telt’.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Over dat laatste zijn we het alvast eens, minister: elk talent telt. Maar ik denk dat we, als we mensen duurzaam tewerk willen stellen, hen meer moeten bieden dan stagetrajecten. We moeten hen echt naar basisbanen toeleiden met een volwaardig loon, volwaardige begeleiding en een volwaardige sociale bescherming.
Ik heb nog een aantal bijkomende vragen ter verduidelijking. Als u die niet meteen readymade kunt beantwoorden, mag u me de antwoorden altijd ook schriftelijk bezorgen.
Wat is de kostprijs per individueel GLOW-traject? Wie zijn de concrete GLOW-partners? Eerder gaf uw voorgangster al aan dat ze wilde inzetten op een aantal lokale besturen die gemotiveerd waren om in het systeem te stappen, eerder dan om het Vlaanderenbreed uit te rollen. Bent u nog steeds die mening toegedaan? Hebt u al een aantal kandidaten om in te stappen in 2023?
De heer Ongena heeft het woord.
Dank u wel, collega Gennez, voor de pertinente vragen. Wij kijken natuurlijk op een iets andere manier naar gemeenschapsdienst. Wij geloven daar wel in. Wij denken dat het echt wel nodig is.
Als je kijkt naar de cijfers, dan heb je in Vlaanderen nog altijd afgerond een 180.000-tal werkzoekenden. Maar vooral: als je kijkt naar de groepen, zie je dat de mensen die langer dan twee jaar werkzoekend zijn, nog altijd een grote groep vormen. Dat zijn bijna 70.000 mensen. En vooral: dat aantal daalt niet, in tegenstelling tot alle andere groepen. Er is dus echt wel een probleem, vanaf dat je twee jaar of langer werkzoekend bent, om weer aan de slag te gaan. Ik denk dus dat we alle zeilen moeten bijzetten om specifiek meer kansen te geven aan die mensen om toch weer aan de slag te gaan. Vandaar dat wij alvast voorstander zijn van die gemeenschapsdienst. We geloven erin dat we op die manier die mensen, die soms toch al heel ver van de arbeidsmarkt verwijderd zijn, toch terug naar de arbeidsmarkt kunnen begeleiden.
Daarom hebben we toch twee vragen, minister. Naar timing toe: uw voorgangster heeft gezegd dat de gemeenschapsdienst er vanaf 2023 zou komen. Is dat nog altijd uw timing? Wilt u die handhaven? Wij hopen van wel. Hoe rapper hoe liever, denk ik, gelet op de uitdaging waar onze arbeidsmarkt voor staat.
Er is inderdaad gekozen om dat in te kantelen in het GLOW-traject. Daar zijn absoluut argumenten voor. Maar er is natuurlijk ook een bekommernis langs onze kant. Het gaat om een tienduizendtal trajecten, zoals u daarnet ook zei in uw antwoord. De vraag is: hoeveel van die tienduizend gaan dan voor gemeenschapsdienst gebruikt worden? Hebt u daar al wat zicht op, op die grootteorde? Want het is dan toch een bekommernis dat gemeenschapsdienst niet maar een heel klein onderdeeltje wordt van GLOW. Ik denk dat het echt cruciaal is dat we die gemeenschapsdienst de volle mogelijkheid geven.
De heer Ronse heeft het woord.
Voorzitter, het is met lichte schroom dat ik het woord neem, want ik was niet aanwezig toen de minister het antwoord gaf. Dus ik zal me eigenlijk beperken tot een verzoek aan de verslaggeving, kort, over de tussenkomst van collega Ongena: ‘Applaus vanop de N-VA-banken’. (Gelach)
Dat is origineel, collega’s. We moeten even nadenken hoe we hiermee zullen omgaan in de toekomst, denk ik.
Minister Brouns heeft het woord.
Mevrouw Gennez vroeg bijkomend wie de partners zijn en wat de kostprijs is. Vanaf het moment dat de toewijzing aan de partners finaal is, zullen we kunnen communiceren wie ze zijn en wat de kostprijs zal zijn. Daar heb ik op dit ogenblik nog geen concrete info over. We zullen, samen met de VVSG, een oproep lanceren voor die lokale besturen die sterk met de maatregelen aan de slag willen gaan. Die zullen dus ook financieel ondersteund worden. Het doel om te starten blijft 1 januari 2023. Er zal ook een juridisch kader zijn om daarmee te kunnen starten.
De 10.000 trajecten, collega Ongena, zijn niet alleen voorzien voor de gemeenschapsdienst.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Ik verwachtte geen applaus van de collega’s, omdat we inderdaad altijd kritisch zijn geweest voor het systeem van de gemeenschapsdienst. Ik wil absoluut, collega Ongena, de langdurig werkzoekenden – inderdaad een belangrijke doelgroep van mensen die we toch achterlaten op onze Vlaamse arbeidsmarkt – niet in de steek laten. Maar ik denk dat een stage en het zicht, eventueel, op een opleidingsplan en eventueel een tewerkstelling die zou kunnen volgen – allemaal zeer hypothetisch – aan 1,3 euro per uur, boven op de uitkering, niet echt waardig werk is. Ik denk dat je ook mensen die langdurig werkzoekend zijn, moet vastpakken en een basisbaan aanbieden. Dan kun je ook eisen stellen aan de kwaliteit van die basisbaan. Ik denk dat alle partners – lokale besturen, vzw’s, onderwijs, onze scholen – daar alleen maar wel bij kunnen varen. Ik denk dat dit toch een risico inhoudt op goedkope tewerkstelling, die wij niet wenselijk vinden, ook niet voor die doelgroep. (Opmerkingen van Björn Rzoska)
Ik moet tot mijn grote vreugde vaststellen dat collega Rzoska zegt dat er toch enig applaus was vanop de Groenbanken. Dit voor het verslag. (Gelach. Opmerkingen)
De vraag om uitleg is afgehandeld.