Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Sintobin heeft het woord.
Voorzitter, ik wil in de eerste plaats de collega’s bedanken om mijn vraag vooraan op de agenda te plaatsen.
Minister, mijn vraag is eigenlijk een opvolgingsvraag van eerdere vragen die ik in deze commissie stelde. Ik probeer in het kort de essentie van mijn vraag samen te vatten. Ergens in mei stelde de eurocommissaris voor Milieu dat de Europese Commissie in haar antwoord op een schriftelijke vraag had uitgelegd dat verwerkte mest, waaronder RENURE-producten (recovered nitrogen from manure), buiten verontreinigde gebieden zonder beperking als meststof konden worden gebruikt naargelang de behoeften van gewassen en ter vervanging van minerale meststoffen. RENURE kan dus momenteel voor een zeer groot deel van de landbouwgrond worden gebruikt, zo stelde de Eurocommissaris. Voor verontreinigde gebieden kunnen dergelijke gerecycleerde producten worden gebruikt binnen de grenswaarde van 170 kilogram stikstof per hectare voor nitraatgevoelige gebieden, in overeenstemming met de Nitraatrichtlijn. Geen enkele lidstaat heeft om een afwijking voor RENURE-producten verzocht. Tot daar het antwoord dat de eurocommissaris in mei gaf.
Minister, ik heb aan u een vraag gesteld. Ik zie dat dat reeds van 22 maart geleden is. U antwoordde toen: “(...) wij zijn momenteel volle bak het derogatiedossier aan het voorbereiden. We ronden dat zo snel mogelijk af. We hebben ook contacten met gelijkgezinde lidstaten waar we samen mee duwen. Dat zal een dezer ook klaar zijn.”
Ondertussen laten mensen ons weten dat het verkrijgen van vergunningen om tot een productie van RENURE-meststoffen te komen, gepaard gaat met de nodige investeringen om dit tot een goed einde te brengen en enkele maanden in beslag zal nemen. Zo gaven diverse landbouwers aan dat een wettelijk kader voor eind mei – ondertussen is het bijna juni – een feit zou moeten zijn om de bemestingsperiode van 2023 te kunnen halen.
Minister, daarom heb ik enkele vragen.
Gelet op de tijdsdruk voor onze landbouwers, is dat derogatiedossier reeds ingediend? Misschien ben ik niet op de hoogte van de jongste ontwikkelingen of heb ik me niet genoeg geïnformeerd, maar op internet heb ik daar eigenlijk niks van teruggevonden.
Als dat dossier toch is ingediend, wanneer wordt er een definitief antwoord verwacht van de Europese Commissie? Indien er nog geen derogatiedossier is ingediend, waarom is dat nog steeds niet in orde, en welke streefdatum stelt u voorop om alsnog een derogatiedossier in te dienen?
Minister Demir heeft het woord.
Collega, dank u wel. Ik kan daar heel kort over zijn. Zoals ik eerder zei, zijn we bezig met de voorbereiding. De derogatie is nog niet ingediend. U moet weten dat de Europese Commissie deze derogaties pas behandelt wanneer de mestactieprogramma’s van een lidstaat volledig in overeenstemming zijn met de Nitraatrichtlijn. Zoals u weet, is er in Vlaanderen helaas nog een heel grote spagaat wat dat betreft. Eerst zal dus Mestactieplan (MAP) 6+ moeten worden uitgerold, en tegen het einde van het jaar ook nog een nieuw mestactieplan. Ik zal daarover dus gesprekken aanknopen met de Europese Commissie vooraleer een RENURE-derogatie of eender welke andere derogatie kan worden aangevraagd bij de Europese Commissie. Bovendien dient deze derogatie ook te worden besproken in het Nitraatcomité, dat advies geeft over derogaties en driemaandelijks samenkomt. Een goedkeuring mag daarom niet voor dit jaar worden verwacht.
Maar ‘first things first’: eerst moet MAP 6+ worden uitgevoerd. We zijn ook volop bezig met het nieuwe mestactieplan, dat hopelijk vanaf eind dit jaar met de sector rond kan zijn, vooraleer we eender welke derogatieaanmelding doen bij Europa. De waterkwaliteit is immers helaas heel slecht. U weet dat ook. Wij leven van mestactieplan tot mestactieplan, en dat moet anders.
De heer Sintobin heeft het woord.
Minister, uw antwoord verrast mij wel een beetje en het ontgoochelt mij ook natuurlijk. Ik heb in mijn inleiding gezegd waarom daar een zekere tijdsdruk op zit. Ik begrijp wel dat een derogatie aanvragen een zekere procedure moet volgen, maar er zit natuurlijk wel tijdsdruk op wat betreft de bemesting en de beplanting voor het komende jaar en dergelijke. Ik hoor nu van u, in tegenstelling tot wat ik in mijn inleiding zei – in september vorig jaar liet u uitschijnen dat dat een dezer klaar zou zijn – dat het zeker niet voor het einde van het jaar zal gebeuren en dat er van alles en nog wat moet gebeuren, waaronder het MAP 6+. Dan vraag ik mij af of u dan niet inziet dat het problemen geeft voor onze landbouwers dat het derogatiedossier niet vroeger wordt ingediend.
U hebt ook gezegd in uw vorig antwoord dat u gelijkgezinden zou zoeken in verband met het derogatiedossier. Hoe staat het daarmee? Als ik u zo helemaal hoor, en u zegt ‘einde van het jaar’: we hebben al verschillende dossiers gehad waar een timing en data op werden gekleefd die nooit werden gehaald. Ik vrees er dus een beetje voor dat dit naar volgend jaar zal verschuiven, wat natuurlijk de nodige nadelen geeft voor onze landbouwers. Misschien kunt u daar nog wat verdere toelichting bij geven.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Collega's, ik wil terugkomen op de vraag over RENURE- meststoffen. Ik heb daar in januari een schriftelijke vraag over gesteld en in maart hebben we daar in deze commissie een gesprek over gehad, waarbij we moeten concluderen dat in Vlaanderen rond RENURE-meststoffen heel wat expertise en onderzoek is opgebouwd. We moeten vaststellen dat RENURE-meststoffen, met andere woorden bewerkte dierlijke mest, effectief als RENURE-meststoffen kunnen dienen en dat die zo bewerkt zijn dat ze eigenlijk de eigenschappen hebben van onder andere kunstmeststoffen. Eigenlijk is het de uitdaging om RENURE-meststoffen te kunnen laten erkennen als andere meststoffen. Dat is het debat dat momenteel op Europees niveau gaande is. De minister heeft aangegeven dat ze gelijkgezinden zoekt om effectief die RENURE-meststoffen breder te kunnen inzetten. Daar is de druk wel hoog, aangezien we vandaag moeten vaststellen dat op het moment dat de eerste vragen erover werden gesteld, we voor kunstmest met prijzen zaten van 250 euro per ton, terwijl we vandaag aan 1000 euro per ton zitten. Kunstmeststof is uiteindelijk een chemische meststof. Ik denk nog altijd dat, als we kringloopeconomie kunnen stimuleren en onze dierlijke mest dermate kunnen bewerken dat we dezelfde eigenschappen hebben als die kunstmest, dat dan onze voorkeur geniet. Minister, wat is de stand van zaken in de erkenning van RENURE-mest als andere meststof of als kunstmest?
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, de naïviteit van collega Sintobin verbaast me toch enigszins. De collega verzet zich traditioneel met hand en tand tegen alle maatregelen die in dit dossier relevant kunnen zijn als het over milieu gaat. Collega, ik denk bijvoorbeeld aan de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) en de daarmee gepaard gaande vermindering van de veestapel. Toch gaat u ervan uit dat Europa zomaar vrolijk met derogaties zal blijven zwaaien. Ik denk toch dat dit van een verregaande naïviteit getuigt. Nederland weet nu al dat Europa reserves formuleert ten opzichte van zijn derogatieaanvragen. Ik ga er dus van uit dat ook wat Vlaanderen betreft, men toch wel duidelijke signalen en duidelijke inspanningen zal willen zien alvorens men opnieuw naar een derogatie gaat. Je kunt niet alles tegelijk willen, collega. Ik denk dat je zult moeten kiezen. Ofwel gaan wij inderdaad milieumaatregelen nemen en dan opnieuw de derogatie aanvragen en dan hopelijk ook krijgen, want dat willen we allemaal voor onze landbouwers. Maar daar zullen toch inspanningen tegenover moeten staan, en die zullen groter moeten zijn dan vandaag.
Minister Demir heeft het woord.
Inderdaad, mijnheer Sintobin: tijdsdruk. Ik weet alles over tijdsdruk. Er is ook een gigantische tijdsdruk op MAP 6+, dat al een tijdje klaar is en waarvan ik hoop dat het heel snel kan worden uitgerold. Sta me toe, als ik mij op het Europese niveau begeef, om de vraag te stellen of we een derogatie moeten vragen zolang MAP 6+ niet is uitgerold. Er komt een nieuw MAP aan. De oefening waarvoor we staan, is gigantisch groot. We zijn al een paar keer door Europa op de vingers getikt. Maar los daarvan is er de waterkwaliteit. Ik denk dat u ook wel van onze beekjes en rivieren houdt. Er is een gigantische inhaalbeweging te doen. ‘First things first’. Dat betekent MAP 6+ zo snel mogelijk uitrollen.
De heer Sintobin heeft het woord.
Als de groene fractieleider van de N-VA mij naïviteit verwijt, laat ik dat graag aan mij voorbijgaan. Ik dacht, collega, dat ik toch wel een vervolgvraag mocht stellen. Ik wil nogmaals citeren wat de minister in september antwoordde in de commissie Leefmilieu: “(...) wij zijn momenteel volle bak het derogatiedossier aan het voorbereiden. We ronden dat zo snel mogelijk af. We hebben ook contacten met gelijkgezinde lidstaten waar we samen mee duwen. Dat zal een dezer ook klaar zijn.” Ik mag dan wel naïef zijn, maar dat staat toch wel volledig in contrast, collega Vandaele, met wat hier vandaag wordt gesteld.
Inderdaad, collega Rombouts heeft gelijk: het gaat niet alleen over derogatie, het gaat ook over RENURE. Ook hiertegenover stond de minister positief. Het is inderdaad een feit dat Vlaanderen klaar is voor dat RENURE-dossier en dat de reglementering daarrond en de erkenning zo snel mogelijk rond moeten zijn. Maar na het antwoord van de minister gehoord te hebben, vrees ik daar een beetje voor. Dat is spijtig, collega Vandaele, voor het belang van de landbouwers.
De vraag om uitleg is afgehandeld.