Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over 'Kom uit je kop', de nieuwe campagne van het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie
Vraag om uitleg over komuitjekop.be en het derde Vlaams Actieplan Suïcidepreventie
Verslag
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Op 24 maart 2022 verscheen het nieuwe jaarverslag van het Centrum ter Preventie van Zelfdoding (CPZ). Uit het jaarverslag blijkt dat er in 2021 22.870 gesprekken aan de Zelfmoordlijn gevoerd werden: 17.720 via de telefoon, 3492 via de chat en 1658 via mail. In 2021 werd de dienstverlening van de Zelfmoordchat verdubbeld. Zowel het aantal beantwoorders als de openingsuren van de chatdienst werden uitgebreid. Zo is de chat sinds 1 december dagelijks bereikbaar van 17 uur tot 00 uur ‘s nachts. 70 extra chatvrijwilligers werden opgeleid om aan die uitbreiding tegemoet te komen.
Uit het jaarverslag blijkt ook dat de grootste risicofactor om over te gaan tot zelfdoding ‘eenzaamheid’ is en dat de grootste beschermende factor ‘het willen leven, hoop op beterschap’ omvat. Wat betreft het profiel van de mensen die contact opnemen met de Zelfmoordlijn, zien we dat het vooral vrouwen zijn die contact opnemen. Bij de telefoonoproepen is 60,5 procent vrouw, bij chatoproepen 79,5 procent en bij e-mailoproepen 67,9 procent. Daarnaast komen bij zowel chat als email de meeste hulpvragen uit de leeftijdscategorie tussen 10 en 19 jaar. Bij telefoongesprekken bevat de grootste groep oproepers dan weer personen tussen 40 en 59 jaar.
Daarnaast zien we een opvallende stijging van 51 procent ten opzichte van 2020 bij het aantal gesprekken bij ASPHA. ASPHA is de Advieslijn SuïcidePreventie voor Huisartsen en Andere Hulpverleners die vragen hebben over het begeleiden van een suïcidale klant of cliënt via telefoon of mail. In totaal werden 313 gesprekken gevoerd via ASPHA. 43,9 procent van de personen die deze advieslijn raadpleegt is psycholoog. De bekendheid van de lijn bij hulpverleners zou aan de basis van deze stijging liggen.
Dit zijn mijn vragen aan u, minister.
Hoe evalueert u de nieuwe gegevens die in het jaarverslag van het Centrum ter Preventie van Zelfdoding aan bod komen?
Welke initiatieven neemt u om meer in te zetten op de beschermende factoren van mensen die aan zelfdoding denken? Hoe zal er rekening gehouden worden met het profiel van de oproepers in toekomstig beleid?
Het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie (VLESP) zet in op wetenschappelijke onderbouwing. Zo onderzoekt het CPZ samen met VLESP de effecten van de telefoongesprekken aan de Zelfmoordlijn. Daarnaast begeleidt VLESP een pilootproject met een forum voor naasten van mensen die aan zelfdoding denken, en onderzoekt het de impact van dat forum. Kunt u meer duiding geven bij deze onderzoeken?
Oproepers kunnen sinds april ook worden aangemeld bij de centra voor geestelijke gezondheidszorg. Daarnaast kunnen ze ook worden doorgeschakeld naar Nupraatikerover.be. Hoe wordt deze rechtstreekse doormelding ervaren? Zorgt dit voor het wegwerken van bestaande drempels? Welke andere partners zouden er nog betrokken kunnen worden om de zorgcontinuïteit te optimaliseren?
Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot de implementatie van het derde Vlaams Actieplan Suïcidepreventie? Welke rol zal het Centrum ter Preventie van Zelfdoding in de uitvoering hiervan spelen?
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, deze regeringsploeg en u als bevoegd minister van Welzijn, timmeren al jaren aan een beleid ter preventie van zelfdoding met veel doelgerichte acties gebundeld in een actieplan, die zeer voorzichtig en gelukkig stilaan hun vruchten beginnen af te werpen. Toch blijven er vele werkpunten en zien we steeds nieuwe uitdagingen op ons afkomen.
Het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie lanceerde op dinsdag 26 april een nieuwe campagne ‘Kom uit je kop’. De campagne moet mannen aanzetten om over mentale problemen te spreken en sneller hulp te zoeken bij donkere gedachten.
De campagne is hard nodig volgens de cijfers die VLESP vermeldt. Drie keer zoveel mannen als vrouwen sterven door zelfdoding en dit in alle leeftijdsgroepen. Ook zijn de suïcidecijfers het hoogst bij mannen tussen 45 en 49 jaar en bij mannelijke 80-plussers.
Achter die cijfers liggen verschillende risicofactoren. In het bijzonder voor mannen geldt dat zij minder dan vrouwen kunnen terugvallen of een beroep doen op een sociaal netwerk. Zij zwijgen langer en kroppen problemen langer op. Ze blijken ook gevoeliger te zijn voor financiële tegenvallers dan vrouwen. Een laatste en niet onbelangrijke risicofactor is dat de drempel om hulp te zoeken voor mannen hoger ligt. Ze ervaren een taboesfeer om over hun donkere gedachten te praten.
Deze specifieke campagne gericht op mannen is dus niet zonder reden. Het is echt een kwestie van meer mannen over de streep te trekken om over hun mentale problemen te spreken, gepaste hulp te zoeken en zo te voorkomen dat problemen escaleren en resulteren in een zelfdoding die voor heel wat nabestaanden, soms generaties lang, een traumatische gebeurtenis is.
Minister, hoe sluit deze campagne aan bij het brede beleid ten aanzien van suïcidepreventie?
Welke andere doelgroepgerichte campagnes lopen er nu al?
We hebben de evaluatie van het tweede Vlaams Actieplan Suïcidepreventie gehad, we hebben de gezondheidsconferentie gehad waar we de krijtlijnen hebben gepresenteerd en de zes wetenschappelijk onderbouwde strategieën hebben bepaald. Kunt u ons vandaag een stand van zaken geven over het derde Vlaamse Actieplan Suïcidepreventie?
De heer De Bruyn heeft het woord.
Minister, collega’s, wie van de gelegenheid al gebruik heeft gemaakt om de campagnefilmpjes over ‘Kom uit je kop’ te bekijken, zal vastgesteld hebben dat het een bijzonder sterke campagne is, aangrijpend zonder sentimenteel te zijn op een wat naïeve manier. Maar ik kan me echt voorstellen dat we hier opnieuw in Vlaanderen pionieren met doelgroepgerichte campagnes die naar de kern van de zaak gaan en die heel duidelijk proberen het aantal suïcides binnen een bijzonder kwetsbare doelgroep terug te dringen. Ik wens de campagne alle succes en ik ben er ook van overtuigd dat we hier echt wel resultaten zullen boeken.
Maar tegelijkertijd aarzel ik wat omdat we momenteel met het bredere suïcidepreventiebeleid in een wat grijze zone zitten. In november hadden we de gezondheidsdoelstellingen waarbij we heel ambitieus en terecht opnieuw een doelstelling naar voren hebben geschoven, namelijk 10 procent minder suïcides. Dat is een ambitieuze maar een haalbare doelstelling.
Om dat uit te rollen hebben we dat derde Vlaamse actieplan nodig waar dit ontegensprekelijk een element in is, maar we hebben nog geen afgeklopt, afgerond Vlaams actieplan. Minister, u hebt er volgens mij terecht op gewezen dat de gezondheidsconferentie nog een natraject verdient. Wie zal wat opvolgen en met welke inzet van welke middelen? Op welke manier zullen we dat allemaal evalueren? Dat is allemaal informatie die we nu nog missen om het bredere suïcidepreventiebeleid te kunnen evalueren.
Minister, kunt u nog even schetsen hoe we dat natraject inhoudelijk moeten begrijpen? Wanneer mogen we het eindresultaat verwachten? Wanneer zullen we in het parlement kennis kunnen nemen van het derde Vlaamse actieplan en de middelen die u daartegenover stelt? Want, het actieplan is één ding, de bijhorende middelen maken het mogelijk om dat actieplan uit te voeren.
Deze actie is ongetwijfeld een sterke en zinvolle actie, maar hoe moeten we die plaatsen binnen het ruimere Vlaams actieplan dat in opvolging van de gezondheidsconferentie in ontwikkeling is?
Minister Beke heeft het woord.
De campagne ‘Kom uit je kop’ werd opgestart naar aanleiding van de resultaten van het psychologische autopsieonderzoek dat uitgevoerd werd binnen het tweede Vlaams Actieplan Suïcidepreventie. Binnen dit onderzoek werden nabestaanden geïnterviewd die iemand uit hun dichte omgeving tussen 45 en 60 jaar verloren door suïcide, om zo risicofactoren en aanleidingen voor suïcide in kaart te brengen. Op basis van de resultaten van het onderzoek werden beleidsaanbevelingen geformuleerd. Voor het toekomstig suïcidepreventiebeleid werd onder andere geadviseerd om in te zetten op initiatieven en campagnes om drempels bij het zoeken naar hulp voor psychische problemen, te verlagen en de beschikbaarheid van onlinehulp voor suïcidepreventie beter bekend te maken. Ook het meer betrekken van naasten bij de preventie van suïcide was een belangrijke aanbeveling. Naasten kunnen een sleutelrol vervullen in het herkennen en bespreekbaar maken van suïcidale gedachten.
Binnen het derde Vlaams Actieplan Suïcidepreventie kadert de duurzame campagne ‘Kom uit je kop’ onder strategie 3, die inzet op suïcidepreventie bij kwetsbare groepen. In deze strategie richt het actieplan zich tot doelgroepen die een gekend verhoogd suïciderisico hebben, waaronder mannen. Verder gaat er binnen deze strategie specifieke aandacht naar jongeren, ouderen, LGBTI-personen, financieel kwetsbare groepen, kwetsbare beroepsgroepen, personen in detentie en personen met een psychische problematiek. De focus van deze strategie ligt onder andere op de implementatie van bestaande methodieken en tools, toegepast op de noden van de respectievelijke doelgroepen. Gerichte communicatiestrategieën en het inzetten van de juiste stakeholders spelen een belangrijke rol om de doelgroepen zo goed mogelijk te bereiken.
De binnen het tweede Vlaams Actieplan Suïcidepreventie gelanceerde campagne ‘4 voor 12’, over signaalherkenning, is een duurzame campagne die door VLESP en Te Gek!? verder wordt uitgedragen en bekendgemaakt. De folders worden blijvend verspreid, de campagnewebsite blijft actief en de campagne wordt meegenomen in de vormingen in het kader van suïcidepreventie, die gericht zijn op het brede publiek.
Onze partnerorganisatie voor geestelijke gezondheidsbevordering, het Vlaams Instituut Gezond Leven, zet het onlineplatform NokNok.be jaarlijks extra in de kijker met een campagne. NokNok.be helpt jongeren om zich goed in hun vel te voelen. De NokNok-on-my-door-challenge zet jongeren dit jaar aan om nieuwe gewoontes aan te leren die hun mentaal welbevinden versterken.
Te Gek!? organiseert elk jaar verschillende campagnes omtrent beeldvorming in de geestelijke gezondheid. Dit jaar loopt onder andere de campagne ‘Wellicht’, over depressie. De campagne richt zich naast tot de algemene bevolking ook indirect tot personen met een psychische problematiek, een kwetsbare groep binnen het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie. Met deze jaarcampagne wil Te Gek!? de kennis over depressie vergroten en inzicht geven in de complexiteit ervan, om zo deze problemen bespreekbaar te maken en stigmatisering en taboe tegen te gaan.
Het doel van het natraject is om de op de Gezondheidsconferentie voorgestelde doelstelling en de bijhorende strategieën te concretiseren en zo te komen tot een derde Vlaams Actieplan Suïcidepreventie. De betrokken actoren zijn het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie, Zorg en Gezondheid, mijn kabinet en consultingbedrijf Möbius dat het natraject mee faciliteert.
De in het voortraject geformuleerde actievoorstellen worden opnieuw onderworpen aan een kritische evaluatie. Dit gebeurt op basis van de vooropgestelde criteria en beslissingsboom, meer bepaald het level van evidentie, de haalbaarheid, de nood en het bereik en de innovatie. Gebaseerd op deze criteria wordt een beleidsmatige keuze gemaakt in de te realiseren actievoorstellen die vanuit de werkgroepen zijn gekomen, rekening houdend met de budgettaire noden die samengaan met elk van deze acties. Ook wordt er een indicatieve tijdslijn opgesteld voor de uitvoering van het actieplan. De uitvoering en het al dan niet halen van de vooropgestelde timing worden uiteraard mee bepaald door het al dan niet beschikbaar zijn van de nodige middelen en de opvolging van nieuwe noden en ontwikkelingen.
In dit natraject is er daarnaast afstemming met de actoren uit de beleidsdomeinen Werk, Jeugd en Media, en Onderwijs en met de federale overheid, voor het concretiseren van de engagementen uit deze andere beleidsdomeinen. Ook volgt er nog een terugkoppeling naar de leden van de voorbereidende werkgroepen die werden opgericht in het kader van de Gezondheidsconferentie Suïcidepreventie van november 2021. Er wordt ook afstemming voorzien met de organisaties met terreinwerking, namelijk het Centrum ter Preventie van Zelfdoding en de suïcidepreventiewerking van de cgg’s, die mee instaan voor de duurzame implementatie van het actieplan.
– Freya Van den Bossche treedt als voorzitter op.
De gezondheidsdoelstelling, de strategieën om die te realiseren en het actieplan worden vervolgens ter advies voorgelegd aan de Vlaamse Raad voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG). We streven ernaar om het actieplan na de zomer voor te leggen aan de Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement.
Uiteraard lopen de continuerende acties uit het tweede Vlaams Actieplan Suïcidepreventie door en staan we intussen niet stil. Zoals u weet werden er eind vorig jaar reeds verschillende nieuwe acties opgestart die kaderen binnen de nieuwe Vlaamse gezondheidsdoelstelling suïcidepreventie.
Het CPZ is al jaren een belangrijke actor op het gebied van suïcidepreventie in Vlaanderen. Ook voor 2021 toont het jaarverslag van het CPZ aan welk verschil de organisatie en haar vrijwilligers dag na dag maken voor mensen die kampen met suïcidale gedachten en hun omgeving. De Zelfmoordlijn vormt hiermee een belangrijke aanvulling op de reguliere hulpverlening en kan drempelverlagend werken om mensen toe te leiden naar deze hulpverlening. Uit het jaarverslag blijkt ook dat de Zelfmoordlijn een groep van oproepers bereikt die hoogsuïcidaal is. Daarnaast is het duidelijk dat de bijkomende investeringen van de afgelopen jaren hebben bijgedragen aan een sterke uitbreiding van de chatdienst, met een verdubbeling van zowel het aantal beantwoorders als de openingsuren. Hiermee wordt een jongere doelgroep bereikt dan via de telefoon. Ook het aantal telefoongesprekken blijft hoog. De doorschakelingen naar Tele-Onthaal tonen aan dat de noden het aanbod nog steeds overstijgen.
Zelfmoord is een complex probleem, er is nooit één oorzaak of verklaring. Evenmin zijn er eenvoudige manieren om zelfdoding te voorkomen. Het is steeds het gevolg van een complex samenspel aan factoren, waaronder de aanwezigheid van risicofactoren en de afwezigheid van voldoende beschermende factoren. Bij de preventie van zelfdoding is het belangrijk om rekening te houden met deze complexiteit.
Jarenlang wetenschappelijk onderzoek en decennialange ervaringen in de preventie en hulpverlening hebben veel kennis opgeleverd over het ontstaan en het proces van zelfdoding en effectieve preventiestrategieën. Het is deze kennis die de basis vormt voor het uitwerken van een degelijk en wetenschappelijk onderbouwd preventiebeleid. Het nieuwe Vlaams Actieplan Suïcidepreventie zal daarom opnieuw bestaan uit een veelvoud aan strategieën en acties die inspelen op deze verschillende factoren. Zo focust bijvoorbeeld strategie 1 bij de hele bevolking onder andere op het versterken van factoren die beschermend kunnen werken tegen suïcide, waaronder een goede veerkracht en copingvaardigheden. Binnen strategie 4 worden laagdrempelige telefonische en online hulp gecontinueerd. Specifiek bij de Zelfmoordlijn wordt geprobeerd om de aanwezige beschermende factoren te detecteren en die in de mate van het mogelijke te versterken door de suïcidaliteit van de oproeper bespreekbaar te maken en samen met de oproeper de suïcidale crisis waarin die zich bevindt, te overbruggen.
Het profiel van de oproepers van de Zelfmoordlijn komt overeen met het beeld van mensen in een suïcidale crisis zoals dit bekend is uit de literatuur en in de klinische praktijk. Uit de registraties blijkt ook dat de Zelfmoordlijn de groep mensen bereikt die ze beoogt, namelijk mensen in een acuut suïcidale crisis. De Zelfmoordlijn speelt een belangrijke rol in het overbruggen van deze crisismomenten en in het bespreekbaar maken van suïcidaliteit, en dat in het bijzonder bij die groep die nog geen hulpverlener heeft of die niet over een sociaal netwerk beschikt om dit gesprek aan te gaan.
Bij het onderzoek naar de effecten van de Zelfmoordlijn wordt onderzocht welke onmiddellijke impact de oproepers ervaren van een telefonisch gesprek met de Zelfmoordlijn. Dat gebeurt aan de hand van een meting op basis van vijf indicatoren. Ook worden de deelnemers aan het onderzoek na het gesprek gevraagd naar hun tevredenheid over het gesprek. Een tot twee weken na het gesprek met de Zelfmoordlijn worden ze opnieuw gecontacteerd, waarbij ze via een interview bevraagd worden over hoe ze het gesprek ervaren hebben en welke interventies voor hen helpend waren. De dataverzameling werd eind 2021 afgerond. Momenteel wordt de data-analyse gemaakt. De eerste resultaten worden in de zomer van dit jaar verwacht.
Lotgenotencontact via een laagdrempelig online forum kan een helpende interventie zijn voor naasten van mensen die aan zelfdoding denken. Naasten ervaren immers vaak weinig steun. Daarom startten het CPZ en VLESP in september 2021 een pilootproject met een forum voor deze doelgroep. In een eerste fase was het forum enkel toegankelijk voor mensen die ook deelnamen aan het hieraan gekoppelde onderzoek. Deze fase is eind maart afgerond. Na analyse van de resultaten door VLESP wordt bepaald hoe er verdergegaan zal worden met dit forum.
Oproepers naar de Zelfmoordlijn die hiervoor in aanmerking komen en die hiervoor openstaan, kunnen zich door de medewerker van de Zelfmoordlijn rechtstreeks laten aanmelden bij het centrum voor geestelijke gezondheidszorg in hun regio. Oproepers in een misbruiksituatie kunnen rechtstreeks aangemeld worden bij Nupraatikerover. Dat gebeurt enkel indien de oproeper hiermee akkoord gaat en zijn of haar contactgegevens ook doorgeeft. Nadien is er vanuit het Centrum ter Preventie van Zelfdoding of de Zelfmoordlijn geen contact meer met de betrokkenen. De dienstverlening van de Zelfmoordlijn blijft ook anoniem, de persoonsgegevens worden niet bewaard.
Rechtstreekse aanmelding bij een reguliere hulpverleningsdienst heeft ook als groot voordeel dat de oproeper na het gesprek met de Zelfmoordlijn niet zelf de stap hoeft te zetten naar de hulpverlening. De hulpverlening contacteert proactief de oproepers van de Zelfmoordlijn. Dit werkt heel wat drempels in het kader van doorverwijzing weg en is risicoverlagend voor suïcide. Oproepers ervaren de stap naar hulpverlening vaak als erg hoog. Tijdens een gesprek met de Zelfmoordlijn kan een momentum gecreëerd worden waarbij de oproeper wel openstaat voor verdere hulpverlening. Door deze aanmelding ook meteen in de praktijk te brengen, worden de mogelijkheden die binnen een gesprek worden gecreëerd benut. De medewerkers van de Zelfmoordlijn ervaren deze mogelijkheid als positief, aangezien ook zij op de manier meer impact hebben op het effectief aanpakken van de suïcidaliteit van de oproeper.
In het derde Vlaams Actieplan Suïcidepreventie is er een nieuwe actie opgenomen, onder de noemer ‘Zorgcontinuïteit en ketenzorg voor suïcidale personen vertrekkend vanuit de hulplijnen’. Binnen deze actie worden bijkomende mogelijkheden voor ketenzorg verkend. Er wordt ook gekeken of een follow-upcontact vanuit de Zelfmoordlijn de kansen kan vergroten op instroom in de reguliere hulpverlening van hoogsuïcidale oproepers naar de Zelfmoordlijn.
Over het traject naar de definitieve goedkeuring van het derde Vlaams Actieplan Suïcidepreventie heb ik daarnet al toelichting gegeven.
De beheersovereenkomst met het Centrum ter Preventie van Zelfdoding werd begin dit jaar verlengd tot en met 2023. Ook in het nieuwe Vlaams Actieplan Suïcidepreventie is ‘laagdrempelige telefonische en online hulp aanbieden’ een belangrijke actie die gecontinueerd wordt, evenals de gefaseerde verdere uitbreiding van zowel het telefonisch als online aanbod van de Zelfmoordlijn.
Zoals reeds aangehaald, zet het nieuwe actieplan ook in op de zorgcontinuïteit en de ketenzorg voor suïcidale personen vertrekkend vanuit de hulplijnen. Verder wordt ingezet op vermaatschappelijking van suïcidepreventie door onder andere deskundigheidsbevordering in Vlaanderen via vormingen en lezingen gericht op het algemene publiek, die georganiseerd kunnen worden door organisaties met terreinwerking zoals het Centrum ter Preventie van Zelfdoding.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Dank u, minister, voor uw uitgebreide antwoorden. Die nieuwe campagnes en nieuwe acties die u net toelichtte, zijn natuurlijk goede initiatieven, en die zijn echt wel nodig. Maar graag wil ik toch nog even de aandacht vestigen op een groep die vaak vergeten wordt als het om zelfdoding gaat, namelijk onze ouderen. Er zijn heel weinig recente studies over ouderen en zelfdoding. Nochtans vertonen mannen vanaf 70 jaar het hoogste risico om te overlijden door zelfmoord. Dit risico stijgt naarmate de leeftijd toeneemt. Suïcidaal gedrag wordt bij ouderen vaak geaccepteerd als ‘passend bij de leeftijd’. Zo wordt het als meer dan normaal beschouwd dat ouderen het mentaal zwaarder krijgen. Daardoor wordt er te weinig op ingezet. Het is niet omdat ze wat ouder zijn dat het niet belangrijk is om te kijken naar hun levenskwaliteit en hun behoeften.
In de cijfers van het jaarverslag zien we ook dat die groep 70-plussers amper contact opneemt met de Zelfmoordlijn. We moeten ons dan ook durven af te vragen waarom dat zo is. Enkel zo kan er ook meer ingezet worden op het bereiken van deze vergeten doelgroep.
Ik heb dan ook de volgende bijkomende vragen, minister. Welke acties onderneemt u concreet om in te zetten op zelfmoordpreventie bij ouderen? Zal er in het nieuwe Actieplan Suïcidepreventie dan ook verhoogde aandacht zijn voor deze doelgroep?
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord, waarin u beklemtoont dat de campagnes die worden opgezet naar verschillende doelgroepen, die u hebt toegelicht, duurzame campagnes zijn. Ik denk dat dat goed is. U hebt ook gesproken over het derde Vlaams Actieplan Suïcidepreventie. Het is positief dat heel wat relevante partners betrokken worden, niet alleen bij de opmaak ervan maar ook bij de zorg om dat straks goed geïmplementeerd te krijgen. U hebt gezegd dat na de zomer het nieuw Vlaams actieplan naar de regering komt en naar het parlement. Er zal opnieuw een veelvoud van strategische acties in zitten, ook het voortzetten van het laagdrempelige hulpaanbod, het verder uitbreiden van de telefonische en online hulp en de ketenzorg. Dat zijn heel wat zaken waarover we graag verder met u in debat gaan. Mijn vraag is of het mogelijk is om hier in deze commissie ten gronde over dat Vlaams actieplan te kunnen debatteren om te kijken hoe we vanuit het parlement de vinger aan de pols kunnen houden.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Minister, dank voor uw omstandig antwoord. Ik herhaal nog eens dat ik het een beetje moeilijk blijf hebben met niet alleen goedbedoelde maar ook heel goede acties die toch nog wat loshangen van een goedgekeurd, gevalideerd derde Vlaams actieplan. Ik heb er eerder al op gewezen dat het vorige actieplan de looptijd 2012-2020 had. Je moet dan uiteraard evalueren en een nieuwe gezondheidsconferentie organiseren. Daar gaat allemaal wat tijd over. Maar we zijn dan na de zomer. Ik houd van uw optimisme. Ik ga er dan van uit dat we ten laatste eind 2022 dat derde Vlaams actieplan hebben. Je zit dan toch nog met een periode van twee jaar waarin je uiteraard goedlopende acties continueert, en dat is fijn, maar waarbij je toch een beetje het kader mist om nieuwe acties doelgericht te realiseren. Ik blijf dat moeilijk vinden. Ik zeg niet dat ik het pasklare antwoord heb op hoe we dat structureel-organisatorisch anders kunnen aanpakken, maar ik blijf dat wat moeilijk vinden.
Waar we nu heel voorzichtig en heel vriendelijk omheen gegaan zijn, is wat dat kost, welk budget we daarvoor uittrekken. Vanuit welke kabinetten en welke budgetlijnen komt dat? Dat is misschien geen discussie die we hier en nu moeten voeren maar het is wel allemaal van wezenlijk belang om te kunnen kijken hoe geloofwaardig een gezondheidsdoelstelling is – daar twijfelen we niet aan – maar ook welke middelen Vlaanderen over heeft voor de omzetting in een actieplan. Ik vraag u niet om dat nu uit de doeken te doen. Ik denk dat we daar later wel tijd voor hebben. Ik wijs er alleen even op dat ikzelf en mijn fractie het bijzonder belangrijk vinden om ook te weten welke financiële inspanningen Vlaanderen wil leveren om die doelstelling, 10 procent verdere terugdringing van de suïcidecijfers, waar we onverkort achter staan, te realiseren.
Ik heb nog een bijvraagje. Het is eerder een stand van zaken. Ik weet dat we samen een strijd voeren. We erkennen allemaal het belang van actuele cijfers. Dat is een beetje een gevecht met een vrij logge registratie die daarachter zit. U hebt inspanningen beloofd. Ik twijfel daar ook niet aan, maar het zou fijn zijn mocht u een stand van zaken kunnen geven of we erin slagen om binnen een aanvaardbare periode naar een snellere en duidelijkere weergave van cijfers van zowel suïcidepogingen als suïcides te gaan.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, dank aan de collega's om dit thema te agenderen. Het is inderdaad niet de eerste keer dat we – sorry – hetzelfde gesprek in de commissie aan het voeren zijn. Dat is ook een beetje mijn frustratie. Ik sluit wel wat aan bij de tussenkomst van collega De Bruyn. Minister, ik denk dat we het over die gezondheidsdoelstellingen allemaal eens zijn. Ik zou me zorgen maken als we het daar niet over eens zouden zijn. Er is een heel groot politiek draagvlak om daarmee aan de slag te gaan. Dan kunnen we alleen maar vaststellen dat tussen dat zeggen en echt consequent een duidelijk beleid in die richting voeren, nog wel een spanningsveld zit.
Ik hoor u graag een opsomming geven van alles wat er gebeurt. Ik zal ook niet zeggen dat er niets gebeurt. Dat zou een leugen zijn, en daarvoor zitten we hier niet. Maar als je moet vaststellen dat het toch minstens twee jaar na het aflopen van het vorige actieplan zal zijn dat er een nieuw actieplan is, dan zouden we dat voor heel wat andere domeinen in het parlement niet aanvaarden en zouden we dat ook niet op die manier doen. Als we het hebben over een thema waarover we allemaal zeggen dat het een grote prioriteit is, dan zou het niet mogen dat de Vlaamse overheid moet vaststellen dat men op twee jaar tijd er nog niet in geslaagd is om een heel uitgewerkt en afgerond actieplan te hebben dat een politieke go heeft en waar inderdaad middelen tegenover staan. Dat maakt het voor het parlement heel moeilijk om dat beleid op te volgen en bij te sturen. Wij kunnen wel vragen stellen, maar we weten niet welke middelen er tegenover zullen staan, welke richting dat moet uitgaan en waarop we gaan evalueren.
Daarbij komt dan de kwestie van de cijfers. Er is trouwens de terechte vraag van collega Wouters over de ouderen en de uitdagingen die daar liggen. Maar er zijn ook de algemene cijfers. We moeten hier blijven herhalen dat de laatste officiële cijfers waar wij ons op oriënteren, van 2019 zijn. Als we daar keer op keer in de commissie en in de plenaire vergadering vragen over stellen, zegt u dat u dat begrijpt en dat het inderdaad niet ideaal is maar dat u er werk van zult maken. Maar ondertussen bent u drie jaar minister en zien we geen enkel resultaat op dat gebied en gaat het niet sneller. Alleen maar het antwoord dat het door corona komt en dat men andere dingen te doen had: u weet dat ik me daar stilaan niet meer door laat wegleiden. Ik denk dat er andere argumenten zullen moeten worden gebracht of dat er oplossingen nodig zijn. Zeker als u zegt – u hebt dat van in het begin van deze legislatuur gezegd – dat dat voor u de grote prioriteit is, dan vind ik dat u zich na drie jaar niet meer kunt wegsteken achter corona en dat er misschien wat meer vaart achter mag zitten dan wat vage trajecten die nog geen eindpunt hebben gekend en cijfers die nog altijd van het begin van de legislatuur zijn, eigenlijk zelfs nog van voor de vorige verkiezingen.
Minister Beke heeft het woord.
Ik denk dat het, als we over dit thema spreken, altijd belangrijk is om hoop te geven. Ik ga dat proberen, collega Vaneeckhout, want anders botst dat met de ambities die we hebben.
Het derde Vlaams Actieplan Suïcidepreventie omvat de hele populatie. Binnen die populatie zijn er ook specifieke doelgroepen. Als we spreken over suïcidepreventie bij ouderen, dan is de Vlaamse Ouderenraad actief betrokken in het kader van de nieuwe gezondheidsdoelstellingen. De ouderengroep is belangrijk en wordt absoluut niet vergeten.
We zullen het nieuwe actieplan ook voorleggen, voorzitter, aan het Vlaams Parlement. Wat mij betreft kan het perfect ook hier in de commissie worden toegelicht, mocht de commissie dat wensen. We hebben dat eerder ook al gedaan.
Wat de timing betreft: zoals u zelf hebt gezegd, collega De Bruyn, is het een beetje moeilijk om nieuwe plannen te baseren op een grondige evaluatie van het vorige plan en om dan onmiddellijk al een nieuw plan te hebben. Ik geef toe dat dit een moeilijkheid is. We moeten er misschien eens over nadenken hoe we dat in elkaar kunnen laten vloeien.
Als we een toelichting houden in het Vlaams Parlement of in de commissie, collega Vaneeckhout, kunnen we ook aangeven welke inspanningen er zijn gebeurd op het vlak van het verwerken van de sterftecijfers. Er zijn wel degelijk inspanningen gedaan. Ik heb eind vorig jaar een budget uitgetrokken om dataverwerking te versnellen en de processen te moderniseren. We hebben aan het agentschap Zorg en Gezondheid ook gevraagd, nadat ik de budgetten daarvoor had voorzien, om daar actief mee aan de slag te gaan. Het is een oud zeer, maar we zijn ermee bezig. Dat gaat over de hele backoffice en de processen die qua dataverzameling moeten worden herzien en versneld. Het agentschap Zorg en Gezondheid is ermee aan de slag.
Er moeten natuurlijk verschillende stappen worden gezet voor het plan ter bespreking voorligt in het parlement. Er zal ook nog advies gevraagd worden aan de Vlaamse Raad voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, zoals u weet. Dan zullen we het agenderen op de Vlaamse Regering en nadien kunnen we dat naar hier brengen.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Ik ben tevreden, minister, met uw antwoord dat er in het nieuwe plan ook aandacht gaat naar de ouderen. Onze fractie kijkt, net als alle andere collega’s hier, uit naar het nieuwe plan en de bespreking in de commissie en in het Vlaams Parlement.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Het is inderdaad goed dat we meteen na de zomer hier in de commissie een grondige gedachtewisseling kunnen hebben over het nieuwe actieplan om te kijken waar we op inzetten, wat we verderzetten, verder uitbreiden en op welke manier we alle inspanningen voortzetten. Ik roep de collega’s en ook u, minister, op om daar werk van te maken en om dat op te nemen in de regeling van de werkzaamheden zodra het stuk beschikbaar is.
De heer De Bruyn heeft het woord.
De ambitie van ons tweede Vlaams Actieplan, namelijk 20 procent minder suïcides tegen 2020 ten opzichte van het referentiejaar 2000, was bijzonder ambitieus. Ik denk dat een verdere daling van 10 procent een even ambitieuze doelstelling is. We hebben internationaal hoge ogen gegooid door die doelstelling te realiseren. Heel wat landen hebben doelstellingen geformuleerd die ze nooit hebben gerealiseerd. We hebben alle vertrouwen in alle partners om ook de doelstellingen die we nu hebben geformuleerd, te realiseren. Ik kijk, net als de collega’s, uit naar een grondige discussie over het brede derde Vlaams Actieplan na de zomer.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.