Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Minister-president, er wordt veel erfgoed bewaard in depotruimtes, die vaak niet of slechts beperkt toegankelijk zijn en weinig zichtbaar zijn voor het publiek. Het gaat vaak om prachtige stukken. Overheden en organisaties hebben het voorbije decennium heel wat inspanningen geleverd om de zorg voor dat erfgoed in depotruimtes te verbeteren. Tot 2018 waren het vooral de provincies die een coördinerende taak op zich namen inzake het depotbeleid.
Maar er blijven natuurlijk grote uitdagingen voor alle erfgoedspelers. Het beleid voor cultureel erfgoed en dat voor onroerend erfgoed kent in Vlaanderen elk zijn eigen beleidscontext, met een eigen discours, eigen regelgeving, een eigen minister, een eigen administratie. Desondanks zijn er enorm veel raakvlakken en gedeelde uitdagingen. In de praktijk vervaagt het verschil tussen cultureel en onroerend erfgoed grotendeels. Spreek in het eerste het beste café met iemand over erfgoed, en dan denken mensen zowel aan oude monumenten en kerken als aan pakweg schilderijen van Rubens. Erfgoed is dus beide: zowel roerend als onroerend, en mensen weten helemaal niet dat daar bij ons in Vlaanderen nog grote beschotten tussen zitten.
Die afstemming en coördinatie is echt nodig op Vlaams niveau, om die gemeenschappelijke uitdagingen aan te pakken, omdat de praktijkprocessen verrassend gelijk zijn. Het is dus toch het best om dat gezamenlijk wat meer te gaan doen, en we hebben dat ook in het Vlaams regeerakkoord afgesproken: “We nemen een regierol op voor een afgestemd depotbeleid dat niet enkel inzet op nieuwe bewaarplaatsen om te borgen maar na waardering en inventarisatie, ook resulteert in herbestemmen en afstoten. We doen dit samen met specifieke partners en lokale besturen en gezamenlijk voor cultureel en onroerend erfgoed. In het kader van dit depotbeleid is er ook aandacht voor de collecties van herbestemde kerken.”
Het Departement Cultuur, Jeugd en Media en het agentschap Onroerend Erfgoed hebben nu samen voor een stuk werk gemaakt van dat afgestemde depotbeleid voor zowel cultureel als onroerend erfgoed. Ze stelden daarbij gezamenlijke doelen voorop en nemen die regierol op. Men richt zich daarbij tot de erkende en gesubsidieerde organisaties in beide sectoren. Er is onlangs een publicatie verschenen: ‘Samen inzetten op depotuitdagingen. De regierol voor een afgestemd depotbeleid’. Er werd ook een studiedag georganiseerd, en het leek ons toch interessant om daar uw bedenkingen bij te horen, minister-president.
Wie was er naast de twee genoemde administraties nog betrokken bij het uitstippelen van dit depotbeleid?
In een afgestemd depotbeleid spelen de lokale besturen ook een cruciale rol. Hoe ziet u dat dan om hun rol mee te concretiseren?
Via welke beleidsinitiatieven ziet u die Vlaamse regierol concreet? Hoe gaan we dat implementeren? Doet u dat in de respectieve regelgeving die al bestaat voor de twee domeinen, en hun subsidiekaders? Of denkt u eventueel ook aan de piste van een apart decretaal subsidiekader voor erfgoeddepots? Wordt dat onderzocht?
In welke mate zal het vooropgestelde ideaal van samenwerking tussen onroerend en roerend cultureel erfgoed een uitsluitende voorwaarde zijn tot erkenning of financiële ondersteuning?
Hoe gaat men de samenlopende idealen van selectie, deselectie, ontdubbeling enzovoort monitoren?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Zoals u aangeeft, werd tijdens de studiedag op 1 april 2022 toelichting gegeven bij de invulling die de Vlaamse overheid geeft aan de vooropgestelde regierol voor een afgestemd depotbeleid. De publicatie waarnaar u verwijst, is beschikbaar via de website van mijn Departement Cultuur, Jeugd en Media en geeft ook toelichting bij dit beleid. Ik focus me in mijn antwoorden op mijn vragen natuurlijk op mijn bevoegdheid voor het cultureel erfgoed. Collega Diependaele is immers bevoegd voor het onroerenderfgoedbeleid en de verdere concretisering daarvan.
U vroeg wie er naast de twee genoemde administraties nog betrokken was bij het uitstippelen van dit depotbeleid. Het vormgeven aan de regierol voor een afgestemd depotbeleid gebeurde in de eerste plaats in samenwerking tussen het Departement Cultuur, Jeugd en Media en het agentschap Onroerend Erfgoed. Het gaat immers om een afstemming tussen het Vlaamse beleid voor cultureel en onroerend erfgoed, en het gezamenlijk formuleren van doelen. Om tot die afgestemde visie te komen, werd een landschapsschets en -analyse van de globale noden gemaakt voor beide sectoren. Voor cultureel erfgoed liep deze analyse samen met de voorbereiding van mijn Strategische Visienota Cultureel Erfgoed, en het participatieve traject dat mijn departement voerde met erkende en gesubsidieerde spelers.
Specifiek voor de analyse van depotnoden werd ook samengewerkt met FARO, het Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed. Het agentschap Onroerend Erfgoed werkte nauw samen met het Vlaams Depotnetwerk van de erkende onroerenderfgoeddepots. In het voorjaar van 2021 organiseerden beide administraties een gezamenlijk overleg met een groep van vertegenwoordigers uit beide sectoren. Voor cultureel erfgoed werd daarvoor een vertegenwoordiging gevraagd via de belangenbehartiger Overleg Cultureel Erfgoed (OCE), voor onroerend erfgoed een vertegenwoordiging via het Vlaams Depotnetwerk. Tijdens dit overleg werden de globale conclusie van de analyse en een draft van de krachtlijnen voor een afgestemd depotbeleid toegelicht en besproken.
Wat de lokale rol van de lokale besturen betreft: de Vlaamse overheid wil met het afgestemde depotbeleid vooral richting geven. De gezamenlijke doelen die naar voren worden geschoven, bieden een gedeeld denkkader. Het zijn doelen die het eigen Vlaamse beleid richting geven voor de verdere beleidsvoering, maar ook het beleid van andere besturen en erfgoedbeheerders kunnen inspireren.
De Vlaamse overheid streeft al lang naar een complementair cultureelerfgoedbeleid met lokale besturen en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden. Concreet realiseren we dit door de ondersteuning via het Cultureelerfgoeddecreet. Lokale besturen zijn vaak de inrichtende macht van erkende en gesubsidieerde collectiebeherende organisaties. Daarnaast ondersteunt het Cultureelerfgoeddecreet intergemeentelijke samenwerkingsverbanden voor een bovenlokaal cultureelerfgoedbeleid. De werking van erfgoedcellen staat daarbij centraal. Zij kunnen een belangrijke rol spelen voor bewaarnoden op hun werkingsterrein.
We moedigen via subsidiëring het inzetten op depotnoden aan, zowel op instellingsniveau als vanuit een bovenlokaal cultureelerfgoedbeleid. Deze inzet is deel van de subsidiëringscriteria en stimuleer ik nadrukkelijk in mijn Strategische Visienota Cultureel Erfgoed. Een van de beleidsaccenten in mijn visienota is ‘zorg voor erfgoed’, waarbij ook het verzekeren van kwalitatief behoud en het omgaan met calamiteiten vooropstaat. Het zoeken naar gedeelde oplossingen en het afstemmen en samenwerken stimuleer ik evenzeer.
In mijn visienota stel ik verdere dialoog voorop, ook met de lokale besturen. Om deze dialoog gezamenlijk vorm te geven, zullen het departement en het agentschap jaarlijks een samenkomst organiseren met vertegenwoordigers van beide sectoren. Het gaat bijvoorbeeld om intergemeentelijke samenwerkingsverbanden die een regionaal depotbeleid voeren, om intergemeentelijke onroerenderfgoeddiensten, om grote steden die een rol opnemen buiten de eigen stedelijke collecties, om het Depotnetwerk onroerenderfgoeddepots enzovoort. De bedoeling is in eerste instantie om kennis te delen over evoluties en lopende trajecten, en daarnaast ook om de initiatieven en het beleid van de stakeholders in de sector meer op elkaar af te stemmen. Er zal ook verder ingezet worden op overleg met de steden en gemeenten via de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG).
Dan kom ik tot de beleidsinitiatieven. Het afgestemde depotbeleid en de regierol die de Vlaamse overheid op zich neemt, worden in de eerste plaats verder geïntegreerd binnen bestaande regelgeving en bestaande instrumenten. Er bestaat al een brede waaier aan instrumenten en hulpmiddelen die bijdragen aan het kwaliteitsvol bewaren van cultureel en onroerend erfgoed in depotruimtes, en die toelaten om daarvoor nog meer aandacht te vragen en dat nog meer te stimuleren.
De krachtlijnen van het afgestemde depotbeleid zitten zo vervat in mijn Strategische Visienota Cultureel Erfgoed en in de prioritaire aandachtspunten die ik vooropstel voor toekomstige subsidieaanvragen, zowel voor structurele subsidies als projectsubsidies. ‘Zorg voor cultureel erfgoed’ en ‘samenwerking en netwerken’ worden via die weg gestimuleerd. Die aandachtspunten gelden niet enkel voor collectiebeherende organisaties, maar eveneens voor het hele dienstverlenende netwerk van landelijke en regionale dienstverlenende organisaties die een belangrijke rol spelen in het adviseren, begeleiden en tot stand brengen van netwerkverbanden.
Infrastructuurtrajecten van bovenlokaal belang worden ondersteund via het Vlaamse cultuurinfrastructuurbeleid. Er zijn sectorale subsidies voor het toegankelijker, duurzamer en veiliger maken van culturele infrastructuur en voor grote culturele infrastructuur met een uitzonderlijke omvang en een werking die zich richt tot de hele Vlaamse Gemeenschap of eventueel zelfs nog ruimer.
Vanuit de regierol zetten beide administraties in op het evalueren en afstemmen van het beleid en de beleidsinstrumenten. Dit zal ook aan bod komen in het jaarlijkse overlegmoment van beide administratie met de sectorvertegenwoordigers.
U vraagt naar de piste van een apart decretaal subsidiekader. Een bijkomend of apart decretaal kader voor erfgoeddepots wordt niet vooropgesteld en is, naar mijn oordeel, momenteel ook niet wenselijk. De bestaande regelgeving laat toe om organisaties te stimuleren en te ondersteunen. Verdergaande afstemming van bestaande beleidsinstrumenten of op termijn het ontwikkelen van gezamenlijke instrumenten voor cultureel en onroerend erfgoed is afhankelijk van verdere evoluties en noden.
Verder vraagt u naar het vooropgestelde ideaal van samenwerking tussen onroerend en roerend cultureel erfgoed. Samenwerken en netwerken met relevante actoren wordt gestimuleerd. Het is mijn overtuiging dat kennisdeling over gedeelde uitdagingen en een gezamenlijke inzet voor het zoeken naar oplossingen de sector alleen maar versterkt. De samenwerking die tot stand komt, is steeds afhankelijk van de context. Waar relevant kan dat ook samenwerking tussen cultureel- en onroerenderfgoedactoren omvatten, maar het is geen vereiste om erkend of ondersteund te worden.
Hoe gaan we de samenlopende idealen van selectie, deselectie en ontdubbeling monitoren? Het monitoren vanuit de regierol is gericht op het globaal zicht houden op de uitdagingen. Voor onroerend erfgoed biedt de jaarlijkse rapportage die erkende onroerenderfgoeddepots indienen, een basis. Voor cultureel erfgoed maakt de monitoring deel uit van een breder traject rond dataverzameling. Er wordt momenteel gewerkt aan een zinvolle dataset, afgestemd op de praktijk. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen data die bevraagd worden in functie van een aanvraag voor werkingssubsidies, data die relevant zijn om jaarlijks te bevragen, en data die op termijn mogelijk een plaats krijgen in een uitgebreidere bevraging. Voor het bepalen van deze data werkt mijn departement nauw samen met FARO, en is er afstemming tussen cultureel en onroerend erfgoed. Tijdens de studiedag van 1 april 2022 werd ook een werksessie gewijd aan de monitoring van depotinfrastructuur.
Monitoring van hoe de sector inzet op selectie en ontzamelen, zal beleidsmatig vooral kwalitatief en niet zozeer kwantitatief opgevolgd worden. Rond waarderen en ontzamelen organiseert FARO momenteel ook werkgroepen om kennis te delen. Op iets langere termijn kan de vernieuwde erfgoeddatabank hier mogelijk wel als ondersteunend instrument voor worden ingezet.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Bedankt voor het uitgebreide antwoord. Ik ga er niet te lang meer bij stilstaan. Maar u zegt dat er niet echt nood is aan een nieuw kader. Vroeger had je daar de coördinerende rol van de provincies. Dat is wat weggevallen. Er zullen nu jaarlijkse gebeurtenissen komen. Dat zijn allemaal positieve zaken; men gaat in eerste instantie van elkaar leren. Het is heel goed dat dat opnieuw in gang wordt gezet, want ondertussen zijn we misschien geen tijd aan het verliezen, maar hebben we wel geen goed zicht meer op het veld, denk ik. Want vroeger had je de provincies, en dan wist je perfect waar de noden zaten of waar er nood was aan een nieuw depot. En nu is dat voor mij een beetje onduidelijk. Stel dat je ergens een heel groot depot zou bouwen of een oud monument zou willen gebruiken om een depot in te integreren, wie beslist dat dan op een bepaald moment, en waar moet je je toe richten?
Ik hoop dan dat daar de juiste keuzes worden gemaakt, want er zijn allicht hiaten in het landschap. Ik heb er geen idee van. Er zijn misschien bepaalde noden die groter zijn in de een of andere regio. We mogen niet naar een systeem gaan waarin de snelste die een subsidie kan krijgen, de middelen krijgt, en daarna het geld op is. Ik hoop dat er ook nog wordt nagedacht over het globale plaatje van Vlaanderen: waar zijn de noden groot, en waar zetten we dan prioritair op in? Als je geen apart kader hebt, is dat heel moeilijk. Want je kunt dan bij verschillende instanties voor subsidies gaan aankloppen – natuurlijk het liefst samen, roerend en onroerend. Het is een goede zaak dat dat mee in de beoordeling zal worden meegenomen. Maar het blijft voor mij toch nog een beetje een moeilijke zaak om te weten waar we in de toekomst echt op inzetten in dat depotbeleid.
Ik denk dat men hier gestart is met een nieuwe manier van werken, en we moeten dat nu ook wel alle kansen geven. Ik begrijp dat u misschien niet onmiddellijk te vinden bent voor een nieuw decretaal kader. Laat ons eens zien wat de noden precies zijn. Maar ik zou dat op de lange termijn ook niet per se willen uitsluiten.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Men zegt weleens dat we op de lange termijn allemaal dood zijn. Natuurlijk zijn er in de toekomst eventueel initiatieven denkbaar, maar ik heb eigenlijk gewoon toegelicht wat in mijn strategische visienota voor deze legislatuur nog aan de orde is.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Ik heb misschien nog een laatste puntje. We moeten daar natuurlijk ook het hele beleid rond bovenlokale culturele infrastructuur in meenemen, en dan de juiste keuzes maken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.