Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over het standpunt van de rectoren over het externe meldpunt voor grensoverschrijdend gedrag
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, of er nu al dan niet een extern meldpunt moet komen voor het melden van grensoverschrijdend gedrag in het hoger onderwijs is een thema dat al vaak aangekaart werd de laatste tijd. Minister, mijn standpunt en dat van onze fractie daarin is alleszins heel duidelijk. Al op 2 februari heb ik hierover een actuele vraag gesteld en een oproep gedaan om één extern meldpunt op te richten om zo slachtoffers beter de gelegenheid te geven om zich te richten tot een onafhankelijk meldpunt en de drempel voor hen te verlagen.
Een week nadien werden er opnieuw actuele vragen over gesteld door collega’s. Collega Warnez heeft het nadien ook nog aangekaart in deze commissie. Ik heb dat, samen met hem, nogmaals gedaan tijdens de commissievergadering van 5 mei laatstleden. Minister, in uw antwoord hebt u toen drie maatregelen tegen grensoverschrijdend gedrag naar voren geschoven. Een van die maatregelen was het installeren van een extern, onafhankelijk meldpunt.
Op 12 mei, nauwelijks een week later, konden we dan in de pers lezen dat de vijf Vlaamse universiteiten niet één centraal extern meldpunt willen waar studenten melding kunnen maken van grensoverschrijdend gedrag, maar de voorkeur hebben voor eigen meldpunten per instelling omdat dit, zo klonk het toen, een meer vertrouwde context kan voorzien voor wie melding maakt en er meer mogelijkheden zouden zijn om dossiers sneller op te volgen.
Naast de creatie van een extern meldpunt waren de twee andere twee maatregelen waarnaar u verwees bij de behandeling van die vragen om uitleg ten eerste de centrale registratie van elke melding bij elke instelling en actieve opvolging daarvan, en ten tweede een beschermend kader voor studenten, naar analogie met de welzijnsregeling voor het personeel.
Na die verklaringen van de vijf Vlaamse universiteiten hebben we nieuwe vragen om uitleg ingediend. Ik heb mijn vraag ingediend op 13 mei, minister, maar door omstandigheden staan we ondertussen drie weken verder en komt de vraag vandaag op de agenda als gekoppelde vraag, samen met die van collega Segers, en hebben we vanmorgen berichten gelezen over het feit dat dat ene externe meldpunt er nu toch zou komen. Er zou nu toch een akkoord zijn met de instellingen voor hoger onderwijs en de universiteiten. We hebben dat feit op zich kunnen lezen, minister, en ook het feit dat men zijn tijd wil nemen om dat uit te werken, namelijk tegen midden 2023. Maar veel andere details, bijvoorbeeld over waar dit meldpunt zich zal bevinden en wat het zal kunnen doen, kennen we nog niet. Misschien kunt u op dat vlak voor ons al een tip van de sluier oplichten.
Ik had daarover de volgende vragen ingediend, minister. Ze werden een beetje doorkruist door de berichten van vanmorgen, maar ik denk dat deze commissie wel de plaats is om daar verder op in te gaan.
Hoe stond u tegenover het standpunt van de universiteiten om niet werk te maken van één centraal, extern meldpunt, maar om te werken, naast een intern meldpunt, met een extern meldpunt per instelling? In hoeverre rijmde dat dan met het standpunt van de hogescholen?
Hoe kan in geval van verschillende externe meldpunten de centrale registratie gebeuren? Ondertussen hebben we gelezen dat er één meldpunt komt met een centrale registratie. Op welke manier zal dat aangepakt worden?
Hoe kan bij verschillende externe meldpunten toch de eenheid bewaard worden? De vraag is vooral: hoe kunnen slachtoffers die een melding willen maken goed hun weg vinden en hoe kan men daar duidelijkheid in creëren? Ook als er één meldpunt komt, moeten we slachtoffers natuurlijk op een goede manier wegwijs maken. Hoe zal dat dan gebeuren?
Mevrouw Segers heeft het woord.
Collega Schryvers, dank u wel om deze vraag te stellen. Een deel van onze vragen zijn inderdaad al achterhaald aangezien de minister al voor zit op onze vragen.
Minister, u hebt eigenlijk op 24 maart al aangekondigd dat u een extern meldpunt voor grensoverschrijdend gedrag in het hoger onderwijs wou oprichten. Dat was uw antwoord – het was een goed antwoord – nadat er de voorbije maanden verschillende getuigenissen naar buiten kwamen over grensoverschrijdend gedrag aan verschillende universiteiten en hogescholen. De getuigenissen wezen er vooral op dat er niet alleen het probleem van grensoverschrijdend gedrag op zich is, maar ook dat de interne meldpunten binnen de hogeronderwijsinstellingen onvoldoende werken.
Zo bleek uit de getuigenissen dat er telkens meerdere meldingen, vaak over de jaren heen, over een persoon werden gedaan maar dat er door de instelling geen gevolg aan gegeven werd. Vaak ging dat ten koste van het mentaal welzijn en de academische carrière van het slachtoffer. Bij de interne meldpunten kon men geen formele klachten anoniem indienen en de tuchtprocedures werden vaak behandeld door mensen die in hetzelfde netwerk zitten als de personen over wie de klachten gaan. Daardoor ontstaat het gevaar dat de mensen die de melding moeten behandelen, bevooroordeeld zouden zijn. Dat was zeker sterker als het lid van het academisch personeel bekend is, een groot aanzien heeft of grote onderzoeksbudgetten binnenhaalt.
Gezien de stroom van getuigenissen blijkt dat de interne meldpunten niet naar behoren functioneren. Daarom gaf u de voorzet om een extern meldpunt op te richten. Op 5 mei hebben collega’s Warnez en Schryvers daar inderdaad een actuele vraag over gesteld. Uw antwoord was toen dat de neuzen nog niet in dezelfde richting staan. Vandaag hebben we vernomen dat de neuzen min of meer in dezelfde richting staan.
De rectoren wilden aanvankelijk niet mee instappen. Dat bleek uit een interne nota van de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) die Veto kon inkijken. Op basis van die laatste berichtgeving hebben wij onze vragen ingediend. Ondertussen is er wel al veel meer duidelijk geworden, onder andere dat de rector van de KU Leuven zegt dat er voor hen niet veel zal veranderen. Ook de rector van de UGent heeft al gereageerd en hij zei: ‘Ja, dat moet toch wel op maat van onze eigen instelling.’ Er is al veel geweten, maar er zijn nog veel vragen open naar aanleiding van de reacties van de rectoren.
Veel van mijn vragen zijn ondertussen vervallen. Uiteraard had u waarschijnlijk kennis van de interne nota van de VLIR. Maar ik stel de vraag toch nog maar eens.
Het overleg waar ik naar vroeg, hebt u dan duidelijk gehad.
U had dat gesprek met de rectoren. Welke oplossingen zien de rectoren om de interne klachtprocedures beter te laten verlopen, zodat er op een correcte manier gevolg gegeven kan worden aan de meldingen? Gaat u akkoord met wat ze voorstellen?
Wat hebt u gedaan om de neuzen van de Vlaamse rectoren in dezelfde richting te krijgen?
Welke stappen gaat u nu nog verder ondernemen om dit concreet te realiseren met de bedenkingen, de reacties die de rectoren vandaag in de pers gegeven hebben?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik heb getracht om in deze discussie vooral onder de waterlijn te werken gelet op de grote gevoeligheden en dus niet te reageren op sterke opinies zoals die in de media geuit werden, in verschillende richtingen trouwens. Maar ik heb altijd wel een duidelijk doel voor ogen gehad, wat ik ook meegegeven heb. Er zijn drie doelstellingen. Ten eerste hebben we absoluut een extern meldpunt nodig omdat sommige studenten of het onderwijspersoneel zich niet comfortabel voelen bij het aanmelden in een meldpunt dat gelieerd is aan de hogeronderwijsinstelling waar ze zelf rechtstreeks bij betrokken zijn. Een tweede doelstelling is een centraal register en een derde is een beschermend kader, ook voor studenten.
Ik begrijp natuurlijk dat universiteiten niet op een-twee-drie akkoord kunnen gaan met zulke ingrepen. Er is ook nog de discussie rond de impliciete schulderkenning die daar mogelijk mee gepaard zou gaan in hoofden van sommigen. Ik heb dan ook getracht om duidelijk te maken dat dat absoluut niet het geval is. Het is gewoon een verbetering. Het is belangrijk dat de mazen in het net maximaal gedicht worden. Dat heeft wel wat tijd nodig. Het moet ook intern binnen de instellingen en tussen de instellingen goed doorgesproken worden. Een rector beslist ook niet zomaar op zijn eentje en neemt toch ook de tijd om een beslissing van zo’n omvang te nemen. Ik heb daaromtrent enkele grondige discussies gehad met de VLIR en de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA), ook altijd met betrokkenheid van de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS). Het resultaat is dat alle universiteiten, hogescholen en studenten achter het oprichten van een extern meldpunt staan. De twee andere punten die ik aangehaald heb, worden ook onderschreven door alle betrokken partijen.
Het extern centraal meldpunt komt er dus. Ik neem mijn verantwoordelijkheid om samen met de sector te werken aan een betere omkadering. Ik kan nog niet al te zeer vooruitlopen op details, eenvoudigweg omdat de belangrijkste horde genomen is, namelijk ten aanzien van het eerste discussiepunt. We hebben wel een engagement opgenomen van nauwe betrokkenheid bij de uitwerking ervan.
Waarom kan ik nog niet vooruitlopen op details? Omdat parallel ook binnen de Vlaamse Regering de discussie loopt over de oprichting – dan is nog de vraag binnen welk beleidsdomein – van een ruimer centraal meldpunt over de beleidsdomeinen heen. Daarbij moet men een keuze maken wie daar dan verantwoordelijk voor wordt, wat de actieradius is en of dat werkt als één centraal meldpunt met diverse kamers. Daar moet ik ook een beetje een slag om de arm houden omdat dat een beslissing is die we collectief nemen als Vlaamse Regering. Dat is geen beslissing van mij. Alleszins ben ik wel tevreden dat we die eerste belangrijke horde gewoon genomen hebben.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ik ben natuurlijk ook heel tevreden dat die horde is genomen. Maar het is wel een beetje met vallen en opstaan dat het is gebeurd. Dat moeten wij allen erkennen. Op 2 februari is het al aan bod gekomen in de plenaire vergadering. Nadien kwam het nog verschillende keren aan bod in deze commissie. Volgens het charter kon elke instelling werken met een eigen meldpunt en zou er een evaluatie komen. Ook bevatte het charter de mogelijkheid van één centraal meldpunt. Maar u hebt dat centrale meldpunt altijd afgehouden. Op 2 februari hebt u geantwoord, minister, dat u eerst de evaluatie afwacht. Intussen komen er meldingen van slachtoffers bij en zien wij dat het echt een diepgeworteld probleem is. Dat is niet alleen in het hoger onderwijs zo, maar het doet zich voor in alle sectoren. Daarvoor moet echt een beleid worden uitgebouwd. Het gaat om een cultuuromslag, om preventie, maar ook om een krachtdadige aanpak om het de slachtoffers gemakkelijk te maken een melding te doen en daar ook opvolging aan te geven. Dan zien wij dat er eigenlijk overal geaarzeld wordt. Is dat een stuk schroom? Gaat het om het wegstoppen van het probleem? De bereidheid om er iets aan te doen is heel schoorvoetend. Dat is heel jammer, want slachtoffers moeten erkenning krijgen. Wij moeten er alle begrip voor hebben dat het niet altijd evident is bij een meldpunt dat intern is georganiseerd een melding te doen.
Minister, stap 1 is nu inderdaad gezet. Maar wij zijn nog heel bezorgd over de manier waarop het zal worden uitgewerkt. Vooral ben ik benieuwd naar de termijn van die uitwerking. Met die melding komen slachtoffers vandaag nog niet vooruit. Ik hoor nu dat het in de zomer van 2023 in orde komt. Toch dring ik erop aan het met de nodige spoed te blijven aanpakken.
Mevrouw Segers heef het woord.
Vooruit is voorstander van een extern meldpunt. Wij geloven dat dit de juiste piste is omdat die interne procedures niet naar behoren blijken te werken om verschillende redenen. Die redenen zijn veelal te reduceren tot het feit dat je altijd met heel sterke hiërarchische relaties te maken hebt. De ‘peer review’ gebeurt door hiërarchische relaties en dat werpt enorm veel barrières op om melding te maken van grensoverschrijdend gedrag. Aan de universiteiten moet zeker meegegeven worden dat dit in uitvoering is van het charter. Zij moeten ook veel beter communiceren bij hun personeel over de meldingsmogelijkheden.
U zegt dat er een centraal register komt per universiteit en dat de meldingen bij het centrale meldpunt moeten doorgegeven worden aan de universiteit. Maar ik vind dat dit vice versa moet gebeuren. Ik vind dat op een metaniveau alle meldingen die bij een universiteit ook naar dat extern meldpunt moeten worden doorgegeven. Er moet ook een centrale registratie gebeuren. Slechts zo kunnen wij opvolgen hoe de zaken evolueren per universiteit en per instelling. Hoe zult u dat centrale meldpunt organiseren met de universiteiten? Welke stappen zullen er concreet tussen nu en volgend jaar gezet worden? Met wie gaat u dat opzetten? Hoe concreet kunt u daar vandaag al op antwoorden?
Op het einde van uw antwoord zegt u dat er wordt nagedacht over een ruimer centraal meldpunt, over de sectoren heen, zowel voor universiteiten, cultuur en bedrijfswereld. Waarom ziet u daar heil in? Dat zijn toch heel verschillende werelden en contexten. Ik begrijp nog niet wat daarvan de meerwaarde zou kunnen zijn.
De heer De Gucht heeft het woord.
Heel veel zaken werden al door de twee collega’s gezegd. Ik denk dat het belangrijkste is dat we ervoor zorgen dat, als iemand geconfronteerd wordt met grensoverschrijdend gedrag, hij of zij zijn weg vindt naar de juiste instanties. Daarnaast is het ook belangrijk ervoor te zorgen dat we niet overal eilandjes creëren die niet met elkaar communiceren. Ik denk dat dat heel belangrijk is. Vandaag is er de Genderkamer van de Vlaamse Ombudsdienst, die bevoegd is als extern meldpunt voor deze meldingen. Die zal in 2023 ingekanteld worden in het Vlaams Mensenrechteninstituut, dat dan dus bevoegd zal worden. Zoals de twee vorige sprekers al aanhaalden, is het heel belangrijk dat er een goede informatiedoorstroming is zodat mensen weten waar ze terechtkunnen. Ik denk dat dat een van de grootste problemen is vandaag: weten waar je terechtkan en weten dat je daar inderdaad op een veilige manier terechtkan. Ik denk dat dat een uitdaging is voor de hele samenleving en bijgevolg ook binnen ons onderwijs.
De heer Danen heeft het woord.
Ik denk dat het inderdaad enorm belangrijk is dat je als melder weet waar je terechtkan, maar ook dat je weet wat er met je klacht gedaan wordt en dat er op een goede manier mee omgegaan wordt. Dat was een van de grotere heikele punten volgens de vorige klagers. Ik schrik toch wel van de uitspraak in de nota van de VLIR. Daarin wordt namelijk gesteld dat een centraal meldpunt voor grensoverschrijdend gedrag de situatie die gemeld wordt niet substantieel zal veranderen. Dat was toch wel een stomp in de maag voor de mensen die daarmee geconfronteerd worden. Een aantal onder hen had het gevoel dat hun klacht allerminst goed behandeld werd. Ik vraag me echt af wat de echte bezwaren tegen dat meldpunt zijn. Men zegt nu wel dat toch te willen oprichten, maar dat gebeurt wel met veel tegenzin. Ik ben ook wel wat bang voor wat de modaliteiten ter zake zullen zijn. Men kan een meldpunt maximaal invullen maar ook minimaal. Minister, ik wil u dus vragen om daar een goede invulling aan te geven. Wat hebt u als minister van Sport geleerd bij het oprichten van zo’n meldpunt in de sport?
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, dat we blij zijn dat dit meldpunt er komt, weet u. We hebben daar al heel wat vragen over gesteld. Collega Schryvers heeft dat al goed geschetst. U zegt dat u onder de waterlijn hebt gewerkt, minister. U bent vandaag ook wat vaag geweest in uw antwoord. Het is goed dat u een akkoord hebt. Ik ga ervan uit dat u als minister alleen maar goede akkoorden sluit, dat er dus inhoud in zit en dat het meldpunt geen papieren tijger zonder tanden wordt waarover vandaag vlug vlug gecommuniceerd werd.
Mijn vraag is dus vooral de volgende. Is er nu een goed akkoord over dat meldpunt? Bent u er zeker van dat dit geen papieren tijger zonder tanden is? Zal dat meldpunt iets te zeggen hebben? Ik ga ervan uit dat u wel weet wat dat meldpunt zal kunnen doen en wat de bevoegdheden zijn: een bemiddelingsrol, een sanctionerende rol, een tuchtrechtelijke rol. Daar moet u toch al een akkoord over hebben, want anders hebben we eigenlijk vandaag nog heel weinig op papier. Is het een papieren tijger of bent u al verder gegaan en hebt u ook een akkoord over de bevoegdheden?
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, ik wil jullie toch even collega Celis in herinnering brengen, die hier tijdens de vorige legislatuur zetelde. Ze heeft toen meerdere malen gevraagd naar meldpunten en naar een centraal meldpunt. Dat is er nooit gekomen. Daar was hier toen van een aantal fracties weerstand tegen, fracties die nu roepen dat er al lang een centraal meldpunt moest zijn. Ik snel nu vast dat de minister, onder de waterlijn, toch een akkoord heeft gesloten, ondanks de tegendruk die er blijkbaar nog is vanuit de instellingen voor hoger onderwijs. Voor alle duidelijkheid, collega’s: ik kan die tegendruk moeilijk begrijpen, temeer als ik zie dat sommige universiteiten op Twitter hun morele vingertje opsteken bij alles wat mis loopt. Als het dan in de eigen instelling gebeurt, is men plots van de wereldkaart verdwenen.
Ten tweede, ik herhaal mijn tussenkomst – en ik ben blij dat sommige collega’s ze hier bijna letterlijk brengen – van 5 mei. Voor diegene die zoekt waar hij een feit moet melden, moet het duidelijk zijn, eender wie dat is. Ik heb toen gezegd dat er allerlei soorten medewerkers zijn: assisterend academisch personeel (AAP’ers), bijzonder academisch personeel (BAP’ers), personeel bij het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen (FWO) … Er werd zonet gezegd dat het altijd gebeurt in een hiërarchische constellatie. Dat moet ik echt tegenspreken. We zien namelijk ook grensoverschrijdend gedrag tussen doctoraatsstudenten die mekaar sterk beconcurreren voor een vrijkomende plaats. Ik heb het zelf meegemaakt. Ik denk dus niet dat we moeten zeggen dat het enkel gebeurt in hiërarchische situaties, collega’s. Soms bestaat er concurrentie tussen mensen waardoor er grensoverschrijdend gedrag is.
Ik sluit af. Ik denk dat een meldpunt inderdaad een goede zaak is, maar ik zou de naam eigenlijk willen wijzigen naar ‘aanpakpunt’. Diegenen die in het verleden een melding maakten aan het meldpunt van de eigen instelling, vroegen zich namelijk af wie dat nu op zich zou nemen. Dat is wat vooral duidelijk moet zijn: dat het niet enkel geregistreerd maar dat er ook geageerd wordt en dat wordt uitgezocht wat er effectief aan de hand is, om te vermijden dat er afrekeningen gebeuren via een meldpunt die eigenlijk niet meer zijn dan een inhoudelijk geschil. Effectieve meldingen moeten krachtdadig worden aangepakt.
Minister Weyts heeft het woord.
Met betrekking tot het verwijt dat werd gemaakt dat ik, in functie van de vraagstellingen van vandaag, de vlucht vooruit zou genomen hebben: er is absoluut geen sprake van de vlucht vooruit, maar eerder van het ijzer smeden wanneer het heet is en schakelen wanneer de opportuniteit zich aandient. Maar goed, daar zult u mij in moeten geloven. Daar kan ik niet nader op ingaan.
Wat het engagement betreft: ik denk dat het toch wel belangrijk is dat men de brug over is en dat er ‘no way back’ is. Maar ik kan niet vooruitlopen op de concretisering daarvan, eenvoudigweg omdat dat gelijk spoort met de parallelle oefening die we inderdaad doen om in de schoot van de Vlaamse Regering toch ook te bekijken of het zinvol is om een beleidsdomein overschrijdend meldpunt ter zake te gaan oprichten, net om een inflatie aan meldpunten te vermijden en om te vermijden dat men uiteindelijk door de bomen het bos niet meer ziet. Het zou wel zinvol zijn dat men op dat vlak toch ook wel wat transparantie en eenduidigheid heeft, en mogelijk valt er wel iets te zeggen voor een soort eenloketprincipe.
Ik denk sowieso dat het een versterking is van ons integriteitsbeleid in globo wanneer we zowel, in hoofde van sommigen, een laagdrempelig, nabij meldpunt hebben dat verbonden is aan een hogeronderwijsinstelling als daarenboven, als tweede laag, ook een onafhankelijk neutraal meldpunt. Ongetwijfeld zullen verschillende studenten of andere mensen met een klacht blijven opteren voor het nabije meldpunt, maar we bieden de optie om ook klachten te kunnen melden bij een centraal meldpunt. Wat de concrete uitwerking daarvan betreft, engageer ik me tot een nauwe betrokkenheid met de sector zelf, zodat er ook geen argwaan zou zijn. Want in dezen zijn er geen slechte intenties, ik denk dat iedereen posities inneemt met de beste bedoelingen. We zouden toch de stap moeten kunnen zetten naar een ruimer meldpunt maar, opnieuw, parallel met de oefening die we doen in de schoot van de Vlaamse Regering.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, de problematiek van grensoverschrijdend gedrag blijft wijdverspreid, in alle sectoren, en dat is dus iets dat krachtdadig moet aangepakt worden. Dat is ook zo in ons hoger onderwijs. We moeten nu eens resoluut kiezen voor het slachtoffer. En dan weten we dat het voor sommige slachtoffers moeilijk is om alleen een interne melding te doen. We hebben spijtig genoeg ook al gezien dat, in het verleden, ook meldingen die intern gebeurden, niet altijd overal even goed werden opgevolgd – ik wil niet in detail treden. Dat is ook al uitdrukkelijk in de media gekomen. Vandaar de vraag om, na het charter dat er vorige legislatuur inderdaad is gekomen, de stap te zetten naar één extern meldpunt.
U hebt al langer gezegd, minister, na eerdere vragen daarover, dat u daar voorstander van was, dat u daar gesprekken over zou aangaan. U hebt tijdens de plenaire vergadering dan ook verwezen naar de Genderkamer, naar de besprekingen die er zijn in de richting van het Mensenrechteninstituut. Ik vind het goed dat er ook eindelijk een akkoord is met de universiteiten, want ook daar zagen we natuurlijk dat er een probleem was om alle neuzen in dezelfde richting te krijgen. U zegt nu: het was kwestie van het ijzer smeden als het heet is. Minister, ik kan dan maar één oproep doen: zie dat het vuur niet weer uitgaat en blijf het ijzer smeden als het heet is.
Ik hoop één zaak: dat heel de bespreking over het Vlaams Mensenrechteninstituut en over het mogelijke ene centrale meldpunt, over de verschillende sectoren heen, nu geen vertraging meebrengt voor het kunnen melden door slachtoffers van de feiten uit het hoger onderwijs. Want dat zou een onrecht zijn, denk ik, ten aanzien van hen allemaal. Ik hoop dus dat u met gerede spoed verder werkt aan dat ene centrale meldpunt, aan die centrale registratie, en dat dat meldpunt ook voldoende inhoud krijgt, want het gaat natuurlijk niet alleen over de melding, maar ook over de opvolging nadien.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, als we de reacties lezen van de rectoren deze ochtend in De Standaard, dan hebben zij nog heel wat vragen en toch ook nog, voel ik, heel wat terughoudendheid. Maar het is goed dat u zegt dat de rivier overgestoken is en dat er ‘no way back’ is. Inderdaad, zoals collega Schryvers aangeeft, moet dat ijzer nu echt wel gesmeed worden. We gaan u dan ook ondersteunen om daarover zo snel mogelijk duidelijkheid en een concretisering te kunnen krijgen.
Dat extern meldpunt is voor ons heel belangrijk, omdat die problematiek van grensoverschrijdend gedrag inderdaad zo wijdverspreid is, wijder dan we dachten. Die is des te sterker is in contexten die zeer competitief en hiërarchisch zijn. Ook blijkt dat die interne meldpunten niet altijd naar behoren hebben gewerkt. Voor ons is het belangrijk dat dat centrale meldpunt er komt, ten eerste om in alle veiligheid, op een laagdrempelige manier, een melding te kunnen doen. De tweede belangrijke reden – en hier wil ik terugkomen op mijn eerste repliek – is dat ik ook een rol zie voor het centrale meldpunt voor de monitoring, zodat die niet alleen binnen de universiteiten gebeurt maar ook gecentraliseerd wordt. De cijfers moeten worden verzameld binnen dat centrale meldpunt zodanig dat we daar opvolging kunnen doen over alle instellingen heen.
Wat de sectoroverschrijdende meldpunten betreft: de Genderkamer levert uitstekend werk en heeft dat altijd al gedaan. Het is jammer dat die werking nu in 2023 stopt en dat er dan iets nieuws komt. Ik zou zeggen: kijk wat de Genderkamer gedaan heeft, zie dat ze het goed gedaan heeft, en ga na of we dat niet kunnen continueren.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.