Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Vraag om uitleg over de cijfers betreffende de justitiehuizen in het jaarverslag van het Departement Welzijn
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, collega’s, uit recente cijfers in het jaarverslag van het Departement Welzijn, blijkt dat het aantal enkelbanden het voorbije jaar sterk is toegenomen.
Al in 2018 wees Hans Domenicus, afdelingshoofd van de Vlaamse justitiehuizen, in een interview voor Weliswaar, op een stijging van het aantal mensen met een enkelband in de afgelopen jaren en hij voorzag ook dat dit in de toekomst wellicht nog zou stijgen. “Sinds 2016 kan een rechter elektronisch toezicht opleggen als autonome straf en er is momenteel ook beleidsmatig nog meer aandacht voor gemeenschapsgerichte straffen, waaronder elektronisch toezicht”, aldus de heer Domenicus. Hij stelde ook: “Een enkelband is een humanere straf dan een verblijf in de gevangenis, al beleeft iedereen een straf natuurlijk anders. Je mag elektronisch toezicht niet onderschatten: elke straf heeft gevolgen. Wie een enkelband draagt, kan wel gaan werken en kan zijn straf vrij discreet ondergaan, maar deze mensen moeten zich strikt houden aan een uurrooster, ze kunnen niet zomaar gaan en staan waar ze willen. Hun gezin wordt ook belast; elke straf heeft gevolgen voor de omgeving. Elektronisch toezicht kan heel zwaar wegen.” En hij stelde ook: “Met elektronisch toezicht is de kans op re-integratie veel hoger en de kans op strafschade is beperkter”.
Minister, tijdens de bespreking van de begroting voor dit jaar stelde u dat u de komende periode ook het Vlaams Centrum Elektronisch Toezicht (VCET) verder wilt optimaliseren. Er werd een wetenschappelijk onderzoek opgestart om het profiel van mensen in elektronisch toezicht, de inbreuken tijdens de uitvoering ervan, de verschillende reacties erop, en de opvolging van de verslagen na niet naleving van de maatregelen vanuit het VCET in kaart te brengen. De resultaten van dat onderzoek worden in het voorjaar van dit jaar verwacht, waarna u zult bekijken welke verbeteringen kunnen worden doorgevoerd. Er werd ook een audit opgestart om na te gaan waar de diensten ICT-matig kunnen verbeteren. Digitalisering is voor een dienst zoals het VCET, dat staat of valt met techniek en elektronica, echt een must, zo stelt u zelf ook. De resultaten van de audit worden ook meegenomen naar het nieuwe agentschap. Daarnaast is ook een digitaal platform voor justitiabelen onder elektronisch toezicht in ontwikkeling. Zo wordt de dienstverlening interactief en kan men bijvoorbeeld het uurrooster en algemene informatie online raadplegen, waardoor de diensten ook ontlast worden.
Minister, we hadden het hier al meermaals over het nieuwe personeelsplan voor justitie, dat u aankondigde ter invulling van de investering van de Vlaamse Regering van 7,5 miljoen euro aan extra personeelsmiddelen om tegemoet te komen aan de evolutie van de huidige opdrachten, de hogere inzet op alternatieve straffen, de inwerkingtreding van bepaalde federale regelgeving, de specifieke lokale personeelsnoden en de prioriteiten in uw beleid. Zo bestaat het nieuwe personeelsplan uit 130 bijkomende arbeidsplaatsen – vte’s – om de cluster justitie op het terrein te versterken, ook voor het stijgend aantal enkelbanddossiers. Er zou worden ingezet op een uitbreiding van de operationele teams, de versterking van de aansturing en de IT-capaciteit in het VCET. Tevens zou ook het team van justitieassistenten versterkt worden, dat in specifieke dossiers wordt ingezet om voor de begeleiding en opvolging op afstand in te staan.
Ik heb de volgende vragen, minister:
Wat is de stand van zaken van het wetenschappelijk onderzoek met betrekking tot het elektronisch toezicht waarvan sprake?
Hoeveel bijkomende personeelsleden zijn er ingevolge het nieuwe personeelsplan specifiek bijgekomen voor de enkelbanddossiers, zowel wat de operationele teams, als het VCET, als de justitieassistenten betreft?
Tot slot: voorzien in goede opvolging van mensen met een enkelband vergt natuurlijk een goede omkadering en ondersteuning. Hoe ziet u dit, en waar ziet u mogelijke verbeteringen ter zake?
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, beste collega’s, zoals collega Schryvers reeds uitvoerig beschreven heeft, verscheen op 28 april laatstleden het jaarverslag van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Het jaarverslag bevatte ook cijfers betreffende de justitiehuizen, waaronder het aantal onder elektronisch toezicht geplaatsten en het aantal dossiers. Ik zal ook enkele belangrijke cijfers aanhalen, collega’s.
Wat betreft elektronisch toezicht blijft de stijging zich doorzetten. Zo steeg het aantal mandaten elektronisch toezicht van 3995 mandaten in 2018 tot 4374 mandaten in 2021. Het aantal mandaten elektronisch toezicht onder voorlopige hechtenis wordt hierbij nog groter en maakte zelfs één op de vier mandaten uit in 2021.
Daarnaast is ook het aantal nieuwe dossiers in de justitiehuizen aan een opmars bezig. In 2020 ging het om 27.660 nieuwe dossiers en in 2021 steeg dit aantal tot 33.268 nieuwe dossiers. In 62 procent van de nieuwe dossiers ging het om de opvolging en het toezicht op daders. Het grootste deel van de geopende dossiers over de opvolging van en het toezicht op daders omvat dossiers over de autonome werkstraf.
Vandaar mijn vragen voor u, minister. Ik moet u uiteraard die cijfers helemaal niet uitleggen. U bent daar hoogstwaarschijnlijk heel hard van op de hoogte.
Minister, hoe evalueert u de cijfers uit het nieuwe jaarverslag? Welke evoluties zijn er waar te nemen en welke interpretatie kan hieraan gegeven worden?
U gaf in het verleden reeds aan dat meer en meer inzetten op elektronisch toezicht onder voorlopige hechtenis een belangrijk aandachtspunt is. Welke resultaten heeft het systematische overleg met de federale collega-minister?
Mijn laatste vraag, minister: de federale minister van Justitie kondigde recent aan om de ambitie los te laten om gevangenisstraffen tot zes maanden uit te voeren gezien hij deze in de toekomst toch wil afschaffen. Daarnaast werd ook duidelijk dat de uitvoer van de korte gevangenisstraffen tot drie jaar, die op 1 juni had moeten ingaan, opnieuw wordt uitgesteld. Welk effect denkt u dat deze plannen hebben op de diensten onder uw bevoegdheden? Zijn uw diensten voldoende voorbereid op de impact die deze beslissing kan hebben? Pleegt u hierover overleg met uw federale collega-minister?
Minister Demir heeft het woord.
Ik zal starten met de vraag van collega Blancquaert over de jaarcijfers van de justitiehuizen en het elektronisch toezicht. Wij worden inderdaad al geruime tijd geconfronteerd met een tsunami aan nieuwe dossiers. Zo ontvingen de justitiehuizen in 2021 meer dan 33.000 nieuwe dossiers. In vergelijking met het jaar ervoor is dat een stijging met 20 procent, ofwel zo’n 5600 dossiers. Deze stijging is bijvoorbeeld zeer opvallend bij de diensten slachtofferonthaal. In 2021 ontvingen zij meer dan 8400 nieuwe dossiers. Dat is een spectaculaire stijging met 51 procent in vergelijking met 2016.
Daarnaast stel ik ook vast dat er steeds meer alternatieve straffen worden uitgesproken. Zo is het aantal werkstraffen met 52 procent gestegen in vergelijking met 2020. Het aantal probatiedossiers steeg in diezelfde periode met 29 procent. Ook het nieuwe mandaat tijdelijk huisverbod kent een grote stijging. Het aantal nieuwe dossiers ter zake steeg spectaculair, met 77 procent ten opzichte van 2020. In 2021 stonden 4374 mensen onder elektronisch toezicht. Dat zijn er maar liefst 1325 meer dan 5 jaar geleden. Ondertussen is ons dagcijfer alweer gestegen. Opvallend is inderdaad het grote aandeel van justitiabelen die hun voorlopige hechtenis onder elektronisch toezicht uitzitten: dat is sinds 2019 met een derde gestegen.
Waarom die opmerkelijke stijging? Wat slachtofferonthaal en tijdelijk huisverbod betreft, is dat een gevolg van eigen beleid. Dat wisten we. Er is ook de sensibilisering die we ter zake doen. We willen slachtoffers veel beter begeleiden. Dat heeft natuurlijk ook een impact op die dossiers inzake slachtofferonthaal. We zijn ook altijd voorstanders geweest van het vaker uitspreken van een tijdelijk huisverbod. We hebben dat ook aangekaart bij het College van procureurs-generaal, om daar de richtlijnen ook nog eens onder de aandacht te brengen. Dat wisten we dus. Daar konden we ons ook goed op voorbereiden. Daar rijst ook geen probleem.
Aan de daderzijde zien we echter ook een explosie qua dossiers. Er worden vaker alternatieve straffen gegeven. Men kijkt ook vooral naar die alternatieve straffen als oplossing voor de overbevolking in de gevangenissen. Dat is natuurlijk wel problematisch. Zo is het aantal werkstraffen met 52 procent gestegen. Ik kan die plaatsen niet in een-twee-drie uitvinden. Het is ook heel moeilijk om dat mee te geven aan de federale overheid. Vroeger had je wat plaatsen in de woonzorgcentra. Met corona is dat ook allemaal aan de kant gezet, begrijpelijkerwijze, omdat niemand in die woonzorgcentra wilde blijven. We zijn op zoek gegaan naar plaatsen ‘in de natuur’, bijvoorbeeld bomen planten, zwerfvuil opruimen. We hebben ook heel veel lokale besturen aangeschreven voor plaatsen voor die werkstraffen. Ik kan ze echter niet toveren. Ik heb vorige week ook nogmaals aangehaald binnen het College van procureurs-generaal dat dat problematisch is, dat dat op een bepaald ogenblik ook echt wel tot een probleem kan leiden als men daar niet op ingrijpt.
Collega Blancquaert, dan was er uw vraag in verband met de wet betreffende de externe rechtspositie. Ik heb inderdaad vastgesteld dat dat is uitgesteld. Dat is een vaststelling. Dat betekent ook wel dat de federale minister blijkbaar de coronamaatregelen wil hernemen tot 2025 en alle gevangenisstraffen met zes maanden wil verminderen. Ik heb dit begin april schriftelijk, maar ook tijdens de vele overlegmomenten met diverse partners aangekaart. De federale collega weet dat ook. Ik heb hem dat ook bezorgd. Ook heeft het College van procureurs-generaal een schrijven opgesteld met betrekking tot de vele lastminutewetswijzigingen en de gehanteerde werkwijze. U moet weten dat onze diensten zich volledig hadden voorbereid en klaarstonden om de vermoedelijk grote impact van deze inwerkingtreding op te vangen. Dit is nu echter uitgesteld. We zullen zien hoe dat verder verloopt. Belangrijk is natuurlijk wel dat we correct en goed geïnformeerd blijven. Voor de justitiehuizen zullen er een aantal bijkomende advies- en begeleidingsopdrachten ontstaan. Ook voert de wet een aantal wijzigingen door in de bepalingen met betrekking tot slachtoffers, wat ongetwijfeld ook een impact zal hebben op de dienst slachtofferonthaal. Ook voor het elektronisch toezicht zal dit een belangrijke implicatie hebben: personen zullen langer onder elektronisch toezicht staan dan vandaag het geval is. Onze diensten zullen door de inwerkingtreding van deze wet dus nog meer onder druk komen te staan dan nu al het geval is. Die druk bij het VCET is ook heel hoog. Ik heb dat ook al meermaals bezocht. Die mensen werken daar letterlijk dag en nacht. We hebben daar mensen extra aangeworven, maar we kunnen natuurlijk niet blijven aanwerven als men iedereen onder elektronisch toezicht zet. Ook dat is vorige week aangegeven tijdens de vergadering met het College van procureurs-generaal. Ik heb vastgesteld dat dit probleem ook in andere regio’s rijst, bijvoorbeeld in Wallonië. Men moet dat dus toch wel bekijken.
Om reeds tegemoet te komen aan de sterk gestegen instroom van dossiers, heb ik al grote investeringen gedaan om onder meer de personeelscapaciteit van de justitiehuizen en het VCET uit te breiden. Mevrouw Schryvers, in het eerste personeelsplan waren 18 arbeidsplaatsen voorzien voor het VCET. Deze zijn intussen allemaal ingevuld. In het tweede personeelsplan zijn er in totaal 23 arbeidsplaatsen voorzien bij het VCET. In totaal zijn dat dus 41 extra vte’s op 2 jaar tijd bij het VCET. Van die 23 plaatsen in het nieuwe personeelsplan zijn er 6 bij de mobiele eenheid, een adjunct-celhoofd, een stafmedewerker en een informaticus. Al deze mensen zijn intussen aangeworven. Verder zijn er nog vacatures lopend voor 2 extra justitieassistenten, 1 planner, 3 medewerkers administratie en 8 medewerkers monitoring. Ik hoop deze tegen de zomer af te ronden.
Om de uitvoering van de opdrachten binnen het VCET vlot te laten verlopen, is er niet enkel nood aan bijkomend personeel maar moet uiteraard ook worden ingezet op de optimalisatie van de dienstverlening. Mijn administratie is bezig met het verbeteren van werkprocessen en randvoorwaarden om te voorzien in een goede opvolging van mensen onder elektronisch toezicht.
Ik zocht ook naar een duurzame en professionele oplossing voor de ICT-infrastructuur van het VCET om de periodieke rapportering van data te verbeteren en om gebruik te kunnen maken van moderne visualisatietools, om in een betere omkadering te voorzien voor het VCET. Zo zijn er betere en gebruiksvriendelijke tools beschikbaar om diverse opdrachten binnen het nieuwe agentschap uit te voeren en krijg ik een betere input van data voor mijn beleid. Dit wordt nu verder uitgewerkt.
Ook het e-portaal, dat is een digitaal platform met een interactieve dienstverlening, komt eraan. De uitwerking daarvan zal eerder voorzien zijn voor 2023, omdat het bouwen van IT-applicaties altijd veel tijd vergt.
Ook heb ik vorige zomer een gefaseerde upgrade gedaan van al ons materiaal. De pc’s en computerprogramma’s zijn hierop ondertussen aangepast, en de opleidingen op maat zijn uitgewerkt. De verdere upgrade zet ik verder in 2022. Ook dat loopt dus.
Wat betreft het wetenschappelijk onderzoek dat momenteel door de Universiteit van Tilburg wordt uitgevoerd, wil ik de doelgroep onder elektronisch toezicht beter in kaart brengen. Het onderzoek is lopende. Het is belangrijk om te weten over wie het gaat en wie die mensen zijn die onder elektronisch toezicht zijn. Ik schat dat de analyses en bevragingen voor de zomer afgerond zullen zijn waarna het eindrapport vermoedelijk na de zomer zal worden opgeleverd. Ik zal dus zelf niet vooruitlopen op de resultaten van dat onderzoek, want dat zou een beetje sneu zijn. Het is voor na de zomer.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitvoerige antwoord.
Als mensen worden gestraft, dan moeten we er ook voor zorgen dat die straffen worden uitgevoerd. Ik denk dat we allemaal diezelfde bekommernis delen. Je ziet doorheen de jaren ook een evolutie naar nieuwsoortige straffen: werkstraffen, elektronisch toezicht. We moeten telkens de verschillende doelstellingen van een straf die wordt uitgesproken, kunnen waarmaken. Ik heb het dan onder meer over het straffen zelf, het gevoel van gestraft te worden, maar ook over de component re-integratie. Afhankelijk van de dader en van het misdrijf komen bepaalde straffen meer in aanmerking voor bepaalde feiten en daders en zijn andere niet vanzelfsprekend. Het komt er natuurlijk op aan om het goede evenwicht te zoeken. Wanneer die alternatieve straffen worden uitgesproken – werkstraffen, elektronisch toezicht – dan moeten we ook zorgen dat die worden uitgevoerd.
We zien inderdaad dat er een heel grote stijging is en dat zet Vlaanderen voor grote uitdagingen. Minister, wij zijn de eersten om dat te erkennen, maar toch moeten we er allemaal samen voor zorgen dat het in goede banen wordt geleid, dit wegens de doelstellingen die ik daarnet heb gezegd.
Het wetenschappelijk onderzoek dat u hebt gevraagd, is ook heel belangrijk. Ik kijk uit naar de resultaten daarvan, die we hier hopelijk uitvoerig kunnen bespreken.
Minister, in uw antwoord bent u ook ingegaan op de goede organisatie van de diensten voor de controle, voor de opvolging van het elektronisch toezicht van de daders richting re-integratie. U had het over de personeelsinzet en de ICT die u bijkomend hebt gerealiseerd. Dat is natuurlijk allemaal heel belangrijk.
Nog een andere belangrijke component zijn de enkelbanden zelf. Ik heb u daarover in december nog een vraag gesteld. We weten allemaal dat het een moeilijk dossier is, verschillende jaren al. U hebt laatst geantwoord dat, op basis van de eerdere oproep die in november is gepubliceerd, geïnteresseerde kandidaten hun aanvraag tot deelname konden indienen tot en met 6 januari. Dan zou de aanbestedende overheid een selectie doorvoeren op basis van de verschillende selectiecriteria zoals die beschreven zijn in het beschrijvend document. Minister, kunt u daarover iets meer zeggen, zeker over de timing en over de nieuwigheden, wat het materiaal betreft? We weten dat er op dat vlak ook heel veel in evolutie is.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Heel erg bedankt voor uw antwoord, minister. U sprak over een tsunami, en ik kan dat helaas alleen maar bevestigen. Als ik zie hoe moeizaam het kan gaan met een collega-federale minister, dan denk ik toch, minister, dat we naar de toekomst toe onze krachten zullen moeten bundelen om zo veel mogelijk bevoegdheden naar Vlaanderen te trekken, zodat we niet meer te maken krijgen met dergelijk onprofessioneel beleid.
Minister, u weet ook dat elektronisch toezicht uiteraard een gepaste straf kan zijn bij bepaalde misdrijven, maar afstemming tussen de verschillende niveaus blijft toch wel cruciaal om dit tot een goed einde te kunnen brengen. Ik verwijs toch graag naar een opiniestuk dat gisteren in De Standaard verscheen, waarin hoogleraar criminologie Tom Daems het had over de enkelband. Volgens hem is het cruciaal om te bedenken waar het elektronisch toezicht inhoudelijk naartoe gaat, en waar de grenzen aan deze groei liggen. Hij haalde hierbij enkele voorbeelden aan, zoals het mogelijk invoeren van een alcoholmonitoring – dat is een aspect waar ik u ook al meermaals naar heb gevraagd – en ook slachtofferbescherming, waarbij het slachtoffer op de hoogte wordt gebracht waar de delinquent zich precies bevindt.
Vandaar mijn eerste bijkomende vraag: minister, wat is uw exacte visie, waar wilt u inhoudelijk naartoe? Welke optimaliseringen van de huidige enkelband zijn prioritair voor u?
Daarnaast is het ook belangrijk om in kaart te brengen hoe doeltreffend de straf/enkelband net is en hoe het komt dat het soms misloopt. In een zeer recent antwoord op mijn schriftelijke vraag van 30 maart gaf u aan dat er momenteel inderdaad, zoals u net aanhaalde, een uitgebreid onderzoek wordt uitgevoerd door de Universiteit van Tilburg. Het doel is om de populatie die onder elektronisch toezicht staat in kaart te brengen, met bijzondere aandacht voor personen bij wie de maatregel niet succesvol verloopt. Vandaar mijn tweede bijkomende vraag, minister: weten we in hoeveel gevallen het elektronisch toezicht hier bij ons, in Vlaanderen, niet succesvol verloopt? Indien we daarvan niet op de hoogte zijn, lijkt het u dan niet opportuun dergelijke cijfers te verzamelen? Op welke manier, en binnen welke termijn zult u dit uitvoeren?
Mevrouw Blancquaert, mag ik u er wel op attent maken dat een bijvraag stellen in de vorm van een opvraging van statistische gegevens een klein beetje over de goede gebruiken in deze commissie gaat.
Minister Demir heeft het woord.
Collega’s, in verband met die enkelbanden is het inderdaad zo dat we in Vlaanderen werken met een zeer verouderd systeem. Het is ook al een heel oude pijn, om nieuwe enkelbanden te bestellen. De bedoeling is dat we tegen eind dit jaar willen gaan gunnen. Zoals jullie weten, zijn we van nul gestart, en dat is een heel zware procedure van concurrentiedialoog, die op dit moment loopt. Daarvoor zijn er vijf domeinen die bevraagd worden, onder andere innovatie. Dat is een luik dat volgende week ook aan bod komt en opgestart wordt.
Ik kan natuurlijk niet ingaan op hoe de procedure loopt, want daar mogen we niet veel informatie over geven. Er zijn wel een aantal kandidaten ingeschreven, en de gesprekken lopen. Belangrijk is ook – en dat heb ik ook vanaf dag één gezegd – dat de nieuwe enkelbanden state of the art moeten zijn. Dat betekent dat de nieuwe technologie effectief alcoholmonitoring zal doen, en ook het slachtoffersysteem zal er mee inzitten. We laten ons in dezen ook begeleiden door een team van de Universiteit Gent dat onderzoek doet naar die nieuwe technologie, zodat we een state of the art hebben. Het is belangrijk om mee te geven dat wij intussen, in heel de coronacrisis – toen er ineens veel enkelbanden werden uitgesproken – het oude materiaal vervangen hebben. We hebben dus alvast geen probleem meer met die hele oude enkelbanden. Tegen het einde van het jaar zou de procedure dus gegund moeten worden.
Wat het aantal mislukte procedures betreft: daarover zijn we inderdaad gegevens aan het verzamelen, collega Blancquaert, in het kader van het onderzoek van Tilburg. Het idee is ook om dan vervolgens te bekijken wat er verkeerd loopt, wat de pijnpunten zijn, en hoe we dat kunnen oplossen. Zodra het onderzoek rond is, is het de bedoeling om ook in gesprek te gaan met de gevangenissen, de onderzoeksrechters en de magistratuur.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
In verband met de enkelbanden hoop ik dat er eind dit jaar een gunning kan gebeuren. Het heeft inderdaad al heel wat voeten in de aarde gehad en alles evolueert heel snel, maar laat ons het positieve zien. Eens de aanbesteding voor de nieuwe enkelbanden wordt afgerond, gaan die heel wat meer mogelijkheden hebben dan de enkelbanden van enkele jaren geleden. Dat kan nog een voordeel opleveren.
We volgen dit heel graag verder op, want dat is het sluitstuk, betrouwbaar materiaal hebben zodat het elektronisch toezicht op een goede manier kan worden opgevolgd. Daarmee staat of valt het natuurlijk, samen met de mensen van het VCET of de justitiehuizen die het moeten opvolgen.
Met betrekking tot het wetenschappelijk onderzoek ben ik heel erg geïnteresseerd in de resultaten. Ik kijk ernaar uit om die hier samen in de commissie te bespreken.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Voorzitter, ik wijt het aan mijn jeugdig enthousiasme, nu het nog kan. Ik ben binnenkort jarig en dan kan het wellicht niet meer. (Opmerkingen van de voorzitter)
Ik word 26. (Gelach. Opmerkingen)
Ik zal er in de toekomst zeker op letten, voorzitter, en cijfergegevens schriftelijk opvragen.
Nogmaals, minister, dank voor uw antwoord.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.