Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme
Verslag
De heer Slagmulder heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, uit een onderzoek van de krant De Tijd samen met andere buitenlandse media blijkt dat Vlaamse universiteiten en wetenschappers de voorbije jaren hebben meegewerkt aan meer dan zesduizend studies van Chinese wetenschappers die komen van risicovolle Chinese universiteiten die werken voor het Chinese Volksbevrijdingsleger of voor de Chinese inlichtingendienst. Ze zouden betrokken zijn bij spionage of bij Chinese kernwapenprogramma’s.
De Vlaamse universiteiten die samenwerkten met de zogenaamde ‘Seven Sons of National Defence’, de zeven Chinese universiteiten waarmee China westers onderzoek afleidt naar zijn eigen militaire technologie, hadden allemaal contact met de Staatsveiligheid over de risicovolle samenwerkingen. Die laatste zou de kwestie in maart vorig jaar hebben besproken met alle rectoren in de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) en waarschuwt al langer voor de braindrain die China actief organiseert.
Minister-president, wat is uw reactie op dat onderzoek?
Welke acties plant u te ondernemen om te verhinderen dat er nog strategische kennis vanuit Vlaanderen doorstroomt naar het Chinese leger of de Chinese inlichtingendienst?
Hoe staat u ten aanzien van een verbod voor universiteiten om nog samen te werken met de ‘Seven Sons of National Defence’?
Zult u hieromtrent nog overleg plegen met uw collega’s, de minister van Onderwijs en de minister van Innovatie?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mijnheer Slagmulder, dit is een belangrijke vraag en ik zal er dan ook uitgebreid op antwoorden.
Wat is mijn reactie op het onderzoek? Eerst wil ik toch een kleine nuance aanbrengen. U spreekt van ondersteuning van het Chinese leger door Vlaamse wetenschappers en universiteiten. Hierbij wil ik opmerken dat ‘ondersteuning’ enerzijds en ‘onderzoekssamenwerkingen waarbij naïviteit een onbedoelde kennisoverdracht impliceert’ anderzijds twee verschillende concepten zijn.
Ten tweede onderlijn ik dat internationale samenwerking voor onze universiteiten onontbeerlijk is om het wetenschappelijke en economische potentieel van Vlaanderen te ontplooien en benutten. Een hoge mate van openheid is zelfs nodig om tot innovatie te komen. Hoewel de Vlaamse Regering dus sterk streeft naar een internationale, bloeiende onderzoeksomgeving in Vlaanderen, mogen we – dat is dan het tegengewicht – natuurlijk niet lichtzinnig zijn. We weten uiteraard dat er staten zijn die onrechtmatig kritische kennis uit Vlaanderen en uit de Europese Unie willen verwerven om die kennis vervolgens te misbruiken voor militaire doeleinden. Dat is het spanningsveld: openheid voor internationale uitwisselingen en om internationale kennis te vergaren, en aan de andere kant aandachtig zijn voor de gevaren die daarin schuilen.
In haar jaarverslag 2019 waarschuwde de Staatsveiligheid er al voor dat studenten van militaire onderzoeksinstellingen, zoals de Chinese National University of Defense Technology, naar verschillende westerse landen, waaronder ons land, worden uitgestuurd om kennis te verwerven die essentieel is voor bepaalde militaire ontwikkelingen. Aan onze universiteiten waren de voorbije jaren verschillende van deze militaire studenten actief.
Om op een efficiënte manier met dit soort problemen te kunnen omgaan, heeft deze Vlaamse Regering beslist om een Verbindingsofficier Politie aan te stellen. Hij moet onder meer de uitwisseling van informatie tussen de Vlaamse Regering en haar diensten aan de ene kant en de geïntegreerde politie en de federale inlichtingen- en veiligheidsdiensten aan de andere kant optimaliseren. Zoals u wel zult weten, is deze verbindingsofficier begin vorig jaar in dienst getreden en opereert hij vanop het kabinet van de Vlaamse minister die bevoegd is voor de justitie, minister Zuhal Demir.
Uw tweede en vierde vraag zal ik samen beantwoorden. U vraagt welke acties ik plan en of ik overleg zal plegen met de collega-ministers. Uw vraag naar de ongewenste overdracht van strategische kennis roept twee bijkomende bedenkingen op. Ten eerste is strategische kennis een vaag en ruim begrip. Het is alleszins veel ruimer en niet noodzakelijk samenvallend met de kennis gecontroleerd via de regelgeving binnen de bevoegdheid van de dienst Controle Strategische Goederen.
Ten tweede is het zo dat, zelfs wanneer het gaat over gecontroleerde technologie, enkel de verzending of terbeschikkingstelling ervan aan entiteiten in China vergunningsplichtig is. Zo is de kennisoverdracht van een universiteit in Vlaanderen op een Chinese onderzoeker in Vlaanderen uiteraard niet onderhevig aan de exportcontroleregelgeving. Dat geldt evenmin voor de fysieke verplaatsing van die Chinese onderzoeker naar China met de opgedane immateriële kennis. Ook een Vlaamse onderzoeker die naar China gaat zonder technologie op dragers mee te nemen en daar vervolgens zijn kennis deelt, valt niet onder controle. ‘Dual use’-exportcontrole en de richtlijnen hierover van de Vlaamse Interuniversitaire Raad zijn dus een beperkt deel van het verhaal. Daarnaast is er een hele resem aan hypermoderne niet-gecontroleerde technologieën en een heel spectrum aan vormen van kennisoverdracht die een andere vorm van bewustmaking en mogelijke acties vereisen.
Om deze lacunes in te vullen, wordt er inderdaad actie ondernomen. Op uitnodiging van toenmalig bevoegd minister voor Onderzoek en Innovatie, minister Crevits, werd in februari 2021, in de schoot van het Europaplatform en gefaciliteerd door het Departement Economie, Wetenschap en Innovatie, een werkgroep Kennisveiligheid opgericht. Binnen deze werkgroep werd met belanghebbenden, zoals universiteiten, hogescholen, strategische onderzoekscentra en bedrijven, dieper ingegaan op de problematiek. Ook vertegenwoordigers van het Departement Onderwijs en Vorming, van het Departement Kanselarij en Buitenlandse Zaken – bij mij dus – en ook van Flanders Investment & Trade (FIT) – ook bij mij – namen deel aan verschillende overlegmomenten. Diverse concrete acties zijn in voorbereiding en worden geanalyseerd. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de oprichting van een Vlaams loket Kennisveiligheid, het gebruik van de ASPI-tracker (Australian Strategic Policy Institute) , overleg met de Veiligheid van de Staat en screening van onderzoekers, zoals ook vermeld in de artikels uit De Tijd, waaraan u refereert.
Dergelijke acties staan evenwel niet op zich, maar dienen te worden geïntegreerd in een breder kader rond kennisveiligheid waarbij niet alleen China in het vizier komt. Het verantwoord omgaan met onderzoek vereist een actief engagement van meerdere actoren: van de onderzoeksinstellingen en van de financierende instanties. Maar ook de onderzoekers zélf spelen daarin een centrale rol en dienen te worden geresponsabiliseerd. Het artikel uit De Tijd dat u aanhaalde, toont aan dat er nog werk aan de winkel is. Dat geef ik grif toe.
Ook vandaag worden er al initiatieven genomen. De algemene exportcontroleregels op dual use-producten en kennis gelden uiteraard ook voor de onderzoeksinstellingen en individuele onderzoekers. Op dat vlak doet de dienst Controle Strategische Goederen actief aan outreach. Vlaanderen was op Europees niveau een van de voortrekkers om onderzoeksinstellingen te sensibiliseren. Hierbij besteden mijn diensten ook speciale aandacht aan onderzoek omtrent zogenaamde ‘emerging technologies’: nieuwe technologieën die dual use-gerelateerd zijn, zoals innovaties op het vlak van artificiële intelligentie, quantumtechnologieën en 3D-printing.
De dienst Controle Strategische Goederen stelde een gids voor kennisinstellingen op over de controle op de handel in dual use-items. De informatie en richtlijnen in deze gids zijn ondertussen mee opgenomen en verder uitgewerkt in de op 15 september 2021 gepubliceerde Europese richtsnoeren.
Daarnaast staat de dienst Controle Strategische Goederen reeds geruime tijd in contact met de (VLIR) over een brochure gecreëerd door de Vlaamse universiteiten, in samenwerking met onderzoeksinstellingen zoals imec. Doel hiervan is het sensibiliseren van individuele onderzoekers. Hoewel de brochure, die momenteel een update ondergaat, in eerste instantie focust op exportcontrole, wordt ook hier aandacht besteed aan andere relevante domeinen, zoals het risico op misbruik van onderzoek en andere gevoeligheden omtrent internationale samenwerking en bezoekende onderzoekers.
Indien u hieromtrent verdere toelichting wenst, kunt u het best mijn collega-ministers Weyts en Brouns bevragen. Zelf zal ik hen alvast vragen om dit verder na te gaan en op te volgen, in samenwerking met de verbindingsofficier van de politie.
De risico’s zijn duidelijk: het gevaar op afwending van de kennis voor militaire of andere overheidstoepassingen is reëel, ofwel via uitvoer van dual use-technologie, ofwel via kennisoverdracht door internationale samenwerking en uitwisseling en alle daaraan verbonden ethische risico’s. Er is risico op het verlies van intellectuele eigendom en verlies van ons economisch en wetenschappelijk potentieel. Ik stel vast dat de Vlaamse rectoren zich voornemen om kritischer te zijn in hun contacten met China. Deze aanpak is ten zeerste wenselijk en kan ik alleen maar toejuichen.
Bij de Seven Sons-instellingen is het duidelijk dat elke samenwerking met extra aandacht geanalyseerd moet worden. Een richtlijn voor universiteiten om niet meer samen te werken met deze ‘Seven Sons of National Defence’ kan deel uitmaken van het algemeen beleidskader rond kennisveiligheid. Op vraag van voormalig minister voor Onderzoek en Innovatie Crevits wordt het verbod waarnaar u vraagt overigens al toegepast door het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek (FWO).
Maar deze zeven universiteiten zijn uiteraard niet de enige onderzoeksinstellingen met verregaande militaire banden of laboratoria en onderzoeksprojecten gericht op militaire toepassingen of cybersurveillance. Vaak betreft het grote academische instellingen die actief zijn in het gehele academische onderzoeksspectrum. Zeker niet elk onderzoek en elke samenwerking impliceert automatisch een risico op een militaire toepassing. Mordicus niet meer met Chinese wetenschappers samenwerken, is alvast te radicaal, we mogen de positie van onze Vlaamse instellingen internationaal niet hypothekeren. Een grondige screening en het nemen van maatregelen ad hoc, proportioneel aan de gedetecteerde risico’s, lijken aangewezen. Binnen de VLIR keurden de Vlaamse universiteiten onlangs een gezamenlijke visietekst goed om problemen in verband met kennisveiligheid beter aan te pakken. Dat lijkt me alvast een goede stap.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Dank u, minister-president, voor uw zeer uitgebreide antwoord. Er worden inderdaad al stappen gezet. Dat is positief. Ik vind het ook positief dat de Vlaamse universiteiten ondertussen zelf ook al stappen hebben gezet om onze wetenschappelijke kennis beter te beschermen. Studenten en onderzoekers zullen beter worden gescreend, dat is alvast een stap in de goede richting. We moeten inderdaad zeer waakzaam zijn en rekening houden met nog andere kapers op de kust, het is niet alleen China. Die mogen ook niet over het hoofd gezien worden.
Er werd een visietekst opgesteld. U verwees ernaar. Maar dat biedt natuurlijk geen harde garanties. In Europa heeft men de mond vol van strategische autonomie, maar onze kennis moet natuurlijk beter worden beschermd. Er moet dus zeker actie worden ondernomen om ervoor te zorgen dat er geen strategische informatie meer naar de Chinese overheid lekt.
Vanuit de universiteiten luidt het dat de kennisveiligheid een gezamenlijke opdracht is van de universiteiten en de overheid. Zij vragen dat de federale en de Vlaamse overheid de krachten bundelen om een nationaal kennisveiligheidsloket, zoals dat in Nederland al bestaat, op te richten. Kunt u zeggen wie daarvan het frontoffice voor zijn rekening zou nemen? Zodra het er is, valt het dan onder de federale of de Vlaamse overheid? Belangrijk is alleszins dat er heel snel en gericht kan worden geschakeld met alle overheidsdiensten. Hoe ziet u dat praktisch? Wie moet daar de leiding nemen?
Nog een slotvraag. De Vlaamse universiteiten vragen dat de Vlaamse overheid structurele cofinanciering voorziet voor de opvang van bedreigde wetenschappers via Scholars at Risk. Hoe staat u daar tegenover?
De heer Tommelein heeft het woord.
Minister-president, onze noorderburen kampen met dezelfde problemen. Eind januari lanceerde de Nederlandse minister van Onderwijs Robbert Dijkgraaf samen met de universiteiten het loket Kennisveiligheid en de nationale leidraad Kennisveiligheid. Die instrumenten moeten de kennisinstellingen helpen bij het in kaart brengen en het aanpassen van kennisintensieve samenwerking met landen zoals China, Iran en Rusland want Nederland wil een volledig beeld van die samenwerkingen krijgen. Vandaag worstelt China nog met een belangrijke militaire technologische achterstand tegenover de westerse alliantie. We moeten vermijden dat die achterstand ingelopen zou worden met behulp van Europese kennis en technologie. Daarom pleit het The Hague Centre for Strategic Studies ook voor een meldingsplicht en een strategische definitie van risicogebieden.
Minister-president, aangezien we toch met dezelfde uitdagingen worden geconfronteerd en ik gisteren heb gezien dat er nog een aantal zaken zijn waar we met hetzelfde worden geconfronteerd, zoals het stikstofakkoord, is het misschien opportuun om in dit kader ook met onze buurlanden samen te werken, zeker met Nederland waarmee we een intensieve samenwerking op een aantal vlakken hebben. De vraag is of de Vlaamse Regering daarover niet in overleg kan gaan met de Nederlandse collega’s of zelfs met andere buurlanden zodat er kan worden nagegaan of we de initiatieven niet op elkaar kunnen afstemmen.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Het is duidelijk dat ook andere universiteiten binnen de Europese Unie met dat probleem te maken hebben en ook samenwerken met Chinese universiteiten. Het zou in onze ogen eerder nuttig zijn om dat op Europees niveau gezamenlijk aan te pakken en stappen te zetten om die strategische kennis en technologieoverdracht te vermijden. Het is goed dat onze universiteiten en hogescholen zich op dat vlak ook al engageren door de visietekst met dertien engagementen van de VLIR. Ze zeggen dat ze zichzelf daarin zullen evalueren, maar dan zijn ze tegelijk rechter en partij. Is het niet nodig om die evaluatie aan een derde partner toe te vertrouwen? Welke instantie zou dat kunnen zijn?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mijnheer Slagmulder, wat betreft de vraag of de frontoffice federaal of regionaal moet zijn, hebben we op het vorige Overlegcomité het samenwerkingsakkoord op ministerieel niveau goedgekeurd voor een intrafederaal orgaan. Dat is ook correct. Het federaal niveau staat niet boven het Vlaamse en ook niet omgekeerd. Dat is een intrafederaal gegeven. We zullen dat hier ook doen.
Wat Scholars at Risk betreft weet ik niet of we daarmee vanuit het onderwijs een cofinanciering mee hebben. Ik moet dat nakijken.
Mijnheer Tommelein, we zullen gretig gebruikmaken van elke gelegenheid om samen te werken en informatie uit te wisselen met Nederland. Het lijkt me ook goed om dat te doen wat betreft dit thema.
Mevrouw Brouwers, ik denk dat de universiteiten niet staan te springen om hun strategische belangen uit handen te geven. Ze zijn zelf goed geplaatst om die evaluaties te maken. Zoals u weet, volgen we alle onderzoeksopdrachten aan de universiteiten ook op. Het is goed dat er daarnaar wordt gekeken, maar we hebben geen tegenstrijdige belangen met de universiteiten. Ik kan me niet voorstellen dat universiteiten zeggen dat ze zich geroepen voelen om hun onderzoeksinstellingen en -opdrachten te laten dienen om het militaire apparaat van China of van Rusland sterker te maken. Ik denk dat zelfevaluatie in eerste instantie een goede zaak is.
Ik weet dat we af en toe samenwerken met Scholars at Risk, maar dat is heel gericht. Ik weet niet of er een structurele samenwerking is. Dat antwoord moet ik u spijtig genoeg schuldig blijven. Ik stel voor dat u die vraag stelt aan collega-minister Weyts.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Ik dank u voor uw bijkomend antwoord, minister-president. Ik hoop alleszins dat u de nodige stappen zult blijven zetten om er mee voor te zorgen dat onze wetenschappelijke kennis in de toekomst niet meer in de verkeerde handen zal terechtkomen en uiteindelijk tegen ons kan worden gebruikt. Dat moet absoluut worden vermeden. Vlaanderen moet daar zeker goed op blijven toezien.
De vraag om uitleg is afgehandeld.