Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Gryffroy heeft het woord.
De grijze hersencellen zijn de belangrijkste grondstof die we in Vlaanderen hebben en die moeten we niet in het buitenland gaan aankopen, die hebben we zelf. Door een slimme inzet van de middelen kunnen we als bescheiden regio zelfs het verschil maken en daarin een voorstrekkersrol gaan vervullen. Volgens het Regionaal Innovatie Scorebord (RIS) is Vlaanderen een innovatieleider in Europa. Dat is een prestatie waar we terecht trots op mogen zijn. Dat kan alleen door slimme samenwerkingen aan te gaan. Samenwerking en het delen van resultaten leiden tot excellentie, maar we mogen daarbij niet naïef zijn. Sommige partners hebben niet altijd dezelfde nobele doelstellingen met de wetenschappelijke samenwerkingen.
Naar aanleiding van de coronacrisis en de enorme impact ervan voor onze ondernemingen hebben we het in dit parlement regelmatig gehad over de screening van buitenlandse directe investeringen en het beschermen van onze beloftevolle ondernemingen, de zogenaamde kroonjuwelen. Er zijn heel wat innovatieve start-ups, scale-ups en kmo’s die baanbrekend werk verrichten en zo cruciaal zijn voor innovatie in onze exportgerichte regio.
In De Tijd van 21 mei 2022 werd aangegeven dat imec, het internationaal gereputeerde onderzoekscentrum, in het verleden samenwerkte met universiteiten met een link naar Chinese defensie- en inlichtingendiensten. Imec is voor ons een belangrijke speler, het verzamelt veel topwetenschappers en speelt een heel belangrijke rol in de Europese Chips Act. Imec stelt dat er intussen gewerkt wordt met een strengere screening, namelijk de China Defence Universities Tracker.
Bovendien vraagt imec aan de Vlaamse en de federale overheid om een breed gedragen officiële gedragscode uit te werken tegen buitenlandse inmenging in onderzoek en ontwikkeling (O&O). De Europese Commissie heeft de ‘EU guidelines for tackling research and innovation (R&I) foreign interference’ gepubliceerd en diverse landen hebben op basis daarvan reeds een code uitgewerkt.
Daarom heb ik volgende vragen voor u, minister.
Wat is uw standpunt ter zake om samen met de federale overheid een officiële gedragscode uit te werken tegen buitenlandse inmenging in O&O? Wat is het standpunt van de onderzoeksinstellingen, universiteiten en ondernemingen? Ik vraag hier dus naar twee standpunten.
Wat zou de meerwaarde kunnen zijn van deze gedragscode? Welke elementen moeten daarbij zeker worden meegenomen? Hoe kan het bijdragen om risicovolle samenwerkingen te vermijden?
Hoe pakken de buurlanden of de Europese Unie het aan? Hoe kan er daarover beter worden samengewerkt?
Minister Brouns heeft het woord.
Ik denk dat ik mijn standpunt eigenlijk in één woord kan samenvatten: absoluut noodzakelijk. Zonder samenwerking met het federale niveau geen kennisveiligheid. Geen beleid rond kennisveiligheid in Vlaanderen zonder een goede samenwerking met het federale niveau.
Ik geef het voorbeeld van de Staatsveiligheid, die vandaag opleidingen en trainingen aanbiedt voor onderzoekers en bedrijven die naar risicovolle landen gaan. Staatsveiligheid verleent ook vertrouwelijke adviezen voor de bescherming van wetenschappelijk en economisch potentieel in België. Het spreekt voor zich dat dat uitermate relevant en nuttig is, en wat mij betreft ook noodzakelijk, maar dat kan uiteraard dus enkel in samenwerking met het federale niveau, in casu bijvoorbeeld de Staatsveiligheid.
Binnen een gedragscode zouden dergelijke trainingen aan onderzoekers en bedrijven kunnen worden opgelegd enzoverder, als ze naar een land met een hoogrisicopotentieel trekken. Dat zou een voorbeeld kunnen zijn: een training volgen bij de Staatsveiligheid als voorwaarde.
Ook de onderzoeksinstellingen, universiteiten en ondernemingen zijn zich heel bewust van de risico’s en houden contact met, en doen dat in samenwerking met, de federale diensten.
Wat is de meerwaarde van zo’n gedragscode? Welke elementen moeten daarin zeker worden opgenomen? Hoe kan het bijdragen om risicovolle samenwerkingen te vermijden? In een open economie zoals de onze, waarin heel wat kennis en info worden gedeeld, er internationale handel is, alsook wetenschappelijke en economische uitwisseling, is internationale samenwerking absoluut een verrijking. Het is ook een noodzaak voor het Vlaamse ecosysteem, maar de kennisveiligheidsrisico’s zullen in die context inderdaad nooit helemaal kunnen worden weggewerkt. Het is helemaal niet uit te sluiten dat er altijd een risico zal zijn. Ik denk dat de risicoanalyses daar ook cruciaal zijn en alle inspanningen er minstens toe moeten leiden dat de risico’s worden beperkt.
Een gedragscode zou een geheel moeten zijn van praktische richtlijnen om de kennisveiligheidsrisico’s te reduceren en/of een kader te bieden waarbinnen instellingen een eigen procedure kunnen ontwikkelen. De concrete invulling van een dergelijke gedragscode vormt dus nu ook het voorwerp van overleg en reflectie, ook in nauwe afstemming met alle betrokken actoren. Zo is er begin 2021 onder impuls van mijn voorgangster, minister Crevits, een werkgroep kennisveiligheid opgericht met vertegenwoordigers van alle belanghebbenden.
In het artikel waar u naar verwijst, konden we inderdaad samen lezen dat de universiteiten en imec al een doorlichting doen van de instellingen of individuen waarmee ze samenwerken of plannen om mee samen te werken.
Als we kijken naar de buurlanden stellen we vast dat alle buurlanden, dus met inbegrip van België, deelnemen aan het ‘EU Knowledge Network on China’ en de ‘Core Group China’. Het is tevens de verwachting dat vele Europese lidstaten zullen deelnemen aan actie nummer drie van de beleidsagenda van de Europese Onderzoeksruimte, met name de ‘academic freedom’ waarbij ‘foreign interference’ het tweede subthema vormt. Vlaanderen heeft in ieder geval de intentie om deel te nemen aan die actie. Ik denk dat ook wel mag worden opgemerkt dat we ons niet enkel moeten beperken tot China.
Landen zoals Frankrijk, Duitsland en Finland ontwikkelen of publiceerden recent ook aanbevelingen. Zoals in het krantenartikel wordt vermeld, staan onze noorderburen in Nederland al verder en kunnen zij als een inspirerend voorbeeld dienen. Uit kamerbrieven blijkt dat ze daar al beschikken over een leidraad en kennisveiligheidsloket. Onze administratie staat dan ook al een tijdje in contact met de Nederlandse collega’s en bekijkt hoe we nauwer met elkaar kunnen samenwerken. We worden met dezelfde problematiek geconfronteerd en hebben er dus baat bij om een heel werkbare balans te vinden tussen onze Europese waarden van vrijheid en openheid van onderzoek en handel enerzijds, en de bescherming tegen ongewenste beïnvloeding en het stelen van intellectuele eigendom, anderzijds.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Dank u voor het antwoord.
U zegt dat er nog andere landen dan China zijn. Dat is juist, maar ik denk wel dat China op zijn manier, een zeer slimme manier, de koploper is als het gaat over het proberen bloemen plukken bij ons, om er dan bij hen honing mee te maken. Ik denk dat zij op dat vlak wel aan de top staan. Ik denk dat we ons wel in eerste instantie moeten focussen op een land als China.
Ik heb nog bijkomende vragen. Ik veronderstel dat de andere stakeholders zoals universiteiten en andere onderzoeksinstellingen even positief zijn als imec als het gaat over het opstellen van een gedragscode?
U zegt dat u bezig bent met de gedragscode. Ik hoor al sinds 2021 dat uw voorgangster betrokken is bij het opstarten van bepaalde gesprekken. Maar wat is dan de timing daarvan? Wanneer kunnen we komen tot een effectieve gedragscode? Als we kijken naar de Europese ‘guidelines’, dan past een opdeling bij Staatsveiligheid bij ‘values’, ‘partnership’ en ‘cybersecurity’, maar zij hebben ook een punt van ‘governance’, waar ze duidelijk spreken over: “Publish a Code of Conduct for Foreign Interference” en “Establish a Foreign Interference Committee”. Dat zijn twee punten die heel duidelijk in die guidelines staan. De vraag is of we voor die gedragscode moeten wachten op een samenwerkingsovereenkomst met de federale overheid. Of kunnen we dat gewoon niet als Vlaanderen opstellen?
Minister Brouns heeft het woord.
Dank u wel, collega Gryffroy, voor de bijkomende vragen. Ik ben het met u eens dat de focus op China moet blijven liggen. Akkoord. Maar er is nog meer op de wereld dan China. Maar geen enkel probleem met die focus. Ik wil graag bevestigen dat dat de juiste focus is.
Wat de andere stakeholders betreft, is er inderdaad een positief engagement om tot de gedragscode te komen. Er is inderdaad veel draagvlak voor om daartoe te komen. U vraagt naar een concretere timing. Daar heb ik op dit ogenblik geen concrete datum voor. Het overleg loopt. We gaan dat binnen de schoot van de Vlaamse Regering verder afstemmen.
Collega Gryffroy heeft het woord.
Ik had nog de vraag gesteld of dat een samenwerking moet zijn met de federale overheid dan wel of we die gedragscode ook enkel binnen Vlaanderen kunnen opmaken?
Minister, kunnen we dat zelf, of moeten we dat in samenwerking met de federale overheid doen?
Het is een terechte vraag. We kunnen dat alleen. Maar ik denk dat u het met me eens bent dat we daarvoor de Staatsveiligheid nodig hebben.
En dus dat een samenwerking met de federale collega's nuttig kan zijn.
Collega Gryffroy heeft nog een slotbedenking om daarop te reageren.
Dat je moet samenwerken met de Staatsveiligheid, daarmee ga ik akkoord. Maar ik heb enkel maar schrik dat als het dan het uiteindelijk zal gaan over het opstellen van een concrete code en het samenstellen van een soort comité, en als je dan moet wachten tot de andere partners, dus de andere gewesten, mee zijn, je dan kunt wachten op Godot, want zij hebben een andere filosofie over export dan wij. Ik zou zeggen: ja, samenwerken met het federale niveau als het gaat over cybersecurity en staatsveiligheid, maar als het gaat over een code, denk ik niet dat we moeten wachten tot we een Belgische code hebben, maar dat we dat evengoed kunnen doen op het Vlaamse niveau.
De vraag om uitleg is afgehandeld.