Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega’s, minister, de eerste week van mei – een aantal weken geleden – was de week van de kraamzorg. Naar aanleiding hiervan wilde ik kraamzorg eens opnieuw in de kijker zetten en daarrond een aantal vragen stellen, maar door een aantal gebeurtenissen zijn we een hele maand verder en moet ik niet zeggen: deze week is de week van de kraamzorg.
Al zeker sinds 2013 steeg jaar na jaar het aantal dossiers gezinszorg waarin kraamzorg wordt geboden. De pandemie heeft echter een halt toegeroepen aan deze onafgebroken stijging. Terwijl in 2019 nog 16.349 jonge gezinnen kraamzorg kregen, daalde dit aantal in 2020 tot 14.617 – een vermindering met 10,6 procent – zo bleek uit het antwoord op schriftelijke vragen die ik stelde.
Het aanbod aan kraamzorg is enorm waardevol. Door een goede afstemming en opvolging van de zorg in de kraamkliniek en thuis geven we mama’s en baby’s – en eigenlijk het hele gezin – meer kansen op een goede start. Ook kunnen eventuele post-partumproblemen, zoals een depressie, snel gedetecteerd of van kortbij worden opgevolgd.
In onze resolutie betreffende de organisatie van postnatale zorg van 2016 pleitte ik er samen met collega’s al voor om gerichte informatie- en sensibiliseringscampagnes te voeren, zowel naar jonge ouders als naar het brede publiek, teneinde de noodzaak, mogelijkheden en beschikbaarheid van de postnatale thuiszorg beter bekend te maken, de toegang ervan te faciliteren en de beeldvorming te verbeteren.
Uit het antwoord op eerdere vragen die ik erover stelde, bleek dat er toch wel erg grote provinciale verschillen zijn met betrekking tot het aantal jonge gezinnen dat gebruikmaakt van kraamzorg. In een verklaring daarvoor verwees de vorige minister naar het feit dat in bepaalde provincies grote diensten kraamzorg aanwezig zijn die meer inzetten op kraamzorg, terwijl dit in andere provincies niet het geval is.
In zijn antwoord op mijn schriftelijke vraag van 25 augustus 2021 stelde de vorige minister: “Het is mijn bedoeling om het aanbod van kraamzorg, geboden door de diensten voor gezinszorg, beter bekend te maken, ook bij de meer kwetsbare gezinnen. We zijn momenteel een geïntegreerd beleid voor de eerste 1000 dagen van een kind aan het uitwerken. Het doel is om kraamzorg een plaats te geven in het begeleidingstraject en de zorgpaden van (aanstaande) ouders. Verschillende zorgactoren (gynaecologen, huisartsen, psychologen, consultatiebureaus Kind en Gezin, vroedvrouwen, OCMW, CAW, CGG, ...) die met (aanstaande) ouders in contact komen, moeten gezinnen zorgzaam kunnen doorverwijzen naar het aanbod van kraamzorg. De kraamverzorgende moet een volwaardig lid worden van het multidisciplinaire team rond het gezin.”
Minister, hebben jonge gezinnen, na de coronacrisis, intussen opnieuw de weg naar de ondersteuning door kraamzorg gevonden? Kunt u dit staven met cijfers?
Indien er nog steeds sprake is van een terugval tegenover voor 2020, hoe is die dan te verklaren? Welke acties zult u nemen om het waardevolle aanbod dat kraamzorg echt wel is opnieuw tot bij de jonge gezinnen te krijgen, zeker de kwetsbare gezinnen?
De eerder bestaande regionale verschillen bleken onder meer te maken te hebben met de mate waarin in bepaalde regio’s diensten voor gezinszorg meer inzetten op kraamzorg. Zijn deze effecten ook in de periode na corona op te merken?
Op welke manier wordt verder ingezet op de brede bekendmaking van kraamzorg, zeker voor kwetsbare gezinnen?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Schryvers, het antwoord zal iets korter zijn dan de vraag – dat overkomt me zelden – omdat u voor een aantal punten te vroeg bent. Op dit moment hebben we nog geen zicht op de cijfers voor 2021. Ik zie dus nog geen evolutie in het aantal gebruikers van kraamzorg na de coronacrisis. De cijfers werden wel al ingediend door de diensten. Ik vermoed dat die begin juli verwerkt zullen zijn door het agentschap Zorg en Gezondheid. Mijn excuses dat ik u nog geen concrete antwoorden kan bezorgen. Dat bewijst dat deze vraag geen een-tweetje is. (Opmerkingen van Elke Sleurs)
Intussen werken we een geïntegreerd beleid uit voor de eerste duizend dagen van een kindje. Daar is er ook aandacht voor kraamzorg en is de doelstelling om dit aanbod een plaats te geven in het begeleidingstraject en de zorgpaden voor aanstaande ouders. Er zijn heel veel actoren – gynaecologen, huisartsen, psychologen, consultatiebureaus Kind en Gezin, enzovoort – die met aanstaande ouders in contact komen. Ook zij moeten kwetsbare gezinnen heel zorgzaam kunnen doorverwijzen naar het aanbod van kraamzorg. Maar antwoorden op uw concrete vragen kan ik nog niet geven.
Wat betreft de brede bekendmaking, zeker voor kwetsbare gezinnen: het agentschap Zorg en Gezondheid staat in voor de erkenning en de subsidiëring van de diensten voor gezinszorg. Zij werken heel nauw samen met het agentschap Opgroeien. Kind en Gezin bereikt aanstaande of jonge ouders. Via het zwangerschapsboekje – ik krijg een flashback naar het verleden, ik heb er zo een roze en een blauw, dan weet u meteen alles, dat mag nu niet meer veronderstel ik, dat zal één kleur worden in de toekomst – van Kind en Gezin, dat de zwangere vrouw ontvangt van haar gynaecoloog, vroedvrouw of huisarts wordt het aanbod en de voordelen die kraamzorg biedt, heel sterk gepromoot. Ook de verschillende expertisecentra kraamzorg spelen een belangrijke rol in de begeleiding van zwangere of pas bevallen dames en de bekendmaking van en doorverwijzing naar het aanbod van kraamzorg. Er zijn dus heel veel acties, maar dat weet u, want u wilde eigenlijk de cijfers, maar die kan ik u spijtig genoeg nog niet geven.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, dank u wel. De gedetailleerde cijfers vraag ik telkens op via schriftelijke vragen. In het kader van de Week van de kraamzorg wilde ik aandacht vragen voor het thema.
Minister, we hebben onthullingen gehoord over een roze en een blauw boekje. U beseft misschien niet dat u daarmee meer prijsgeeft dan u misschien dacht. Want ik had er vroeger drie – daarmee geef ik ook wat prijs – en het waren een roze, een blauw en bij onze jongste een geel boekje. Ik neem aan dat ze op dat moment dus voor iedereen hetzelfde waren en dat het niet meer het ene voor een jongetje en het andere voor een meisje was.
Hoe dan ook is de ondersteuning van jonge gezinnen uitermate belangrijk. Ik wil u graag mijn bekommernis meegeven dat het niet mag afhangen van de plek waar je woont of er daar nu toevallig een grote dienst actief is die heel sterk inzet op kraamzorg of dat niet het geval is. We moeten jonge gezinnen overal de mogelijkheid geven om een beroep te doen op kraamzorg. Ze moeten dat natuurlijk zelf kiezen, laat dat duidelijk zijn. En we moeten zeker de kwetsbare gezinnen daar de meerwaarde van laten inzien en op een heel vlotte manier en betaalbaar daarnaartoe leiden. Er zijn diensten die daarin ontzettend goed werk verrichten. De meeste mensen die thuis kraamzorg hebben gehad, zijn daar heel erg over in de wolken en voelen zich daar als jong gezin heel erg door ondersteund. Alleen kent nog niet iedereen de weg. Het is aan ons om daar mee op in te zetten. We moeten er allemaal samen naar zoeken hoe jonge gezinnen een goede start kunnen maken. Ik dank u.
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
De vragen werden inderdaad al gesteld door collega Schryvers. Maar minister, naar aanleiding van de Week van de kraamzorg had ik een schriftelijke vraag gesteld aan voormalig minister Beke. Hij had in een eerder antwoord namelijk laten weten dat hij zou laten onderzoeken welke maatregelen er zouden nodig zijn om de kwetsbare doelgroep te laten genieten van kraamzorg en anderzijds manieren zou zoeken om het bekender te maken.
Minister, bent u op de hoogte van het onderzoek? Is er al een stand van zaken? Of is dat iets dat u nog wat verder moet uitpluizen?
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, uw collega Orry Van de Wauwer zal ongetwijfeld blij zijn dat de boekjes niet meer roze en blauw zijn, want meer dan 1 procent van de kindjes wordt intersekse geboren – onder andere, om maar iets te zeggen – en hij heeft daar, over de partijen heen, mee initiatief in genomen. Dat vond ik trouwens zeer goed, ook onze fractie heeft daar mee initiatief in genomen.
Maar dit terzijde, want ik zou willen ingaan op kraamzorg. In februari 2020 heb ik aan uw voorganger al een vraag gesteld rond perinatale zorgpaden. Bij twee onderzoeken van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) kwam naar voren dat hoe kwetsbaarder een gezin is hoe minder zij een beroep kunnen doen op of toegang hebben tot zorg en ondersteuning. Kraamzorg is daar eigenlijk maar één stukje van.
Minister, op welke manier zou de bekendheid kunnen worden vergroot? Want toen ik er op dat moment navraag naar deed, was dat via websites, brochures, maar dat is nu bij uitstek het soort informatie waar kwetsbare gezinnen veel minder toegang tot hebben.
Ten tweede, is er eigenlijk al bekend hoeveel procent van de laagste inkomens en van de kwetsbare gezinnen toegang hebben tot kraamzorg? En hoeveel dat kost? Want kraamzorg is effectief bij hen niet bekend, maar er is ook de vrees dat het allemaal heel duur zal zijn, terwijl er voor hen net een goede terugbetaling is.
Ten derde, dit strekt zich uit tot perinatale zorg überhaupt. Kraamzorg is bij ons iets anders dan pakweg in Nederland. Kraamzorg gaat ook over ondersteuning door vroedvrouwen en door andere zorgverleners in de perinatale periode. Wij zijn gegaan van een ziekenhuismodel waar ouders langer in het ziekenhuis bleven en daar veel essentiële zorg kregen, naar een model waar ze die zorg thuis moeten krijgen, maar waar met name de kwetsbaarste ouders er niet van op de hoogte zijn dat ze die zorg thuis moeten krijgen. Is er in die twee jaar intussen al vooruitgang geboekt om dat bekend te maken? Welke vooruitgang? Want voor zover ik zie, zijn net de kwetsbaarste mensen daar nog altijd niet van op de hoogte.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Groothedde, ik heb zonet gezegd dat we nog moeten wachten op de cijfers. Ik neem al uw vragen mee. We krijgen de cijfers in juli. Ik denk dat uw vragen zeer relevant zijn en we zullen dan in juli bekijken of we daarop een gebundeld antwoord kunnen geven. Ik ga hier nu niet uit mijn nek beginnen te kletsen, want ik kan er nog niet meer over zeggen, zoals ik ook al zei aan collega Schryvers. We zullen dat meenemen bij de evaluatie.
Er was een vraag rond het tarief. Het gaat om een uurtarief dat nooit meer dan 9 euro per uur bedraagt. Dat uurtarief is inkomensgerelateerd en de diensten voor gezinszorg houden ook rekening met de context om het uurtarief te bepalen.
Collega Schryvers, er is ook een onderzoek over kwetsbaarheid in de gezinszorg dat zal starten in juli 2022. Dat zou ons ook interessante inzichten kunnen opleveren. Dat is evenwel geen eindpunt maar een startpunt.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Daar kijk ik heel erg naar uit, minister, naar die start en vooral naar de resultaten nadien. Dank u wel.
De vraag om uitleg is afgehandeld.