Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
De heer Anaf heeft het woord.
Minister, binnen het Groeipakket hebben kinderen met een beperking of aandoening recht op een zorgtoeslag. Daarvoor moet voldaan worden aan een aantal zaken. Men moet een aanvraag indienen bij de uitbetaler, wat wel wat papierwerk met zich meebrengt. Men moet ook langsgaan bij een evaluerende arts. We hebben de aanvraag en de hele daaropvolgende procedure al vaak besproken in deze commissie Welzijn, omdat er wel wat problemen waren. Denk maar aan het team Zorgtoeslagevaluatie (team Zoë), dat met wat achterstanden te kregen kreeg. Dat zorgde ook voor problemen omdat tijdens de herevaluatieperiode de toeslag on hold gezet werd. Mensen dreigden dan in financiële problemen te komen omdat de zorg natuurlijk wel verdergezet moest worden.
Na lang aandringen vanuit de sector zelf en vanuit dit parlement heeft uw voorganger, minister Beke, ingegrepen. Hij heeft de verloning van de evaluerend artsen aangepast en de doorbetaling gegarandeerd – iets waarop wij erg aangedrongen hadden. De procedure werd ook gedigitaliseerd. Op zich vinden wat dat zeer goede maatregelen, die we zeker toejuichen.
Er zijn toch nog een aantal bezorgdheden. Zo blijven er toch veel vragen over de toepassing van de medisch-sociale schaal die bepaalt welk bedrag aan zorgtoeslag een kind krijgt, omdat die inschaling – misschien wel onvermijdelijk – verschilt van arts tot arts. Er bereiken ons verhalen over kinderen wier puntenaantal plots daalde bij een nieuwe controle, hoewel ze al jaren aan dezelfde aandoening lijden en hun gezondheidstoestand onveranderd is. Die beslissing heeft belangrijke financiële implicaties voor die gezinnen en zorgt vooral ook voor frustratie en onbegrip bij de ouders en de omgeving. U moet het zich maar eens voorstellen dat uw kind, hoewel het dezelfde zorgnood blijft hebben, na een herinschaling opeens minder punten krijgt en dus ook minder financiële middelen om de zorg te betalen.
Daarnaast ontvingen we ook een aantal signalen omtrent de digitalisering. Het agentschap Opgroeien koos ervoor om de sociale diensten die werken met hun doelgroep – dus minderjarigen met een zorgvraag en hun ouders – geen toegang te verlenen tot de toepassing. Bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) kan dat wel. Bij deze toepassing moet telkens de identiteitskaart van de persoon in kwestie worden gebruik. Dat zorgt voor problemen, want heel wat cliënten zijn digitaal onvoldoende geletterd of hebben niet de financiële slagkracht voor een computer of internetverbinding. Zij rekenen vaak op sociale dienstverleners om hen bij te staan bij het indienen van die aanvraag. Er doen zich ook andere problemen voor. Zo loopt het systeem regelmatig vast en vinden cliënten er vaak hun weg niet in. Dit alles levert een trage aanvraag op, en dat is natuurlijk net wat men met de digitalisering wou vermijden.
Ik heb een aantal vragen voor u, minister.
Nu werd die digitalisering meteen volledig ingevoerd. Bent u bereid om, naast die digitale weg – en ik herhaal dat het een goede zaak is dat de aanvraag gedigitaliseerd werd – ook de optie te behouden om de zorgtoeslag aan te vragen via een papieren formulier?
Bent u op de hoogte van de problemen met de digitale aanvraag? Zo ja, welke klachten ontving u reeds en wat wenst u hieraan te doen?
Bent u op de hoogte van de problemen met de inschaling van kinderen door evaluerende artsen? Zo ja, waren daar klachten over en wat wenst u daaraan te doen?
Wat raadt u ouders aan die niet akkoord gaan met de inschaling van hun kinderen door de evaluerende arts?
Is er al een monitoring van de inschaling van kinderen bij evaluatie? Die digitalisering werd, als ik me niet vergis, ingevoerd in februari. Is er al een evaluatie? Zo neen, waarom niet?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega Anaf, voor deze zeer relevante vraag over een ‘zorgenkindje’. We hebben nog wel een weg te gaan op dit vlak. Het staat als een paal boven water dat we inzetten op een heel verregaande digitalisering bij de aanvragen van tegemoetkomingen binnen het Groeipakket. Het belangrijkste element daarbij is de mogelijkheid om de automatische rechtentoekenning uit te breiden. Dat heeft ertoe geleid dat het aantal kinderen dat recht heeft bijzonder sterk is toegenomen en nog zal toenemen. Op zich is dat dus een supergoede zaak, want dat vermijdt dat er mensen tussen de mazen van het net vallen. De digitalisering van de aanvraagprocedure is een proces dat in de opstartfase zit en loopt nu drie maanden. Uiteraard is men zich bij deze ontwikkeling bewust van de bezorgdheden bij de digitale aanvraag. Dus ja, ik ken die problemen en ben er bezorgd over.
Er waren, voorafgaand aan de digitalisering in 2021, overlegmomenten met oudergroepen maar ook met partners die patiënten begeleiden, onder meer met universitaire ziekenhuizen, koepels van de mutualiteiten, de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB), centra ambulante revalidatie, Domus Medica, de Vlaamse Vereniging Kinder- en Jeugdpsychiatrie. Dat overleg wordt verdergezet, collega Anaf, om tot een sluitend geheel te komen en om ook echt laagdrempelig en vlot bereikbaar te zijn voor kwetsbare gezinnen.
Gelet op het succes van de automatische rechtentoekenning is het uiteraard niet de bedoeling dat we met die ontwikkeling mensen in de kou laten staan. Er wordt gewerkt aan een aantal verbetervoorstellen en een aantal nieuwe zaken wordt getoetst op wenselijkheid en haalbaarheid. Er zijn dus kinderziekten, maar het is heel positief dat de groep zo uitgebreid is.
De inschaling is het volgende zorgenkind. Ik deel uw bezorgdheid daarover. Ik leg uit waarom. Als we kijken naar het toekennen van de zorgtoeslag, zien we dat ondanks de acties die in het verleden al zijn ondernomen, er nog een enorme uitdaging op ons ligt te wachten.
– Koen Daniëls treedt als voorzitter op.
Er zijn een aantal acties ondernomen. Zo werd de afgelopen jaren de vergoeding van de artsen verbeterd om het tekort aan artsen weg te werken. We zullen ook pas afgestudeerde ‘zomerartsen’ aantrekken die mee kunnen helpen. Maar die inspanningen bieden nog onvoldoende soelaas. Vrijdag leg ik aan de regering een voorstel om de procedure te vereenvoudigen voor. Ik kan nog niet vooruitlopen op het resultaat daarvan, maar het komt erop neer dat de medewerkers van het agentschap Opgroeien onder de verantwoordelijkheid van een coördinerend arts, maar zonder tussenkomst van een evaluerend arts een beslissing kunnen nemen voor veel voorkomende pathologieën. Op die manier hoef je daar niet telkens opnieuw een evaluerend arts bij te halen. Vrijdag is er daarover meer informatie beschikbaar. Dit is een voorafname op de beslissing die nog moet worden genomen.
Als ouders niet akkoord gaan met de inschaling, kunnen ze een herziening aanvragen bij de uitbetalingsactor van het Groeipakket. Als die herziening niet wordt toegestaan, kun je binnen de drie maanden in beroep gaan tegen de beslissing van de uitbetaler bij de Arbeidsrechtbank.
Wat de monitoring betreft, werd er de afgelopen jaren ingezet op de bijkomende opleiding van de evaluerende artsen die al actief zijn ter bevordering van de consistentie in de beslissingen. Een kanttekening daarbij – maar dat weet u – is dat het niet de aandoening is die bepalend is voor het aantal punten dat wordt toegekend, maar wel de specifieke noden van het kind op dat ogenblik. Een aandoening leidt niet sowieso tot een bepaalde toeslag. Om dat goed te kunnen vertalen naar het puntenaantal bestaat de medisch-sociale schaal daarom uit drie componenten: ten eerste de lichamelijke en geestelijke gevolgen van de aandoening; ten tweede de gevolgen ervan voor het dagelijks leven van het kind en ten derde de gevolgen voor het gezin. Aan de hand van richtlijnen laten we de evaluerend artsen zo uniform mogelijk inschalen. Als er problemen zijn, wordt er ook bijgestuurd.
Ik heb ook eens laten kijken naar de cijfers om jullie te wijzen op de urgentie om tot oplossingen te komen. Ik zal daarover open zijn. Er staan momenteel nog 13.000 aanvraagdossiers in de wachtrij om te worden behandeld. Het aantal ambtshalve herzieningen wordt geraamd op ongeveer 10.000 per jaar. Met die vereenvoudigde procedure moeten we dat aantal sterk kunnen reduceren zodat de resultaten zichtbaar zijn tegen eind dit jaar. Dat staat heel hoog op mijn prioriteitenlijst. Ik moet natuurlijk ook artsen vinden die dat willen doen. Daarom zijn een betere betaling en meer artsen nodig. Ik geef jullie dat cijfer mee zodat jullie de omvang kennen. Dat noopt echt tot grondig ingrijpen om die situatie te verbeteren. Nogmaals, het gaat niet over de middelen die er niet zijn, maar over de menskracht die nodig is om alles te verwerken.
De heer Anaf heeft het woord.
Ik dank u voor uw heel concrete antwoord, minister. Ik kan nog weinig zeggen over die vereenvoudigde procedure want ik weet nog niet hoe die er zal uitzien. Dat kan een goede zaak zijn. Het is belangrijk om zeker de kwaliteitscontrole goed te doen en ook een evaluatie in te bouwen. Je kunt wel iets vereenvoudigen, maar je moet ook zorgen dat het correct blijft, zeker als je ziet dat er gezinnen zijn waarin er een heel groot verschil is tussen een eerste inschaling en een herinschaling. Daarover moet heel sterk gewaakt worden. Maar op zich is die vereenvoudiging wellicht een goede zaak. Er staan heel veel dossiers in de wachtrij en dat kan alleen maar helpen. Er zijn voor alle duidelijkheid de voorbije jaren heel wat stappen gezet. Ik heb in mijn vraag ook gezegd dat het goed is dat er een aantal stappen zijn gezet. De inschaling blijft wellicht een zorgenkindje, maar het is altijd een goede zaak als het vooruitgaat.
We zijn niet tegen de digitalisering van die aanvragen. Dat is op zich een goede zaak die zorgt voor minder papierwerk en voor minder doorlooptijd waardoor je de achterstand voor een stukje kunt inkorten. Het probleem is wel dat die switch nu honderd procent is gemaakt en dat een aantal mensen uit de boot dreigt te vallen. Daarom vraag ik om in overleg te blijven gaan. U hebt een aantal actoren opgesomd. Ik heb het signaal vooral ontvangen via de diensten maatschappelijk werk van de ziekenfondsen. Die geven aan dat er echt een probleem is en dat een doelgroep niet weet hoe ze dat moet doen. Ze maken de vergelijking met bijvoorbeeld personen met een handicap waarbij ze die aanvragen voor de cliënten zelf kunnen doen. Dat kan in dit systeem blijkbaar niet. Is het geen optie om te bekijken – ik begrijp dat u daar nu geen definitieve uitspraak over kunt doen – of de diensten de mogelijkheid krijgen om de aanvraag voor hun cliënten te doen? Ze gaan ervan uit dat ze dan een deel van de non-take-up kunnen vermijden. Ik zou die openheid graag aan u willen vragen.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Ik vind dit een heel terechte vraag en ik wil er graag op ingaan, ook in naam van collega De Martelaer, die hier vandaag niet aanwezig kon zijn.
Dit probleem, de zorgtoeslag voor kinderen, is al een ‘zorgenkindje’. Twee jaar geleden is mijn collega De Martelaer al naar buiten gekomen met dit dossier, toen het ging over de lange doorlooptijden. Die doorlooptijd is intussen effectief opgelopen tot 358 dagen, twee jaar geleden was dat nog 123 dagen. Dat is dus maal drie, en voor de herzieningen is het ook zo.
Met de korte tussenkomst die we hebben, willen wij er toch vooral op ingaan dat er een groot probleem is qua digitalisering. Voor heel veel gezinnen is het te complex om het digitaal in te vullen. Ook over het medisch inlichtingendossier, dat is het dossier dat via het globaal medisch dossier kan worden ingevuld, is er veel onduidelijkheid, onder andere omdat het bij de huisarts zit. Kinderen met een zorgnood komen immers juist nooit bij de huisarts, zij zijn in behandeling bij specialisten.
Ik wil ook even benadrukken hoe erg het is voor gezinnen en ouders die in armoede leven. Net zij hebben een extra grote nood aan dit soort toeslagen, en net zij vinden hun weg niet en zijn heel erg het slachtoffer van de doorlooptijd die zo oploopt, van het feit dat de digitalisering drempels opwerpt en van het feit dat ze intussen wachten op een budget waar ze ontzettend nood aan hebben, maar niet krijgen. Kunt u daar nog eens specifiek op ingaan?
Ik zat bij uw vroegere bevoegdheid – niet Werk, maar wel Onderwijs – en had, ten tweede, met het Agentschap Binnenlands Bestuur een heel zinvol debat.
Ik wilde nog even aansluiten, want het is inderdaad een vraag die ik in het verleden ook met collega Anaf heb gesteld, over de zorgtoeslag.
Er zijn eigenlijk twee aandachtspunten, u hebt er ook naar verwezen in uw antwoord. Waar ik toch even op wil ingaan is ten eerste: dat zijn die kinderen waarbij we helaas – en ik moet echt zeggen ‘helaas’ – vaststellen dat de handicap of de ziekte die ze hebben niet kan verbeteren. Ik denk dat we er echt van af moeten dat zij opnieuw moeten worden geëvalueerd, minister. Het is pijnlijk voor de mensen dat nog eens wordt aangeduid dat het niet kan verbeteren. Ik wil de medische wetenschap echt niet onderschatten, maar we hebben tot op de dag van vandaag helaas nog niets gevonden dat trisomie 21, het downsyndroom, kan verbeteren. Dat zorgt er ook voor dat er een aantal dossiers van de radar verdwijnen, waar niet over moet worden geoordeeld. Dat is een.
Ten tweede, wat betreft de digitalisering: als we er daarmee kunnen voor zorgen dat al 80 of 90 procent van de dossiers zijn afgehandeld, dan zal er wel tijd vrij zijn om die andere dossiers nog manueel te behandelen, hoop ik. Daardoor kunnen we wat tijd winnen, collega Anaf en collega Groothedde, en wordt de doorlooptijd van de andere dossiers ook korter. Ik zou de digitalisering daar dus ook willen omarmen – zoals u ook aangeeft, minister, als die er is – om dat weg te werken.
Mijn laatste punt is dat we voor burgers of ouders die inderdaad niet digitaal bij machte zijn en allerlei zaken van inkomen hebben verloren en zo verder – dat overkomt mensen wel eens – ook nog de Huizen van het Kind hebben. Ik zou dan ook oproepen dat mensen zich daar fysiek toe kunnen wenden, in hun nabijheid, zodat ze op die manier kunnen worden geholpen.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, ik wil toch eerst iets rechtzetten. Het gaat hier over de digitalisering van de aanvraagprocedure. Ik vind dat we maximaal moeten inzetten op de digitalisering van de aanvragen, en ook zelfs op automatische toekenning. Sommigen zullen zeggen dat dat veel kost, maar zo vermijden we wel dat mensen door de mazen van het net vallen.
Ik ben het wel met u eens, collega Anaf, dat we er ook voor moeten zorgen dat de mensen die het op papier zouden doen niet door de mazen van het net vallen, net door de manier van werken. We zetten dus verder in op dat overleg, maar dit gaat over de aanvraag, namelijk: ervoor zorgen dat de mensen allemaal in de vijver komen, dat ze minstens in de vijver zitten van de dingen waar ze recht op hebben. Dat is een.
Ten tweede is er dan de toekenning. Daar zitten we met een enorme groep. Collega Groothedde heeft het gehad over de doorlooptijd. Ik heb de naakte cijfers gegeven: 13.000 aanvraagdossiers zijn nog niet behandeld, 10.000 ambtshalve herzieningen zijn nog niet behandeld. Dat zijn heel hoge cijfers. Ik wil ook in alle openheid aan jullie zeggen: ja, dit is een probleem. Maar we kunnen het niet automatisch oplossen, we hebben mensen – artsen dus – nodig om te bekijken wat de nood is en wat de toekenning is die we hebben. Dat heb ik daarnet gezegd aan collega Anaf.
Ik stel vrijdag voor aan de regering om de procedure eenvoudiger te maken en het voor een aantal eenvoudige, veelvoorkomende pathologieën wel zonder die evaluatie te laten gebeuren, voor andere dan weer niet. Ik hoop dat dat soelaas kan brengen – ik hoop het niet, ik wil dat dat soelaas brengt. We hebben de artsen al beter verloond, maar het is echt een bottleneck waar we mee zitten, die niets te maken heeft met een gebrek aan budget. Dat frustreert me een beetje. We moeten zoeken hoe we voldoende menskracht kunnen vinden om ervoor te zorgen dat iedereen door die sluis – laat het me zo zeggen – geraakt, om te krijgen waar men recht op heeft.
Dat is nu echt een van de prioriteiten. Ik weet dat er heel veel zijn in het beleidsdomein, maar dat moeten we opgelost krijgen. We dachten er ook aan om met stagiairs te werken, dat zijn jongeren die afgestudeerd zijn als arts, maar het beroep nog niet uitoefenen. Zij kunnen in de zomermaanden ingezet worden, het kan allemaal helpen, als het op een uniforme wijze gebeurt.
Er zijn dus twee grote uitdagingen: ten eerste, zorgen dat iedereen mee is en dat men niet door de mazen van het digitale net valt en ten tweede, zorgen dat de bottleneck aan nodige menskracht om tot het bedrag te komen waar men recht op heeft, opgelost geraakt. Daar neem ik een aantal extra initiatieven, waarvan ik hoop, collega’s – waarvan ik wil, hopen is gezond, maar willen is nog beter – dat ze de zorgen een stukje naar beneden halen. Je zal maar een ouder zijn die zit te wachten, de collega’s hebben het terecht gezegd. Dat is absoluut niet fijn, dat erken ik voor de volle honderd procent.
De heer Anaf heeft het woord.
Die digitalisering is nu ruim drie maanden aan de gang. Ik wilde de signalen die ik heb ontvangen dat er op die manier een aantal mensen uit de boot dreigen te vallen zo snel mogelijk meegeven, zodat er hopelijk kan worden bijgestuurd en die mensen toegang kunnen krijgen tot de diensten maatschappelijk werk om een aantal zaken te regelen of ze toch de mogelijkheid kunnen krijgen om ook nog op papier in te dienen indien ze echt niet anders kunnen. Het zou gewoon jammer zijn als er mensen uit de boot vallen. Dat was niet de bedoeling van het nieuwe systeem. Het lijkt mij een goede stap in de juiste richting, maar dan moeten we daar wel voor zorgen.
Ten tweede ben ik heel benieuwd naar wat er vrijdag op de regering zal komen. Als dat inderdaad het terechte aandachtspunt van collega Daniëls kan ondervangen en kinderen bij wie het zo duidelijk is welke pathologie er speelt niet elke keer opnieuw die herevaluatie moeten doorlopen, dan zal dat een zeer goede zaak zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.