Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
Het antwoord wordt gegeven door minister Peeters.
De heer De Roo heeft het woord.
Voorzitter, ik had de vraag gericht aan minister Demir en aan minister Peeters, want ik had op 24 februari van dit jaar een schriftelijke vraag gesteld aan minister Demir over de koolstofemissie van de havens en het gebruik van walstroom. Ik informeerde daarbij naar de concrete stappen die zij samen met u, minister, zou zetten om oplossingen te vinden voor het gebruik van walstroom in de zeevaart en naar de concrete oplossingen voor het gebruik van walstroom voor de zeevaart.
Minister Demir heeft geantwoord: “In 2021 werd de ‘projectgroep walstroom voor zeeschepen’ opgericht, anticiperend op de goedkeuring van de individuele havenovereenkomsten. Deze projectgroep kent een brede samenstelling (Omgeving, MOW, VMM, VLAIO, VEKA, zeehavens, DVW …) onder voorzitterschap van MOW. Doelstelling is kennisdeling en bijdragen aan de realisatie van concrete walstroomprojecten voor zeeschepen in Vlaamse havens. In samenspraak met de stakeholders van de projectgroep ‘walstroom voor zeeschepen’ zal onderzocht worden op welke manier Vlaamse middelen ingezet kunnen worden om de bouw van walstroominstallaties in de Vlaamse havens te stimuleren. Op termijn kan de opmaak van een meerjarenplan voor de uitbouw van walstroom voor zeeschepen een mogelijk actiepunt vormen voor de projectgroep ‘walstroom voor zeeschepen’. Het gebruik van walstroom voor zeevaart maakt deel uit van het Europese Fit For 55-pakket. Hierbij worden verplichtingen opgelegd voor het voorzien van walstroom voor zeeschepen in de havens (AFIR), daarnaast worden verplichtingen opgelegd aan zeeschepen om de aansluiting op walstroom mogelijk te maken (FuelEU Maritime). Naar alle verwachtingen zal deze Europese ontwerpregelgeving in de loop van 2022-2023 van kracht worden.”
Minister, Nederland beschikt intussen over een fonds voor walstroom. Op Prinsjesdag 2021 kondigde de Nederlandse regering aan dat 150 miljoen euro zou worden vrijgemaakt voor de aanleg van walstroomfaciliteiten voor de scheepvaart. Met het oog op de noodzaak ook CO2-uitstoot in de scheepvaart en de zeescheepvaart terug te dringen en de stedelijke luchtkwaliteit te verbeteren, beoogt het kabinet om walstroomvoorzieningen voor gemeerde schepen te helpen faciliteren. Dat voorkomt immers het gebruik van fossiel aangedreven generatoren op stilliggende schepen.
Ik heb een aantal vragen voor u, minister. Hebt u reeds overleg gehad met uw Nederlandse collega over de maatregelen die in Nederland worden genomen voor de aanleg van walstroomfaciliteiten voor de scheepvaart en het budget dat daarvoor voorzien is? Wanneer heeft dat plaatsgevonden? Wat waren de resultaten van dit overleg? Als er nog geen overleg is geweest, plant u hierover een overleg te organiseren met uw Nederlandse collega? Wat is volgens u de rol van Vlaanderen in de financiering van walstroomprojecten in de Vlaamse havens? Voorziet u daar budget voor? En welke concrete stappen zult u tot slot zetten om de aanleg van walstroomfaciliteiten voor de scheepvaart in de Vlaamse havens te bevorderen?
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel voor uw vragen, mijnheer De Roo. Het is niet de eerste keer dat walstroom hier aan bod komt. Ik denk dus dat ik vrij kort kan zijn. Er zijn natuurlijk twee randvoorwaarden voor walstroom voor zeeschepen. Enerzijds moet er walstroominfrastructuur aan wal voorzien worden in de havens, samen met de versteviging van het elektriciteitsnetwerk. En daarnaast moeten uiteraard ook schepen uitgerust worden om een connectie te kunnen maken met de walstroominstallaties.
We kijken inderdaad ook naar hoe dat gebeurt in andere landen. U haalt zelf het voorbeeld van de haven van Rotterdam in Nederland aan. De stad Rotterdam en het havenbedrijf Rotterdam hebben aangekondigd dat ze samen die walstroom voor zeeschepen willen uitrollen.
U vraagt mij of ik al contact heb gehad met mijn Nederlandse collega over de maatregelen die Nederland daaromtrent wil gaan nemen en hoe dat overleg loopt. Ik heb wel al contact gehad met mijn Nederlandse collega, maar niet specifiek over het walstroomdossier. Op ambtelijk niveau is er wel al overleg daaromtrent geweest. Dat overleg had vooral betrekking op kennisuitwisseling, want met de binnenvaart zijn we daar al een stap verder in, maar qua zeeschepen moet dat nog volop in ontwikkeling komen.
Wat u tweede vraag betreft, is er op dit ogenblik niet zoiets als een meerjarenplan voor de uitbouw van walstroom voor zeeschepen in onze Vlaamse havens. Ik denk dat we dat moeten doen met alle mogelijke stakeholders, uiteraard ook met het Havenbedrijf en al wie een concessie heeft. Dit is een en- enverhaal. De projectoproepen van het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO) die u zelf in uw vraag hebt genoemd, zullen sowieso steunmogelijkheden bieden maar daarnaast bekijken we onder leiding van Mobiliteit en Openbare Werken (MOW) samen met alle mogelijke partners hoe we daar vooruitgang kunnen boeken en hoe we daar toekomstgericht op kunnen inzetten.
Door die projectoproep willen we alle mogelijke partners en stakeholders aan tafel zetten om te bekijken hoe we in eerste instantie alle mogelijke kennis kunnen vergaren en delen met elkaar, ook met omliggende landen, en hoe we een plan van aanpak voor de toekomst kunnen uitrollen.
De heer de Roo heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik denk dat we zeker nog heel wat inspiratie kunnen halen bij de aanpak die momenteel in Nederland loopt. Vanuit alle havens is men daar bezig met de voorbereiding van concrete dossiers die dan kunnen worden ingediend bij dat fonds. Ze kijken er effectief al verder vooruit en ze zijn bezig met de realisatie, met het businessplan, met concrete projecten die ze dan willen indienen in dat fonds. Ik denk dat dat een groot verschil is met onze havens die het inderdaad misschien ergens zien aankomen maar die nog geen duidelijkheid hebben over de manier waarop die projecten kunnen worden gefund, hoe dringend dat is en op welke manier ze dat kunnen aanpakken. Ik denk dat er dringend werk aan de winkel is om dat perspectief te geven.
In Nederland hebben de havens er bijvoorbeeld ook voor gekozen om er geen concurrentiestrijd van te maken maar om samen te werken. Zij voeren geen concurrentiestrijd om dat fonds maar werven wel gemeenschappelijk een projectcoördinator aan die over alle havens heen begeleidt en op zoek gaat naar meerwaarde en naar projecten die effectief het verschil kunnen maken.
Minister, ik ben er zelf niet van overtuigd of het een kerntaak is van Vlaanderen om effectief een volledig fonds te financieren, ik denk dat daar zeker een belangrijke bijdrage moet worden gevraagd van de havens, de terminals of de concessiehouders. Maar dat er zicht is op een funding is natuurlijk wel van groot belang om die projecten effectief snel te laten realiseren zodra de Europese regelgeving van kracht wordt. Vandaar mijn vraag hoe u, naast de samenwerking die er al is in de projectgroep, kijkt naar een samenwerking van de havens rond die concrete projecten.
De heer Verheyden heeft het woord.
Minister, ik heb dit onderwerp inderdaad ook al een aantal keren aangekaart in de commissie. Ik wil nog een aantal cijfers aanbrengen. Concreet zou de Antwerpse haven de totale uitstoot op termijn met een derde kunnen laten dalen door het gebruik van walstroom. Dat komt overeen met de uitstoot van een middelgrote stad in Vlaanderen. Bovendien is walstroom bijna geluidloos terwijl een scheepsmotorcel 90 à 100 decibel produceert.
In uw antwoord op mijn schriftelijke vraag 200 van vorig jaar zegt u dat de plannen om het Deurganckdok in 2019 al te voorzien van walstroom, niet werden uitgevoerd als gevolg van meerdere knelpunten zoals de complexe technische situatie, multistakeholderbetrokkenheid en een overall negatieve businesscase. Hoever staat men intussen met de uitrol van walstroom in dat bewuste dok? Ligt dat stil of is men er effectief mee begonnen?
Bovendien heeft de Antwerpse haven met een aantal havens in de omgeving een overeenkomst gesloten die de ambitie vooropstelt dat in walstroom zal worden voorzien op de terminals waar tegen 2018 de ‘ultra large containers vessels’ zullen worden ontvangen. Dat zou dan de vier grootste terminals omvatten.
Vanuit Europa is intussen een voorstel neergelegd voor verplichte uitbouw op bepaalde terminals tegen 2030. Zitten onze zeehavens op dat vlak op schema?
In samenspraak met de stakeholders van die projectgroep walstroom voor zeeschepen zou inderdaad worden onderzocht op welke manier die Vlaamse middelen kunnen worden ingezet om de bouw van walstroominstallaties in onze havens te stimuleren. Kunt u daar al een eerste resultaat voorleggen?
Minister Peeters heeft het woord.
Collega's, ik dank jullie voor de bijkomende vragen. We hebben het in het verleden al gehad over de havenstrategie die we recentelijk hebben uitgerold. In navolging van die havenstrategie zullen ook de individuele havenovereenkomsten met de havenbedrijven worden gesloten. Samenwerking en het achterwege laten van concurrentie is een rode draad in die havenstrategie. Anticiperend op de goedkeuring van die individuele havenovereenkomsten hebben we in 2021 binnen het Departement MOW de projectgroep ‘Walstroom voor zeeschepen’ opgericht om samen met alle stakeholders, maar zeker ook met de havenbedrijven zelf, die heer en meester zijn over de infrastructuur, te bekijken hoe we daar de vlucht vooruit kunnen nemen.
Men verwijst naar Nederland. Nederland heeft inderdaad een planning om te landen tegen 2030. We moeten die gesprekken met Nederland zeker blijven voeren. Als we daarvan kunnen leren, nemen we dat zeker ter harte. Daarom bevestig ik opnieuw dat dat ambtelijk overleg er zeker is.
Ik kom tot de vraag over het Deurganckdok. Waarom zetten we daar niet meer in op die stikstofemissies? Dat aspect is mee opgenomen in het verhaal van het complex project Extra Containercapaciteit Antwerpen (ECA) en de milderende maatregelen. Het faciliteren inzake walstroom is een van die milderende maatregelen. Ook de schepen moeten daarmee worden gefaciliteerd. Want bij aanvang heb ik gezegd dat het niet alleen gaat over het voorzien van walstroom in de havens, maar dat men tegelijk de zeeschepen zelf mee moet hebben. Dat is een van de milderende maatregelen die werden opgenomen in het kader van ECA, om de stikstofemissies te verminderen.
We blijven dat alleszins opvolgen. De projectgroep 2021 is zeker nog niet aan het einde van zijn verhaal. Maar we weten dat er heel wat extra middelen mee gepaard gaan en dat vooral de onrendabele top mee moet worden gefinancierd. We zullen moeten bekijken wie daarin de leiding neemt. Zijn dat de havenbedrijven, samen met diegenen die de gronden in concessie hebben? Samen met de terminalhouders moet worden bekeken hoe we daar verder mee omgaan. Dat zal allemaal mee deel uitmaken van die projectgroep.
De heer De Roo heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw bijkomende antwoord. Het is duidelijk dat de scheepvaart voor een enorme uitdaging staat en dat het meer over een revolutie dan over een evolutie zal gaan. Als je ziet hoe de prijs voor CO2 verder evolueert en hoe de brede maatschappij kijkt naar luchtkwaliteit, dan weet je dat daar noodzakelijke investeringen nodig zullen zijn. Vlaanderen mag die boot natuurlijk niet missen. Ik roep u dan ook op om versneld werk te maken van een duidelijke taakverdeling, maar ook algemeen versneld werk te maken van walstroom in onze havens.
De vraag om uitleg is afgehandeld.