Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Brouns heeft het woord.
Voorzitter, waar de mobiliteitsnoden het grootst zijn, in de mooie provincie Limburg, heb ik een vraag rond de Spartacuslijn, niet de eerste en wellicht niet de laatste vraag daarover in deze commissie.
Minister, in de plenaire vergadering van 20 oktober 2021 vermeldde u de mogelijkheid tot het inzetten van een trambus in plaats van een tram op Spartacuslijn 1, tussen Hasselt en Maastricht. Hiervoor loopt momenteel een vergelijkend onderzoek, dat eerstdaags mag worden verwacht op basis van de eerder bekomen antwoorden daarrond.
Bij mijn actuele vraag van 20 oktober 2021 bemerkte ik dat u contact had gezocht met de Nederlandse partners in het Spartacusverhaal. Vandaar ook de vraag of u toen met de Nederlanders in overleg bent getreden om hen te gaan overtuigen voor de ene of de andere keuze. U hebt toen geantwoord dat u dat niet hebt gedaan.
Dan is er schriftelijke vraag nr. 830 van 9 februari 2022 over de optie van de trambus. Daarop antwoordde u: “Om deze inschatting nauwkeurig te maken werden aan de Nederlandse partners plannen en informaties opgevraagd m.b.t. het tracé op Nederlands grondgebied, doch hieraan werd geen gevolg gegeven.”
Vrij recent heeft Maastricht ons heel duidelijk laten weten dat ze, heel kort gezegd, eigenlijk niet willen weten van een trambus. Het is in deze context en vanuit een zekere bezorgdheid dat ik mijn vraag nu stel. Wat is de impact van de houding van Maastricht op de haalbaarheidsstudie naar een trambus voor Spartacuslijn 1? Bent u bereid de conclusies van dit onderzoek, waarin we een vergelijking krijgen tussen de tram en de trambus op lijn 1, met ons te delen? Welke volgende stappen wilt u ondernemen in het kader van de realisatie van de lijn 1?
Minister Peeters heeft het woord.
Mijnheer Brouns, dank u voor uw vraag. U zegt dat de verkeersnoden in de mooie provincie Limburg het grootst zijn, maar ik hoor de voorzitter zeggen dat er ook in Antwerpen grote mobiliteitsnoden zijn. (Gelach)
Wij vragen gewoon een tunneltje, dat is alles.
Ik denk dat de noden groot zijn in heel Vlaanderen.
Ik heb het artikel in De Limburger ook gelezen, maar ik denk dat een artikel in een Nederlandse krant ons niet moet aanzetten om snel van koers te veranderen. Wat hebben wij gedaan? Ik denk dat dat geweten is. Wij hebben een haalbaarheidsstudie gevraagd om een objectieve vergelijking te maken tussen beide systemen, een tramsysteem en een trambussysteem, om te kijken welke kansen en welke knelpunten er zijn en deze in kaart te brengen.
Het gemeentebestuur van Maastricht weet dat wij die studie hebben opgezet. Wij hebben daarover gebrieft. We hebben op dit ogenblik nog niet de finale conclusie van die studie. Die verwachten wij de komende weken. Alleszins hebben wij de laatste week van mei, ik dacht op 23 mei, opnieuw een bestuurlijk overleg met onze collega's in Maastricht. U weet dat er verkiezingen zijn geweest, waardoor een en ander wat betreft overleg niet meer is doorgegaan. Het laatste overleg was ergens begin maart. Maar op 23 mei zal er alleszins opnieuw een bestuurlijk overleg zijn. Ik hoop dat we tegen dan ook de finale conclusie van de studie hebben zodat we die kunnen bespreken.
Dat zijn dan ook de volgende stappen die we zetten: eerst de studie afwachten en dan kijken hoe we verder omgaan met dit dossier van Spartacus 1. Spartacus 2 en 3 zijn op dit ogenblik lopende in de andere processen.
De heer Brouns heeft het woord.
Ik stel die vraag vanuit een bezorgdheid, zoals ik daarstraks heb gezegd. De woorden van mijn goede collega Keulen indachtig, kijk ik naar de Nederlanders, die het inderdaad altijd heel pragmatisch en economisch benaderen. ‘What’s in for them?’ Als ik dan in een Nederlandse krant lees dat ze er helemaal niet van moeten weten, dan wil ik gewoon samen met u dat degenen die de mobiliteit in Limburg een warm hart toedragen en vinden dat het noodzakelijk is om een grensoverschrijdende aansluiting te kunnen maken, niet met lege handen staan. Ik wil gewoon vermijden dat we met lege handen achterblijven. Vandaag rijdt er geen trein, is er een onderzoek tram versus trambus en weten we welk sentiment er leeft rond de tram in Vlaanderen. Als de Nederlanders dan zeggen dat ze geen trambus willen, dan moeten we toch echt wel vermijden dat we met lege handen achterblijven. Dat is de enige bekommernis die ik op dit moment heb.
Ik hoop echt wel dat daar snel en efficiënt grensoverschrijdend openbaar vervoer kan worden gerealiseerd, want het is een belangrijk onderdeel van het raamwerk dat nu wordt gebouwd in de vervoersregio Limburg en waar al de rest op geënt is. Ik denk echt niet dat we dat zomaar mogen opgeven. Dat is een belangrijke bekommernis en de essentie van het punt dat ik hier vandaag wil maken.
U hebt verwezen naar de volgende stappen. We zullen dat van heel nabij blijven opvolgen.
Wat de andere lijnen betreft, is het misschien goed om, in de mate dat dat kan, voor lijn 2 nog eens inzicht te geven in de verschillende flankerende elementen die daar belangrijk zijn om te realiseren. Het is immers een belangrijk onderdeel van het geheel.
De heer Keulen heeft het woord.
Ik denk, minister, dat u een belangrijke opmerking hebt gemaakt. Er hebben in Nederland gemeenteraadsverkiezingen plaatsgevonden. In Maastricht is nog altijd geen college van burgemeester en wethouders (B en W) geïnstalleerd. Ik weet dat ze daar nu met zessen aan het onderhandelen zijn. Vlamingen denken heel vaak dat Nederland zoals Vlaanderen is, maar beter bestuurd. Als je dat heel goed kent, is het dat echter helemaal niet. In de praktijk lijkt dat voor ons mentaal soms Siberië. Maar de versnippering is daar compleet. Ze zullen dus met zes partijen proberen een meerderheid te vormen. Ik weet ook niet of alle wethouders gaan terugkomen in hun functie. Persoonlijk denk ik van niet. Dat geeft ook weer nieuwe inzichten en ideeën, met alle risico’s van dien.
Ik denk, minister, dat voor hen vooral duidelijk moet zijn dat we met de trambus tot aan het station kunnen geraken en dat we dus eigenlijk teruggaan naar wat ooit het uitgangspunt was: van station tot aan station.
Twee – en daar zijn ze supergevoelig voor – , als je zegt dat je de schadevergoeding die ze ons betaald hebben, 3 miljoen van de beloofde 6 miljoen euro, zult teruggeven op het ogenblik dat we van station tot station gaan – ook al is dat in de vorm van een trambus – … voor 3 miljoen euro kun je met Nederlanders zakendoen. Dat moet je zeker en vast in de waagschaal leggen. Het klinkt als een karikatuur, maar het is gewoon de realiteit. Dat is ook altijd helder en heel duidelijk: ‘What’s in it for them?’ Alleen op basis van uw goed gevoel en ‘het broedervolk’ ga je daar heel veel Latijn verspelen en veel tijd verliezen. Bied die 3 miljoen euro dus terug aan, dat moet dan ook de geste zijn van onze kant. Want dan komen zij wel tegemoet aan het oorspronkelijke akkoord.
Wijs hen ook op de grensarbeiders. Collega Brouns, in Lanaken alleen zijn het er vierduizend die iedere dag in Maastricht en omgeving hun brood verdienen en die daar gebruik van kunnen maken.
Wat zijn nog eventuele anders dossiers, minister, waarin Nederland betrokken partij is? Hier is de gemeente Maastricht betrokken, de provincie, de Provinciale Staten in Nederlands-Limburg, maar ook de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat. Bekijk daar ook welke andere grensoverschrijdende dossiers er zijn, waar vooral Nederland vragende partij is, om dat allemaal mee in de pot te gooien en zo uiteindelijk tot een vergelijk en een beslissing te komen. Het is dus een kwestie van vooral niet op te geven. Ik denk dat we op die manier wel stappen voorwaarts kunnen zetten.
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Minister, ik denk dat Spartacus als openbaarvervoersplan voor onze provincie ontzettend belangrijk is. De bezorgdheid betreft in eerste instantie niet zozeer het type hoogwaardig openbaar vervoer – zolang het uiteraard maar hoogwaardig openbaar vervoer is –, maar wel dat we zorgen voor een verankering van een kwaliteitsvol en betrouwbaar openbaar vervoer in onze provincie, liefst op een zo kort mogelijke termijn. Dat betekent ook, minister, een verankering van middelen, zodat het plan in de toekomst ook financieel gegarandeerd en uitgevoerd kan worden. Pas als die verankering en het plan er zijn, denk ik dat de discussie over het type voertuig en de optimalisatie van dat voertuig aan bod moet komen.
Mijn vraag aan u is: hoe zit het eigenlijk met dat gedeelte van de discussie, het gedeelte dat de middelen betreft?
Mevrouw Moors heeft het woord.
Minister, u hebt zojuist verwezen naar de haalbaarheidsstudie die gaande is en waarvan de resultaten binnen enkele weken verwacht worden. Ik denk dat het goed is dat er opdracht is gegeven voor zo’n studie, want daaruit zal blijken wat de juiste keuze is.
Ik denk dat we moeten durven kijken naar zowel een klassieke tram als de trambus. We moeten allemaal realistisch zijn. De doorlooptijd van infrastructuurwerken voor een gewone sneltram – het initiële – is ongeveer drie jaar. Daarbovenop moeten ook nog bijkomende vergunningen afgeleverd worden. We zijn, met andere woorden, voor een hele termijn vertrokken. Een trambus is daarentegen flexibeler in inzet, goedkoper in uitvoering en vooral sneller in realisatie. Ik denk dat dit laatste, na bijna twintig jaar, voor iedereen als muziek in de oren zou moeten klinken. Met een trambus hebben we een concreet zicht op realisatie, en daarom is het volgens mij niet verkeerd dat die optie tenminste onderzocht wordt.
Een trambus kan ons bovendien – en daar heeft collega Keulen ook al naar verwezen – opnieuw een stap dichter brengen bij het oorspronkelijke idee van Spartacus, namelijk de eindhalte aan het station van Maastricht. Daarom is mijn bijkomende vraag, minister: biedt de keuze voor een trambus de mogelijkheid om opnieuw tot aan het station van Maastricht te rijden?
Minister Peeters heeft het woord.
Ik had even gedacht dat we hier alles in één grote pool zouden houden, en dat men een pleidooi zou houden om de ene lijn te gaan koppelen aan de lijn van Hamont-Weert, zoals daarstraks werd gesuggereerd.
We zitten alleszins met onze Nederlandse partners voor heel wat dossiers samen, zowel over bruggen, spoorlijnen als wegen. En het is natuurlijk goed om dat in een goede verstandhouding te doen.
Mijnheer Keulen, ik dank u alvast om onze situatie te duiden, want ik wist niet in welke mate men op dit ogenblik al een college van burgemeester en wethouders had samengesteld, maar men is daar dan nog in formatie. Kortom, wij hebben normaliter alleszins een vergadering gepland op 23 mei met de Nederlandse collega’s. Maar we zullen dan wel zien of horen of dat al dan niet kan plaatsvinden, en wie er als wethouder zal worden afgevaardigd.
Alleszins ben ik blij dat de meeste collega’s ook beamen dat we voor hoogwaardig openbaar vervoer moeten gaan, voor de verankering van dat noodzakelijk bijkomend openbaar vervoer in Limburg, en dat op de drie assen: Spartacus 1, 2 en 3. Spartacus 3 zit in het complex project Noord-Zuid, en ik denk dat we daar eigenlijk sowieso vooruitgang zien in de vrije busbedding voor een trambus van het noorden tot in Hasselt.
Over Spartacus 2 vroegen een aantal collega’s een stand van zaken. Ik ken natuurlijk niet de details vandaag, maar ik weet dat er op dit ogenblik heel wat overleg loopt met de respectievelijke gemeentebesturen waar de bedding komt voor de trambus. Want dat verhaal is ook afgeklopt, net als de middelen. Dat was ook een specifieke vraag. Die middelen zijn voorzien bij De Werkvennootschap, die de opdracht heeft gekregen om in eerste instantie een aantal quick wins te doen, en op langere termijn die hele vrije bedding te leggen, van A tot B, naar analogie met het Brabantnet, waar ook een trambus rijdt. Dus in eerste instantie komt er misschien niet overal een vrije bedding, maar er is wel die gestage groei.
Wat de middelen voor Spartacus 1 betreft: in het verleden is al beslist dat dat via een pps-constructie (publiek-private samenwerking), via een DBFM-constructie (Design Build Finance Maintain) zal moeten gaan. Maar ik treed mevrouw Moors bij dat de keuze voor een trambus sneller in uitvoering zou kunnen gaan dan de keuze voor het spoor, zeker als ik de staalprijzen vandaag zie voor onder meer een brug in Vlaams-Brabant. Die staalprijs stijgt met 48 procent. Dat zal dus sowieso nog een bijkomend aspect geven.
Maar we gaan niet op de feiten vooruitlopen. Het is de bedoeling dat we binnen dit en een tweetal weken de studie kunnen krijgen om te zien wat nu perfect kan: een trambus dan wel een tram in het tracé zoals het in het verleden is vastgelegd. Bij dezen wil ik sowieso al jullie aandacht vragen voor een belangrijk deel van het tracé – de heer Keulen kent het nog beter dan ik. Het gaat om de voormalige spoorwegbedding die momenteel helemaal overwoekerd is, en dat sowieso ook een SBZ-gebied (speciale beschermingszone) is. Dat zal niet evident zijn, maar we wachten daar alleszins de studie af. Zodra we die studie hebben, zullen we die ook met de collega’s bespreken.
Het voorstel van de heer Keulen om ze enerzijds die 3 miljoen euro terug te geven en sowieso een trambus te laten lopen van station tot station: we nemen dat allemaal mee, maar ik ga niet vooruitlopen op de feiten. We zullen alleszins zien hoe we daar, zodra de studie is afgeklopt, ook snel een doorbraak in kunnen forceren. Want ook hier heeft het geen zin dat we nog langer rondjes blijven draaien. We moeten finaal een beslissing nemen, zodat deze hoogwaardige lijn verankerd kan worden in Limburg.
De heer Brouns heeft het woord.
Ik denk dat ik mijn punt duidelijk heb gemaakt, naar aanleiding van een toch wel belangrijke communicatie vanuit Nederland. Ik heb mijn zorg geuit dat we effectief wel kunnen gaan voor snel en efficiënt openbaar vervoer. Een snelle uitvoering is uiteraard één zaak, maar het is toch wel heel relatief in dit dossier, als ik dat zo mag stellen. Ik denk dat in een vergelijkende studie snelheid en reizigerscapaciteit twee belangrijke uitgangspunten moeten zijn om te kunnen spreken van een geloofwaardige manier van hoogwaardig openbaar vervoer.
Natuurlijk is het dan cruciaal met zo’n trambus dat dat van station naar station gaat. Ik hoop inderdaad ook dat dat ook kan in een vrije bedding in Maastricht. Dat lijkt mij wel een belangrijk aandachtspunt; we moeten dat meenemen. En ik ga ervan uit dat uit het onderzoek blijkt dat dat scenario in die zin is meegenomen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.