Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over oudermishandeling
Vraag om uitleg over oudermishandeling
Vraag om uitleg over de aanpak van oudermishandeling
Vraag om uitleg over het toenemende aantal meldingen van kinderen die hun ouders mishandelen
Verslag
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
De vragen zijn inderdaad een tijdje opgeschoven. In mijn eerste zin staat dat Hilde Van Mieghem zal focussen op oudergeweld. Dat is intussen al gebeurd; de reeks is al op tv geweest. Zoals gezegd is dit de derde reeks van ‘Als je eens wist’ en er is opnieuw een taboe aangesneden. Eentje waar veel mensen zich – denk ik – überhaupt niet van bewust waren: oudermishandeling. Daarrond bestaat niet alleen een heel groot schaamteprobleem, zoals bij andere vormen van intrafamiliaal geweld, maar er is ook een groot probleem van onbekendheid, stigmatisering en gebrek aan juiste hulp.
Natuurlijk is oudergeweld een complex probleem, maar er werd toch wel aangekaart dat er überhaupt ontzettend weinig onderzoek naar oudermishandeling voorhanden is. Het is iets waar de Vlaamse Regering binnen de Vlaamse Gemeenschap echt wel onderzoek naar zou kunnen doen. Er is überhaupt ook heel weinig aandacht voor, zeker in verhouding tot hoe vaak het probleem voorkomt. Nederland heeft de laatste jaren wel stappen ondernomen om dit fenomeen in kaart te brengen. Bij ons ontbreken cijfers nog. Die cijfers zijn in Nederland nochtans echt verontrustend. In 10 procent van alle gevallen van intrafamiliaal geweld zouden ouders het slachtoffer zijn.
Naar aanleiding daarvan hebben wij een paar vragen voor u, minister. Welke initiatieven zullen er ondernomen worden om het probleem van oudermishandeling qua bewustwording op de agenda te zetten, zodat niet alleen het taboe kan worden aangepakt, maar ook zowel de mensen die betrokken zijn als de omstaanders naar hulp op zoek durven en kunnen gaan?
Op welke manier zult u het dark number proberen te verlagen, waarvan we eigenlijk nog altijd in het duister tasten hoe groot het precies is? We hebben alleen maar het vermoeden dat het bijzonder groot is.
Op welke manier zult u zorgen voor een aanbod aan professionele hulpverlening, specifiek gericht op de noden van slachtoffers, daders en andere betrokkenen?
Welke onderzoeken zult u opstarten om de cijfers rond oudermishandeling in de Vlaamse Gemeenschap in kaart te brengen, zodat we informatie hebben over slachtoffer- en daderprofielen, zodat duidelijk wordt hoe groot het probleem is? Zult u aan de hand van de resultaten van dat onderzoek verdere stappen ondernemen? Zo ja, welke?
Het tv-programma ‘Als je eens wist’ heeft met reportages over kindermishandeling en partnergeweld de voorbije jaren al heel wat losgemaakt en doet dat nu opnieuw met getuigenissen over oudermishandeling.
Het thema is zowel in de pers als in het parlement tot nu toe onderbelicht gebleven. Het gaat over ouders die lijden onder fysieke of verbale agressie van hun kinderen, door hen bedreigd of bestolen worden. Het kan gaan over daders van alle leeftijden, van lagereschoolkinderen tot volwassenen tegenover hun bejaarde ouders. De oorzaken kunnen te vinden zijn in onder meer ontwikkelingsstoornissen, verslavingen of trauma’s.
Bij de slachtoffers is er vaak heel veel schaamte, maar ook de loyauteit tegenover hun kinderen speelt een rol. Dat maakt dat ouders er heel moeilijk mee naar buiten komen en dat het probleem vaak heel erg lang aanhoudt en heel verdoken is. Vanuit 1712 werd met de lancering van het nieuwe seizoen van het tv-programma ook een campagne gelanceerd die het bewustzijn over de problematiek wil vergroten en mensen die ermee te maken krijgen wil aanzetten om erover te praten en hulp te zoeken.
In het verleden hebben we het in deze commissie, collega’s, al wel gehad over ouderenmisbehandeling. Dan gaat het specifiek over ouderen, niet over ouders. Toch zijn de problematieken ook wel gelinkt, wanneer het gaat over kinderen die hun ouders geweld aandoen wanneer ze echt al bejaard zijn. In antwoord op mijn vraag om uitleg van 22 juni van vorig jaar sprak de minister onder meer over studiedagen en vormingen en een handboek van VLOCO, het Vlaams Ondersteuningscentrum Ouderenmis(be)handeling. Domus Medica werkte met steun van de Vlaamse overheid een e-learningmodule uit voor huisartsen, specifiek gericht op het thema ouderenmishandeling. Alleszins zijn onder meer huisartsen belangrijke actoren in het detecteren van signalen.
Er werd ook een risicotaxatie-instrument ontwikkeld om hulpverleners te helpen een inschatting te maken van het risico op ouderenmisbehandeling. Volgens de minister wordt dit als zeer gebruiksvriendelijk en ondersteunend ervaren voor het maken van een goede inschatting. De tool bevraagt niet alleen signalen en risicofactoren bij de ouderen, maar ook bij de pleger en de omgeving. Het kan ook gebruikt worden als basis voor een plan van aanpak.
Ik heb hierover volgende vragen.
Hoe kunnen eerstelijnszorgverleners beter geïnformeerd en gevormd worden over oudermishandeling, teneinde de problematiek sneller te kunnen detecteren?
Hoe wordt vanuit het beleid en vanuit 1712 specifiek ingezet om mensen te sensibiliseren met betrekking tot de problematiek, zodat de meldingsbereidheid verhoogt en het probleem dus minder lang verdoken blijft?
Op welke manier wordt er werk gemaakt van risicotaxatie? Kan de ontwikkeling van een risicotaxatie-instrument voor het detecteren van oudermishandeling in het algemeen helpen om de problematiek sneller op het spoor te komen?
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Mijn vraag gaat inderdaad over hetzelfde thema. Het betreft reportages waarin zowel de kijk van de dader, van het slachtoffer als van mensen die zowel dader als slachtoffer zijn te zien zijn. De verhalen beschrijven ook heel goed hoe complex de mishandelingsproblematiek vaak is en hoe opvoedingsrelaties enorm kunnen ontsporen, en ook hoe moeilijk het soms is om dat soort situaties op tijd in te schatten.
Specifiek het herkennen van signalen van een problematische opvoeding of van problematisch gedrag vanuit de hulpverlening is niet altijd eenvoudig. De betrokkenen geven vaak andere beschrijvingen aan de situatie vanuit de werkelijk anders aangevoelde beleving ervan. Daarnaast is er het probleem dat, wanneer het probleem wordt gedetecteerd, het soms een hele tijd wachten is op de meest gepaste hulp. Daardoor escaleren situaties nog verder nadat de problematiek al boven het hoofd van die mensen is gegroeid en ontstaan er soms echte crisissituaties. Daarom heb ik de volgende vragen.
Vindt u bewustmakingscampagnes in de breedte dan wel naar specifieke doelgroepen aangewezen?
Hoe kunnen we mensen zowel in een informele als in een professionele context helpen om sneller een aantal signalen op te vangen?
Hoe wilt u ervoor zorgen dat, wanneer een situatie van mishandeling wordt gedetecteerd, er ook effectief wordt gehandeld?
Bent u het met mij eens dat er zowel voor de dader als voor het slachtoffer in de meest aangepaste hulp moet worden voorzien?
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Minister, in de nieuwe reeks ‘Als je eens wist’ van Hilde Van Mieghem waarin de problematiek van oudermishandeling wordt aangekaart, komt onder andere aan bod dat er daarvoor verschillende oorzaken kunnen zijn, waaronder een psychiatrische problematiek van het kind of de jongere. Voor ouders is het vaak dan ook zoeken hoe ze daarmee om kunnen gaan, zeker indien de hulpverleningsmogelijkheden tekortschieten.
Op 3 mei 2022 lanceerde de hulplijn 1712 de nieuwe campagne ‘Ik voel angst als mijn kind thuiskomt’. Die staat volledig in het teken van oudermishandeling. De campagne gebeurt met ondersteuning van de toenmalige minister. Ze wil slachtoffers aansporen om contact op te nemen met de hulplijn en het probleem bespreekbaar maken. De campagne bevat onder meer een tv-spot met getuigenissen aan de telefoon. Op die manier hoopte uw voorganger mensen aan te sporen om erover te praten.
Minister, kunt u toelichting geven over de inhoud en de duur van de campagne die wordt gevoerd over die thematiek? Wanneer zal die campagne als geslaagd worden aanzien, met andere woorden welke doelen worden er vooropgesteld?
Hoe wordt de huidige doorverwijzing van de hulplijn naar gepaste hulp voor die ouders geëvalueerd? Is er altijd gepaste hulp voorhanden voor die specifieke problematiek?
Bezitten de hulpverleners voldoende kennis en expertise over de detectie en de aanpak van oudermishandeling? Op welke manier worden zij daar nog extra in ondersteund?
Op welke manier worden de ouders begeleid om met hun kind om te gaan indien dat geweld tegen hen pleegt? Indien de jongere deels in een voorziening verblijft, worden er vanuit die voorziening dan ook tips gegeven aan de ouders hoe ze daarmee om kunnen gaan?
Uw voorganger gaf in zijn beleidsnota al aan dat er verder gewerkt wordt aan een gericht beleid om geweld tegen te gaan. Hoe evalueert u momenteel het beleid om specifiek in te spelen op die vorm van geweld? Wordt er volgens u voldoende en tijdig ingespeeld op de oorzaken van het geweld om verdere escalatie te voorkomen?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
De hulplijn 1712 krijgt de laatste jaren steeds meer oproepen binnen over kinderen die hun ouders mishandelen. Het aantal oproepen steeg van vijftig in 2016 naar honderd in 2017, tweehonderd in 2020 en tweehonderddertig vorig jaar. Op een totaal van 11.312 gekende slachtoffers werd amper twee procent gemeld. Met de nieuwe campagne wil hulplijn 1712 het taboe over oudermishandeling doorbreken, en het probleem zichtbaar en bespreekbaar maken. Slachtoffers van oudermishandeling hebben soms de neiging om de schuld bij zichzelf te leggen en een ouder wil altijd zijn kind in bescherming nemen.
Ik heb de volgende vragen.
Eens de mishandeling van een ouder door zijn/haar kind gemeld is, moet er natuurlijk een antwoord op de problematiek gezocht worden. Naar welke diensten zal worden doorverwezen bij een melding van oudermishandeling?
Zijn de diensten waarnaar wordt doorverwezen klaar om met die kinderen en ouders aan de slag te gaan? Is de nodige capaciteit beschikbaar om snel aan de slag te gaan met die problematiek of zullen zij stuiten op wachtlijsten? Is de nodige kennis aanwezig?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, er wordt hier een heel gevoelige problematiek aangekaart. Voor mij is het positief dat we de campagne van hulplijn 1712, die op 3 mei van start is gegaan, vandaag kunnen bespreken. Het is een heel gevoelige campagne waarin het thema ouder(en)mis(be)handeling onder de aandacht wordt gebracht.
Er zit veel vervat in dat woord. Ik zal eerst wat uitleg geven over de begrippen. De begrippen ouderenmis(be)handeling en oudermishandeling worden soms door elkaar gebruikt, maar het gaat over heel andere zaken.
Ouderenmishandeling of ouderenmisbehandeling is elke vorm van geweld tegen een oudere persoon, dat wil zeggen een persoon ouder dan 55 jaar – dat ben ik dus zelf vanaf 28 juni eerstkomend. Dit kan lichamelijk, seksueel, psychisch of economisch geweld zijn. De omschrijving is dus heel breed.
Oudermishandeling is geweld van een kind op zijn ouder of ouders. Het gaat over thuiswonende minderjarige en volwassen kinderen en ook over mantelzorgers die hun ouders mishandelen of misbehandelen. Het ene woord heeft dus een heel andere scope dan het andere.
Ik heb geprobeerd de vragen gebundeld te benaderen. Eerst en vooral kom ik tot de vragen over de signalen en de campagne.
De 1712-campagne wil het thema oudermishandeling beter herkenbaar en bespreekbaar maken en ouders en hun omgeving aansporen om 1712 te contacteren wanneer ze er concreet mee te maken krijgen. De veiligheid via telefoon, chat of mail kan helpen om er voor het eerst over te spreken. Dat is de eerste stap naar een oplossing. Maar onderschat het niet. Zoals sommigen van jullie opmerken, moeten mensen over een hele grote berg om hierover te spreken.
De aftrap van de campagne gebeurde in meubelwinkel Domo in Leuven. Daar treft de bezoeker een toonzaal met sporen van huiselijk geweld aan. De campagne bestaat uit een spot voor tv en sociale media.
De zenders VTM, Canvas en Eén hebben de spot getoond van 3 mei tot 16 mei 2022. Ook op sociale media, waaronder Instagram, werd de spot op 3 mei gelanceerd en zal die doorlopen tot 30 juni 2022.
Ik heb vastgesteld dat er al diverse jaren wordt ingezet op campagnes met betrekking tot intrafamiliaal geweld. Maar als het over huiselijk geweld gaat, komt het thema oudermishandeling zelden of nooit aan bod. Daardoor wordt het probleem nog altijd onvoldoende herkend en erkend. Als een ouder of iemand uit de omgeving 1712 contacteert over oudermishandeling gebeurt dat vaak in een heel laat stadium. Dat is pijnlijk om vast te stellen.
Hoe komt dat nu? Verschillenden onder jullie vragen waarom dat zo laat wordt gemeld. Voor veel ouders is het toegeven van geweld gepleegd door hun kinderen echt taboe. Ten eerste, ze schamen zich in vele gevallen over het feit dat ze er niet in geslaagd zijn om een gelukkig gezin op te bouwen en voelen zich mislukt in hun ouderrol. Ten tweede, bij melding van de feiten, informeel bij familie en vrienden of formeel, stoten ze vaak op ongeloof of krijgen ze te maken met sociale afkeuring. Dat mogen we niet onderschatten. Ten derde, ze voelen soms dat ze zelf verantwoordelijk worden geacht voor de thuissituatie en denken dat ze er nergens mee terechtkunnen. Ten vierde, ze voelen zich schuldig bij een aangifte, omdat ze loyaal willen blijven ten opzichte van hun kinderen of vrezen voor represailles. Dat zit dus in een donkere hoek wat het bespreekbaar maken betreft.
Net wegens dat taboe is het heel relevant om op een aantal manieren te blijven inzetten op die sensibilisering. Dat kan gaan om expertisebevordering bij professionals – een aantal van jullie suggereren dat ook –, het investeren in hulpverleningsmogelijkheden en het sensibiliseren.
Ik kan een vergelijking maken met partnergeweld of seksueel grensoverschrijdend gedrag. Nog niet zo lang geleden zat dat ook een beetje in diezelfde sfeer. Maar de campagnes om dat onder de aandacht brengen hebben enorm veel losgemaakt in de samenleving.
Er is dus nood aan een campagne specifiek rond dat thema omdat mensen zo vaak voor een grote berg staan om hulp te zoeken.
Vervolgens beantwoord ik de vragen rond de doorverwijzing. Slachtoffers van oudermishandeling zullen door 1712 in eerste instantie worden doorverwezen naar een centrum algemeen welzijnswerk (CAW). Binnen de CAW’s worden verschillende begeleidingsmodules aangeboden met specifieke aandacht voor de ouder-kindrelatie, bijvoorbeeld de module ‘relaties en persoonlijke problemen’.
Indien tijdens zo’n begeleiding andere elementen of welzijnsproblematieken naar boven komen, kun je bij die CAW’s meer gespecialiseerde hulp krijgen. Men kan daar dus hulp inschakelen.
Ik ben het eens met de opmerkingen dat het belangrijk is om hier een systeemgerichte benadering te volgen, zeker rond de problematiek van intrafamiliaal geweld of oudermishandeling. Dat betekent dat er zowel met de dader als met het slachtoffer moet worden gewerkt en dat beiden deskundige hulp moeten krijgen. We mogen het dus niet eenzijdig bekijken, beiden zijn belangrijk.
Het aanbod van de CAW focust eerder op het relationele aspect binnen de begeleidingen waardoor alle partijen hulp kunnen krijgen.
Ik kom tot een belangrijke opmerking, namelijk of hulpverleners over voldoende kennis beschikken. De professionelen kunnen bij het Vlaams Ondersteuningscentrum Ouderenmis(be)handeling (VLOCO) terecht voor adequate en kwalitatieve informatie, vorming, advies, ondersteuning en deskundigheidsbevordering over het thema ouderenmisbehandeling.
Sinds de lancering van de e-learningmodule ouderenmisbehandeling werd deze tot op vandaag 385 keer voltooid. Ik heb nog geen persoonlijke appreciatie of dat nu al dan niet veel is. We hebben gevraagd dat de evaluatie van dit project door Domus Medica zou gebeuren en dat is gepland naar het einde van de subsidieperiode, later dit jaar. Naar het einde van dit jaar zouden we daar dus een eerste evaluatie van krijgen. En dan kunnen we ook samen met jullie bekijken of het al dan niet voldoende is en of het meer moet zijn.
Wat betreft de vragen rond het ‘dark number’ en de informatie, ik heb net al gemeld hoe hoog de sprong is die mensen moeten maken om de problematiek bespreekbaar te maken.
Het Vlaams Ondersteuningscentrum voor Ouderenmis(be)handeling (VLOCO) heeft de belangrijke opdracht om zowel mensen als professionelen te sensibiliseren over het thema, omdat het zich vaak afspeelt in de privésfeer en het is belangrijk dat men er in de privésfeer ook al voldoende over kan praten.
Voor de gewone burger zal VLOCO de hulplijn 1712 blijven promoten, omdat het de kortste weg is naar gerichte hulpverlening. Professionele zorgverleners kunnen voor ondersteuning terecht bij VLOCO. Er is ook de site www.ouderenmisbehandeling.be, waar informatie wordt verschaft over het thema.
Wat betreft de vragen rond de risicotaxatie, wordt het risicotaxatie-instrument als zeer gebruiksvriendelijk en ondersteunend ervaren door de professionele zorgverleners die ermee werken voor het maken van een goede inschatting. De tool bevraagt immers niet alleen signalen en risicofactoren bij de ouderen, maar ook bij de pleger en de omgeving. Het geeft dus een indicatie van belastende factoren die aanwezig kunnen zijn of zich zouden kunnen ontwikkelen. Onze professionals zeggen dat het instrument ook gebruikt wordt als vertrekbasis om tot een heel concrete aanpak te komen voor de mensen. Nog dit jaar zal VLOCO een vormingsmoment voorzien met het risicotaxatie-instrument als centraal thema.
Dan is er de hele groep vragen rond het in kaart brengen, iets wat me bijzonder interesseert, collega’s, omdat we nog niets hebben. Alle vragen die jullie nu stellen zijn eigenlijk gericht op die campagne. Onze eerste opdracht, die we nu aan het vervullen zijn, is om de problematiek bespreekbaar te maken, mensen de kans te geven hulp te vinden en ze over de streep te trekken om hulp te gaan zoeken. We moeten ervoor zorgen dat er een aanbod is, een plaats waar mensen op een veilige wijze terechtkunnen.
Uiteraard ben ik het ermee eens dat de registratie heel relevant is. Een van de collega’s maakte de opmerking dat er in Nederland al geregistreerd wordt, dat klopt, en ik vind dat dat bij ons ook moet gebeuren. Er is wel al iets, zo zijn er al registraties bij de CAW's. Ik heb ook gevraagd aan onze mensen of we die methodiek van Nederland niet kunnen overnemen, en of we niet via de parketten aan geanonimiseerde informatie kunnen geraken. Dan moeten we daarover uiteraard een afsprakenprotocol afsluiten. Ik denk dus dat er wel wat mogelijkheden zijn.
1712 registreert uiteraard ook de oproepen rond het thema, maar dat is voor mij te eng, omdat 1712 niet het enige kanaal is waarlangs de informatie kan binnenkomen.
Ik heb dus de opdracht gegeven om ten eerste goed te bekijken hoe het wordt aangepakt in Nederland. Is het daar volledig? En ten tweede, hoe we alle actoren zo snel mogelijk rond de tafel kunnen krijgen om die registratie vorm te geven. Er wordt blijkbaar ook geregistreerd door VLOCO, dus er is wel wat informatie beschikbaar, maar het gebeurt nog niet op een systematische wijze.
De campagne houdt momenteel vooral sensibilisering in: kom over de brug als er problemen zijn, wij bieden hulp aan. En wat de registratie betreft, vind ik zelf dat we echt nog stappen voorwaarts moeten zetten om dat een stuk te verbeteren. Het is dus ‘work in progress’.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Ik heb nog een aantal opvolgvragen, minister.
U hebt het vooral gehad over het CAW en 1712. 1712 is natuurlijk een eerstelijnsoproep, men zou zelfs kunnen zeggen een ‘nuldelijnsoproep’. Mensen kunnen daar informatie krijgen, maar worden nadien doorverwezen. Daarom vraag ik me af welke andere kanalen u ziet, naast het CAW en 1712? U zegt immers zelf dat er heel veel actoren zijn. Kunt u die actoren eens opsommen?
Zelf zie ik in de politie alvast een belangrijke partner, die erbij wordt geroepen wanneer het heel erg escaleert. Van de politie krijgen we signalen dat zij – bijvoorbeeld tijdens de lockdowns, maar ook nadien – zelf te weinig informatie hadden over hoe ze daarmee moesten omgaan. Is er daar enig overleg? Bent u van plan om expertise naar de politie toe te leiden?
Sociaal werkers zie ik ook als mensen die heel dicht bij de mensen staan en daar een belangrijke taak kunnen uitoefenen. Daarrond heb ik ook nog de vraag: over hoeveel hulp gaat het eigenlijk? Als het gaat over het CAW, zegt u dat er registraties werden gedaan. Kunt u aangeven hoeveel registraties dat zijn? U hebt immers een duidelijk nummer genoemd wat betreft VLOCO, maar niet wat betreft de CAW’s, dacht ik. Hebt u een vergelijking, bijvoorbeeld van de afgelopen maanden tegenover de afgelopen jaren?
Wat sociaal werkers en mensen op het terrein betreft, is er daar enig zicht op hoe vaak zij met de problematiek worden geconfronteerd? Krijgen ook zij vormingen van VLOCO? Of moeten zij dan bijvoorbeeld bij het steunpunt Mens en Samenleving (SAM) te rade gaan? In hoeverre kan het steunpunt, na de besparingen die er zijn geweest, nog aan die vraag tegemoetkomen?
Ik heb zeker ook nog de volgende vraag: we weten heel goed dat er bij het CAW een heel lange wachtlijst is voor andere psychosociale hulpverlening. Hoe zit het eigenlijk voor deze problematiek? Hoelang moeten mensen wachten om hulp te krijgen, wanneer zij al dan niet worden doorverwezen door 1712 of zelf om hulp komen vragen?
Ik wil toch nog even heel duidelijk benadrukken: ik heb de daders zelf ook onderlijnd als een groep die hulp moet krijgen. In hoeverre staan zij op de radar? Zoals u ongetwijfeld weet, is het wat intrafamiliaal geweld betreft, heel vaak niet zo dat de zaak zwart-wit is. Het is ook een problematiek waar men niet noodzakelijk alleen een dader wil aanklagen en over straffen en boete wil spreken. Mensen willen, moeten en kunnen zelfs, met de juiste hulp, heel vaak samen verder.
Dat kan dus een positief verhaal worden, maar de vraag is in hoeverre ze op de kaart staan. Via welke vormen van hulpverlening worden ze op een positieve manier aangesproken?
Ik dank u voor uw antwoord, minister. Het is goed dat we het thema hier bespreken. Het tv-programma en de campagne van 1712 hebben ertoe bijgedragen dat het thema bespreekbaarder is, maar het kan ook helpen dat we het thema hier op de agenda zetten. Als er een aantal acties voortvloeien uit die besprekingen, is dat een heel goede zaak. Zo’n campagne is belangrijk om mensen over de streep te trekken, maar ook om hen te laten voelen dat ze niet alleen zijn in zo’n geval. Vaak is er heel veel schaamte, terughoudendheid en schuldgevoel. Mensen denken dat zoiets nergens anders gebeurt, terwijl je vaak thema’s van intrafamiliaal geweld ziet. Je weet nooit wat er achter de ramen en deuren gebeurt en wat er zich tussen vier muren afspeelt. Je kunt alleen maar proberen om mensen over de streep te trekken om zaken te melden en om iedereen die met bepaalde gezinnen in aanraking komt als hulpverlener, als vrijwilliger of op school en dergelijke meer, alert te maken voor de signalen. Dat gebeurt ook bij deze problematiek. Spijtig genoeg bestaan dergelijke situaties wellicht meer dan we allemaal denken. Het is belangrijk dat mensen voelen dat ze niet alleen zijn met dat probleem, dat er ook hulp voor is en dat ze dat moeten melden in plaats van ermee te blijven zitten. Dergelijke zaken gebeuren nooit eenmalig. Ze escaleren vaak en spelen zich af op langere termijn. We moeten slachtoffers en daders laten voelen dat er een uitweg en hulp is.
Dan kom ik bij die hulp, minister. Je kunt meldingen doen bij 1712 en dat is heel belangrijk. Die hulplijn bestaat al een aantal jaar. Jaar na jaar neemt het aantal meldingen toe. Mensen kennen hun weg daar naartoe. Het is dan ook van groot belang dat er campagnes gebeuren. 1712 is echter zelf geen hulpverlener. Er moeten doorverwijzingen gebeuren, onder meer naar het CAW, en die gebeuren ook. Dat is goed. We hebben het er in deze commissie al meermaals over gehad dat we willen zorgen voor een warme doorverwijzing tussen de hulplijn 1712 en de hulpverlenersinstanties zoals het CAW. Alleen aangeven dat het CAW er is en welke hulpverlening dat biedt, is niet voldoende. De mensen moeten dan immers terug over diezelfde hoge drempel. Daarom vraag ik, minister, om er zeker wat dit thema betreft voldoende aandacht voor te hebben dat die doorverwijzing naar het CAW op een goede manier gebeurt en dat 1712 rechtstreeks contact opneemt met het CAW in plaats van dat mensen opnieuw zelf over die drempel moeten.
Ik ben ten slotte zeer tevreden dat u gaat onderzoeken hoe we kunnen komen tot een betere registratie om het geheel in kaart te brengen zodat we nadien het beleid daarop kunnen afstemmen.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, ik heb een belangrijke vraag. Het is goed dat mensen terechtkunnen in het CAW, dat de begeleidingsmodules systemisch worden bekeken, dat bij iedereen de interactie een rol speelt en dat elk op zijn/haar eigen manier mee in therapie gaat. Hebt u ook zicht op het aantal aanmeldingen en eventueel op de wachttijd? Mocht dat het geval zijn, zou het fijn zijn als die informatie nog kon worden nagestuurd.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Ik dank u voor uw uitgebreide antwoord, minister. Ik ben heel tevreden dat u wilt kijken naar de manier waarop Nederland dat probleem aanpakt om die problematiek in kaart te brengen en aan te pakken. Intrafamiliaal geweld is heel breed en moet in al zijn aspecten worden aangepakt, vooral omdat een vorm van intrafamiliaal geweld ook kan leiden tot een andere vorm, waaronder oudermishandeling. Minister, u zei daarnet dat we zeker niet de impact van het taboe dat op die problematiek rust, mogen onderschatten. Om dat taboe te doorbreken en toch over het probleem te praten kunnen volgens mij lotgenotengroepen een oplossing bieden: praatgroepen waar ook andere personen zitten met dezelfde ervaring, die weten hoe het is om met zoiets om te gaan of om zoiets mee te maken. Dat kan het taboe doorbreken, maar vooral ook die ouders uit hun isolement halen. Dat kan al een heel laagdrempelige hulp zijn, minister. Het Family Justice Center van Mechelen heeft daarop ingespeeld en een praatgroep ‘Moedige Moeders’ opgericht. Die brengt vrouwen samen die geweld van hun kind ervaren hebben. Daarom heb ik een bijkomende vraag, minister. Zijn er momenteel voldoende lotgenotengroepen of praatgroepen voor slachtoffers van die problematiek en wat is uw visie daarover?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Het is inderdaad een thematiek die nog onderbelicht is. Ik vind het heel goed dat er een sensibiliseringscampagne rond gedaan wordt, want het taboe is heel groot. Als ouder is het moeilijk om toe te geven dat uw kind mogelijk geweld op u pleegt. Men wil zijn kind niet criminaliseren. Vaak legt men ook de schuld bij zichzelf. Je blijft je eigen kinderen altijd graag zien. Maar ik denk dat eenmaal men een aangifte doet bij de politie de situatie vaak al geëscaleerd is. Als mensen hun verhaal toch willen doen en die drempel willen overgaan, moet er dan ook genoeg aanbod zijn. Ik denk dat dat heel belangrijk is. Het gaat niet alleen om aanbod voor het slachtoffer, maar ook voor de dader. Het blijft immers een familiale relatie die toch wel heel belangrijk is. Ik denk dan ook dat beide partijen gebaat zijn bij hulp.
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Er is natuurlijk al veel gezegd, maar gezien het belang van het thema, wil ik toch ook namens onze fractie even het woord nemen.
Minister, ik denk dat het in deze casus belangrijk is om – zoals u gezegd hebt – alle actoren rond de tafel te krijgen. Want het is een heel specifieke problematiek die veel onder de radar blijft. De actoren en de verschillende hulpverleners daarover sensibiliseren zal dus zeker en vast noodzakelijk zijn. Mijn vraag is dus ook of er in feite een kader met algemene richtlijnen voor de hulpverleners is waarop zij zich kunnen baseren.
Dan heb ik nog een bijkomende vraag, minister. De Family Justice Centers zijn hier al eens vernoemd, en een daarvan heel specifiek. Zij hebben natuurlijk heel wat kennis inzake intrafamiliaal geweld, waartoe ook dit geweld hoort. Hebt u al zicht op het feit of zij specifiek daaromtrent bepaalde richtlijnen gebruiken en misschien zelfs ook een risicotaxatie-instrument gebruiken?
Minister Crevits heeft het woord.
Bedankt, collega’s. Ik zal starten met de registratie. Ik heb hier net de cijfers. In het rapport van VLOCO 2020 zie je hoeveel registraties er waren inzake ouderenmisbehandeling in 2020. Dat waren er 198. U kunt deze gegevens op internet terugvinden. Je ziet daar ook de spreiding over de verschillende Vlaamse provincies. Maar eigenlijk is dat een onvolledige registratie. Dat probeerde ik daarnet te melden. VLOCO zit onder de CAW's. We moeten ook zicht krijgen op 1712. Ik vind het ook van belang dat we eens kijken of we bij de parketten geen extra informatie kunnen halen. Ik wil de cirkel rondmaken om te kijken hoe het nu zit met die registraties en de trend. We hebben cijfers, maar dat zijn partiële cijfers. Collega Groothedde vroeg, geloof ik, of we aparte cijfers hebben van de CAW’s, maar die hebben we niet. Er wordt daar wel geregistreerd rond intrafamiliaal geweld, maar niet specifiek genoeg om voldoende betrouwbaar materiaal te kunnen bezorgen. Ik vind dat we afspraken moeten maken met de CAW’s over die registratie. U verwees naar het Nederlandse systeem van registreren, mevrouw Groothedde? U had toch verwezen naar Nederland?
U spreekt me direct aan, dus ik ga er even op in. Er is een beetje verwarring tussen onderzoek en registratie. Het lijkt me belangrijk om registratie te doen, maar er ontbreekt ook echt onderzoek, en daar heb ik u nog niet op horen ingaan. Want registreren is één ding, maar onderzoek geeft echt wel een bodem aan het beleid en die lijkt mij echt nodig.
Ja, maar je hebt drie zaken. Je hebt de campagne die gericht is op sensibiliseren. Ik volg daarin iedereen die opmerkingen maakt rond de drempel die je over moet. Ik denk dat het superbelangrijk is om ook te melden dat we dit doen om het thema bespreekbaar te maken. Jullie hebben allemaal gezegd wat campagnes kunnen veroorzaken om bespreekbaarheid te krijgen over bepaalde thema’s. Dat is het doel van de campagne.
Twee, voor mij is het interessant dat we goed kunnen opvolgen hoeveel meldingen er zijn en hoe ermee omgegaan wordt. We kunnen de cijfers die we kennen bekijken maar als mensen bellen naar 1712, dan is dat niet puur een doorgeefluik. Er worden aan de telefoon soms al een aantal zaken besproken. In veel gevallen word je doorverwezen. Het hangt af van regio tot regio of er al dan niet wachttijden zijn en het hangt ook af van welke hulp je nodig hebt. Ik had in mijn antwoord al gezegd dat de begeleiding sowieso altijd gericht is op dader en slachtoffer, op de twee partijen, want het gaat hier over relaties tussen partijen die dicht bij elkaar staan. Het gaat over een ouder-kindrelatie, een heel nauw, een heel close contact, waaraan vaak heel veel geschiedenis voorafgaat. Je kunt je sowieso niet richten op één partij in de manier waarop je zult behandelen.
Het derde luik, collega Groothedde, is dan het wetenschappelijk onderzoek. Akkoord, ik ben zeker bereid om eens te kijken wat we daarrond al verzameld hebben en of we eventueel nog moeten kijken om daar extra onderzoek rond te hebben. In de ons omliggende landen is er natuurlijk ook wat onderzoek. De campagne is er gekomen op basis van een nood die op een bepaald moment erkend werd omdat het een probleem is dat in het donkere hoekje zit en om dat net uit de donkere hoek te krijgen. Op elk van de drie fronten – de sensibilisering, de betere registratie en het wetenschappelijk onderzoek – wordt dus actie ondernomen, elk natuurlijk op een andere cadans.
Ik had nog niet vermeld dat het ook van belang is dat we gaan kijken hoe we oudermishandeling kunnen voorkomen, wat de preventie is, om te vermijden dat er registratie nodig is of dat mensen hulp gaan zoeken. Daarom is het heel belangrijk om inzicht te krijgen in de zorg en de periode vooraf om te kijken of er patronen zijn die oudermishandeling uitlokken en hoe we kunnen vermijden dat dat uitgelokt wordt. Op die preventie is nu ook een stukje registratie. Dat wordt nu op heel verschillende plaatsen geregistreerd. Het is voor mij van belang dat we dat een beetje bundelen, dat we daar een lijn in gaan krijgen.
Op dit ogenblik is er overleg met de parketten. Er is natuurlijk ook aandacht voor het respecteren van het beroepsgeheim, maar als wij informatie vragen, gaat het over geanonimiseerde informatie. Dat is ook helder.
We hebben ook wat meer ruimte gecreëerd voor psychologische ondersteuning in de eerstelijnspsychologische functies. Nog eens: ik kan vandaag niet zeggen dat er nergens een wachttijd voor hulp is. Dat is onmogelijk. Dat hangt echt af van de situatie, de plaats, de regio en de problematiek want je kunt er geen standaardremedie op toepassen als zulke zaken gebeuren. Dat zit vaak heel complex in elkaar.
Collega Groothedde, zoals ik al zei hebben de eerstelijnsdiensten, zoals de gezinszorg, een superbelangrijke rol in de dagdagelijkse ondersteuning in zulke situaties. Dat spruit vaak voort uit iets, er is een uitlokkende factor om ertoe te komen. Daarom is de preventie er superbelangrijk.
Collega Schryvers, ik kom tot uw vragen rond 1712 en CAW. 1712 is de samenwerking van CAW en de vertrouwenscentra kindermishandeling. De 1712-medewerker is dat nooit voltijds via telefoon of chat. De medewerkers doen zonder uitzondering ook zelf begeleidingen, net om de afstand wat korter te houden. Het is dus niet dat je alleen maar aan de telefoon zit. Dat maakt dat je beleving aan de telefoon een stukje groter wordt als je ook veldwerk doet.
Collega Wouters, dan kom ik aan het thema lotgenoten. Lotgenotengroepen komen meestal vanuit de basis. Wij bieden ook ondersteuning voor alle thema’s via het trefpunt Zelfhulp.
Collega Van den Bossche, u had gevraagd of er al wat reliëf in de cijfers zit. Ik kon daar nog geen antwoord op geven. (Opmerkingen van Freya Van den Bossche)
Alles wat registratie is, zit voor mij nog een beetje in de grijze zone omdat ik zelf vind dat ze nog niet – om het zo te zeggen – volwassen is. We leggen er nu pas de focus op, dus je moet zorgen dat je tegelijk met de focus je registratie volledig of een stukje gaat verbeteren.
Tot slot wil ik het nog even hebben over wat we nu al van de parketten krijgen: je ziet dat je vanuit de classificering in de politionele criminaliteitsstatistieken een aantal zaken eruit kunt halen. Duidelijke cijfers over fysieke oudermishandeling zijn er wel, die kunnen we zien, maar alles wat verbale, financiële of psychologische mishandeling betreft, daar zien we voorlopig nog niets. We moeten kijken of we daar meer diepgang en meer reliëf kunnen krijgen in die cijfers. Het is dus ‘work in progress’, tegelijk met de campagne die nu nog altijd loopt.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Ik begrijp dat een aantal cijfers nu nog niet voorliggen, maar als u die wilt nasturen: graag, voor zover de cijfers waar we naar gevraagd hebben voorhanden zijn.
We zullen deze kwestie ongetwijfeld nog opvolgen. Ik begrijp wat u zegt, dat 1712 niet alleen doorverwijst. Maar een telefoongesprek, wie er ook aan de andere kant zit, is maar ‘zoveel’. Dat is geen therapie, iemand kan opnieuw bellen maar krijgt dan niet noodzakelijk dezelfde persoon aan de lijn, enzovoort. Dat is geen opvolging. 1712 is een eerste aanspreekpunt, niet meer dan dat, helaas. Ik kan me voorstellen dat dat voor de mensen van 1712 soms ook frustrerend is dat er dan in de tweede lijn wel wachtlijsten zitten zoals we gezien hebben bij de andere vormen van intrafamiliaal conflict, geweld, enzovoort.
Ik wilde toch wel de nadruk leggen op het feit dat, als we direct gaan kijken naar wat er bij het parket voorhanden is van cijfers, dat gaat over heel restrictieve cijfers. Dat zijn de gevallen waarbij er een klacht werd ingediend, waarbij het volledig uit de hand is gelopen. Eigenlijk zijn dat de gevallen die zoveel mogelijk niet mogen gebeuren, dankzij de hulpverlening. Ik weet niet of een registratie via het parket echt een zicht geeft op de problematiek of alleen maar op de excessen.
Ten tweede wil ik u echt vragen om effectief wat onderzoek betreft niet alleen te gaan kijken wat er is – want volgens de mensen die de derde reeks van ‘Als je eens wist’ hebben gemaakt, is er in ons land nauwelijks iets voorhanden – maar om het ook echt op te starten. U hebt de kracht in handen om ervoor te zorgen dat er een duidelijk zicht is op wat er kan gebeuren om preventief te werken, maar ook op wat er kan gebeuren om te de-escaleren. Wat is het zicht op cijfers in ons land, wat is er nodig en dergelijke? Dat lijkt me een eerste nood die ook de makers van ‘Als je eens wist’ aan het licht hebben gebracht. Ik wil u vragen om daarrond actie te ondernemen.
Collega's, het is een complexe problematiek die zich nog heel veel onder de radar bevindt. Als we die op een goede manier willen aanpakken, dan moeten we natuurlijk inzetten op heel wat diverse facetten. Die facetten zijn hier overigens bijna allemaal aan bod gekomen: gaande van preventie tot het doorbreken van het taboe en het bespreekbaar maken, zorgen voor een goede doorverwijzing naar hulpverlening voor dader en slachtoffer, zorgen voor voldoende wetenschappelijke onderbouwing en voldoende cijfermateriaal zodat we de prevalentie kunnen onderzoeken en op basis daarvan een aantal maatregelen kunnen nemen. De campagne is een heel goede zaak. Het is aan ons om vanuit het beleid de volgende periode een aantal stappen te zetten om deze problematiek mee te helpen voorkomen en slachtoffers en daders te helpen zodat we vermijden dat mensen zich soms in een jarenlange situatie van oudermishandeling bevinden.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Wat de cijferregistratie betreft, had minister Vandeurzen de vorige legislatuur aangegeven om de registratie van oudermishandeling in Oost-Vlaanderen via VLOCO, dat de cijfers van het CAW per deeldomein bijhoudt, uit te breiden naar heel Vlaanderen. Ik weet niet of dat intussen is gebeurd, maar als u de cijfers checkt en dat blijkt te zijn gebeurd, kunt u dan de cijfers voor heel Vlaanderen geven? Als het niet is gebeurd, geeft u dan enkel de Oost-Vlaamse cijfers? En mocht het nog niet zijn gebeurd, wil ik u graag herinneren aan de intentie om dat te doen.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Voorzitter, ik zal mijn slotrepliek heel kort houden.
Minister, die nieuwe tv-reportage met getuigenissen rond ouderenmishandeling heeft heel veel losgemaakt, ook bij ons. Dat merk je aan de vele vragen die daarover zijn gesteld. Er is nog te veel geweld dat onder de radar blijft en daar moeten we iets aan doen. Ik kijk uit naar de initiatieven die u hebt aangehaald en ik hoop echt dat u uw schouders hier zult onder zetten. We blijven dit uiteraard opvolgen.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Het is geen eenvoudige problematiek. Zoals u zelf zei, blijft het nog altijd de relatie tussen ouder en kind, wat het nog complexer maakt. Er zit nog heel wat onder de waterlijn. Sensibilisering is een eerste goede stap, maar er moet echt voldoende aanbod zijn, zodat zowel dader als slachtoffer op een goede manier worden geholpen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.