Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over de nieuwe cijfers over overgewicht en obesitas
Vraag om uitleg over de aanpak van obesitas
Verslag
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Minister, uit een nieuw rapport van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) dat obesitas in heel Europa bestudeerd heeft, blijkt dat een op de vier kinderen kampt met overgewicht en bij volwassenen piekt dat cijfer zelfs tot 60 procent.
Wat alarmerend is, zijn niet alleen de cijfers op zich, maar ook dat deze cijfers volgens de Wereldgezondheidsorganisatie blijven escaleren. Er is dan ook dringend nood aan actie, zowel op lokaal, regionaal als nationaal niveau.
Het Belgisch gemiddelde voor volwassenen met overgewicht ligt op 59,5 procent. Het gemiddelde voor de mannen ligt met 67,6 procent hoger ten opzichte van het Europese gemiddelde en dat van de vrouwen ligt met 51,4 procent daarentegen lager. Ook het gemiddelde van de kinderen ligt lager met 25,5 procent. Niettemin blijven het alarmerende cijfers.
Mensen met obesitas en in mindere mate overgewicht lopen een groter risico op hart- en vaatziekten, diabetes, luchtwegaandoeningen, maar ook op kanker. We hebben ook in de afgelopen periode gezien dat mensen met obesitas of overgewicht een groter risico lopen op een ziekenhuisopname en zelfs een overlijden bij coronabesmetting.
Uit het rapport blijkt ook dat de oorzaken van de stijgende cijfers van obesitas niet alleen bij een ongezond voedingspatroon en te weinig beweging liggen, zoals vele mensen denken. Het is veel complexer dan dat. Het rapport beschrijft dat “omgevingsfactoren uniek voor het leven in de sterk gedigitaliseerde samenlevingen van Europa ook de oorzaken zijn van zwaarlijvigheid”, net zoals de marketing van ongezonde voeding voor kinderen.
Ook de pandemie zou haar stempel hebben gedrukt op de stijgende obesitascijfers bij kinderen en adolescenten.
Het is dus meer dan vijf voor twaalf als we de doelstellingen van de WHO willen bereiken, met name tegen 2025 een halt toeroepen aan obesitas.
Minister, wat wordt er momenteel al ondernomen op het vlak van preventie om het probleem van obesitas aan te kaarten en wat kan er vanuit Vlaanderen nog meer worden ondernomen zoals gevraagd door de WHO?
Wat wordt er gedaan met de resultaten van medische onderzoeken op het vlak van eventueel overgewicht behalve het meedelen van de resultaten? Kunnen de ouders op dat vlak niet meer worden ondersteund en verder worden opgevolgd?
Zult u met uw collega's van Onderwijs, Jeugd en Binnenlands Bestuur in overleg gaan om ook binnen hun beleid in te zetten op deze problematiek?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, ik zal de hele context die collega De Rudder heeft geschetst niet nog een keer helemaal doorlopen. Het is goed dat we deze problematiek met meerdere collega’s aankaarten, want het is inderdaad een van de grote uitdagingen voor de toekomst.
De cijfers kunnen kort worden samengevat. De vrouwen scoren niet goed, de mannen nog slechter en bij kinderen is het ronduit zorgwekkend. Dat zijn ongeveer de resultaten van het jongste rapport van de WHO over overgewicht en obesitas in het kort. In België zeulen ruim de helft van de vrouwen en zelfs ruim twee derde van de mannen overgewicht mee. Bij kinderen wordt overgewicht vastgesteld bij zowat een kwart van de 5- tot 19-jarigen. Op Europees niveau ziet de WHO een explosie van de problematiek. Op tien jaar tijd stellen ze een toename van 21 procent vast. Wereldwijd verdriedubbelde het aantal obesitasgevallen sinds 1975. Dat zijn pandemische cijfers waar we echt bij moeten stilstaan.
Overgewicht, met een BMI vanaf 25, en de overtreffende trap obesitas, met een BMI vanaf 30, verhogen het risico op hart- en vaatziekten, diabetes, musculoskeletale aandoeningen en bepaalde kankers.
Het goede nieuws, zo stelt de WHO op haar factsheet, is dat obesitas kan worden voorkomen. Misschien moeten we van daaruit vertrekken. Gezonde voeding en voldoende beweging zijn hierbij de belangrijkste eerste stappen. Heen en weer pendelen tussen commissies heeft dus misschien één voordeel. Sommige collega’s moeten daardoor misschien wachten vooraleer hun vraag kan worden gesteld – dank voor jullie begrip –, maar voor mijn beweging is het misschien wel een goede zaak.
Minister, hoe reageert u op de nieuwe cijfers van de WHO?
Wilt u deze cijfers aangrijpen om een paar versnellingen hoger te schakelen in het promoten van gezondere eetpatronen en meer lichaamsbeweging?
Hoe wilt u, specifiek wat het tegengaan van overgewicht en obesitas bij kinderen betreft, samenwerken met uw collega van Onderwijs? Ik hoorde daarnet ook dat de bevoegdheid Jeugd terecht werd vermeld.
Op welke termijn wilt u het aantal Vlamingen dat kampt met overgewicht of obesitas structureel verminderen? Welke concrete streefdoelen hebt u hierbij?
Is er een berekening van wat een dergelijke structurele vermindering zou opleveren aan minder uitgaven in de gezondheidszorg en gewonnen kwalitatieve levensjaren?
Collega’s, ook vanuit onze fractie is er toch heel veel bekommernis over dat nieuwe rapport van de WHO. Ik haal er een aantal cijfers uit die me opnieuw op de problematiek drukten en die toch altijd hoger zijn of een aantal zaken die straffer zijn dan je denkt.
Blijkbaar hebben 60 procent van de Europese volwassenen en een op de drie kinderen en jongeren overgewicht: ze hebben een BMI tussen 25 en 30 of ze zijn obees met een BMI boven de 30. Een op de drie kinderen en jongeren: dat is gigantisch. In België heeft volgens de WHO 60 procent van de volwassenen overgewicht en kampt 22 procent met obesitas. Obesitas is werkelijk bedreigend voor de gezondheid. We wisten allemaal al dat obees zijn niet goed is op het vlak van hart- en vaatziekten. Minder bekend bij de bevolking is dat die dertien verschillende kankers – waaronder borst-, darm- en leverkanker – er ook mee in verband gebracht worden. Obesitas is in Europa volgens de WHO verantwoordelijk voor 200.000 nieuwe kankergevallen.
Het frappeerde me ook heel hard dat volgens de WHO in sommige landen obesitas in de komende decennia het roken dreigt voorbij te steken als belangrijkste oorzaak van vermijdbare kankers. Foute en te veel voeding heeft meer kans op een vermijdbare kanker dan roken als deze evolutie zich verderzet. Collega’s, dat is toch iets waar we bij moeten stilstaan.
Het rapport vestigt ook de aandacht op de online marketing gericht op kinderen en jongeren. Iedereen die kinderen heeft in deze zaal zal het al gemerkt hebben, wat er allemaal gescrold en geswipet wordt, en wat daar allemaal tussen fietst van reclame. Je moet maar eens proberen om op YouTube een filmpje te bekijken: welke advertenties er tussenkomen, uiteraard met al die leeftijdtargeting. Ik zie dat bij mijn kinderen. Er is de hele grappige reclame van een nootje omgeven door chocolade dat in de kast zit en vervolgens allerlei grappige dingen doet. Dat is grappig, maar het gaat wel over een gesuikerd pindanootje in een leuke verpakking. Iedereen kent dat wel. Zodra je er eentje genomen hebt, moet die zak er aan, of je dat nu wilt of niet. Ik zie toch dat dat zaken zijn waar kinderen mee geconfronteerd worden. Als we dan kijken naar de dagelijkse stroom van reclame voor McDonald’s, Coca-Cola of Pizza Hut, enzovoort: dat passeert bij al die jongeren de revue en wordt dus normaal. Daarover gaat het. Normaal eten is dan toch heel dikwijls die vette, gesuikerde voedingsproducten.
Het Vlaams Instituut Gezond Leven en het Vlaams agentschap Zorg en Gezondheid, Sport Vlaanderen, MOEV en Departement Onderwijs en Vorming – kortom, nagenoeg de hele Vlaamse Regering – lanceerden het nieuwe initiatief ‘SWEEP’ dat jongeren tussen 12 en 18 jaar wil inspireren, motiveren, activeren en samenbrengen om te bewegen en daarin plezier te hebben. Ik vind de titel wel goed gekozen want ‘sweepen’ en ‘swipen’ wordt meestal gezien als zitten en iets digitaal vasthebben. Hier is het om jongeren te laten bewegen.
Minister, wat is uw reactie op deze onrustwekkende cijfers want ze gaan niet in de goede richting?
Wat betreft het nieuwe initiatief SWEEP: minister, ik vind het altijd goed dat er initiatieven genomen worden, maar ik zie dat er ook altijd veel andere initiatieven zijn. Wat is de werkelijke impact ervan – niet enkel een affiche, website, folder om iets te doen – om echt iets te veranderen en om mensen te bereiken?
Hoe evalueert u de voorgaande campagnes? Dat is ook een vraag in het licht van de nieuwe cijfers. Hebben die wel of geen impact gehad?
Welke concrete acties of het eventueel bundelen van een aantal middelen stelt u voor? Want collega’s, dat is toch iets waar ik me soms zorgen over maak. In het verleden heb ik al veel vragen gesteld over die website en de app met gezonde voeding en gezonde recepten. De impact ervan is toch eerder beperkt in vergelijking van de kostprijs.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik begin met een persoonlijke noot. Collega Vaneeckhout, ik heb het gevoel dat u bezig bent met een serieuze afslankkuur. (Opmerkingen van Jeremie Vaneeckhout) U ziet er trouwens goed uit.
Ik vind uren stilzitten in deze commissie heel slecht voor mijn mentaal welbevinden en voor mijn niet-aanwezige obesitas. Ik ben tien jaar geleden geopereerd aan mijn rug en dit is echt een marteling voor mij. Ik vind dat je om het uur eens vijf minuten zou moeten kunnen rondwandelen. Nu moet je hier blijven zitten en bij wijze van spreken je vinger opsteken om naar het toilet te mogen gaan. Dat zijn mijn persoonlijke bedenkingen bij de manier waarop we dit hebben georganiseerd. Ik vind dat niet zo ideaal.
De vraag gaat natuurlijk over obesitas. Bewegen is natuurlijk goed. Collega Maaike De Rudder heeft vanmorgen geholpen om mijn geluksmomentje te verzorgen. Ze had een verjaardagskoekje mee. Ik heb er eentje gekregen, jullie niet. Dat kan een mogelijke voorkeursrelatie betekenen. Ik ben vanmiddag een half uurtje gaan joggen in het Warandepark om me voor te bereiden op een zitsessie en om dat koekje eraf te krijgen. Ik zeg u dat ter inleiding en om mee te geven dat de cijfers me heel erg verontrusten. Het gaat niet goed met het gewicht van onze mensen. De pandemie heeft daar niet veel goed aangedaan. De sterkere impact van corona op personen met overgewicht en obesitas staat in de spotlight. Er is een toename van emotie-eten en experten uiten de vrees dat er een mogelijke toename is van excessief eten en drinken. Dat is niet positief. Excessief eten en drinken kan eens gezellig zijn, maar niet als het een heel negatieve impact op het gewicht heeft en obesitas veroorzaakt.
De cijfers van de WHO zijn gebaseerd op schattingen en zijn dus geen data waarbij de populatie bevraagd of gemeten werd. Ik geef dat mee als een kleine nuance en als positief puntje. Voor kinderen en jongeren wordt binnen de analyse waarop de WHO zich baseert, aangehaald dat in de hoge-inkomenslanden er sinds 2000 geen stijgende trend zou zijn.
Het is moeilijk om de cijfers van de WHO rechtstreeks te vergelijken met die van pakweg de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s). Er is het rapport over de gewichtsstatus van kinderen en jongeren in Vlaanderen. Dankzij dataverzameling vanuit het agentschap Opgroeien en de CLB’s hebben we wel een vinger aan de pols en kunnen we de gewichtsevoluties van kinderen en jongeren in Vlaanderen blijvend opvolgen. Tot nu tonen die cijfers dat we ten opzichte van andere landen gelijke tred houden. De cijfers met betrekking tot overgewicht bij kinderen stijgen op dit ogenblik niet, maar de bezorgdheid is daarmee bij mij niet weggenomen. Dat is een nuance bij het algemene beeld.
Wat gaan we doen, collega’s? Gisteren sms’te een arts me: preventie, preventie, preventie. Dat weten we dan weer, maar wat gaan al die artsen dan doen? Je kunt obesitas behandelen, maar preventieve acties ondernemen is een taak die ik als minister niet alleen kan volbrengen. Ik kan wel het goede voorbeeld geven en een aantal beleidsinitiatieven ontwikkelen, maar dat vraagt een heel lange inspanning van heel mensen.
Er is de Vlaamse gezondheidsdoelstelling ‘De Vlaming leeft gezonder in 2025’. Dat is heel binnenkort. We willen daarmee in Vlaanderen een breed maatschappelijk draagvlak creëren met alle actoren. Er zijn een aantal subdoelstellingen. U kent die wellicht allemaal. Ik ga daar niet te diep op in. We hebben ook wetenschappelijk onderbouwde methodieken. Een pak acties zijn samengebracht op preventiemethodieken.be. Er zijn vier preventiestrategieën: educatie, omgevingsinterventies, afspraken en regels, en zorg en begeleiding. Er zijn partnerorganisaties in verband met het eetgedrag. Het Vlaams Instituut Gezond Leven en Eetexpert leveren daarbij expertise en helpen bij de concrete implementatie van de preventiemethodieken enzovoort.
In het beleid rond gezonde voeding, voldoende beweging en het beperken van sedentair gedrag besteden we bijzonder veel aandacht besteed aan het creëren van een gezonde omgeving die van de gezonde leefstijl de meest vanzelfsprekende keuze maakt. We moeten daarvoor werken binnen een aantal settings, zoals scholen, gemeenten en zorg- en welzijnsvoorzieningen. Daarom wordt er gewerkt aan een maximaal bereik om gezonde voeding en het uitwerken van een gezonde leefstijl onder de aandacht te brengen onder de noemer Health in All Policies.
Ik som een aantal zaken op. De cijfers van de CLB’s tonen ten eerste aan dat gezondheidsverschillen al vroeg in het leven ontstaan. Het is belangrijk om in te zetten op vroegtijdige en laagdrempelige preventie. De partnerorganisatie Gezond Leven ontwikkelde de kadermethodiek Gezonde School. Die heeft tot doel scholen te helpen bij de uitbouw van een kwaliteitsvol en samenhangend gezondheidsbeleid op hun school op maat van de schoolpopulatie.
Ten tweede werken we samen met het Departement Omgeving op het vlak van de integratie van gezonde en milieuverantwoorde voeding in de voedingsdriehoek en op die manier draagt het beleid bij aan de Green Deal Eiwitshift. Dat interesseert me heel erg vanuit mijn vorige bevoegdheid.
Ten derde is het Netwerk Voedselbeleid recent geofficialiseerd. In dat netwerk hebben verschillende experts en beleidsdomeinen zitting, zoals omgeving, onderwijs, welzijn en gezondheidszorg, landbouw en visserij, werk en sociale economie, en wetenschap en innovatie, om een gezond en duurzaam voedingsbeleid te voeren.
Ten vierde wordt momenteel hard gewerkt aan een Vlaamse voedselstrategie, dat komt nog uit mijn vorige bevoegdheid. Die wordt getrokken door het Departement Landbouw en Visserij, is in samenwerking met alle andere beleidsdomeinen en het streefdoel is een grote voedsteltop in het najaar van 2022, met dus ook een heel bijzondere focus.
Daarnaast moet ik samen met de WHO wel benadrukken dat er niet één magische oplossing is en het voorkomen en verminderen van overgewicht een integrale aanpak vereist. Voor enkele acties die de WHO aanbeveelt zit de bevoegdheid zelfs op het federale niveau, bijvoorbeeld de regulering van digitale marketing en reclame voor ongezonde voeding naar kinderen. Collega, voorzitter, u hebt er een voorbeeldje van gegeven. Ook fiscale maatregelen, zoals de frisdrankentaks en de verlaging van de btw op groenten en fruit kunnen wij zelf niet regelen. Verder zitten ook de interventies op het vlak van etikettering en zogenaamde ‘front-of-pack labelling’, de Nutri-Scores, op dat niveau. Ik moet zeggen dat ik me soms ook verbaas over wat een A krijgt en wat een E krijgt bij de Nutri-Score, maar dat ligt wellicht nog aan mijn beperkte kennis van de materie.
Het Federaal Voedings- en Gezondheidsplan (FVGP) dat binnenkort gelanceerd wordt, stelt in dit kader ook een aantal doelstellingen voorop. Het is van belang dat het ook in de toekomst complementair uitgebouwd en opgevolgd zal worden.
Dat is dus een beetje het geheel, volgens mij is er enorm veel aanwezig als het gaat over goede wil en maatregelen.
Wat betreft de concrete vraag: wat doe je nu met de resultaten van onderzoeken? Wat als overgewicht of obesitas is vastgesteld? Acties die gewichts- of lichaamsontevredenheid uitlokken worden afgeraden. Ik geef een voorbeeldje: een kindje uit de klas halen omwille van overgewicht is het slechtste wat men kan doen. Dat stigmatiseert heel erg, kindjes voelen zich dan anders en ze zullen ook het contact met hulpverleners negatief internaliseren. In de toekomst kan dat leiden tot vermijdingsgedrag en ervoor zorgen dat ze geen hulp meer willen. We moeten dus echt goed oppassen hoe we dat aanpakken.
Men pleit er ook voor om in te zetten op de uitbouw van goede eetcompetenties en, vooral, beweeggedrag. Wie mijn passage bij Onderwijs heeft meegemaakt, weet dat ik zelfs iemand had aangeworven op het kabinet om bewegen op school te gaan stimuleren. Heel veel scholen in Vlaanderen deden mee aan het beweegkwartier, met lopen, joggen en bewegen. Bij lagere schoolkinderen zagen we de grootste impact. Ik weet niet hoe het nu gesteld is met die campagne, maar ik stond er echt heel erg achter. Voor het secundair onderwijs hadden we dan een campagne die gepaard ging met wetenschappelijk onderzoek, waarbij we bekeken hoe het kwam dat tieners veel minder bewegen en hoe we daar konden op inspelen. Er is namelijk zo’n fase in het leven waarin het wat minder gaat en men waarschijnlijk met andere dingen bezig is.
Hoe pakken we dat dus aan? We moeten inzetten op zorg op maat en een gepaste zorginschatting. Die aandachtspunten worden via een overeenkomst die we hebben met de partnerorganisatie Eetexpert vzw naar de hulpverleners overgebracht, daar wordt werk gemaakt van het afbouwen van stigmatisering. We hebben ook heel veel vormingen, fiches en draaiboeken om een goede zorginschatting te maken bij mensen met overgewicht en obesitas, het is ongelofelijk. Eetexpert gebruikt daarvoor het Edmonton Staging System of EOSS, dat trouwens ook wordt aangeraden door de WHO.
Als obesitas wordt vastgesteld, stelt het CLB altijd een vervolgcontact voor aan de ouders, om dieper in te gegaan op de problematiek, maar dat kent u wellicht al. Daar bestaan ook volledige draaiboeken over.
Dan is er het nieuwe initiatief SWEEP, collega’s, dat drempelverlagend moet werken. Met interventies zoals Bewegen Op Verwijzing en HALT2Diabetes realiseren we een laagdrempelige toeleiding naar begeleiding en coaching rond een gezonde leefstijl.
Ik heb zelf al voorbeelden gegeven vanuit de vorige legislatuur, SWEEP is nu een samenwerking tussen de partnerorganisatie Gezond Leven en het agentschap Zorg en Gezondheid, Sport Vlaanderen, MOEV en het Departement Onderwijs en Vorming. Het hoofddoel is – en hier komen we, zoals ik net zei – om de doelgroep van 12- tot 18-jarigen meer te laten bewegen op school, tijdens, voor en na de lessen en tijdens de pauzes, in hun vrije tijd en bij verplaatsingen.
Het project bestaat uit twee luiken: het eerste luik is rechtstreeks gericht op jongeren, het tweede op schoolteams van de secundaire scholen. Het is eigenlijk ook een platform waarop jongeren aan de hand van enkele korte vragen kunnen ontdekken welk profiel ze hebben, en dan krijgen ze een activiteitenaanbod. Er is ook extra aandacht voor diegenen waarvan we weten dat ze hoge drempels tot bewegen ervaren.
In 2022 werd het pilootproject SWEEP gelanceerd in de provincie Antwerpen. Op basis van de ervaringen daar zullen we kijken of we het in 2023 al of niet lanceren op Vlaams niveau. Er komt dus nog een evaluatie, voorzitter.
Wat betreft de berekening: dat was een zeer interessante vraag, collega. Wat zou het opleveren als we maximaal inzetten op preventie? De maatschappelijke impact, collega’s, van overgewicht en obesitas is indrukwekkend. Onderzoekers van Sciensano en de UGent hebben berekend dat de jaarlijkse directe kost ten gevolge van overgewicht en obesitas 3,3 miljard euro bedraagt. Dat is dus enorm, als je het mij vraagt. Dat gaat dan over ambulante zorg, ziekenhuiszorg en medicatie, en vertegenwoordigt zo’n 13,5 procent van de totale jaarlijkse gezondheidszorgkosten. De indirecte kosten van bijvoorbeeld afwezigheid op het werk door ziekte bedragen 1,2 miljard euro per jaar. Collega Vaneeckhout, daar zien we dus een bijzonder omvangrijk budgettair plaatje.
Vervolgens, hoe wil ik het aantal Vlamingen dat kampt met overgewicht of obesitas structureel verminderen? Collega Vaneeckhout, om eerlijk te zien, alleen kan ik niets. Als beleidsmaker kan ik wel, samen met heel veel beleidsmakers, de hand aan de ploeg slaan – en dat hebben we ook gedaan –, maar het vraagt echt een doorgedreven besef, ook bij het hele medische veld, dat preventie de beste manier is. Op het moment dat we moeten ingrijpen, is het eigenlijk te laat. We moeten vanaf een heel jonge leeftijd, op een goede manier promoten dat we alle hefbomen die we hebben, moeten kunnen inzetten.
Om prioriteiten te stellen binnen het preventieve gezondheidsbeleid werken we met gezondheidsdoelstellingen. Dat zijn specifieke, meetbare en algemeen aanvaarde doelstellingen die we willen realiseren om gezondheidswinst op bevolkingsniveau te realiseren.
Er vindt op dit ogenblik, collega, een tussentijdse evaluatie plaats van onze gezondheidsdoelstelling ‘Gezonder leven in 2025’, en die zal de effecten van het beleid in beeld zal brengen. Ik ben altijd een beetje beducht om timings te geven, maar ik verwacht, collega Vaneeckhout, dat ik dat nog voor het zomerreces naar buiten kan brengen. Zodra we de resultaten hebben, zullen we al kunnen zien: zijn we een beetje goed op weg of zijn we niet goed op weg?
Evalueren van de effectiviteit van individuele acties en campagnes is moeilijk, omdat er natuurlijk vaak een mix van acties nodig is om tot effect te komen. De impact is bovendien ook pas zichtbaar op een langere termijn. Maar ik hoop u wel overtuigd te hebben van het grote belang dat ik zelf hecht aan dat gezonder leven en vooral aan de preventie van obesitas, maar wel wetend en beseffend dat dit echt een wereldwijd probleem is, waar we met z’n allen aan moeten werken.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Dank u wel, minister voor uw zeer uitgebreid antwoord. Ik ben het zeker met u eens dat er al heel veel gebeurt op Vlaams niveau. Ook het aantal partners dat u vermeld hebt, toont aan dat het uiteraard een en-enverhaal is, dat het niet alleen de voeding is die speelt maar ook de beweging, ook de preventie, ook de sensibilisering. Het is echt wel een en-enverhaal, met een integrale aanpak waar veel beleidsdomeinen – Jeugd, Media, Onderwijs, Sport – hun steentje kunnen bijdragen. Ik ben er ook vrij zeker van dat ook de bewustwording bij ouders nog moet groeien en nog moet verbeteren. Als we soms zien welke koeken bijvoorbeeld kinderen ook mee naar school nemen en het aantal calorieën dat dat allemaal met zich meebrengt, dan denk ik dat er vaak nog niet de bewustwording is bij ouders over wat nu gezonde voeding is, over wat nu een gezonde brooddoos is. Daar moeten we nog verder op inzetten. Daar gebeurt ook op lokaal niveau al heel wat. Met de Logo’s (loco-regionaal gezondheidsoverleg en -organisaties) , met de eerstelijnzones rollen wij ook op lokaal niveau projecten uit om leerlingen echt wel bewust te maken van een gezonde brooddoos.
Ik heb nog één bijkomende vraag. U verwees ook naar preventiemethodieken.be. Ik heb gisteren ook nog eens op die website gekeken, en daar staan heel veel interessante draaiboeken op: zowel draaiboeken voor artsen maar ook voor diëtisten, voor ouders enzovoort. Maar een heel belangrijk iets dat ik daar ook op terugvond, waren de media-aanbevelingen. U verwees ernaar dat er ook heel wat zaken op federaal niveau zitten, maar bij dezen wil ik toch wel een bijkomende oproep doen. Zodra we op Vlaams niveau nog acties doen, moeten we ook de mediarol zeker in het oog houden. We merken immers nu al dat mensen met obesitas vaak gestigmatiseerd worden. Als er dan in de media nog dergelijke campagnes zijn waar dat dat nog eens wordt bevestigd, gaan die mensen misschien net nog eens een schrik opdoen en het nog moeilijker hebben om de stap te zetten om eraan te werken. Vandaar dat de draaiboeken op preventiemethodieken.be zeker een goede zaak zijn en dat die zeker nog eens in de kijker gezet mogen worden.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, eerst en vooral dank voor de complimenten. Ik ben mijn goede voornemens na vijf of zes jaar eindelijk beginnen uit te voeren. (Opmerkingen van minister Hilde Crevits)
Dat toont ook de complexiteit aan van de zaak. Het zit een stuk in de persoonlijke uitdaging, het zit ook een stuk, zoals u daarnet zei, in de organisatie, in werk, in een aantal levensgewoontes proberen bij te sturen. En misschien – en dat is het eerste dat ik vastgrijp, voorzitter – moeten we wel eens bekijken hoe we in de commissie Welzijn bijvoorbeeld op een gezondere manier parlementair werk kunnen doen. Misschien moeten we bij een volgende regeling der werkzaamheden toch eens nadenken of er geen gezonde methodieken en manieren bestaan om na ieder uur te proberen ergens een klein momentje in te plannen om gezonder … Als wij al het goede voorbeeld niet geven, hoe verwachten we dan dat het in de rest van de Vlaamse economie en samenleving ingevoerd wordt?
Ten tweede ben ik het helemaal eens met de uitdagingen in verschillende settings. Ik ben zelf voorzitter van de Vlaamse Logo’s – de mensen van het kabinet weten dat ook –, en ik denk dat er echt nog wel wat werk op de plank ligt als het gaat over onderwijs, als het gaat over de werkvloer, als het gaat over vrije tijd. Ik vind bijvoorbeeld buiten spelen belangrijk. Ik denk dat we daarmee aan de slag moeten en de kracht van het buiten spelen moeten herontdekken. Niet alleen qua sociale vaardigheden en het mentale welzijn maar ook echt qua beweging is het een absolute troef. En dat sport niet altijd competitief moet zijn, maar ook gewoon avontuurlijk en tof kan zijn, is iets, denk ik, waarmee we aan de slag moeten. Want ‘jong geleerd is oud gedaan’ is niet zomaar een belangrijke slogan.
Wat ik uit mijn eigen verhaal van de voorbije maanden haal, is de begeleiding die ik gezocht heb. Die begeleiding is niet gratis. Maar voor mij is ze wel een cruciale voorwaarde geweest om een aantal stappen te kunnen zetten. Ik denk dus dat dat misschien wel belangrijk is. U wijst zelf op de prijs van voeding, van gezonde voeding. Ik denk dat daar ook nog wel wat uitdagingen liggen. Er zijn ook een aantal begeleidingen geweest in groepssessies. Ik heb eigenlijk wel gemerkt hoe het elkaar prikkelen in dat traject, tussen mensen met allerlei achtergronden in de samenleving, ook wel een stuk motiverend kan gaan werken. Misschien zijn daar ook nog wel stappen te zetten.
Voor mij is het volgende dan de meest prangende vraag. Ik merk dat we eigenlijk inhoudelijk op dezelfde lijn zitten. Qua budget zegt u dat al een en ander wordt gedaan. Maar de realiteit is natuurlijk dat op dit moment – en dat is Belgisch, voor alle duidelijkheid – 3 procent van ons gezondheidsbudget naar preventieve gezondheidszorg gaat en 97 procent naar curatieve zaken, die waarschijnlijk goedkoper zouden kunnen worden opgelost als we vooraf meer inzetten op die preventie. Dit is misschien eerder een debat voor na de zomer, maar ik hoop toch dat u er misschien wel mee aan de slag gaat en gaat nadenken of we niet ook een deel van ons Vlaams budget moeten heroriënteren naar meer preventie. U weet dat de doelstelling 10 procent van ons gezondheidsbudget zou moeten zijn, en u kunt daar alvast op onze steun rekenen. Ik begrijp dat u daar niet gaat op antwoorden, maar in het najaar kunnen we daar misschien toch nog meer ten gronde het debat over voeren, richting begroting 2023. Zo kunnen we daar misschien toch die shift wel maken, want eigenlijk komen we eerder uit een omgekeerde lijn: er zijn eerder besparingen op preventie gebeurd dan investeringen.
Collega's, ik wil er toch een aantal zaken uit halen. Voormalig collega Peter Persyn lanceerde vorige legislatuur de Persyn-momentjes in de commissie Welzijn, wat neerkwam op even rechtstaan tussendoor. Ik wil gerust in het Bureau van het parlement voorstellen om loopmicrofoons, headsets, te gebruiken, zodat we wandelende commissies kunnen houden. Ik zou daar zelf niet tegen zijn. Er kan veel. (Opmerkingen)
Ik zie de secretaris hier bedenkelijk kijken. Met techniek is veel op te lossen.
Ik haal er een aantal zaken uit. Ten eerste, ik moet soms tegen de jongeren zeggen dat ze om te voetballen geen spelconsole en tv nodig hebben, maar dat ze met een bal en twee stokken in de grond ook kunnen voetballen. Dat is een open deur intrappen. Maar sommige jongeren blijven in een FIFA-spelconsole zitten en zetten geen verdere stappen.
Ten tweede, ik kom veel mensen tegen met goede voornemens, maar om die voornemens dan om te zetten, is er meestal wel wat druk nodig. Een afspraak om samen te sporten kan die druk geven. Want alleen thuiskomen en dan ’s avonds uw schoenen aantrekken, is niet zo evident. En zo kwam ik bij die coaching en die begeleiding, minister, en bij de evaluatie van projecten. Daar wil ik naartoe. Er zijn allerlei initiatieven, maar om mensen effectief ertoe aan te zetten om te sporten en te bewegen, is er meestal wel wat externe druk nodig. Die externe druk mag niet negatief zijn, maar wel motiverend: ‘Het staat in mijn agenda, ik moet er naartoe. En als ik niet verschijn, zal ik worden gemist door anderen.’ Maar dat is natuurlijk iets wat veelal niet overdag gebeurt, tijdens de kantooruren zoals in de folder en website van die organisaties, maar net wanneer de mensen terugkeren van hun werk.
Minister, in die evaluatie moeten we misschien wat kritischer zijn. Want u zegt dat het niet altijd evident is om een project te evalueren en dat is waar. Maar misschien moeten we toch wat kritischer durven na te denken over hoeveel mensen we effectief aan het sporten hebben gekregen.
Ik verwijs naar iets heel eenvoudigs. Sommige organisaties werken met stappentellers. Het is soms confronterend dat je, wanneer je een dag in dit parlement bent geweest, op het einde van de dag aan hoop en al drieduizend stappen bent geraakt. En dan zegt mijn zoon ’s avonds heel trots dat hij negentienduizend stappen heeft gehaald, want hij houdt dat elke dag nauwgezet bij in zijn boekje. Minister, zulke zaken hebben soms meer impact dan een aantal van die ronkende initiatieven of een website over sporten waar mensen dan al zittend naar kijken. Ik vrees dat dat soms meer negatief dan positief werkt.
Tot slot, collega Vaneeckhout, vond ik het nog wel interessant dat u zei dat er veel geld naar curatie gaat en weinig naar preventie. Ja, dat is net wat problematisch is. Elke euro die Vlaanderen in preventie investeert, zien we helaas niet in onze begroting terugkomen, maar wel indirect. (Opmerkingen van Jeremie Vaneeckhout en Celia Groothedde)
Ja, u kunt dat inderdaad zeggen. Maar als we in een globaal pakket kunnen werken, collega's, zou dat veel zinvoller zijn, want dan komt dat ook rechtstreeks terug. Maar ik zie dat u dat debat niet wilt voeren. Dat is jammer, want het zou nochtans interessant zijn om daar eens naar te kijken.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Collega's, ik wil nog heel kort tussenkomen. Ik vind dit een belangrijk thema. Het is een thema dat te weinig aan bod komt. Want zoals de minister heeft geschetst, is het wel een oorzaak en ook een oplossing voor heel wat problemen waar wij misschien niet aan denken. Het mentale welzijn en het fysieke welzijn hebben heel veel met voeding te maken.
Ik hoor hier heel veel persoonlijke ervaringen. Ik heb zelf ook een verleden van morbide obesitas als kind. Ik weet dus ook wat het is om een heel moeilijke switch te maken naar een gezondere levensstijl, naar gezondere voedingswaarden et cetera.
Kort gezegd, denk ik dat er in het beleid vaak twee dingen ontbreken. Ten eerste is dat de kennis van wat nu precies gezond is. Dat werd ook al door de collega’s geschetst. Die kennis evolueert steeds. Vroeger hadden wij die grote driehoek waarin stond dat we heel veel granen en koolhydraten moesten eten. Daar zijn we ondertussen ook wat van afgestapt. Die kennis is op dit moment heel goed en heel wetenschappelijk onderbouwd. Maar de tweede stap is inderdaad de toegankelijkheid: mensen laten weten wat gezond en vooral wat niet gezond is. Die Nutri-Scores zijn inderdaad wel nuttig bedacht, maar zijn daar niet altijd even accuraat in. Collega Vaneeckhout heeft het ook al aangeraakt: voor mensen in lagere sociale klassen of mensen die het financieel moeilijker hebben, is die toegankelijkheid tot gezonde voeding echt een dagelijkse struggle.
Minister, ik heb een suggestie voor u, zodat u uw beleid daarop kunt afstemmen. We moeten er als overheid voor oppassen dat we niet te veel dupliceren wat er eigenlijk vanwege andere partners – private partners of andere instellingen – al bestaat op de markt. We hebben hier in het verleden onder uw voorganger een paar keer de discussie gevoerd of het de taak van de overheid is om een eigen app te maken en of het de taak is om die eigen recepten te delen. Ik wil daar nu niet te denigrerend over doen, want ik begrijp dat dat met de beste bedoelingen en met de beste doelstellingen in gedachten wordt gedaan door bijvoorbeeld het Vlaams Instituut Gezond Leven. Maar ik denk dat we de energie en de middelen die daarin worden geïnvesteerd beter kunnen oriënteren naar de andere projecten waarvan u ook al een overzicht hebt gegeven. We moeten ons ervoor hoeden om niet in de plaats te komen van vele dingen die eigenlijk al bestaan en ons er als overheid echt op richten om die toegankelijkheid en die kennis te stimuleren. Zoals de collega al heeft vermeld, kan in de budgetbesprekingen enzovoort daarvoor misschien wel meer aandacht zijn.
Ik sluit helemaal af. Collega Daniëls had over het communautaire aspect. Ik wil daar niet te ver op ingaan, maar het is wel een feit dat heel veel van die bevoegdheden versnipperd zijn tussen het Vlaamse en het federale niveau. Waar wij nood aan hebben, is een eengemaakte strategie. We weten wat de doelstelling is: de obesitas laten dalen. Maar daarvoor is een eengemaakte strategie nodig en die ontbreekt op dit moment. Los van het communautaire kun je niet zeggen dat er een eengemaakte strategie voor bestaat. Daar kunnen we misschien samen met de andere overheden werk van maken.
Minister Crevits heeft het woord.
Dank je wel, collega’s, voor jullie heel interessante insteken. Ik denk dat dit een bezorgdheid is die we allemaal delen. Ik wil nogmaals verwijzen naar de periode waarin ik minister van Onderwijs was. We hebben toen de eerste grote stappen gezet om de frisdrankautomaten uit de scholen te halen. Het is vaak zo dat er initiatieven genomen worden waarvan de resultaten pas na de daaropvolgende verkiezingen merkbaar zijn, zoals ook bij dit initiatief. Door op deze wijze te werken, kunnen er mooie resultaten geboekt worden. Dat was dus een zeer goed initiatief.
Collega Vaneeckhout, ik had gezegd dat ik als minister van Landbouw bezig was met de voorbereiding van de voedseltop. Een van de onderdelen daarvan was net betaalbare gezonde voeding. Ik ben als minister van Onderwijs ook op bezoek geweest bij leveranciers van schoolmaaltijden, waarmee we onderhandeld hebben. Ze gaven aan dat het duurder was om gezonde maaltijden klaar te maken. De vraag was dus: hoe kun je ervoor zorgen dat een gezonde maaltijd voor kinderen niet duurder is? Als je dat goed bekijkt, zie je dat daar pistes voor bestaan. Dan moet je echter de scholen nog overtuigen om bij hun aanbestedingen rekening te houden met de onderhandelingen die wij op dat moment al gevoerd hadden om tot gezonde maaltijden te komen. Het is dus een ketting die aan elkaar hangt en die moet leiden tot goede resultaten.
Collega Vaneeckhout, in mijn beleidsdomein zijn er ook zeer laagdrempelige BOV-coaches (Bewegen Op Verwijzing) aan de slag. Misschien hebt u een van hen al geraadpleegd. Een aantal mutualiteiten betalen ook diëtisten terug. Ik heb de budgetten opgevraagd. Individuele begeleiding door een BOV-coach kost maximaal 5 euro; de tussenkomst van de overheid is daar 10 euro. Groepsbegeleiding kost maximaal 1 euro; daarvoor bedraagt de tussenkomst van de overheid 4 euro. Ik heb van u gehoord dat die groepsbegeleiding echt wel goed is omdat je daarbij in contact komt met andere mensen. Voor mensen met een verhoogde tegemoetkoming is het tarief voor individuele begeleiding maximaal 1 euro; de tussenkomst van de overheid bedraagt daar dus 14 euro. Voor groepsbegeleiding betalen ze maximaal 0,5 euro; de tussenkomst van de overheid bedraagt dan 4,5 euro. Ik vind dit wel iets interessants. Misschien zijn die coaches nog niet bekend genoeg. Ik vind dat dit wel behoort tot onze kerntaak, omdat het hier net gaat om preventie.
Collega’s, het budget voor preventie is inderdaad voer voor discussie. Ik ben daar eerlijk in. Er is hierover ook discussie met het federale niveau. U moet begrijpen dat, als Vlaanderen investeert in preventie, de benefits voor het federale niveau zijn. Voor mij is het ook echt wel van belang dat we het globale kader bekijken. (Opmerkingen van Celia Groothedde en Freya Saeys)
Dat is inderdaad een feitelijke vaststelling. Het is misschien een opmerking die beroering veroorzaakt, maar het is gewoon een feit. Ik mag toch ook wel feiten vermelden?
Collega Vaneeckhout, u vermeldde ook dat motiverende feedback kan helpen. Onze BOV-coaches zijn specifiek getraind in motivationele gespreksvoering.
Ik ben zeer sterk vragende partij om een Crevits-kwartiertje te houden, gespreid over de sessie. Bij vroegere commissies duurden de vergaderingen nooit urenlang, hier is dat wel het geval. Ik zit hier nu sinds half twee en het is bijna half vijf. Ik vind het echt niet gezond om zo lang stil te zitten. Ik zou na deze vraag dus graag even bewegen. Dat hoeft niet lang te duren. Dat is goed voor onze eigen gezondheid.
Collega Vande Reyde, ik had uw vraag al verwacht toen ik u zag binnenkomen. Ik heb de voorbije dagen de tweetdiscussie gezien omtrent de app. Ik ben er zelf nog niet helemaal uit hoe ik mij ten opzichte van die app moet opstellen. De cijfers zijn fantastisch; ik zal daarmee beginnen. Ik heb zelf niet gereageerd op die tweet maar heb wel eens bekeken wat er precies aan de hand was met die app. Die app werd sinds de start 1.254.913 keer gebruikt. Dat is enorm veel. De app werd bijna 150.000 keer gedownload. Dat zijn relatief goede cijfers. Er zijn natuurlijk wel wat kosten aan verbonden. Ik heb het zelf moeilijk als ik gesponsorde berichten zie van bepaalde organisaties bij een gerecht. Dat kwam verkeerd over op mij. Ik heb daar toen wat stekelig op gereageerd en vroeg me af of we daar Vlaams belastinggeld aan moesten besteden. Maar ik zie wel dat de gebruikerscijfers goed zijn. Die kunnen misschien wel een bijdrage leveren. Sta me dus toe om daar nog even over na te denken. Mijn eerste gevoel was slecht, toen ik uw bericht zag. Ik vroeg me zelfs af of het geen fake tweet was. (Opmerkingen van Jeremie Vaneeckhout)
Ik bedoelde niet uw tweet maar de reactie erop. Ik zal dit bekijken. Ik begrijp de weg die afgelegd is. Ik ben geneigd om mee te gaan met diegenen die ik erover hoor spreken en dat is een teken dat mijn gedachten nog niet op orde zijn. (Opmerkingen)
U hebt dus een gevoel losgemaakt bij mij, zoals dat in het verleden wel vaker gebeurd is en wat zelfs tot een liedje geleid heeft. Ik kan vandaag niet zeggen dat ik die app een slecht idee vind. We moeten wel eens evalueren hoe we ermee omgaan, of het verstandig is om bepaalde zaken te doen en of we niet op een andere manier moeten communiceren. Ik zal dat opnemen met de initiatiefnemers.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat we de problematiek van obesitas zeker goed moeten blijven monitoren, en dat de kennis van en de bewustwording rond gezonde voeding natuurlijk belangrijk zijn. We hebben heel wat partnerorganisaties die daarop inzetten en dat zal in de toekomst ook zo blijven. Over de BOV-coaches hebben we in het verleden in heel wat commissies vragen gesteld. Dat is een zeer goede zaak die ook goed gemonitord wordt. Het voorschrijfgedrag is daar ook uitgebreid, waardoor nog meer mensen naar zo’n coach kunnen doorverwijzen.
Wat de app Zeker Gezond betreft, ik hoor daar heel veel goeie reacties over op lokaal niveau, zeker bij de mensen die het financieel moeilijker hebben en die weinig inspiratie hebben om met weinig geld toch iets gezonds te maken. Die maken echt wel gebruik van zo’n app. Ik heb ook de cijfers eens opgevraagd en het klopt inderdaad dat de app heel veel gedownload wordt. Het heeft een kostprijs, maar ik ervaar dat er mensen zijn die daar heel veel mee doen en er veel van leren. We zullen zien wat de toekomst brengt, maar ik versta ook dat er verschillende meningen of reacties zullen zijn. (Opmerkingen van Maurits Vande Reyde)
Voor mij is het zeker een goede zaak.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Het voordeel is dat u overtuigd wordt door de laatste die daarover spreekt. Bij dezen bent u dus overtuigd. (Opmerkingen van minister Hilde Crevits)
Maar ik ga mij daarover niet uitspreken, omdat ik denk dat we inhoudelijk grotendeels op dezelfde lijn zitten en we allemaal de urgentie van de thematiek inzien.
Ik had gedacht – en dat is misschien ijdele hoop – dat het argument dat we de financiële return niet krijgen niet elke keer in een debat over preventie in deze commissie zou opduiken. Dat was ook bij de vorige minister een argument. Ik dacht dat we dat misschien achterwege zouden laten.
Uiteraard is het een feit, minister, wat u zegt. U mag dat zeggen. Voor mij is het geen enkel probleem om in de toekomst te discussiëren over hoe ons ideale staatsbestel eruitziet en wat waar zit. Maar ik hoor hier onderhuids het argument naar boven komen dat we ons ons toch een keer moeten afvragen of we daar nog meer budget in moeten steken. Ook collega Daniëls heeft het ingebracht. Ik vind dat ten eerste een zeer cynische menselijke kijk, want dat betekent dat we het argument dat de Vlaming er gezonder van wordt niet doorslaggevend genoeg vinden om daar meer geld aan te geven. Dat is, wat ons betreft, heel duidelijk.
Twee, het is natuurlijk ook economische waanzin, want het zijn wel die Vlamingen die uitvallen door ziekte, door obesitas enzovoort, die niet kunnen functioneren op de arbeidsmarkt, die druk leggen op alle andere gebieden in de samenleving, op ons zorg- en welzijnssysteem. Daar liggen we dan ook niet wakker van.
Uiteraard kunnen we allerlei debatten voeren over de ideale staatsstructuur, maar laat dat alstublieft nooit een argument zijn om nu preventie niet ten volle in te vullen. Want als ik mij goed herinner, hebben we hier met heel veel die staatshervorming onderhandeld. We waren allemaal vragende partij om preventie naar het Vlaamse niveau te brengen. Dat is nu gebeurd. Dus het kan toch nooit een argument zijn om die bevoegdheid niet ten volle in te vullen. Voor die cynische manier van aan politiek doen, willen wij alvast passen. Ik hoop, aangezien ik toch wat hoofden zie knikken, dat dat gedeeld wordt door de rest van deze commissie. Laat de rest maar voor verkiezingsprogramma’s en debatten over de staatshervorming in 2024, maar de financiële return mag niet het doorslaggevende argument zijn om dit wel of niet te doen.
Collega Vaneeckhout, ik vind het wat jammer dat u het debat op die manier echt ‘op flessen trekt’. Niemand heeft hier gezegd dat we op Vlaams niveau niets meer gaan doen, niet gaan evalueren, alles op zijn beloop gaan laten, omdat we daar de winsten niet van plukken. (Opmerkingen van Jeremie Vaneeckhout)
Want, als dat wel zo zou zijn, als dat wel in een hand zou zitten, dan zouden we nog meer geld kunnen geven aan preventie, want dan komt de return wel naar ons. Daarover gaat het, collega. Ik kan het misschien wel begrijpen in het licht van het debat waarin u in uw partij zit, maar ik vind het wat jammer dat u dat niet kunt doen. Want ik denk dat dat motiverend kan werken naar beleidsmakers, dat je ook op die manier daarvan de vruchten plukt, ook naar Vlaamse artsen enzovoort.
Twee, opnieuw naar de kern van de zaak, minister. Ik wil wel mijn vraag naar evaluatie van de middelen die we ertegenaan gooien, blijven stellen. Ik ben in het verleden ook al tussengekomen over de kostprijs van die app en websites van de overheid rond gezonde voeding, over wat dat kost aan euro’s die we erin steken, ook om dat te onderhouden, om nieuwe recepten toe te voegen enzovoort, en wat de return is. Want die 150.000 mensen die dat gedownload hebben, zijn op zoek naar lekkere recepten. Ik weet niet of die effectief op zoek zijn naar gezondheid en ook niet of dat impact heeft op obesitas. Meer bewegen heeft er een grotere impact op. De vaststelling die we hier samen doen, is dat mensen samen aan het bewegen zetten, meer impact heeft dan een app met recepten, als we de euro’s die we investeren vergelijken met wat het oplevert. Ik geef het maar mee, maar op die app staan hoeveelheden. Als je die hoeveelheden maakt, vindt de gemiddelde Vlaming dat heel weinig en maakt hij wat meer. Bijgevolg is het effect van de app direct weg, want je hebt een hogere inname van koolhydraten. Dat kun je natuurlijk moeilijker meten.
Als laatste punt, minister, denk ik dat we vooral moeten inzetten op al die initiatieven die we nemen om samen iets te doen, want dat zet mensen aan tot bewegen. Dat heeft, denk ik, een veel groter effect. Die coaches en groepssessies op lokaal niveau, met lokale sportverenigingen – die niet altijd tot doel hebben om de olympische titel te behalen, maar ook om samen te bewegen – kunnen, denk ik, grote effecten hebben. Om de daad bij het woord te voegen, collega’s, stel ik voor dat we onze vergadering even schorsen en dat iedereen verplicht wordt te bewegen. U mag dus niet blijven zitten.
Minister Crevits heeft het woord.
Het is mijn eerste commissie hier, vandaar dat ik toch wel wat wil duiden. Ik ben niet iemand die de zaken Vlaams-federaal op de spits drijft, in geen enkel dossier. Wie mij kent, weet dat ik dat niet doe.
Ik heb bijvoorbeeld met collega Frank Vandenbroucke een akkoord gesloten om, als we meer mensen die langdurig ziek zijn kunnen begeleiden naar de arbeidsmarkt in Vlaanderen en laten werken, daar op een asymmetrische wijze voor beloond te worden. We krijgen daar een stukje vergoeding voor. Dat kan ook een enorme stimulans zijn om artsen ervan te overtuigen om de rol van preventie belangrijker te vinden, en om niet in te zetten op het curatieve als het al te laat is, maar sterk in te zetten op de jaarlijkse check-up. (Opmerkingen van de heer Vaneeckhout)
Ik zeg dat niet ‘pour les besoins de la cause’ of om alles op de spits te drijven. Ik vind het echt belangrijk dat we daar doorgedreven over nadenken. Het laatste wat ik zal doen, – mocht u de indruk hebben dat ik die weg op wil gaan – is ons preventiebudget naar beneden halen. ‘No way’, integendeel. We moeten er meer op inzetten, maar door de bevoegdheidsverdeling in dit land vraagt het ook een gezamenlijke inzet van iedereen.
Als een arts mij gisterenavond zegt dat er ook onder artsen te weinig aandacht is voor dat preventieve, dan betekent dat, als we kijken naar de RIZIV-budgetten die jaarlijks besteed worden, dat we daar ook nog een lange weg te gaan hebben. Ik vind niet dat het verboden kan worden om dit te zeggen. Dat is niet aanvallend bedoeld. Het is de bedoeling dat we elkaar beter zouden leren kennen.
Collega’s, om te vermijden dat we ons beweegmomentje nu helemaal opnieuw vol debatteren en dan overgaan naar de volgende vraag, stel ik voor dat we nu even schorsen. Dit thema komt zeker en vast nog terug. Ik zou zeggen: ga samen even een blokje joggen richting de Federale Regering om daar een stukje van het geld te halen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.