Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Ik kom even terug op een vraag die hier in het verleden in het kader van de gedachtewisseling is gesteld.
Tijdens de verschillende gedachtewisselingen met de bevoegde ministers en de Vlaamse administraties, werd gesteld dat alle piekbelasters als gevolg van het stikstofakkoord en volgens het plan-milieueffectrapport (plan-MER) dat nu in openbaar onderzoek ligt, gecontacteerd zouden worden.
In de documenten die ter inzage liggen, wordt gesproken over twee mestverwerkers die gerekend worden tot de piekbelasters en dus zouden moeten sluiten tegen 2025. Verder is er eveneens te lezen dat de emissie van mestverwerkingsinstallaties met de grootste impactscore met 30 procent verminderd moet worden, op basis van referentiejaar 2015. Hierdoor zouden 18 van de 118 mestverwerkers gevat zijn.
Ik heb, zoals ik aangaf, al een aantal keer gevraagd, minister, – ook bij de actuele vragen in de plenaire zitting en tijdens de gedachtewisseling in de commissie – om deze 20 mestverwerkers te informeren zoals ook de 41 rode landbouwbedrijven werden geïnformeerd. Het is belangrijk voor de interpretatie en de gevolgen. U hebt ook altijd gesteld dat het belangrijk is dat mensen goed worden geïnformeerd, maar ik moet vaststellen, minister, dat op het terrein het omgekeerde blijkt. Die 20 mestverwerkingsbedrijven zijn nog steeds niet op de hoogte gebracht.
17 juni 2022 is het einde van het openbaar onderzoek. Willen we effectief dat het openbaar onderzoek ten gronde en correct wordt gevoerd, dan is het belangrijk dat eenieder over alle gegevens kan beschikken om te kunnen reageren. We moeten vaststellen dat in de stukken de informatie over de wijze waarop het wordt berekend, beperkt is. Het is dus zeer belangrijk dat met deze twintig mestverwerkers, net zoals bij de anderen, bedrijfsspecifieke gegevens en dergelijke meer worden gedeeld. Daarom, minister, heb ik volgende vragen voor u.
Waarom werden deze twintig bedrijven nog niet op de hoogte gebracht dat hun bedrijf eventueel zou moeten stoppen of bijkomende inspanningen zou moeten leveren op basis van de criteria opgenomen in het plan-MER? Wanneer worden deze bedrijven wel geïnformeerd?
Op basis van welke precieze criteria, gebruikte berekeningsmodellen en bedrijfsspecifieke gegevens is de lijst van enerzijds twee en anderzijds achttien bedrijven opgemaakt? Wanneer wordt dit transparant meegedeeld aan de betreffende bedrijven zodat ook zij, net zoals de rode landbouwbedrijven, hun rechten ten volle kunnen vrijwaren of verdedigen? Het doel van het openbaar onderzoek is, zoals ik al aangaf, alle gegevens naar boven te laten komen. Als er eventueel knelpunten zouden zijn, kunnen die dan worden aangemeld.
Hoe is de opsplitsing te verantwoorden tussen enerzijds twee bedrijven die moeten stoppen, achttien bedrijven die bijkomende reductie-inspanningen moeten leveren en de andere bedrijven? We vinden dat niet duidelijk terug in de stukken van het openbaar onderzoek. Wat zijn de huidige impactscores van deze mestverwerkers en wat zal de verwachte impactscore zijn na het uitvoeren van de maatregelen? In welke mate draagt dit bij tot de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen?
Minister Demir heeft het woord.
In het kader van het plan-MER werden de twintig bedrijven met de grootste uitstoot geïdentificeerd, op basis van hun emissies in het PAS-referentiejaar 2015 (Programmatische Aanpak Stikstof). De twee piekbelasters maken deel uit van deze set. De emissies worden berekend met het Emissiemodel Ammoniak Vlaanderen (EMAV) op basis van volgende beschikbare gegevens die afkomstig zijn uit de Mestbankaangifte: ten eerste de aangevoerde hoeveelheid dierlijke mest plus het stikstofgehalte van die mest, en ten tweede de verwerkingstechniek. Belangrijk om te weten is dat de parameters in het openbaar onderzoek zitten en niet de bedrijven op zich. Dus zij kunnen dit aan de hand van de tool impactscore berekenen.
Het voordeel van deze aanpak is dat we de emissies van alle mestverwerkingsinstallaties op een systematische en gelijkaardige wijze kunnen ramen en berekenen. Bij complexe verwerkingsprocedures, zoals die in sommige installaties gebruikt worden, omvat EMAV niet alle processtappen in detail. Wegens die complexiteit heb ik gevraagd om alle installaties grondig te laten doorlichten op het vlak van gebruikte technieken. De nodige informatie is niet beschikbaar via de Mestbankaangifte en is ook niet steeds beschikbaar in de vergunning, noch in de integrale milieujaarverslagen. Ik stel daarbij trouwens vast dat lang niet alle mestverwerkers met een jaaremissie van meer dan 10 ton ammoniak een integraal milieujaarverslag hebben ingediend.
Vanuit deze aanpak – die momenteel afgerond wordt omdat we goed te werk willen gaan – ga ik de administratie vragen om de piekbelasters een gericht bezoek te brengen en te informeren over hun status.
In het kader van het plan-MER werden de twintig bedrijven met de grootste uitstoot geïdentificeerd op basis van hun emissies in het jaar 2015. De twee piekbelasters maken deel uit van deze set. De emissie van een individuele installatie werd berekend met EMAV op basis van de in 2015 aangevoerde en verwerkte hoeveelheden dierlijke mest en de gebruikte verwerkingstechniek. Alle gebruikte basisgegevens zijn afkomstig uit de Mestbankaangifte die elke installatie jaarlijks doet.
In tegenstelling tot bij de piekbelasters is het niet de bedoeling om te werken met een gesloten lijst van achttien bedrijven. Dit naar analogie met de veehouderijen, waarbij er in de toekomstige regelgeving evenmin gewerkt zal worden met een gesloten lijst van landbouwbedrijven met een impactscore groter dan 20 procent of 0,5 procent of 0,025 procent.
De gedifferentieerde aanpak in de mestverwerkingssector is consistent met de beleidslijn doorheen het ontwerp Programmatische Aanpak Stikstof, waarbij ten eerste over alle puntbronnen en sectoren heen een onderscheid gemaakt wordt tussen piekbelasters en bedrijven met een impactscore lager dan 50 procent. Zoals u weet, treffen we enkel piekbelasters aan bij veehouderijen en bij mestverwerkingsinstallaties. Ten tweede worden bijkomende emissiereducties boven op het luchtbeleidsplan doorgevoerd daar waar die het meeste effectief zijn op het vlak van impact en milieukwaliteit en waar er zowel technologische als andere mogelijkheden zijn om bijkomende emissiereducties te realiseren.
Wat betreft de mestverwerkers vertegenwoordigen de twintig grootste installaties zo’n 98 procent van de uitstoot. De emissies van de overige installaties vertegenwoordigen door hun verwerkingsprocedé en hun omvang zo’n 2 procent van de totale uitstoot door mestverwerking in Vlaanderen. Indien de emissie van een mestverwerker met 30 procent afneemt, neemt gemiddeld genomen de impactscore van die installatie ook met 30 procent af.
De emissiereducties bij de mestverwerkingsinstallaties dragen op gelijkaardige wijze bij tot de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen als bijvoorbeeld de emissiereducties bij veehouderijen. Het verdwijnen van een lokale, hoge piekbelasting draagt in de eerste plaats zeer sterk bij tot het verminderen van de stikstofdepositie op de natuurdoelen in de onmiddellijke omgeving van de piekbelasters. Daarnaast draagt dit ook structureel bij tot het verlagen van de concentratie- en depositieniveaus van ammoniak op grotere afstand van de piekbelasters.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Ik heb toch enkele bijkomende vragen en bezorgdheden.
Minister, u geeft opnieuw aan dat u opdracht hebt gegeven om de piekbelasters ook effectief te contacteren. Mag ik dan – opnieuw – vragen wanneer die zullen worden gecontacteerd? Vandaag is het immers 7 juni en het openbaar onderzoek is op 17 juni. Er zijn met andere woorden nog tien dagen voordat mensen inzage zullen krijgen in de effectieve criteria die worden gehanteerd om een bepaalde beleidskeuze te maken.
Ik stel die vraag uitdrukkelijk omdat ik ook moet vaststellen dat als mestverwerkers zelf contact proberen te leggen met eender welke instantie, die op de een of andere manier betrokken is in heel dit dossier, gewoon geen antwoord krijgen. Op de vraag ‘Zit mijn bedrijf erbij of niet? Ja of nee?’ wordt geen antwoord gegeven. Omgekeerd is zelfs het antwoord gegeven dat zij geen antwoord zullen krijgen, zolang het openbaar onderzoek nog loopt. Dat zou me toch wel ongelofelijk frapperen en ik zie u ook ogen trekken. Ik ga er dus van uit dat dat ook niet uw orders zijn en dat u omgekeerd ook voor transparantie wilt gaan, dat u met andere woorden heel duidelijk opdracht geeft aan uw administratie om die bedrijven wel degelijk te informeren en om ook een correct antwoord te geven aan hen die zelf contact opnemen.
Ik vind het hallucinant. We hebben hier al discussies gehad over brieven, telefoontjes en ‘wel of niet contacteren’, en hier wordt door de administraties gewoon letterlijk gezegd dat ze geen antwoord zullen geven. Ik kan daar niet bij, dat begrijp ik niet. Dat gaat tegen alle regelgeving in en er is volgens mij dus ook helemaal geen transparantie in het openbaar onderzoek.
Ik zie u ook heel duidelijk nee knikken, dus ik stel opnieuw de vraag, minister. Kunt u daar klaarheid in scheppen en heel duidelijk zeggen: deze bedrijven zullen effectief voor het einde van het openbaar onderzoek worden geïnformeerd?
Waarom hamer ik daar zo op, minister? U hebt een aantal algemene zaken meegegeven, op basis waarvan de impactscore is berekend. Het zijn immers de impactscores – wanneer ze te hoog zijn – die bepalen dat die bedrijven andere gevolgen zullen ondervinden. U geeft aan dat dat gebeurt op basis van het EMAV-model. Bij dezen zou ik u al willen vragen, minister: op basis van welk EMAV-model? Er zijn immers verschillende versies. Kunt u klaarheid brengen over het EMAV-model waarover het gaat?
Ten tweede zijn er ook een aantal bedrijfsspecifieke criteria. Ik begrijp dat u die hier niet allemaal kunt meedelen, maar daarom is het ook des te belangrijker dat die gegevens worden meegedeeld aan de specifieke bedrijven. Die staan ook helemaal niet in de documenten die in het openbaar onderzoek liggen. Er wordt dus aangegeven dat men wel bezwaar kan aantekenen, maar als die gegevens niet gekend zijn en ook niet in de documenten staan die in het openbaar onderzoek liggen, dan is het natuurlijk onmogelijk om een bezwaar in te dienen, mochten er problemen mee zijn. In die zin is het cruciaal dat die informatie toch ook wordt meegedeeld.
Er is nog een derde element, minister, waar ik even bij wil stilstaan. U hebt aangegeven dat er niet met een gesloten lijst wordt gewerkt. Misschien heb ik u niet helemaal correct begrepen, maar er staat in de stukken van het openbaar onderzoek – en ook uit het akkoord meen ik dat begrepen te hebben – dat er twee mestverwerkers zijn die zouden moeten sluiten en achttien die extra inspanningen zouden moeten doen, zijnde 30 procent reductie. Er staat ook heel duidelijk dat de definitie van ‘piekbelasters’ is dat de impactscore in 2015 rood zou zijn, rekening houdend met de reductie-inspanningen die nog na 2015 zijn gebeurd. Dan lijkt mij dat het wel duidelijk een afgebakende lijst en groep zijn.
Klopt mijn redenering of niet? Met andere woorden, zegt u nu dat er mogelijk meerdere bedrijven zouden moeten stoppen in de toekomst of dat er meerdere bedrijven zijn die 30 procent reductie zouden moeten doen? Wil dat met andere woorden zeggen dat er een andere definitie van piekbelasters wordt gebruikt voor mestverwerkers versus landbouwbedrijven? Kan ik daar ook klaarheid in krijgen?
Minister Demir heeft het woord.
Ik zal antwoorden op de laatste vraag. We hebben inderdaad ons akkoord, maar alles zal afhangen van het openbaar onderzoek. Voor hetzelfde geld zegt het openbaar onderzoek dat het er nog meer moeten zijn. Daarom heb ik dit zo geantwoord.
U weet vast dat we EMAV 2.1 gebruiken. Dat staat ook duidelijk in de MER van het openbaar onderzoek.
De parameters zijn duidelijk. De mestverwerkers kunnen dat perfect zelf berekenen. Elk bedrijf kan op basis van de vergunning en de Mestbankaangifte die berekening doen. Maar diegene waarnaar u verwijst, heeft inderdaad naar de administraties gebeld. Het is iemand die in een zwaar gerechtelijk onderzoek zit. Die heeft mij in het verleden ook gemaild. Ik antwoord daar niet op. Daarover zal ik zeer duidelijk zijn. Ik vind het ook gevaarlijk om daar als minister op te antwoorden. In het verleden hebben zij mij ook heel wat mails gestuurd. Het gaat over dat bedrijf dat de administratie heeft bevraagd en informatie heeft opgevraagd.
De parameters zijn duidelijk. Het bedrijf zit in openbaar onderzoek. Er is geen lijst van bedrijven in openbaar onderzoek. Die info is overgemaakt aan het bedrijf waarnaar u verwijst, dat inderdaad aan het rondbellen is. Wij zijn zelfs niet verplicht om vanuit de administratie eender welk bezoek te doen. Dat moet niet. Maar zoals ik eerder heb gezegd, zal ik vragen om dat te doen. Maar dat neemt niet weg dat zij dat ook wel zelf kunnen berekenen, het gaat hier immers over professionele bedrijven. Dat is niet moeilijk. Alles is klaar, de parameters zijn duidelijk. Maar van het bedrijf waarnaar u verwijst, wil ik heel fel op afstand blijven, aangezien ze in een zwaar gerechtelijk onderzoek zitten.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Minister, ik betreur uw teneur in dezen. Ik heb van meerdere bedrijven die reactie gekregen. (Opmerkingen van minister Zuhal Demir)
Het spijt mij dat u blijkbaar een van die bedrijven wilt viseren en dat hier ook blijkbaar nog eens wilt tentoonstellen. Mijn gegevens gaan over meerdere mestverwerkers die contact hebben opgenomen met een administratie en geen antwoord krijgen. U hebt zelf aangegeven dat u het erg belangrijk vindt dat de bedrijven op een correcte manier worden geïnformeerd. Ik vind het dan ook gewoon heel bijzonder om te moeten vaststellen dat er voor de mestverwerkers blijkbaar een andere manier van werken wordt gehanteerd dan voor de landbouwbedrijven. Ik vind dat bijzonder. En ik meende tot daarnet van u te hebben begrepen dat u eigenlijk ook ambieerde om inderdaad die twintig mestverwerkers effectief in te lichten met alle gegevens. Maar op het einde van uw antwoord kreeg ik de indruk dat u dat niet van plan bent. En door nee te knikken bevestigt u nu dat u dat niet van plan bent. Oké. Ik kan daar niet achter staan. Ik betreur dat ten zeerste en vind het heel bijzonder om in een openbaar onderzoek te moeten vaststellen dat bedrijven of mensen niet over alle nodige informatie kunnen beschikken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.