Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over het plaatstekort in het Nederlandstalige basisonderwijs in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest
Verslag
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, we hebben het natuurlijk, en niet meer dan terecht, al heel vaak gehad over het lerarentekort in Brussel, dat echt dramatische proporties aanneemt. Maar we hebben in Brussel niet alleen een gebrek aan leerkrachten, we hebben ook nog altijd een gebrek aan plaatsen in het Nederlandstalige onderwijs. Uit de cijfers van het lokaal overlegplatform (LOP) basisonderwijs blijkt opnieuw dat er een groot tekort is. Vorig jaar hebben van de 6161 aanmeldingen bijna 3000 kinderen in eerste instantie een negatief antwoord gekregen. Voor de helft van de aangemelde kinderen is er dus gewoon geen plaats. 353 kinderen vonden geen plek in de school van hun broer of zus. Dat is toch wel verregaand, want we weten dat broer en zus een van de eerste voorrangscategorieën is. Van de aangemelde kinderen die wel een plaats toegewezen kregen, kon 83 procent terecht in de school van hun eerste keuze en 96 procent in 1 van de 3 eerst opgegeven scholen.
Ook vorig jaar in dezelfde periode hadden we een capaciteitstekort in het Brusselse Nederlandstalige onderwijs. Toen bleek dat 3500 van de 6300 aangemelde kinderen geen plek hadden gevonden. Daarna werden er nog 507 plaatsen bijgemaakt. Sommige ouders schrijven hun kinderen ook op verschillende plaatsen in, waardoor, zodra duidelijk is geworden waar die allemaal ingeschreven zijn, er nog wel een aantal leerlingen extra een plaats vinden in aanloop naar 1 september. Zo vond vorig jaar uiteindelijk 71 procent van de aangemelde leerlingen een plaats in het Brusselse Nederlandstalige onderwijs.
Ik geef de cijfers van vorig jaar er nog eens bij, om te illustreren dat het een terugkerend probleem is, waarover wij elk jaar vragen stellen in het parlement, omdat wij als Brusselse parlementsleden natuurlijk elk jaar opnieuw radeloze ouders aan de lijn krijgen, die in alle staten zijn omdat ze geen plaats hebben gevonden voor hun kind in een Nederlandstalige school van hun keuze, zelfs in die mate dat ik een aantal vrienden heb die om die reden ook verhuisd zijn uit Brussel. Dat is een bijzonder spijtige zaak.
U hebt natuurlijk ook vorige jaren al geantwoord dat u wel extra investeert. Specifiek voor Brussel is er tussen 2010 en 2022 90 miljoen euro geïnvesteerd in capaciteit. Dat zou goed geweest zijn voor 8200 plaatsen in het basis- en secundair onderwijs. Maar als ik de cijfers van dit jaar opnieuw bekijk, raakt het probleem niet opgelost en zijn er nog elk jaar heel veel ouders en kinderen die teleurgesteld worden.
Wij gaan natuurlijk op deze nagel blijven kloppen, minister, vandaar deze vragen. Bent u bereid om op korte termijn nog extra stappen te ondernemen om ervoor te zorgen dat er snel extra plaatsen bij worden gecreëerd in het Brusselse Nederlandstalige onderwijs? Vorig jaar waren dat er 507. Bent u van plan of bereid om dat dit jaar opnieuw te proberen, in samenwerking met het Brusselse niveau?
Wat zult u concreet doen om het capaciteitsprobleem op lange termijn op te lossen en te proberen doorbreken? Kunt u ons toelichten welke concrete investeringen voor het Brusselse Nederlandstalige onderwijs gepland zijn voor de komende jaren?
Capaciteit is natuurlijk niet enkel een probleem van stenen, maar ook van mensen. We gaan ook volk nodig hebben om les te geven als er extra plaatsen worden gecreëerd. Bent u ook aan het nadenken over specifieke maatregelen om het lerarentekort in Brussel aan te pakken, misschien zelfs nog specifieker dan extra maatregelen die nodig zijn om het lerarentekort tout court aan te pakken?
Meer dan driehonderd kinderen vonden geen plek op de school van hun broer of zus. Dat vind ik veelzeggend over hoe acuut het probleem is. Hoe evalueert u dat cijfer? Is dat een verhoging ten opzichte van vorige jaren? En wat gaat u daar heel concreet aan doen, zodat ouders toch minstens al hun kinderen in dezelfde school naar school kunnen laten gaan? Want anders wordt dat ook een ‘gevoyageer’ – ik ben Brusselaar, af en toe moet ik dat laten blijken – waar je als ouder in alle eerlijkheid niet aan wilt beginnen.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Het Vlaamse onderwijs in ons Brusselse Hoofdstedelijke Gewest is – zoals jullie allemaal weten, collega’s – een echt kwaliteitsmerk dat hoog aangeschreven staat. De vraag naar een plaats is er bijgevolg zeer groot, zowel van Nederlands- en Franstaligen als van anderstaligen. Dat blijkt ook dit jaar weer het geval te zijn. Tussen 7 en 31 maart 2022 konden ouders hun kind aanmelden voor een inschrijving volgend schooljaar in het Nederlandstalige basisonderwijs in Brussel.
Collega Goeman heeft al gewezen op de cijfers. Voor de volledigheid van mijn vraag herneem ik ze graag. Het LOP Brussel meldde begin mei dat er in totaal 6161 dossiers werden ingediend. Op 6 mei 2022 kregen de ouders van 3164 kinderen een positief antwoord. Maar voor 2997 kinderen werd op dat moment nog geen plaats gevonden. Dit betekent echter niet dat deze kinderen helemaal geen plaats meer zullen vinden. Zo zal het grootste deel van deze groep als gevolg van verschuivingen alsnog een plaats weten te bemachtigen. Zo leert ons het verleden en zo viel ook op te tekenen uit een communicatie van het LOP.
Door middel van accurate capaciteitsmonitoring houdt Vlaanderen de vinger aan de pols en worden de prognoses voor de verwachte vraag en het aanbod van plaatsen in de klassen objectief in kaart gebracht. Op basis van die gegevens werd de voorbije jaren de capaciteit al fors opgetrokken en bijgevolg werd er veel geïnvesteerd in het Vlaamse onderwijs in Brussel. Zo kwamen er dit jaar 507 extra plaatsen bij. Maar ondanks deze investeringen blijft de vraag het beschikbare aanbod overstijgen. Het voorzien van voldoende capaciteit in het Vlaamse onderwijs in Brussel blijft dan ook een grote uitdaging die continu onze aandacht en inspanningen vereist.
Minister, hoe evalueert u de cijfers?
Hoe zult u ervoor zorgen dat zoveel mogelijk aangemelde ketjes volgend schooljaar een plek op een Nederlandstalige basisschool in Brussel kunnen verkrijgen?
Op welke manier coördineert u de Vlaamse capaciteitsinspanningen met die van VGC-collegelid (Vlaamse Gemeenschapscommissie) Sven Gatz, bevoegd voor Onderwijs en Scholenbouw?
Minister Weyts heeft het woord.
Het is een dooddoener, maar in Brussel zijn we natuurlijk slachtoffer van ons eigen succes. Je ziet dat het Nederlandstalige onderwijs alsmaar sterker aan het groeien is. Elk jaar komen er kinderen bij. Met de groeicijfers zitten we rond 2 procent en meer. De afgelopen 9 jaar kwamen er ruim 10.000 leerlingen bij. Daarom investeren we ook zeer veel in het Nederlandstalige onderwijs, met resultaat. Nog dit jaar kwamen er 507 plaatsen bij. Ik ga daar straks dieper op in.
Vanzelfsprekend betreur ik het dat kinderen er geen plaats krijgen in hun voorkeursschool. Dat is natuurlijk het eerste debat dat zich hier afspeelt. De cijfers die nu vermeld zijn, zijn geen definitieve cijfers. Er zullen nog veel verschuivingen plaatsvinden, waarbij kinderen toch nog een plaatsje weten te bemachtigen.
Het LOP Brussel Basisonderwijs nuanceert deze cijfers ook zelf. Er zijn veel schoolveranderaars bij, namelijk diegenen die wel een school hebben maar toch graag dit momentum aangrijpen om zich te kunnen verplaatsen naar hun school van voorkeur, waardoor men dus dubbel telt.
Daarnaast zijn er ook nog vrije plaatsen in minder populaire scholen. Tijdens de vrije inschrijvingsperiode, dat is vanaf 9 juni, kan men daar nog inschrijven.
De VGC schat op basis van de ervaringen van vorige jaren en de cijfers voor de aanmeldingen van dit jaar in dat van alle leerlingen die geen plek kregen uiteindelijk bijna elk kind nog een plaats zal vinden. Dat kan natuurlijk ook in de Vlaamse rand, in het Franstalige onderwijs of in een andere school dan die van voorkeur in het Nederlandstalige onderwijs in Brussel.
De ‘problematiek van broers en zussen’ klinkt een beetje scherp zoals u het verwoordt. Het is vooral een fenomeen van de hogere jaren, eigenlijk van de zijinstroom. Het is logisch dat als het eerste jaar vol zit, diezelfde klas in het tweede jaar ook nog vol blijft. Dan wordt het moeilijk om – ook al ben je broer of zus van een leerling op die school – nog in te stromen. In bijna alle gevallen gaat het hier over geweigerde broers en zussen voor de hogere jaren, dus niet voor de instapklas.
Wat betreft de capaciteit: samen met de VGC blijven we natuurlijk inzetten op het verhogen van de capaciteit, en daar hebben we ook opnieuw wat tandjes bij kunnen steken. Als ik een verdere terugblik doe, dan zie ik dat we sinds 2010 al meer dan 85 miljoen euro aan capaciteitsmiddelen toewezen aan 43 projecten in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. Dat is samen goed voor bijna 8000 plaatsen in het basisonderwijs en het secundair onderwijs, vooral in het basisonderwijs.
Op 5 maart van verleden jaar heb ik aanvullend nog 4,4 miljoen euro toegewezen aan 5 projecten voor 535 extra plaatsen in het secundair onderwijs. Voor de coördinatie van de selectie van capaciteitsprojecten doen we een beroep op de VGC.
Voor de aanmeldings- en inschrijvingsperiode van volgend jaar is de capaciteit in Brussel voor het basisonderwijs opgetrokken met 507 plaatsen. Deze capaciteitsgroei gaat over alle basisscholen van het Nederlandstalig onderwijs die via een lopend infrastructuurdossier hun capaciteit hebben uitgebreid.
De verwachte capaciteitsgroei via infrastructuurdossiers die verleden jaar en later zullen opstarten en waarvoor de VGC in een principeakkoord voorzag, gaat over ongeveer duizend plaatsen. We blijven in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest op die manier op een kruissnelheid van duizend plaatsen per jaar. Dat is, denk ik toch, een gezond ambitieniveau.
Bij de geografische verdeling van capaciteitsmiddelen 2022-2024 – 180 miljoen euro – werd op basis van de capaciteitsmonitor nog aanvullend 7,5 miljoen euro voorzien voor extra plaatsen in het basisonderwijs in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, alsook 14,5 miljoen euro voor extra plaatsen in het secundair onderwijs in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Dus dat is zo’n 22 miljoen euro extra, als ik snel reken. De selectie van projectvoorstellen op deze capaciteitsmiddelen is momenteel lopende en zal in het najaar bij de Vlaamse Regering terechtkomen voor goedkeuring.
Met de 7,5 miljoen euro voor het gewoon basisonderwijs hopen we zeshonderd extra plaatsen te creëren. Dat is natuurlijk een ordegrootte, maar omgerekend zijn dat drie nieuwe basisscholen die erbij komen. Ik moet ook even meegeven dat het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bij die laatste ronde het meeste middelen heeft gekregen van iedereen.
Over het lerarentekort: dat hebben we ook wel in de plenaire vergadering besproken. Ik weet wel, vanuit uw perspectief, of ook dat van de directeurs in het onderwijs in Brussel – ik heb recent nog een selectie van hen gezien –, is de vraag natuurlijk groot voor extra aparte zaken voor het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. Ik heb hun uitgelegd dat je dan ten hoogste een waterbedeffect zult creëren. Daarmee zul je niet meer leerkrachten aantrekken, maar zul je gewoon leerkrachten laten verschuiven.
Het is wel zo dat er ook in het kader van pilootprojecten echt wel wat opportuniteiten zijn. Wat mij betreft mogen ze samen, netoverschrijdend, voor heel het Brusselse Gewest, zo’n pilootproject indienen om gebruik te maken van een regelluwe omgeving en te zorgen voor hun eigen arbeidsorganisatie en eigen werving. Men had daar absoluut wel oren naar. Het was ook echt een goed gesprek. Ik zie ook nog minister Gatz om te kijken wat we voor elkaar nog kunnen betekenen.
Ik had het over de capaciteitsstijging van de afgelopen jaren. Dat uit zich ook in de stijging van het aantal leerkrachten in Brussel. Het is mogelijk wat contra-intuïtief, maar in het schooljaar 2012-2013 hadden we 4300 mensen in ons onderwijs in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, en in het vorige schooljaar hadden we er 5700, dus een stijging met 1400 op 10 jaar tijd. Verhoudingsgewijs is dat een gevoelige stijging.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik dank u voor uw uitgebreide antwoord. Ik vind het altijd een lelijke manier om uit te drukken dat het Brusselse onderwijs het slachtoffer zou zijn van zijn eigen succes. Ik zou liever zeggen dat het Brusselse Nederlandstalige onderwijs inderdaad een gigantisch succes is. Heel veel ouders kiezen voor dat Nederlandstalige onderwijs omdat ze ervan overtuigd zijn dat het sterk kwalitatief onderwijs is dat goede kansen biedt voor de toekomst, maar uiteraard kan ook alleen maar het Nederlands in onze hoofdstad daar wel bij varen. Ook wij vinden het heel belangrijk dat de Vlaamse Regering daarin blijft investeren.
Ik moet eerlijk zijn – u zei het zelf – dat er de voorbije tien jaar door opeenvolgende ministers echt geïnvesteerd is in de capaciteit van het Brusselse onderwijs. Ik ben blij te horen dat u nog extra inspanningen plant, maar ik heb daar ook nog een aantal vragen bij.
U zegt dat u 4,4 miljoen euro hebt vrijgemaakt voor 535 extra plaatsen in het secundair onderwijs, samen met de VGC. Gaat dat over nieuwe projecten of zijn dat uitbreidingen in bestaande scholen? Kunt u ons zicht geven op de timing? Wanneer zullen die plaatsen beschikbaar zijn? U sprak ook over 1000 extra plaatsen, maar ik heb niet goed begrepen wanneer die concreet voorzien zijn.
U had het over een ronde 2024 in het kader van de capaciteitsmonitor. Daarvoor zou er 7,5 miljoen voor zeshonderd plaatsen in het basisonderwijs zijn en 14,5 miljoen voor plaatsen in het secundair onderwijs. Dat klinkt allemaal zeer goed, maar kunt u dat wat concreter maken? Ik snap dat die projecten nog geselecteerd moeten worden, maar binnen welke timing zouden die plaatsen ter beschikking zijn?
Dan wil ik nog een kort woordje zeggen over het lerarentekort. Extra plaatsen creëren heeft natuurlijk geen zin als we niemand hebben om voor de klas te staan. Daar worden wij vandaag opnieuw geconfronteerd met het feit dat het lerarentekort in Brussel zo mogelijk nog acuter is dan in Vlaanderen omdat je ziet dat naarmate het lerarentekort in Vlaanderen toeneemt, steeds meer leerkrachten die in Brussel lesgeven dichter bij huis gaan lesgeven omdat er daar kansen zijn. 90 procent van de leerkrachten in het Brusselse Nederlandstalige onderwijs woont in Vlaanderen en niet in Brussel. Bovendien – en dat is ook een goede zaak – zijn er een aantal nieuwe vormen van ondersteuning gecreëerd in het onderwijs waarbij er ook daar extra vacatures in Vlaanderen worden opengesteld en leerkrachten in Brussel vertrekken. We moeten ook eerlijk zijn dat lesgeven in het Brusselse onderwijs soms een uitdaging is omdat we met veel kinderen zitten die in armoede leven en er is de taalproblematiek. Dat vraagt allemaal veel van leerkrachten.
Los van het feit dat ik vind dat u gelijk hebt dat we het probleem globaal moeten aanpakken en dat er daarna wat ons betreft nog zeven tanden bij gestoken moeten worden, moet er nagedacht durven worden over extra maatregelen voor Brussel, zeker op korte termijn. Ik kijk ook uit naar de proefprojecten die worden ingediend waarbij bijvoorbeeld de niet-ingevulde lesuren volledig zouden kunnen worden omgezet in punten waardoor er veel meer ondersteunend personeel aangenomen kan worden, wat het voor leerkrachten in de praktijk draaglijker maakt. Ik ben benieuwd om te horen wat u ervan vindt om daar nog extra stappen te zetten en te zorgen voor extra ondersteuning in de Brusselse klassen zodat we onze leerkrachten in ieder geval aan boord kunnen houden en de job draaglijk maken.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
De cijfers liegen niet. De Vlaamse Regering investeert recordbedragen in het Vlaamse onderwijs in Brussel. Van 2010 tot nu ging er ongeveer 15 procent van de capaciteitsmiddelen naar Brussel. Dat is ongeveer driemaal meer dan de Brusselnorm die vastgelegd is op 5 procent, en dat zal de komende jaren niet anders zijn.
Voor de volgende capaciteitsronde 2022-2024 maakt de Vlaamse Gemeenschap net geen 22 miljoen euro vrij voor Brussel, waarvan ongeveer 7,5 miljoen euro voor het basisonderwijs, wat goed is voor zeshonderd extra plaatsen, en bijna 14,5 miljoen voor het secundair onderwijs, wat goed is voor meer dan duizend plaatsen. Brussel is daarmee de onderwijszone die de meeste capaciteitsmiddelen ontvangt. Ik kan dan ook alleen maar concluderen dat de Vlaamse Regering Brussel een warm hart toedraagt.
Het blijft natuurlijk erg jammer dat ondanks de grote inspanningen het aanbod de vraag niet kan volgen. Dat zorgt voor grote onzekerheid bij heel wat ouders over de toekomst van de kinderen want ouders willen het beste voor hen, maar er is wel beterschap. De cijfers zijn minder scherp dan de voorbije jaren. Zo kreeg dit jaar 49 procent van de ouders een negatief antwoord tegenover 56 procent vorig jaar en 57 procent het jaar ervoor. Zoals de minister, ikzelf in mijn inleiding en het LOP aangaven, zijn deze cijfers te nuanceren want ze geven een vertekend beeld van het werkelijke tekort. Zo zitten er heel wat schoolveranderaars in de pool van aanmeldingen. Het gaat om 2223 leerlingen die reeds zijn ingeschreven in een Nederlandstalige basisschool, maar dus van school willen veranderen. 724 van deze leerlingen vonden reeds een plekje waardoor hun plaats dan weer vrijkomt.
Uit de cijfers van de voorbije jaren blijkt dat heel wat kinderen die initieel werden geweigerd, alsnog een plaats hebben weten te bemachtigen. Voor de aanmeldingen van het schooljaar 2021-2022 was dat voor 71 procent van de leerlingen het geval. Misschien kan de minister een actueel overzicht geven van het aantal geweigerde leerlingen dat ondertussen reeds een plekje wist te vinden.
Het Vlaamse onderwijs in Brussel blijft ontzettend populair. Dat is een uitstekende zaak, niet alleen voor het behoud van het Nederlandstalige karakter van onze hoofdstad, maar ook voor de toekomstskansen van onze Brusselse ketjes. Ons Vlaamse onderwijs levert meertalige ketjes af. Ze kennen zowel Nederlands als Frans en dat biedt natuurlijk heel wat voordelen. Vandaag stond er nog een artikel in BRUZZ over de redenen waarom 80.000 Brusselaars geen werk vinden. Een belangrijke reden was de gebrekkige tweetaligheid. Ik citeer: “De grootste hindernis in Brussel is de tweetaligheid. De helft van de vacatures in onze hoofdstad vraagt zowel kennis van het Nederlands als het Frans”.
De heer Bex heeft het woord.
Dank aan de collega’s om deze bijzonder belangrijke vraag te stellen, maar ook aan de minister. Men kan zeker niet zeggen dat Vlaanderen hier weinig of niets aan doet. Dat wil ik erkennen. Toch moet het onze ambitie blijven om ook in Brussel ieder kind dat in het Nederlands naar school wil gaan een stoel aan te bieden. Daar moeten we het allemaal over eens zijn. We zien dat er inspanningen gebeuren, maar die zijn vandaag nog altijd onvoldoende.
Ik wil een kleine kanttekening maken bij de hoeraberichten over wat Vlaanderen allemaal doet. We mogen toch niet uit het oog verliezen, collega’s, dat een school bouwen in Brussel gevoelig duurder is dan op andere plaatsen in Vlaanderen. Tweede element is dat we weliswaar de laatste jaren een zeer sterke inhaalbeweging maken, maar dat de Brusselnorm tot doel heeft om tot 30 procent van de Brusselse jongeren onderwijs aan te bieden. Daar zitten we met 20 procent nog altijd heel ver vanaf. Het blijft dus belangrijk, minister, om die inspanningen verder te zetten. Ik begrijp uit uw antwoord dat u dat alleszins van plan bent.
Ik heb nog twee bedenkingen. U hebt gesproken over de proefprojecten. We vinden het een goede zaak dat die netoverschrijdend kunnen zijn. We merken bij schooldirecteurs dat ze daar echt aan werken en dat ze er een succes van willen maken. Een vraag die daarbij blijft spelen is of we dat met een gesloten enveloppe wel kunnen. Kunnen we dat zonder dat daar extra middelen bij komen? Wanneer het zou betekenen dat er met extra middelen volgend schooljaar extra plaatsen zijn, kan het misschien een optie zijn om dat in uw overleg met minister Gatz nog te bespreken.
Het tweede puntje dat ik wou aanhalen is het volgende. U zei dat uit de verklaringen van de VGC waarover u beschikt, zou blijken dat alle kinderen die zich hebben aangemeld dit jaar een plaats zouden krijgen in het Nederlandstalige onderwijs. Ik heb het verslag van de VGC-commissie van vrijdag 13 juni 2022 erop nagelezen. Daarin heeft minister Gatz alleszins dat engagement niet in de mond genomen. Zijn dat nieuwe gegevens? Wisten we dat toen nog niet? Misschien kunt u dat nog even verduidelijken, want het zou erg belangrijk nieuws zijn voor de ouders als zou blijken dat ze allemaal terechtkunnen in het Nederlandstalige onderwijs.
Minister Weyts heeft het woord.
Wat het laatste betreft, dat heb ik niet gezegd. Ik heb wel gezegd dat men ervan uitgaat dat men voor alle kinderen een oplossing vindt, of beter: voor quasi alle kinderen een oplossing vindt. In sommige gevallen zal dat het Franstalige onderwijs zijn. Maar ook daar zijn veel aanvragen van zijinstroom, van diegenen die willen veranderen. Het is wel een complexer verhaal.
Wat de duizend betreft: dat is het groeiritme dat we voor ogen hebben. Ik kan zeggen dat we, op grond van de middelen die we opnieuw hebben uitgetrokken, dat groeiritme gaan kunnen handhaven. En dat is wel voor secundair en basisonderwijs samen. Ook op dat vlak is Brussel ietwat verschillend. Op grond van de capaciteitsmonitor richten wij ook in de rest van Vlaanderen, behalve in de Vlaamse Rand en in de steden, de focus vooral op extra capaciteit voor het secundair onderwijs. Maar in de Vlaamse Rand en Brussel en ook in enkele andere steden, is er een aangroei in het basisonderwijs en dus nood aan capaciteit.
Als u me vraagt: waar, wanneer, welke extra capaciteit …: de timing en de bouwkalenders zijn allemaal verschillend. Het verloopt ook samen met de VGC. Omdat men ook van die kant inspanningen doet, vind ik het ook maar loyaal om dat desgevallend samen te communiceren.
Ik wil nog eens meegeven dat pilootprojecten uitgaan van budgetneutraliteit. De discussie in het onderwijsoverleg was altijd ‘die maatregel gaat werken, dat moet je niet doen, je krijgt het tegenovergestelde effect …’ Vandaar dat ik heb besloten om het in pilootprojecten in de praktijk te brengen. Als men met dezelfde maatregelen een beter resultaat kan neerleggen, laat het ons dan proberen en kijken of het in de praktijk werkt.
Mevrouw Tavernier, de cijfers veranderen van dag tot dag, en gelukkig maar. Nu zitten we helemaal in de periode dat de puzzel wordt gelegd en dat er verschuivingen plaatsvinden. Elk cijfer zou de facto mogelijk daags nadien al zonder voorwerp zijn. Dat kan ik dus niet geven.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, wij geloven in een Vlaamse Gemeenschap in Brussel die zijn deuren wagenwijd openzet voor elke Brusselaar die het Nederlands een warm hart toedraagt. We doen dat omdat we denken dat dat het Nederlands in onze hoofdstad en de kansen van heel veel Brusselse kinderen alleen maar ten goede zal komen. Het moet, wat ons betreft, de ambitie blijven van de Vlaamse Regering om elke ouder die zijn kind naar het Nederlandstalige onderwijs wil sturen, ook een plaats te kunnen aanbieden. In ieder geval moet het evolueren naar die 30 procent van de Brusselse kinderen, zoals vastgelegd in de Brusselnorm.
We stellen vast dat vandaag nog heel veel ouders, ook nadat de puzzel volledig is gelegd, teleurgesteld zijn omdat ze geen plaats hebben gevonden in een Nederlandstalige school. Dat zou echt niet mogen. Ik wil nogmaals in de verf zetten dat we appreciëren dat er duidelijk extra inspanningen gebeuren in Brussel, in samenwerking met de VGC. Dat is een goed voorbeeld van constructieve samenwerking.
Ik wil natuurlijk een oproep doen om te blijven investeren, dat gaat ook gebeuren, maar ook om daarbij het lerarentekort niet uit het oog te verliezen. We moeten verder geraken dan alleen maar proefprojecten, want je kunt natuurlijk niet van scholen verwachten dat zij een probleem gaan oplossen dat eigenlijk veel breder is.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor de bijkomende toelichting. Het is duidelijk dat Vlaanderen meer dan haar duit in het zakje doet. Vlaanderen draagt Brussel een warm hart toe. Wie dat tegenspreekt, ontkent het licht van de zon.
Maar, natuurlijk is de Vlaamse Regering niet de enige verantwoordelijke voor het Brusselse onderwijs. We hebben verschillende partners. Ik heb het dan ook over de Franse Gemeenschap en over de gemeenten. Dat is hier vandaag nog niet gezegd. De Franse Gemeenschap kan zeker nog bijkomende inspanningen doen, zowel op vlak van kwaliteit als op vlak van kwantiteit. Er zijn ook nog altijd gemeenten waar er geen Nederlandstalige scholen zijn. Er zijn ook gemeenten die Nederlandstalige scholen sluiten.
Het is belangrijk dat we allemaal aan hetzelfde zeel trekken, in het belang van onze kindjes.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.