Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, ik kreeg een vraag van een technische school over de stageplaatsen bij eenmanszaken. Om leerlingen voldoende praktische kennis te laten opdoen zijn ook voldoende stageplaatsen en leerwerkplekken heel belangrijk. Heel wat stages worden georganiseerd bij eenmanszaken, zeker in regio’s waar er geen grote havens of grote industriegebieden zijn, maar onderwijsinstanties melden hierrond nu wel een probleem inzake de interpretatie van de arbeidswetgeving. Het is zo dat een stagiair binnen de welzijnswetgeving wordt beschouwd als een gelijkgestelde werknemer en dat de eenmanszaak strikt genomen dus werkgever wordt. Dat betekent ook dat die werkgever plots aan een aantal verplichtingen moet voldoen, bijvoorbeeld met betrekking tot het gezondheidstoezicht. In de federale wetgeving is bepaald dat de werkgever dat kan overlaten aan de preventiedienst van de school, waarbij de kosten normaliter door het Federaal agentschap voor beroepsrisico’s (Fedris) worden gedragen. Toch is daar op het terrein onvoldoende kennis over, of gaat er tegenstrijdige informatie rond.
Nochtans werd met het oog op de integratie van welzijn in het onderwijs en de informatieverstrekking aan de onderwijsverstrekkers begin 2010 een convenant ondertekend tussen de onderwijsverstrekkers, de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (FOD WASO) en het Departement Onderwijs en Vorming. Op basis van dat convenant werd enkele maanden later een begeleidingscommissie opgericht die technisch advies moet verlenen, moet begeleiden, moet ondersteunen en de communicatie tussen de diverse partijen moet stroomlijnen.
Minister, welke maatregelen zult u nemen om de onduidelijkheden ter zake bij scholen weg te nemen? Ziet u hierin een proactieve taak weggelegd voor de begeleidingscommissie voor het convenant tussen Onderwijs en de FOD WASO? Plant u acties om het potentieel van eenmanszaken om als stageplaats te fungeren verder aan te spreken? Hoe zult u dat doen?
Minister Weyts heeft het woord.
Het is natuurlijk altijd een kwestie van een evenwicht zoeken tussen enerzijds de kwaliteit van de stage, ten voordele van zowel de leerling als de werkgever, en anderzijds de haalbaarheid voor de werkgever, met niet te veel planlast en natuurlijk ook met respect voor de veiligheid van de stagiair. We hebben vanuit de begeleidingscommissie voor preventie en bescherming aan de FOD WASO gevraagd om ons een definitieve richtlijn te bezorgen die consequent zou kunnen worden toegepast. Uit hun antwoord blijkt dat eenmanszaken, als zij een stagiair aanstellen, werkgever worden en aan alle aspecten van de welzijnswetgeving moeten voldoen. Dat betekent dus ook dat de zelfstandige zich moet aansluiten bij een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk. Het gezondheidstoezicht kan worden uitgevoerd door de externe dienst waarbij de onderwijsinstelling van de stagiair is aangesloten. In dat geval worden de kosten ook terugbetaald door Fedris. Dat neemt echter niet weg dat de zelfstandige zich ook nog moet aansluiten bij een externe dienst en moet betalen voor de dienstverlening naast het gezondheidstoezicht, zoals de ondersteuning bij de risicoanalyses. Die bijdrage is wel beperkt, omdat ze maar wordt betaald voor één werknemer en dan nog voor een beperkte periode. Ik denk dus niet dat de kostprijs meteen het knelpunt is.
Er zijn wel twee andere zaken van belang. Ten eerste is er de veiligheid van de stagiair. We kunnen niet verwachten van de zelfstandige dat die ineens alle finesses van de welzijnswetgeving kent. We kunnen ook niet verwachten van de externe dienst van de betrokken zelfstandige dat die voor een beperkte financiële bijdrage in die korte periode de zelfstandige dezelfde ondersteuning biedt in vergelijking met ondernemingen met heel veel werknemers die al jaren zijn aangesloten bij zo’n externe dienst. De eigen preventiedienst van de school kan wel assistentie bieden, en dat gebeurt ook, maar kan niet in de plaats van een externe dienst treden.
Ten tweede betekent de aanstelling van een externe dienst extra planlast voor een zelfstandige die voordien nog nooit werd geconfronteerd met de welzijnswetgeving. We moeten vermijden dat die planlast zo groot wordt dat eenmanszaken zouden beslissen om niet langer stageplaatsen aan te bieden. Zoals u aangeeft, kunnen ook eenmanszaken nuttige stages en nuttige werkervaring aanbieden, die in grotere ondernemingen misschien zelfs minder kan worden bijgebracht. Mijn administratie bekijkt daarom met de begeleidingscommissie, met de FOD WASO, die bevoegd is voor de welzijnswetgeving, en met Co-Prev, de koepelvereniging van externe diensten, hoe aan die problematiek kan worden tegemoetgekomen zodat stagiairs wel op een veilige manier werkervaring kunnen opdoen. Er zijn verschillende pistes mogelijk, maar de oplossing moet én voldoende veiligheidsexpertise mogelijk maken én de planlast voor de zelfstandige beperken. Door dat laatste zorgen we er ook voor dat zelfstandigen stageplaatsen willen blijven aanbieden, wat uiteraard in het belang is van de scholen die verantwoordelijk zijn om voor iedereen in stageplaatsen te voorzien.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, dank u wel. Ik denk dat men op het terrein tevreden zal zijn met uw antwoord, al was het maar omdat u ook onderschrijft dat het potentieel van eenmanszaken om stageplaatsen waar te maken cruciaal is voor heel veel scholen, ook omdat die eenmanszaken vaak in de nabijheid van de school, in dezelfde gemeente, dezelfde stad liggen en men heel vaak ook die mensen kent. Daarom is dat zeer belangrijk om het leerproces van onze leerlingen ook op de stageplek via werkplekleren mogelijk te maken.
We hebben het vanmorgen of vanmiddag – ik weet het al niet meer – nog maar net gehad over het ambt van preventieadviseur. Dat is een heel cruciaal mandaat binnen de schoolcontext. We mogen het niet echt een ambt noemen. Die is immers zeer verantwoordelijk voor het welzijn van de leerlingen, ook als ze stage lopen. Daarom lijkt het me ook belangrijk dat we ons oor te luisteren leggen bij die groepen en verenigingen waar die preventieadviseurs verenigd zijn. Ik hoop dat u ook met hen rond de tafel gaat zitten om dit waar te maken, om mogelijk te maken dat leerlingen ook bij een eenmanszaak stage kunnen lopen.
Minister Weyts heeft het woord.
We zullen niet nalaten om andere partners te betrekken die van dienst kunnen zijn om hiervoor een oplossing te bieden. Ik denk dat dat een nuttige suggestie is.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Ik denk dat dat een positief bericht is. Minister, ik ben blij te horen dat u erkent dat er iets moet gebeuren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.