Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Segers heeft het woord.
In 2021 heeft het Departement Cultuur, Jeugd en Media de opdracht gegeven aan de onderzoeksgroep CuDOS van de Universiteit Gent om een vervolgonderzoek te houden op basis van het onderzoek ‘Loont passie?’ uit 2016. Dat was overigens een baanbrekend onderzoek, dat eigenlijk voor het eerst de vinger op de wonde heeft gelegd van de precaire sociaal-economische positie van de creatieve professionals in Vlaanderen.
Uit het vervolgonderzoek blijkt dat de arbeidsmarkt van de cultuursector nog altijd gekenmerkt wordt door projectmatig werk, waarbij een aaneenschakeling van eigen projecten en opdrachten, vaak van korte duur en bij verschillende opdrachtgevers, de norm is, en niet een vast contract. De arbeidsmarkt van de cultuursector vormt dus een uitzondering ten opzichte van de algemene actieve bevolking, die tot op heden een vrij traditionele en stabiele loopbaan kent.
Het onderzoek bemerkt dat creatieve professionals ook een erg divers profiel hebben. Zo is er een grote diversiteit aan beoefende genres binnen de verschillende disciplines. Cultuurwerkers combineren vaak verschillende jobs en activiteiten binnen de discipline, maar ze combineren ze heel vaak ook met andere jobs, zoals een onderwijsopdracht in het deeltijds kunstonderwijs (dko). Het is dus weinig creatieven gegund om hun arbeidstijd voor de volle 100 procent te richten op hun creatieve activiteiten.
Uit het onderzoek blijkt bovendien dat de meeste creatieve professionals werk maken op eigen initiatief en onderzoek of prospecties uitvoeren om eigen werk te kunnen maken. Dat is allemaal werk waar ze niet voor worden vergoed. Zeer markant is dat 45 procent van de beeldend kunstenaars stelt dat ze voor bijna geen enkel uur dat ze aan hun creatieve activiteit besteden, vergoed worden, maar enkel voor het product. Slechts 17 procent krijgt voor meer dan de helft van die uren een vergoeding. Daarnaast geeft twee derde van de regisseurs en scenaristen aan dat ze niet voor al hun uren worden vergoed en bij 31 procent is dat zelfs minder dan de helft. Ook de andere disciplines volgen die trend. Omdat ze veel jobs moeten combineren en veel werkuren niet betaald zijn, verdienen creatieve professionals in vergelijking met de Vlaamse bevolking, ondanks hun doorgaans hogere opleidingsniveau, beduidend minder dan de gemiddelde Vlaamse werknemer.
We hebben het al heel vaak over de coronacrisis gehad, maar die heeft op deze al voor de crisis scheefgegroeide situatie een grote impact gehad. Ongeveer de helft van de cultuurwerkers geeft aan dat hun inkomen gedaald is door de crisis. De onderzoekers merken op dat vaste werknemers vooral beter beschermd waren tegen inkomensverlies, omdat we natuurlijk de subsidies zijn blijven uitkeren, en dat bijvoorbeeld vrouwen ook veel meer verlies rapporteren dan mannen, wat deels te wijten is aan het grote aandeel vrouwen dat via een Sociaal Bureau voor Kunstenaars (SBK) werkt.
Ten slotte wordt er opgemerkt dat cultuurwerkers wel heel tevreden zijn over de inhoud van hun job, maar weinig tevreden over de extrinsieke jobcondities, zoals verloning en werkzekerheid. Ten opzichte van de vorige bevraging van 2016 zijn vooral de beeldend kunstenaars en ontwerpers beduidend minder tevreden over hun toekomstperspectieven.
Samenvattend blijken creatieve professionals dus verschillende activiteiten te combineren, waarbij hun creatieve activiteit net degene is die het minst opbrengt. Ze worden voor veel van hun werkende uren niet vergoed, verdienen te weinig en de coronacrisis heeft een grote impact gehad.
Vandaar de volgende vragen, minister-president.
Hoe evalueert u dit onderzoek? Zult u er bijvoorbeeld voor zorgen dat we dit onderzoek, dat nu al een tweede keer is gebeurd, met een regelmatige frequentie zullen kunnen uitvoeren, zodat we vanuit een longitudinaal perspectief zich kunnen krijgen op de evolutie van de socio-economische positie van de cultuurwerker?
Welke initiatieven zult u nog nemen om ‘fair pay’ – toch hoog op de agenda van deze Vlaamse Regering – echt duurzaam te verankeren in de sector, samen met de sector? Niet alle kunstenaars zitten immers in het Kunstendecreet, dat is ook een realiteit.
Erkent u dat bepaalde doelgroepen binnen de creatieve sector het moeilijker hebben om werkzekerheid en een goed loon te verkrijgen, zoals vrouwen en laaggeschoolden? Op welke manier kunnen we die doelgroepen ondersteunen?
Op welke manier zult u de algemene werkzekerheid binnen de creatieve sector verbeteren? Ziet u daar mogelijkheden? Binnen welke termijn?
In het kader van de steunmaatregelen die u hebt uitgewerkt om de coronacrisis te lijf te gaan, werd vooral steun gegeven aan de creatieve professionals, maar er is al langer een groot probleem met de positie van de cultuurwerkers. Op welke manier zult u ervoor zorgen dat de culturele sector een structureel meer leefbare en werkbare sector wordt, waar mensen niet constant in armoede dreigen te verzeilen?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mevrouw Segers, ik vind dit onderzoek bijzonder waardevol. Meer dan ooit moeten we als beleid ook stilstaan bij de precaire situatie waarin sommige cultuurwerkers zich bevinden. Dit onderzoek laat toe om daar inzicht in te verkrijgen en trends en dynamieken in kaart te brengen. Door dit onderzoek ook recurrent uit te voeren, kunnen we ook een mapping realiseren van de sociaal-economische positie van de cultuurwerker op lange termijn. Mijn antwoord erop is dus: ja, we moeten dat recurrent organiseren.
Wat betreft initiatieven rond ‘fair pay’: u weet dat ik altijd een groot voorstander ben geweest van ‘fair pay’ in de sector. Ik kan het belang ervan niet genoeg benadrukken dat elke cultuurwerker op een correcte manier moet worden verloond, onafhankelijk van het statuut dat die persoon of organisatie in kwestie draagt. Ik ondersteun samen met de sector dus elk initiatief dat bijdraagt tot correcte verloning. Zowel op federaal als op regionaal gebied haal ik het belang aan en bij de ontwikkeling van nieuwe beleidsinstrumenten probeer ik zo goed als mogelijk daarmee rekening te houden, met de sector in gesprek te gaan en samen met hen naar afstemming te zoeken.
Ik treed u er zeker in bij dat sommige doelgroepen het in de brede culturele en creatieve sector moeilijker hebben dan andere. Helaas tonen ook deze resultaten dat er een grotere inkomensdiscrepantie op gender is naarmate men ouder wordt. Een deel van deze genderkloof op inkomen – niet zozeer op loon, maar op inkomen – wordt verklaard aan de hand van enerzijds de subsector maar ook van het statuut waarin men werkt, bijvoorbeeld het deeltijds werken. Het is wel zo, als het aankomt op het inkomen in het algemeen, dat toch wel een aanzienlijk aantal mannen en vrouwen verschillende bronnen van verloning aanspreken om rond te komen.
In verband met het opleidingsniveau, stel ik vast dat creatieve professionals over het algemeen hoog opgeleid zijn. Net als in de voorgaande bevraging heeft binnen elke discipline minstens 80 procent van de respondenten een diploma hoger onderwijs.
Ik zal verder samen met de sector bekijken op welke manier we bijvoorbeeld kunnen werken aan betere statuten en omkadering van de cultuurwerker opdat er een correcte verloning tegenover de culturele en/of creatieve activiteit staat.
Wat de werkzekerheid betreft: in het onderzoeksrapport staan enkele aandachtspunten geformuleerd die ik graag citeer om te komen tot een antwoord op de vraag hoe ik de werkzekerheid kan verbeteren. Al deze topics passen dan ook binnen de doelstelling om ondernemerschap en professionalisering in de culturele en creatieve sectoren te stimuleren en te ondersteunen. Ik citeer een van die aanbevelingen: “Het kunstenaarsstatuut is een goed instrument voor diegenen die er gebruik van maken. Het is evenwel niet optimaal voor alle professionele kunstenaars. Een hervorming zou dus wel aan de orde zijn.”
Mijn commentaar daarop is: binnen de interministeriële conferentie (IMC) Cultuur pleit ik elke keer voor een verder update en vooruitgang van de werking rond de hervorming van het kunstenaarsstatuut. Dit aandachtspunt blijft dus actief op de radar en kaart ik aan in verschillende formele en informele overlegmomenten met mijn collega-ministers. Na de aankondiging gisteren dat er een akkoord gevonden zou zijn binnen de Federale Regering over de hervorming van het kunstenaarsstatuut wacht ik de formele teksten af. We zullen de voorstellen ongetwijfeld in de schoot van de IMC verder bespreken.
De tweede aanbeveling die ik wil citeren: “Het belang van faire verloning voor de kunstenaar binnen grotere cultuurhuizen en -organisaties wordt eveneens door vele respondenten aangehaald als een belangrijk werkpunt voor beleid.”
Binnen de sector zie ik al heel wat positieve evoluties naar een faire verloning met bijvoorbeeld de campagne van ‘Juist is Juist’. Binnen mijn beleid wijs en sensibiliseer ik organisaties voortdurend op het belang van een faire verloning. Dit was bijvoorbeeld al zichtbaar in de uitrol van de Culturele Activiteitenpremie, waar een minimumverloning moest worden gegarandeerd of bij de vernieuwing van het Kunstendecreet, waar we het daarstraks over hadden. Ik hoop hier dan ook bij een volgende iteratie van deze longitudinale studie al enkele resultaten te zien.
Zoals ik daarnet al zei, zal ik samen met de sector blijvend de noden in kaart brengen. Deze studie recurrent laten uitvoeren is daar één onderdeel van. Bij het opzetten van andere beleidsinstrumenten zal ik er ook telkens op toezien dat zo weinig mogelijk spelers tussen de mazen van het net vallen. Daarnaast wijs ik ook op het belang van communicatie. Cultuurloket, middenveldspelers en het Departement Cultuur, Jeugd en Media (CJM) communiceren op dagelijkse basis over verschillende activiteiten. Ik zal dan ook blijven toezien dat die een zo groot mogelijk bereik kennen. Het begint namelijk allemaal met het vergaren van kennis van wat er bestaat, om vervolgens zelf actie te ondernemen. Ik hoop dan ook van harte dat ik de constructieve samenwerking met de sector kan blijven onderhouden om toekomstig instrumentarium gericht in te zetten.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister-president, dank u voor uw antwoord, waaruit een heel terechte bezorgdheid blijkt. Ik ben blij te horen dat u het onderzoek waardevol acht en dat u het daarom belangrijk vindt om het recurrent te blijven monitoren. Hebt u er al een zicht op wanneer het departement dat een volgende keer zal doen? Is het jaarlijks of tweejaarlijks? Tweejaarlijks. Oké.
Het is goed dat u ook verwezen hebt naar het federale niveau, dat in dezen een heel belangrijke rol speelt. Inderdaad, gisteren heeft de Federale Regering vanuit het kabinet-Vandenbroucke, dat dat getrokken heeft, de beslissing genomen om een kunstwerkattest te starten, dat eigenlijk het vroegere sociaal statuut vervangt en verbetert, omdat het de toegang een stuk gemakkelijker maakt. Ze noemen het een ‘all areas’-pas. Ik denk dat het vrijdag echt zal worden beslist. U hebt nog geen teksten gezien van wat het concreet inhoudt, anders had ik u nu kunnen vragen wat uw inschatting daarvan is. Dat doe ik dan wel een volgende keer.
Het is ook heel belangrijk dat u verwees naar de genderkloof. We mogen dat echt niet veronachtzamen. Het is heel belangrijk om daarop te werken. De inkomenskloof tussen mannen en vrouwen is algemeen een feit in onze hele samenleving, maar in de culturele sector is die toch acuut. Ik denk dat het goed zou zijn om daar in het bijzonder op in te zetten.
Ten slotte zegt u dat u het samen met de sector zult doen. Hebt u er al overleg over gehad met Overleg Kunstenorganisaties (oKo)? Zo ja, met wie? Hoe plant u dat de komende maanden te organiseren?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Wat betreft de inschatting van de teksten, hebben we al een aantal tussentijdse teksten gezien, maar de definitieve tekst hebben we nog niet gekregen. Ik ga ervan uit dat we die de volgende dagen zullen krijgen. U weet dat we net een interministeriële conferentie (IMC) Cultuur hebben gehad. Het ritme is twee keer per jaar. Maar als de teksten rond het kunstenaarsstatuut er zijn, zal ik sneller een IMC Cultuur over die teksten bijeenroepen, want ik ben dit jaar voorzitter.
Met oKo hebben we overleg, maar ook met het toekomstverbond van cultuur over de arbeidsvoorwaarden, gendergelijkheid en dergelijke. In de cultuursector zijn er verschillende overlegfora. Die dingen komen daar allemaal ter sprake.
De trigger om te kijken welke verdere actie nodig is, is eerst het kunstenaarsstatuut. ‘First things first.’ Ik denk dat we dat eerst goed moeten inschatten en dan kijken welk verder werk er nog moet gebeuren. Daar zal nu door heel de sector met argusogen naar worden gekeken.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Het is goed om dit te horen. Het is inderdaad een heel complexe sector, met heel veel verschillende subsectoren en statuten, allemaal met hun specifieke problemen. Een deel ervan wordt afgedekt in het Kunstendecreet en een deel zal echt een verbetering betekenen, namelijk dat kunstwerkattest. Maar dan zijn er nog altijd freelancers enzovoort. Daar zal permanente aandacht en monitoring voor nodig zijn. Daarvoor hebt u alvast onze steun.
De vraag om uitleg is afgehandeld.