Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de stijging van het aantal directiewissels in het onderwijs
Verslag
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
In steeds meer scholen vinden er directiewissels plaats. Dat blijkt uit cijfers die ik opvroeg via een schriftelijke vraag. Vorig jaar waren er 1547 scholen met een directiewissel. 246 van die wissels, of amper 16 procent, waren het gevolg van pensionering. Het grootste deel van die wissels, 67,5 procent, vindt plaats in het basisonderwijs. De stijgende trend in het aantal directiewissels, wordt steeds duidelijker. In schooljaar 2018-2019 waren er nog 1053 scholen waar een nieuwe directeur werd aangesteld. Vorig jaar waren er dus een kleine 500 directiewissels in scholen meer dan 2 jaar geleden.
Sterke directeurs zijn nochtans cruciaal voor ons onderwijs, en veel verloop betekent een verlies aan expertise die we nodig hebben om te werken aan sterke scholen. In De Morgen van 22 april 2022, stelt Ellen Daniëls, gastprofessor aan de Universiteit Antwerpen, dat er genoeg signalen zijn waarvoor we aandacht moeten hebben. Uit onderzoek blijkt dat de rol van een directeur de op één na belangrijkste schoolse factor is voor het leren van leerlingen op school. Uiteraard blijven leerkrachten het belangrijkst, maar vlak daarna komt dus de directeur.
Het thema kwam ook in deze commissie al vaker aan bod. Er werden al verschillende zaken aangepakt. Ik denk aan de beleidsondersteuning in het basisonderwijs en de professionaliseringstrajecten voor directeurs, maar uit de reacties op de cijfers leer ik dat de roep vanuit het veld naar meer ondersteuning groot is.
Ik heb volgende vragen.
Welke acties zult u nog ondernemen om schooldirecteurs te ondersteunen en te ontlasten van hun zeer uitgebreid takenpakket?
Hoe zult u schoolbesturen nog beter ondersteunen zodat zij verder kunnen werken aan het beleidsvoerend vermogen van hun scholen?
Hoe staat u tegenover de evolutie naar meer directieteams en hoe zult u daar de wetgeving op afstemmen?
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Collega Vandromme heeft in haar inleiding, ook verwijzend naar het antwoord op haar schriftelijke vraag, al heel wat informatie gegeven. Ik stel met haar vast dat de cijfers heel verontrustend zijn. Het is niet het eerste signaal dat we krijgen dat het niet goed gaat met onze schooldirecteurs. Dat geldt in het bijzonder voor onze directeurs basisonderwijs: zij hebben de moeilijkste opdracht.
Ik stelde u op 17 februari 2022 al een vraag over het aantal vervangingen bij schooldirecteurs. Toen bleek dat 46 procent van de directeurs in het basisonderwijs vorig jaar vervangen werd. De job van schooldirecteur kent een groot verloop en er vallen jaarlijks veel burn-outs bij directeurs. Ik hoor van veel directeurs dat zij uitkijken naar het einde van hun opdracht. Die signalen komen vooral uit het basisonderwijs, waar de directeur meer en meer manusje-van-alles is en heel de organisatie van de school moet dragen. Het is niet zo omdat een basisschool kleiner is, dat er daarom minder werk is voor de directeur. Soms geldt net het tegendeel, omdat zij minder omkadering hebben. Corona heeft dat probleem nog vergroot in de kleinere basisscholen.
Ik heb de volgende vragen.
Welke conclusies trekt u uit deze stijging van de directiewissels?
Op welke concrete manier zult u directeurs, en meer bepaald directeurs basisonderwijs, beter ondersteunen, zodat zij dit ook echt voelen in hun dagelijkse job?
Wat zult u doen om de werkomstandigheden van directeurs drastisch te verbeteren?
U verklaarde al dat u 3 miljoen euro vrijmaakt voor begeleidingstrajecten voor directeurs. Wat is de timing hiervan en hoe ziet u deze trajecten concreet? Hoe zullen die trajecten concreet in hun werk gaan?
U kondigde bij uw groot besparingsplan voor het onderwijs aan dat u het project om kandidaat-directeurs een half jaar te laten meelopen niet zult uitrollen. Dat betekent een besparing van 6 miljoen euro. Ziet u een kans om dit project opnieuw op te nemen en op die manier mensen warm te maken om schooldirecteur te worden? Op een bepaald moment breekt nood immers wet.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik ben me natuurlijk bewust van de krapte op de arbeidsmarkt, niet alleen met betrekking tot leerkrachten, maar zeker ook met betrekking tot de directeurs, de zogenaamde schoolleiders. We proberen ook wat dat betreft toch het tij te doen keren, met heel concrete initiatieven. Net deze maand zijn we gestart met een loonsverhoging, waarmee we ook onze waardering willen uiten. We werken in twee fases. Nu is de eerste fase van start gegaan. De volgende komt volgend jaar. Zo willen we tegen volgend jaar komen tot een loonspanning van 31 procent, wat wil zeggen dat een directeur 31 procent meer verdient dan een leerkracht. We hebben dat in kaart gebracht, ook in de discussie met de sociale partners. We hebben moeten vaststellen dat dat heel divers is. Er zijn grote spagaten. Voor alle duidelijkheid, er zijn directeurs die al die loonspanning hebben, maar er zijn er heel veel die daaronder zitten. Met die eerste fase hebben we nu gezorgd voor een loonsverhoging. Sommigen hadden maar 15 procent loonspanning, sommigen misschien zelfs nog minder. Uit het blote hoofd: dat komt voor het secundair onderwijs neer op een bruto loonsverhoging van gemiddeld 180 euro per maand. Voor het lager onderwijs durf ik vanbuiten geen bedrag te noemen. Bijvoorbeeld voor het deeltijds kunstonderwijs is dat echter nu al 400 euro bruto per maand, in de eerste fase. De volgende stap zetten we dus volgend jaar.
Ten tweede is er de beleidsondersteuning die we introduceren, en dat is wél specifiek voor het basisonderwijs. Daarmee proberen we de directeurs daadwerkelijk te ontlasten, met profielen die niet zo nodig leerkrachten dienen te zijn. Wat die taakstelling betreft: men mag daar ook een eigen invulling aan geven. Scholen en schoolpopulaties verschillen. Ongetwijfeld zullen de desiderata van directeurs over hoe ze willen worden ondersteund, ook verschillen. Dat kan goed worden ingevuld.
Ten derde, we zijn ook bezig met het uittekenen van een competentieprofiel. Vandaag bestaat dat niet. Daarmee indiceren we wat we, als we erin slagen een aantrekkelijker salaris en een betere ondersteuning te geven, van die personen verwachten. Welke competenties moeten ze hebben? Welke taakstellingen mogen ze verwachten? Ik heb nu nog maar net een ontwerp van kernprofiel ontvangen dat de onderwijspartners samen hebben uitgetekend. Op basis daarvan zal ik nu de verdere discussie voeren. We bekijken ook hoe we dat kernprofiel een plaats kunnen geven in heel het professionele continuüm van de schoolleider, van opleiding tot de professionele ontwikkeling gedurende het volledige curriculum.
Dan zijn er de begeleidingstrajecten leiderschap. We hebben tien projecten geselecteerd met het oog op het versterken van leiderschap voor herstel en veerkracht in zowel het basis- als het secundair onderwijs. Zeven projecten richten zich op het versterken van onderwijskundig leiderschap bij schoolleiders, onder andere in functie van de aanpak van leerachterstand. Drie projecten richten zich op het versterken van leiderschap bij schoolleiders met het oog op het ontwikkelen van strategieën om hun schoolorganisatie, zeker ook met een klemtoon op de personeelsorganisatie, maximaal af te stemmen op de noden van de leerlingen en het schoolteam. Die projecten zijn ondertussen van start gegaan op 1 september van afgelopen jaar. Ze lopen tot het einde van het schooljaar 2022-2023, dus tot 30 juni 2023. Ieder project bepaalde natuurlijk projecteigen doelstellingen, maar het is wel zo dat de directeurs die deelnemen, ook kennismaken met de wetenschappelijke onderbouw over leiderschap, zodat ze die kaders ook kunnen vertalen naar concrete acties in de eigen schoolcontext en die kunnen evalueren en bijsturen. Ze maken ook kennis met wetenschappelijk onderbouwde kaders om collectief te leren en collectief leren te stimuleren. Ze zullen ook beschikken over de vaardigheden om samen met collega-schoolleiders collectief te leren. Ze worden ook ondersteund in een duurzame invoering van wat ze hebben opgestoken, zowel in de eigen school als in het samenwerkingsverband met andere schoolleiders.
Collectief leren – ik kom daar een paar keer op terug – heeft dus een cruciale plaats in alle projecten. Om dat te ondersteunen, kunnen schoolleiders enkel deelnemen binnen een samenwerkingsverband. Het is dus echt de bedoeling dat dit niet beperkt blijft tot één school. De deelnemende samenwerkingsverbanden bestaan uit minimaal vier scholen en kunnen vanzelfsprekend ook niveauoverschrijdend en zelfs netoverschrijdend zijn. Elk project ondersteunt minstens zeven samenwerkingsverbanden. Naast professionalisering hebben de projecten ook tot doel een wetenschappelijk onderbouwde aanpak over de projecten heen te stimuleren en input te leveren voor de ontwikkeling van een wetenschappelijk onderbouwd professioneel continuüm voor de directies. Daarbij gaat men uit van de idee dat professionele ontwikkeling een continu proces is.
Die projecten worden ook wetenschappelijk opgevolgd, via de UGent. De output van die wetenschappelijke opvolging moet bestaan uit een wetenschappelijk rapport met beleidsaanbevelingen. We hebben gevraagd dat men dat heel concreet en praktijkgericht zou maken. Men moet dus zorgen voor een concrete inspiratiegids, en ook voor onderbouwde handvatten voor leiderschap voor herstel en veerkracht in ons Vlaamse onderwijs.
Tot slot is er het meelooptraject directeur. Dat loopt nog tot het einde van dit kalenderjaar. De aangegane engagementen blijven dus. Men kan daar dus momenteel nog van gebruik van maken. Er is nog altijd in ruimte voorzien in het contingent. Ik plan niet onmiddellijk een organieke uitrol van dit systeem. Ik erken het: ik heb daarin een keuze moeten maken. Er was die loonspanning, en dan spreek je over miljoenen. Dat meelooptraject was ook wel interessant, al zagen we onmiddellijk ook wel een effect van een beetje engineering. Het was namelijk ook mogelijk om bestaande leerkrachten te laten meelopen. Daarvoor werd ook in een vergoeding voorzien. Ik erken dat ik ter zake een keuze heb moeten maken. Ik vond dat het sterkste en meest positieve effect, en de grootste uitstraling, zou uitgaan van een loonsverhoging, waardoor men echt tot die loonspanning van 31 procent komt. Wat mij betreft, moeten we gaan naar 35 procent. Dat lijkt mij echt wel een beter niveau te zijn. Nu hebben we echter toch al ongeveer 10 miljoen euro – dat zeg ik even vanbuiten – bijkomend uitgetrokken om te komen tot die loonspanning van 31 procent. Ik heb keuzes moeten maken, en de keuze is dan gevallen op het verhogen van de loonspanning.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
U weet, ik heb een broer die schooldirecteur is. We lachen er wel eens mee, hij wil absoluut geen ‘schoolleider’ genoemd worden, want je weet niet of dat met een lange ij of een korte ei is.
Alle gekheid op een stokje, de loonsverhoging is inderdaad een goede stap, net zoals de beleidsondersteuning die eraan komt. Ik hoor vooral op het terrein dat men die ondersteuning mist en uitkijkt naar wat komt. Het competentieprofiel is ook een goede stap. Vanmorgen hoorden we al – en dat onthoud ik zeker uit het gesprek met de inspectie – dat de taal van de inspectie niet altijd begrepen wordt op de schoolvloer. Dat wil zeggen dat de directeurs en leerkrachten niet altijd begrijpen wat in de verslagen staat. Voor de kwaliteit van het onderwijs moet dat begrip van de taal zeker worden opgenomen in het competentieprofiel.
Rond het meelooptraject, u weet dat, minister, begrijp ik dat er keuzes moeten worden gemaakt. Ik betreur dat dat niet wordt verdergezet, maar goed, het is wat het is. Ik hoop dat we daar toch uit kunnen leren. Jammer dat men mooie zaken kapotmaakt via engineering. Jammer dat men achterpoortjes gaat gebruiken waardoor we dingen moeten stopzetten.
Eén speciaal iets wil ik nog aanraken, en dat zijn de schoolbesturen. Vanmorgen heb ik die vraag ook gesteld aan de inspecteur-generaal, die zelf aangaf dat daar te weinig aandacht naartoe gaat. Hij zei dat directeurs heel vaak aangeven dat ze zich eenzaam voelen, dat het een zeer eenzame job is. U geeft aan dat in het leiderschapstraject collectief leren heel belangrijk is, intervisiemomenten, samen kunnen werken en nadenken. Het kan ook wel een idee zijn om schoolbesturen net op dat vlak te gaan versterken.
De inspecteur-generaal gaf zelf aan dat we erover moeten waken dat de autonomie van de schoolbesturen te allen tijde bewaard en gegarandeerd wordt, maar misschien moeten we toch een kleine stap zetten om die te versterken. Ik geloof heel sterk dat een schooldirecteur of -leider met een sterk schoolbestuur naast zich een aantal zorgen kwijt kan en er niet alleen voor staat, maar als team. Dat is een belangrijke stap. We moeten echt aandacht hebben voor die teams. Wie zeer inventief is en met directieteams aan het werk gaat, en nu geconfronteerd wordt met een loonsverhoging voor de directeur maar niet voor de adjunct-directeur, botst op spanningen, wat zeer jammer is in scholen met trajecten om samen school te maken op het niveau van het directieteam. Misschien moeten we ook daar nog eens een prioriteit van maken.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitleg.
Het is verontrustend: vorig jaar veranderde de directeur in 557 scholen, 500 meer dan 2 schooljaren voordien. Vooral in het basisonderwijs zijn er enorm veel directiewissels. Ik wil daar toch nog eens op wijzen: vorig jaar alleen al 1045. Een goed pedagogisch project is belangrijk. Zoveel wissels met telkens een andere visie, dat is zoals een bedrijf dat om de 4, 5 maanden of om het jaar nieuwe bazen en visies krijgt. Zo’n pedagogisch traject kent geen duurzaam bestaan. Zoveel wissels hebben een enorme impact op een school, niet alleen op de directie zelf maar op heel het team, op het pedagogisch beleid, en ten langen laatste op de kinderen. We kunnen en mogen dat niet los van elkaar zien, zeker als we het over die zaken hebben.
Het is heel goed dat er al 300 miljoen euro naar professionaliseringstrajecten gaat. Goed dat er een loonsverhoging komt, dat ga ik niet afvallen, dat is zeer mooi meegenomen, dat is een motivatie voor de mensen. Er moeten echter vooral werkkrachten en steun voor de directeur komen, zeker in het basisonderwijs. Loonsverhogingen en trajecten lossen dat niet op. Wie in een burn-out terechtkomt, heeft niet veel aan dat extra loon. Wie uitgeput naar zijn werk gaat, heeft niet veel aan extra loon. Wie zich bij wijze van spreken dood moet werken of geen erkenning krijgt, maakt het niet uit hoeveel hij verdient. Dat hangt aan elkaar vast.
Directeurs, zoals collega Vandromme zegt, staan er echt vaak helemaal alleen voor, ze voelen zich eenzaam. Het zijn duizendpoten die zich in tienduizend stukjes moeten kappen en vooral als ze voor grote problemen staan, alles zelf moeten oplossen. Daar is al een evolutie in; ik heb dat in vergelijking met tien, vijftien jaar geleden al zien veranderen. Er wordt meer samengewerkt, ook tussen schoolbesturen. We hebben al een paar stappen vooruitgezet, daar ben ik zeker van. Maar als we zo verdergaan, komt er naast het lerarentekort ook een directeurstekort. We moeten dat snel aanpakken of dat is de doodsteek voor ons onderwijs. Er moet heel snel op worden ingespeeld, dat moet snel worden opgelost. We moeten de directeursfunctie gewoon aantrekkelijker maken: betere werkomstandigheden, voor het loon hebt u al gezorgd, maar ook moeten zijinstromers hun anciënniteit tot twintig jaar, maar liever meer kunnen meenemen. Vandaag kunnen zijinstromers die directeur worden, geen anciënniteit meenemen. Ik krijg mensen aan de telefoon die dat zeer frustrerend vinden. Ze moeten met een veel lager loon beginnen dan in hun vroegere job. Nochtans zijn de profielen uit de privé aantrekkelijk voor de functie van schooldirecteur. Ik heb een drietal van die mensen in de schoolgroep waar ik heb geacteerd, die het uitstekend doen en uit het bedrijfsleven komen. We mogen die kans niet laten liggen.
Tot slot wil ik nog zeggen dat directeurs voldoende tijd moeten krijgen om zich te professionaliseren en daar de mogelijkheid en de ruimte voor moeten krijgen. Dat betaalt zichzelf nadien heel ruim terug.
Minister, die maatregel is leuk, maar de directeur wil het concreet voelen op de werkvloer en ik heb in uw antwoord niet gehoord hoe u dat op korte, middellange en lange termijn zult aanpakken.
De heer Danen heeft het woord.
Dit is echt wel een gigantisch probleem. Vroeger kwamen directiewissels veel minder voor. Iemand die stopt als directeur gaat niet over één nacht ijs. Dat is waarschijnlijk een traject of een proces dat maanden aansleept, een proces ook waar de school voor een stukje mee onder lijdt. We moeten daar dus echt aandacht voor hebben en maatregelen nemen.
Minister, ik ben blij te horen dat u een aantal zaken zult doen. Ik heb echter nog een kort vraagje. Wanneer een directeur stopt, weten we dan waarom hij stopt? Is het niet zinvol om exitgesprekken te proberen te organiseren? Voor de duidelijkheid, ik besef dat dit niet evident is, maar ik denk wel dat als we meten, we beter kunnen weten. Het loon speelt een rol, betere begeleiding speelt een rol, beleidsondersteuning speelt een rol, de zaken die u net hebt opgenoemd en waar u zult op inzetten, spelen een rol. Maar misschien spelen nog andere zaken een rol.
Zo voelen directeurs zich manusjes-van-alles. Het houdt nooit op, er wordt voortdurend een beroep op hen gedaan. Sommige van die zaken horen misschien bij de functie van directeur, maar het kan toch niet zijn dat iemand in het onderwijs die directeur wordt, een aantal jaren later zegt dat het niets voor hem was. Mensen in het onderwijs kunnen toch inschatten wat die functie inhoudt. Ze werken doorgaans al jaren in het onderwijs en toch valt dat dan tegen. Ik denk dat het belangrijk is om van henzelf te horen waarom ze ermee stoppen.
Ik wil hier ook kort op ingaan.
Het is een probleem, maar minister, ik weet dat dat u zich daar bewust van bent en dat u dit ernstig neemt. U hebt hier in de commissie al vaak de maatregelen opgesomd die worden genomen om de werkdruk en de administratieve last voor de schooldirecteur te verminderen. Het is ook een heel goede zaak dat er nu een competentieprofiel is. Dat is zeker een belangrijke stap voorwaarts en het is ook goed en nodig dat we iets doen aan dit probleem, want al die wissels komen het beleidsvoerend vermogen van de scholen niet ten goede.
Ik had eigenlijk hetzelfde idee als collega Danen. Vanmorgen tijdens de hoorzitting met de onderwijsinspectie was er ook de vraag of wij wel goed op de hoogte zijn waarom die directeurs vertrekken. Er wordt altijd gewezen op de werkdruk en de administratieve last. Waarschijnlijk is dat ook de belangrijkste reden maar misschien is het een idee om exitgesprekken te houden. Ik weet dat dit ook gebeurt in bepaalde andere sectoren en het zou ons een overzicht kunnen geven van die verschillende factoren die maken dat directeurs uit de job stappen. We zouden daar dingen uit kunnen leren en er ook op kunnen inzetten.
Minister Weyts heeft het woord.
Mijnheer Vandenberghe, ik wil manifest tegenspreken dat er niets gebeurt ten aanzien van de klasvloeren. Wanneer we ervoor zorgen dat de schooldirecteurs een loonsverhoging krijgen waardoor ze minimaal 31 procent meer verdienen dan een gewone leerkracht, dan scheelt dat een slok op de borrel. Naast een betere verloning is ook een betere ondersteuning nodig. Voor die beleidsondersteuning trekken we dit jaar 23 miljoen euro uit. Nu doen we dat in uren, maar vanaf september doen we dat ook in werkingsmiddelen. Dat is opnieuw een serieus budgettair verschil.
Het ging hier ook over de volgende stap, de adjunct-directeurs, maar we moeten keuzes maken. We bieden ook wel wat mogelijkheden om soepeler om te springen met werkingsmiddelen, met uren die kunnen worden omgezet in punten. Dat geeft wel wat meer armslag en ik hoop dat dit ook de adjunct-directeur ten goede kan komen. Het lijkt me wel zinvol om te bekijken wat de redenen zijn, maar dan moet dit eigenlijk worden opgenomen in de onderzoeksagenda. Dat is een dieptebevraging, dat is toch wel een vrij intens onderzoek dat in kaart moet brengen wat de redenen zijn voor het opstappen. We hebben het jaarlijks ziekterapport waaruit we enige conclusies kunnen trekken, maar dat is niet voldoende om alle redenen volledig in kaart te brengen.
Het lijkt me echter belangrijk dat we het meest noodzakelijke eerst doen, namelijk zorgen voor een betere verloning en een betere ondersteuning.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Een betere verloning, minister, maar ook zeker die betere ondersteuning zijn nodig. U hebt jammer genoeg niet geantwoord op mijn vraag over de besturen. Ik vind dat toch wel erg belangrijk, maar we stellen daar dan nog wel eens een nieuwe vraag over. (Opmerkingen van minister Ben Weyts en Koen Daniëls)
Maar goed, collega’s, als ik mensen hoor die van buiten het onderwijs naar het onderwijs kijken, dan heb ik vaak het gevoel dat de beste stuurlui aan wal staan. Soms heb ik het gevoel dat mensen ook helemaal niet weten welke uitdagingen er in het onderwijs zijn. Zo was er een CEO die me onlangs aansprak dat hij het absoluut niet begreep waarom het onderwijs blijft dobberen zoals het bezig is. Toen vroeg ik hem: “Als er bij jou mensen zijn die ziek vallen, ga je dan zelf aan de band staan om het probleem op te lossen?” Hij begon te lachen en antwoordde: “Natuurlijk niet, dan laten we de band gewoon wat trager lopen.” “Dat is net het probleem”, zei ik. “Dat kun je niet doen binnen onderwijs. De band moet blijven lopen.” Er zijn heel veel directeurs die voor de klas gaan staan, die tijdens de middagpauze dingen doen die ze eigenlijk niet moeten doen: afwassen en dweilen, bij wijze van spreken. Ik denk dat we er alles aan moeten doen zodat ze de taken die hun zijn toegewezen, goed kunnen doen. Ik denk dat het overduidelijk is dat die directeur de spilfiguur is in ons onderwijs en dat we er alles aan moeten doen om hen goed te omkaderen.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Minister, ik heb absoluut niet gezegd dat u geen inspanningen deed en doet. Ik heb goed geluisterd. Alle inspanningen zijn belangrijk en zijn goed; ze gaan de scholen een stukje vooruit helpen.
Maar de problematiek is vandaag heel groot. Ik weet ook wel dat we dat niet in een of twee maanden gaan oplossen. Het zou intellectueel niet correct zijn om tegen u te zeggen: los dat in een maand eens allemaal op. Dat gaat niet. Hier in de commissie moeten we wel echt allemaal samen en over de partijgrenzen heen aandacht besteden aan die groep, die ongelooflijk onder druk staat. We moeten dat thema telkens opnieuw op de agenda zetten. We moeten bekijken hoe we dat verder kunnen aanpakken om oplossingen te vinden.
Ik zal afsluiten met een heel korte getuigenis van een directeur, die me wel frappeerde. Ik ben blij dat ik ermee gestopt ben. Het is een dame die sinds vier jaar geen schooldirecteur meer is op een lagere school. Ze heeft die job zes jaar gedaan en heeft een zware burn-out gekregen. Ze wilde terugkeren maar deed het in samenspraak met haar psycholoog en huisarts niet. Beiden zegden dat de terugkeer naar de rush als directeur niet meer zou lukken, dat ze dat echt niet meer zou kunnen doen, terwijl dat een job was die ze ongelooflijk graag deed. Ik wil met die getuigenis afsluiten. Ze typeert misschien wel heel het betoog dat zowel collega Vandromme als ikzelf hier vandaag hebben gehouden.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.