Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over het rapport van het Vlaams expertisecentrum Alcohol en andere Drugs over het middelengebruik bij studenten
Vraag om uitleg over het alcohol- en druggebruik bij studenten
Vraag om uitleg over de bevindingen in de vijfde studentenbevraging door het Vlaams expertisecentrum Alcohol en andere Drugs
Verslag
Collega’s, ik heb het vorige week al gedaan, maar wil het vandaag nog eens doen: ik wil wijzen op de spreektijden. Ik vraag aan alle collega's om zich er toch een beetje aan te houden, ook omdat de minister om 18 uur weg moet. Ik zou toch graag de agenda van vandaag helemaal afwerken.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, Katleen Peleman, de directeur van het Vlaams expertisecentrum Alcohol en andere Drugs (VAD) heeft het eigenlijk heel scherp geconcludeerd na een nieuw grootschalig onderzoek over alcoholgebruik bij studenten. Ze zei, kort samengevat: er is werk aan de winkel. Uit de recentste vierjaarlijkse bevraging blijkt dan wel dat de gemiddelde alcoholconsumptie gedaald is, maar dat dit eerder een onbedoeld effect van de coronacrisis is, en dat de cijfers een aantal vragen oproepen.
De bevraagde studenten gaven aan gemiddeld 9,2 standaardglazen per week te drinken, net onder de norm van 10 glazen die VAD hanteert. Er zit wel een heel grote kloof tussen de driekwart niet- of matige drinkers en het kwart zware drinkers. Bij de 25 procent van de studenten die aangeeft meer dan de norm te drinken, zien we een gemiddelde consumptie van 28,5 standaardglazen, bijna drie keer die norm. Die groep studenten schat hun gebruik ook niet zo problematisch in. Zij leggen de grens om te spreken over drankmisbruik gemiddeld op ruim 22 glazen per week, ruim dubbel zo hoog dus als de grens die VAD vooropstelt. 40 procent van de veeldrinkers vindt hun drinkgedrag dan ook niet problematisch.
Ook de 75 procent van de studenten die niet problematisch drinken, met gemiddeld slechts 3 glazen per week, schat de preventieve alcoholrichtlijn licht verkeerd in. Ze denken dat 12,2 de grens zou moeten zijn, en dat ligt wel veel dichter bij de grens van 10 standaardglazen. Ze achten de groep van problematische drinkers kleiner dan die in realiteit is.
Het kan weinig verrassend lijken dat studenten die lid zijn van een studentenvereniging regelmatiger alcohol drinken. Iets opvallender is het misschien dat ook leden of oud-leden van jeugd- en sportverenigingen regelmatiger drinken. De rol van de jeugdbeweging zou zelfs sterker doorwegen dan het lidmaatschap van een studentenvereniging. Het voedt het vermoeden dat er rond alcoholgebruik nog steeds een vorm van sociale effecten meespeelt, noem het sociale druk. De normalisering van alcohol drinken zorgt voor schroom om bewust te kiezen voor niet-alcoholische dranken.
In tegenstelling tot de globaal gedaalde alcoholconsumptie door corona zien we wel een stijging wat het gebruik van medicatie bij studenten betreft. Een op de negen studenten gebruikte ooit stimulerende geneesmiddelen, een op de zes gebruikte kalmerings- of slaapmiddelen. Hierbij legt het onderzoek een link met het mentaal welbevinden van de studenten. Zowat 40 procent van de bevraagden erkent psychische klachten of problemen of psychische nood, 28 procent voelt zich eenzaam. Het zijn cijfers waar we moeten bij stilstaan, ook zijn ze helaas welbekend. Studenten die het laatste jaar kalmeer- of slaapmedicatie namen, ervaren in vergelijking met hun collega's die dat niet namen, een lagere levenstevredenheid, aanzienlijk meer stress, meer mentale distress en meer eenzaamheidsgevoelens.
Minister, hoe kijkt u naar de resultaten van de nieuwe bevraging door VAD?
In welke mate beïnvloedt de coronacrisis volgens u de cijfers, zowel van alcoholconsumptie als van geneesmiddelengebruik?
Hoe wilt u meer jongeren bewust maken van de preventieve alcoholrichtlijn, zowel de groep veeldrinkers als de ruime groep heel gematigde drinkers? Hoe kunnen die gematigde drinkers worden versterkt in het aanspreken van studiegenoten die ze over de schreef zien gaan?
Hoe wilt u de hardnekkige normalisering van alcohol binnen het verenigingsleven tegengaan? Hoe wilt u hierbij, in samenwerking met uw collega's van Jeugd en Sport en Onderwijs, sensibiliseren en tools aanbieden aan jeugd-, sport- en studentenverenigingen?
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Minder alcohol en iets meer cannabis in 2021, dat is de korte samenvatting van het vijfde rapport van VAD over het middelengebruik van Vlaamse studenten, afgenomen tussen februari en april 2021. Door corona zag het studentenleven er in dat jaar uiteraard volledig anders uit dan in de vorige bevraging uit 2017, vandaar waarschijnlijk ook het resultaat op het vlak van alcoholgebruik. Dat is duidelijk gedaald. Waar de gemiddelde student in 2017 nog dertien glazen per week dronk, is dat nu gedaald tot negen glazen. Bovendien is er een groot verschil tussen de studenten van wie het drankgebruik onder de tien glazen bleef en zij die erboven gingen – dat is zo’n kwart van de ondervraagde studenten.
Het cannabisgebruik daarentegen steeg wel lichtjes. Zo had in 2017 24 procent van de ondervraagde studenten het laatste jaar gebruikt. In 2021 lag dat op 27 procent. Toch ligt het aantal gebruikers dat regelmatig gebruikt op 8 procent. Ook het gebruik van andere illegale drugs steeg lichtjes.
Ook het mentale welbevinden kwam in het onderzoek naar voren. Vier studenten op de tien gaven aan dat ze last hebben van psychische klachten. Dat is duidelijk het gevolg van corona.
Minister, wat vindt u van de resultaten van het rapport? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat het problematische alcoholgebruik onder controle blijft, ook nu corona hopelijk voorbij is? Wat de resultaten van het gebruik van illegale drugs betreft, is er een kleine stijging. Voor lachgas zien we een meer dan dubbel zo hoge laatstejaarsprevalentie bij mannen dan bij vrouwen. Hoe kunnen we dat verschil wegewerken? Hoe kunnen we daar adequater in optreden?
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, ik heb inderdaad ook een vraag over het nieuwe rapport van het Vlaams expertisecentrum Alcohol en andere Drugs, VAD. Ik sla een aantal zaken over om wat tijd te winnen, voorzitter. Er werd minder alcohol gedronken en meer cannabis gebruikt. Dat is het positieve aan het verhaal, zouden we kunnen stellen, dat studenten iets wijzer en verstandiger zijn omgegaan met middelen, al wil ik er natuurlijk wel direct bij zeggen dat je met illegale drugs niet wijs kunt omgaan. Dat is de facto nulgebruik.
Als we de resultaten even in detail bekijken, zit daar toch iets in waar ik mij zorgen over blijf maken bij alcohol. Het drankgebruik van driekwart van de studenten blijft onder de richtlijn van 10 glazen per week, maar dat wil wel zeggen dat 25 procent, of een op de vier, collega's, van de studenten wel over die richtlijn gaat. Daarenboven moeten we er ook nog eens rekening mee houden dat dit onderzoek is afgenomen in tijden van corona. Dus zelfs in tijden dat er veel minder te doen was, dat er minder evenementen waren, dat cantussen onbestaande waren, dat horecagelegenheden gesloten was, dan nog is er een op de vier die te veel alcohol nuttigt per week. Dat wil dus zeggen dat dat in de thuiscontext gebeurt, op kot, weet ik veel waar. Maar dat is toch de groep waar ik mij echt wel zorgen over maak.
Bovendien is het verschil tussen de groep die weinig drinkt, gemiddeld 3 glazen alcohol per week, en de groep die veel drinkt, gemiddeld 29 glazen alcohol per week, vergroot. Ongeveer 1 op de 3 studenten vertoont echt probleemgedrag.
Waar we ons ook zorgen over moeten maken, is dat de afgelopen jaren van studenten die alcohol dronken, 25 procent maandelijks of vaker aan bingedrinken doet. Dat is een enorm aantal: één op de vier doet maandelijks of vaker aan bingedrinken, terwijl we weten dat dat echt gevaarlijk is. Ik kan verwijzen naar een recente fuif waar ik als overjaarse jeugdbewegingsleider nog altijd help. Je blijft daar aan de fietsenstalling gigantisch veel flessen sterke drank vinden, die uitgedronken worden voor vertrek.
De tweede opvallende vaststelling betreft kalmerende of stimulerende medicatie. Binnen die groep is het aandeel dat wekelijks of vaker medicatie neemt, sterk toegenomen. 7 procent van de studenten nam ooit stimulerende medicatie om hun studieprestaties te verbeteren, 4 procent deed dat het afgelopen jaar. Daarbij gaven veel studenten aan dat de medicatie eigenlijk niet werkt. Misschien moeten we dat meer onder de aandacht brengen: het werkt niet. De beste remedie voor goede resultaten is studeren, en niet medicatie nemen.
Tot slot nog twee zaken: het cannabisgebruik bij de studenten is bevraagd. Daar is een lichte stijging te zien. Daar maak ik me altijd zorgen over. In 2017 had 24 procent van de studenten het laatste jaar cannabis gebruikt. In 2021 is dat 27 procent. Het regelmatige gebruik is dan weer wat gedaald. Slechts 8 procent van de studenten gebruikt tijdens de lesperiode minstens één keer per week cannabis. En collega’s, het is niet zo dat, als je cannabis gebruikt, je dan ook zwaardere illegale drugs gaat gebruiken, maar helaas is het wel zo dat alle gebruikers van zware illegale drugs, harddrugs, ooit gestart zijn met cannabis.
Lachgas ten slotte is 2,6 procent. Je zou kunnen zeggen dat dat weinig is, maar ik stel vast dat jonge mensen lachgas, die ampullen uit slagroomspuiten, eigenlijk niet zien als drug. Spreken met een stem als een smurf na het leegzuigen van zo’n ballon lachgas vinden ze grappig, maar dat wordt niet gezien als een drug. En dus zit daar volgens mij ook echt een probleem, dat dat niet eens wordt gezien als een drug. Als er gevraagd wordt of men drugs gebruikt, komt lachgas bij jongeren eigenlijk niet naar boven als druggebruik.
Minister, ik neem aan dat u het onderzoek reeds hebt doorgenomen. Welke conclusies haalt u eruit? Ondanks het feit dat door corona veel evenementen en studentikoze activiteiten niet plaatsvonden, is er toch een manifeste groep die problematisch alcohol gebruikt: een op de vier, 25 procent. Welke bijstelling van het preventiebeleid vraagt dat?
Welk beleid wordt er vanuit het domein Volksgezondheid specifiek uitgewerkt voor het hoger onderwijs met betrekking tot alcohol- en druggebruik? Is er een overkoepelend beleid? Worden de instellingen daarbij effectief ondersteund door VAD? Ik denk maar aan die medicatie, ik denk maar aan dat bingedrinken.
Een op de vier studenten doet aan bingedrinken. Hoe kunt u het aandeel van de studenten dat maandelijks of vaker aan bingedrinken doet, doen afnemen? Welke campagnes werden reeds uitgewerkt in het verleden en welke acties kunnen er in de toekomst nog ondernomen worden, specifiek rond dat bingedrinken? Vaak onderschatten studenten het bingedrinken bij vrienden. Hoe kan die misvatting bij studenten aangepakt worden?
De heer Slagmulder heeft het woord.
Minister, onlangs maakte VAD inderdaad de resultaten bekend van zijn vijfde studentenbevraging. De collega’s hebben er al heel wat over gezegd. Uit de bevraging blijkt onder andere dat het cannabisgebruik in stijgende lijn zit. In 2017 had 24 procent het laatste jaar wiet gebruikt, in 2021 lag dit op 27 procent. Het aantal regelmatige gebruikers ligt rond de 8 procent. Ook het gebruik van andere illegale drugs steeg licht. Xtc en cocaïne zijn het meest populair, met respectievelijk 8 procent en 5 procent gebruik in het recentste jaar.
Wanneer we kijken naar kalmerende of stimulerende medicatie, is de groep gebruikers niet zoveel groter geworden, al zien we toch een lichte stijging inzake het aantal studenten dat aangeeft ooit stimulerende medicatie gebruikt te hebben, namelijk van 8,5 procent naar 11,5 procent. Binnen deze groep is het aandeel dat wekelijks of vaker deze medicatie neemt wel sterk toegenomen. Toch concluderen heel wat studenten dat deze middelen hen eigenlijk niet helpen en gaven acht op de tien studenten negatieve bijwerkingen aan.
De directeur van VAD, mevrouw Peleman, stelt terecht dat het nodig blijft om in te zetten op preventieve maatregelen rond middelengebruik voor studenten. Nu het studentenleven weer normaler verloopt, zal het alcoholgebruik, en dus ook het misbruik, ook weer toenemen. De vraag is hoe het gebruik van illegale middelen en medicatie zal evolueren.
Ik heb hierover een aantal vragen, minister.
Hoe evalueert u de bevindingen uit de studentenbevraging van VAD?
Welke extra initiatieven, campagnes of investeringen binnen de preventie van alcohol en drugs bij studenten zullen er worden doorgevoerd op basis van deze bevindingen? Of komt er een aanpassing aan bepaalde huidige initiatieven en campagnes? Zal bijvoorbeeld de focus iets meer verlegd worden van excessief alcoholgebruik naar druggebruik?
De preventieve aanpak van excessief alcoholgebruik en van druggebruik is niet enkel een zaak van het Vlaamse niveau, de hogeronderwijsinstellingen en de studentenvertegenwoordiging, ook lokale besturen kunnen hier een nuttige bijdrage leveren. Welke acties zult u ondernemen om ook met het lokale niveau een geïntegreerde aanpak te bewerkstelligen?
Een ander onderdeel is natuurlijk zorg en begeleiding. Heel wat problemen rond alcohol en drugs bij studenten blijven onder de waterlijn. Ten eerste omdat een redelijk aandeel van het gebruik geen sociaal gebruik is, maar ook omdat er binnen de studentenpopulatie een zekere aanvaarding is waardoor een student die in sociale middens op tijd en stond geïntoxiceerd is, vaak niet als probleemgeval wordt geïdentificeerd. Hoe kunnen volgens u studenten met een probleem op tijd geïdentificeerd en doorverwezen worden?
Enkele collega’s hebben inzake mentaal welzijn al vaak gesproken over een buddywerking aangezien het spreken met vrienden over mentale problemen niet altijd evident is. Iets soortgelijks merk je ook als het gaat om alcohol of drugs. Als je als student een bevriende student wilt aanspreken op zijn of haar drank- en/of drugmisbruik, wordt dat niet altijd als sociaal aanvaardbaar aangevoeld. Misschien kan het werken met buddy’s hier een remedie bieden. Hoe schat u dat in, minister?
Dat de Vlaamse overheid investeert in preventie is natuurlijk een goede zaak, maar dat moet natuurlijk ook leiden tot resultaten. Op welke manier worden de ondernomen preventieve acties geëvalueerd? Welke conclusies kunt u vandaag voorleggen op basis van een dergelijke evaluatie?
Inzake alcohol is er op het gebruik op zich geen verbod, wel een verbod op openbare dronkenschap. Anders zit het natuurlijk met softdrugs, waar er enkel een beperkt gedoogbeleid is voor privaat gebruik in de eigen ruimte, en met harddrugs, waarvan het gebruik totaal verboden is. Daar kan er wel opgetreden worden maar dan moeten dergelijke zaken ook effectief aangepakt worden door de politionele diensten en bestraft worden door justitie. Dat vereist natuurlijk een globale visie en aanpak van het Vlaamse preventieve en het federale repressieve beleid. Wat is er tot op heden al gebeurd ten aanzien van en vanuit het federale niveau met het oog op een geïntegreerde aanpak vanuit Vlaanderen?
Minister Beke heeft het woord.
In de meest recente bevraging van studenten geeft VAD volgende tendensen mee. Roken en alcoholgebruik zijn gevoelig gedaald. Illegaal drugsgebruik is gestegen, maar slechts in beperkte mate. Dit is op te volgen maar vereist geen acute zorg. Medicatiegebruik is licht gestegen. Binnen deze evoluties vallen een aantal groepen op, met name de groep die regelmatig medicatie gebruikt, de groep die risicovol drinkt, de jongeren die in een jeugd- of studentenverenigingen zitten en de studenten met mentale problemen. De impact van corona valt hier niet te ontkennen. Toch mogen we er niet van uitgaan dat wanneer corona zou verdwijnen, deze risicogroepen ook automatisch zouden verdwijnen. Opvolging en preventieve acties zijn cruciaal.
De studentenbevraging vond plaats in volle coronacrisis, tijdens de derde golf van de pandemie. Op dat moment waren er verschillende maatregelen van kracht om de coronapandemie in te dijken. Zowel het kotleven, het studenten- als het uitgaansleven in het algemeen zagen er in deze periode sterk anders uit dan bij de vorige edities van het onderzoek. De resultaten van deze bevraging moeten dan ook in dat licht gelezen worden.
Toch spelen in vergelijking met de vorige bevraging uit 2017 ook langeretermijntendensen mee. Zo weten we dat het alcoholgebruik bij jongeren en jongvolwassenen langzaam daalt, over de jaren en de generaties heen. Ook zonder de covidmaatregelen zou het alcoholgebruik waarschijnlijk gedaald zijn.
Voor stimulerende medicatie en slaapmiddelen zien we slechts een beperkte stijging ten opzichte van 2017. COVID-19 heeft daar niet voor een boost aan gebruik gezorgd. Wel verontrustend is dat de groep die psychoactieve medicatie gebruikt het laatste jaar veel meer is gaan gebruiken. Dit doet zich zowel voor bij kalmerende en stimulerende medicatie als bij het oneigenlijk gebruik van stimulerende medicatie. Dat is het gebruik van stimulerende medicatie om studieprestaties te verbeteren. Het lijkt erop dat de groep studenten die reeds een psychische kwetsbaarheid had, het bijzonder moeilijk heeft gehad in de coronaperiode.
De resultaten bevestigen ook dat er een link is tussen de levenstevredenheid en het gebruik van kalmeer- en slaapmedicatie het laatste jaar. Deze studenten rapporteren een significant lagere levenstevredenheid en geven ook aan aanzienlijk meer stress en meer mentale problemen te ervaren. Het onderzoek laat niet toe om te zeggen wat oorzaak en gevolg is, maar ook hier is de impact van corona niet ondenkbaar. Dit verband is niet gevonden met het gebruik van andere middelen.
De eerste stap is het opzetten van samenwerkingen met de hogeronderwijsinstellingen rond het uitwerken van een alcohol- en drugsbeleid met concrete acties. Dat gebeurt via de preventiewerkers met het materiaal van VAD. Enkele onderwijsinstellingen zijn daar reeds mee gestart; een getuigenis van hen verschijnt eerstdaags op de VAD-site, ter inspiratie van andere.
We onderzoeken ook verder hoe we studenten rechtstreeks kunnen bereiken. Hiervoor zullen we contact zoeken met studentenverenigingen. VAD heeft reeds een aantal methodieken die specifiek gericht zijn op studenten. Ze heeft een universeel, sensibiliserend aanbod, zoals de campagne ‘Student zijn is …’, die VAD volgend academiejaar opnieuw gaat boosten. Er bestaan ook verschillende folders van De Druglijn, waaronder ‘Studeren en medicatie gaan niet hand in hand’. De folder ‘Drink, drank, dronk, …’ is sterk visueel en kan door hogeronderwijsinstellingen besteld en bijvoorbeeld meegegeven worden bij het startpakket voor eerstejaarsstudenten.
Maar om meer effect te bereiken dat ook duurzaam is, is er inderdaad een integrale preventieaanpak nodig. Daarom moeten sensibiliserende acties gecombineerd worden met de andere preventiestrategieën in relevante contexten.
De studentenbevraging is een zeer belangrijke hefboom om onderwijsinstellingen aan te zetten tot een meer structurele aanpak van de alcohol- en drugsproblematiek. Zo wordt de vragenlijst opgemaakt samen met de verschillende hogeronderwijsinstellingen, kunnen zij zelf vragen op maat toevoegen, enkel voor hun studenten, en krijgen ze de data van hun eigen instelling. Op die manier kunnen onderwijsinstellingen hun eigen cijfers vergelijken met de cijfers in het Vlaamse rapport, wat een waardevolle oefening is.
Onderwijsinstellingen worden verder gemotiveerd om samen met een preventiewerker een alcohol- en drugsbeleid uit te werken en te implementeren. Hierbij denkt een onderwijsinstelling, naast over een aanbod van sensibiliserende acties, ook na over afspraken en regels aangaande alcohol, illegale drugs, medicatie enzovoort, over hun zorg- en begeleidingsaanbod voor studenten met vragen of problemen en over omgevingsinterventies, zoals bijvoorbeeld het aanbod op afstudeerrecepties, de beschikbaarheid van gratis water op activiteiten enzovoort.
VAD heeft hiervoor, samen met de resultaten van de studentenbevraging, heel concrete materialen gelanceerd. Het gaat om een motiverende infofiche met argumenten, een kaderende animatie, cases, een getuigenis, een leidraad die onderwijsinstellingen stap voor stap begeleidt bij de ontwikkeling en implementatie van een beleid en een bijhorend sjabloon om alles makkelijker op papier te krijgen.
In deze integrale aanpak is zorg steeds een belangrijk onderdeel. De onderwijsinstellingen hebben een belangrijke rol in vroeginterventie en -detectie. De VAD-leidraad heeft concrete procedures uitgewerkt volgens dewelke onderwijsinstellingen die zorg kunnen uitwerken. Als studenten mogelijk door alcohol- of druggebruik minder functioneren, moet een zorgtraject worden gestart. Zo’n zorgtraject zet bijvoorbeeld personeel van hogescholen en universiteiten, zoals praktijklectoren, stagebegeleiders, assisterend personeel en studie- en trajectbegeleiders, ertoe aan om alerter te zijn voor signalen van verminderd functioneren, om studenten aan te spreken en eventueel door te verwijzen. Ten aanzien van jongeren zal de boodschap sterk focussen op het zorgen voor elkaar.
Een aantal vragen gaan ook over het feit dat studenten het drinkgedrag van andere studenten hoger inschatten dan het in werkelijkheid is. Deze perceptie corrigeren is een belangrijke opdracht van preventiewerk. Mensen, zeker jongeren, richten zich voor hun eigen gedrag immers naar die sociale norm. Concrete cijfers worden daarom bewust benadrukt in de mediacommunicatie vanuit VAD.
Alcoholpreventie is al vele jaren een belangrijke focus in het Vlaamse gezondheidsbeleid, gezien de schadelijkheid van alcohol en de mate waarin alcoholgebruik alom aanvaard is bij de bevolking. Jongeren en jongvolwassenen vormen hierbinnen een zeer belangrijke risicogroep. Ze krijgen binnen het beleid dan ook bijzondere aandacht. We boeken resultaten wat dit betreft. De cijfers van de leerlingenbevraging tonen aan dat jongeren steeds later beginnen met het drinken van alcohol en dat het gemiddelde alcoholgebruik over de jaren heen ook daalt. We verwachten dat de daling van het alcoholgebruik bij studenten ook structureel is, onafhankelijk van de bijzondere periode met coronamaatregelen, al zal het alcoholgebruik bij studenten na deze coronamaatregelen inderdaad weer wat kunnen stijgen. Deze resultaten komen er niet vanzelf. Ze zijn enkel mogelijk omdat we aanhoudend investeren in een integraal alcoholbeleid uitgewerkt binnen het kader van het strategisch plan ‘De Vlaming leeft gezonder in 2025’. Daarbij wordt in meerdere settings ingezet op de verschillende preventiestrategieën. Het alcoholplan waaraan wordt gewerkt binnen de Algemene Cel Drugs zal tevens een bijdrage kunnen leveren aan die blijvende positieve evolutie.
Er is al jaren een goede samenwerking tussen het jeugdwerk en VAD. De jeugdbewegingen hebben hieromtrent elk al uitgebreide trajecten lopen. Zeker tijdens de zomerkampen komen bij De Ambrassade en bij VAD heel wat vragen binnen over alcohol- en drugsbeleid in de jeugdbeweging. De resultaten van deze nieuwe bevraging zijn ook meteen onder de aandacht van De Ambrassade gebracht. VAD zal de resultaten van de studentenbevraging toelichten bij mijn collega van Jeugd, minister Dalle.
VAD heeft ook een aanbod dat beschikbaar is voor het uitgaansleven: Quality Nights, Quality Bars en Feest Wijzer. Dat heeft indirect ook een invloed op het alcohol- en druggebruik van studenten. Een volgende stap is studentenverenigingen zelf mee overtuigen van het belang van alcohol- en drugsbeleid. Vertrekkende vanuit deze cijfers en vanuit de contacten met de onderwijsinstellingen zal VAD ook voor studentenkringen een aanbod uitwerken. Samen willen wij hen motiveren om hierin een rol op zich te nemen. Dat kadert in een meer selectieve aanpak om gerichter in te zetten op studenten die risicovol drinken.
Voor preventie inzake illegale drugs en lachgas vormen jongvolwassenen de belangrijkste doelgroep. Het uitgaansmilieu is daarin een belangrijke setting. Op diverse events in clubs en festivals worden via Safe ’n Sound vrijwilligers ingezet die gericht vragen beantwoorden over illegale drugs en lachgas, en preventieve folders meegeven. Ook De Druglijn geeft al jaren informatie over illegale drugs en lachgas aan het brede publiek, via folders en online.
Specifiek voor de doelgroep van de studenten wil VAD de komende jaren het verschil maken door effectief en actief samen te werken met hogeronderwijsinstellingen. Zoals eerder toegelicht, werkten die mee aan deze studentenbevraging: ze ontvingen de resultaten voor hun eigen instelling en konden zelf eigen vragen toevoegen. Om hiermee aan de slag te gaan, biedt VAD hun zeer concrete handvaten, sjablonen en beeldmateriaal aan om een concreet alcohol- en drugsbeleid uit te werken.
Het middel dat in het hoger onderwijs het meest in het oog springt, is zonder twijfel alcohol, maar ook rond illegale drugs worden onderwijsinstellingen begeleid om een preventiebeleid uit te werken waarbij wordt ingezet op meer dan enkel eenmalige acties of op repressie. Lachgas is minder aanwezig dan andere middelen in het hoger onderwijs, maar waar nodig zullen hogeronderwijsinstellingen ook dit thema opnemen in hun beleid.
Wat betreft lachgas in het algemeen: hier kiest VAD op dit ogenblik bewust niet voor een brede preventiecampagne gericht naar jongeren of jongvolwassenen. Wel wordt ingezet op intermediairs zoals jongerenwerkers en leerkrachten. Omdat de overgrote meerderheid van onze Vlaamse jongeren en jongvolwassenen geen lachgas gebruikt, is een brede campagne die jongeren rechtstreeks aanspreekt niet zo aangewezen. Zo’n campagne riskeert het product te normaliseren en zo meer kwaad te doen dan goed. Een brede campagne zou onbedoeld de sociale norm rond het gebruik verleggen: ‘Als alle anderen het doen, waarom zou ik het ook niet proberen?’ Dergelijke normalisering kan leiden tot een selffulfilling prophecy, en dat is nu net wat we willen voorkomen.
Lokaal beleid is een vaste en cruciale partner in alcohol- en drugspreventiebeleid. Voor alcoholpreventie steken we de hand uit naar de gemeenten voor een aantal heel concrete initiatieven. Denk in eerste instantie aan de controle op de minimumleeftijd voor het verkopen en schenken van alcohol. De preventiewerker kan hiervoor een controleactie opzetten volgens een vastgelegd protocol ‘lokale monitor’. Ook in alcoholpreventie rond bijvoorbeeld de honderddagenviering of de Dag van de Jeugdbeweging rekenen we op het lokale beleid voor een integrale aanpak.
Voor cannabis loopt er een lokale campagne, ‘Bijzonder Zonder’, waar gemeenten en preventiewerkers kunnen op intekenen. Het campagnemateriaal zet sterk in op het corrigeren van de sociale norm: de meerderheid van de jongeren gebruikt geen cannabis.
Afzonderlijke preventieacties worden maximaal uitgewerkt naar model van evidencebased preventiemethodieken. Om ze toepasbaar te maken in concrete contexten, worden ze ‘practise-based’ uitgewerkt in afstemming met de setting en de doelgroep. Hun effectiviteit wordt opgevolgd in pilootprojecten.
De resultaten van afzonderlijke preventie-acties zijn moeilijk te meten. Bovendien weten we dat geïsoleerde acties weinig effect hebben, en dat is net de reden waarom we steeds inzetten op een integrale aanpak, en op het uitwerken van een breed alcohol- en drugsbeleid.
De effecten van al die inspanningen worden wel gemeten via de gezondheidsindicatoren. Op dit moment verzamelen we de data voor de tussentijdse evaluatie in het kader van ‘de Vlaming leeft gezonder’.
Dat brengt mij bij de laatste vraag. Op interfederaal niveau is er al sinds 2002 een samenwerkingsakkoord tussen de verschillende overheden in ons land om het drugsbeleid binnen en tussen de bevoegdheden en beleidsniveaus op elkaar af te stemmen. Niet alleen illegale drugs vallen binnen die scope, maar ook alcohol, tabak, medicatie en gokken. Enkele keren per jaar is er een interministeriële conferentie rond dit thema, de voorbereiding daarvan vindt plaats binnen de Algemene Cel Drugsbeleid. Dat is de structuur waar Vlaanderen het beleid probeert af te stemmen met de federale overheid.
Momenteel zijn er verschillende werkgroepen actief, onder andere om een actieplan op te maken rond alcohol, roken en gokken, en ook één werkgroep die eventuele aanpassingen van de Drugswet van 1921 bekijkt. In principe staan alle partijen nog steeds achter de lijnen die zijn opgenomen in de federale drugsnota van 2001. Maar dat is ondertussen meer dan twintig jaar geleden, en een update is toch wel aan de orde.
Ik moet u niet vertellen dat de maatschappelijke aanpak van verslavende middelen, zowel de legale als de illegale, een complex, gevoelig en soms polariserend onderwerp is. We zullen zien in welke mate de werkgroepen in het najaar tot een concreet resultaat komen, maar dat de politieke visies kunnen verschillen is duidelijk. Als Vlaams minister voor Volksgezondheid ga ik in ieder geval voor een beleid dat zoveel mogelijk gericht is op gezondheidswinst op bevolkingsniveau, dat uitvoerbaar is op het terrein, en dat gebaseerd is op degelijke gegevens.
Op het terrein slagen actoren uit preventie en repressie erin om efficiënt en complementair samen te werken, vanuit een gedeelde doelstelling. Voor illegale drugs vraagt dat intensieve afstemming. Een concreet voorbeeld is het drugsbeleid rond festivals. Op steeds meer festivals gebeuren er preventieve acties, met name door de vrijwilligers van het Safe ’n Sound-project, en wordt er tegelijkertijd afgestemd met politie, parket, preventiedienst, EHBO om handhaving, preventie en zorg op elkaar af te stemmen.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, het nadeel van zo'n gigantisch onderzoek is natuurlijk dat er heel wat aspecten naar boven komen. U gaf een zeer ruime beschrijving van het beleid zoals het vandaag al loopt.
Ik blijf nog altijd vragende partij om te kijken wat de impact van covid is en of er nog verdiepend onderzoek nodig is en wat mogelijk is. Anders blijft het moeilijk inschatten wat de tendensen zijn.
Ik ga proberen er nog drie kleine aspecten uit te halen die voor mij belang hebben. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat ik de rest van het lopende beleid niet interessant zou vinden.
Ik vind het een interessante methodiek om te werken met de cijfers per onderwijsinstelling, omdat het meer een aanpak op maat mogelijk maakt. Je kunt kijken wie het daar goed of minder goed doet en er dan beleid tegenover zetten. Voor mij is het ook een beetje de vraag of er genoeg middelen en capaciteit zijn binnen die onderwijsmiddelen om een omkaderend beleid te voorzien als het gaat over sociale begeleiding, over gezondheidszorgbegeleiding, over psychosociale begeleiding. Zijn de middelen voldoende om er dit hele pakket ook nog bij te nemen en zeker om extra inspanningen te doen? Want de cijfers blijken toch te duiden op extra noden.
U hebt gezegd dat u uw collega Dalle zult aanspreken voor het jeugdwerk en de sociale druk die er ontstaat. Dat lijkt me heel relevant, maar ik zou hem misschien ook aanspreken in zijn rol als minister van Media. Ik denk dat het ook over een stuk kennis gaat, en dat blijkt ook uit het onderzoek. De interpretatie van problematisch alcoholgebruik bijvoorbeeld en de impact van overgebruik van psychiatrische geneesmiddelen is niet altijd juist. Er spelen nog heel wat zaken die niet evident zijn.
Algemener over de sociale druk: het blijft een fenomeen van alle tijden, maar het is toch iets wat we actief moeten tegengaan. Ik vroeg me af of u nog nieuwe methodieken ziet. Ziet u een rol voor het onderwijs, ook al op jonge leeftijd? In groepssessies zouden veerkracht en het bespreekbaar maken meer naar boven kunnen worden gehaald. Dank u.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw lang antwoord. Het feit dat u zo lang hebt gesproken, toont aan dat er op het terrein al heel wat gebeurt, wat een goede zaak is. Uit het resultaat komt trouwens naar voren dat er heel wat positieve tendensen zijn.
Ik wil me even richten op het alcoholgebruik. Nu we uit corona zijn en er volop fuiven en feestjes plaatsvinden, moeten we dat blijven monitoren. Een belangrijke vaststelling waar ik me ook wat zorgen over maak, is dat we lezen dat het wekelijks alcoholgebruik veel hoger ligt bij studenten die lid zijn van een jeugdvereniging dan bij die die lid zijn van een studentenvereniging. De collega heeft er daarnet ook naar verwezen. De jeugdbeweging is toch wel een van de plaatsen waar jongeren veel bij elkaar komen en waar het drankgebruik dus hoger ligt. Daarom blijft het belangrijk om samen met uw collega van Jeugd in te zetten en de focus te leggen op het overleg met jeugdraden en het jeugdwerk. Ik denk bijvoorbeeld ook aan de communicatie naar de lokale besturen, waarnaar net is gevraagd. Het hangt uiteindelijk samen en de bundeling van Welzijn, Jeugd en de lokale besturen kan ervoor zorgen om aan de jongeren duidelijk te maken dat in de context van een jeugdbeweging het ook oké is om zeker geen alcohol te gebruiken.
Ik verwijs ook nog even naar het initiatief van midden april waar u als minister op hebt gereageerd. De gemeente Balen gaat jongeren belonen als ze nuchter toekomen op een fuif. We weten ook dat de problematiek van indrinken een groot probleem is. Dat hangt dan ook weer samen met het feit dat jongeren op een goedkopere manier thuis kunnen indrinken of op een goedkopere manier aan drank geraken, omdat op een fuif de prijzen al vaak iets hoger liggen. Het is een tendens waar we rekening mee moeten houden.
Tot slot wil ik nog even focussen op de campagne waarbij u zegt dat het belangrijk is om specifiek in te zetten op jongeren. We kennen allemaal de campagne ‘Tournée Minérale’, die zich op de hele bevolking richt. Jongeren voelen zich meer aangesproken als het ook een campagne is specifiek voor hen. Er was de campagne ‘Student zijn is meer dan zuipen’, die zich enkel op de jongeren richtte. Ik denk dat er een groter draagvlak is als ze zich aangesproken voelen. Vandaar de vraag vanuit jongeren om hen te betrekken bij acties en campagne zodat ze er kunnen achter staan en die kunnen uitdragen naar de vrienden. Dank u wel.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, ik moet bij deze vraag terugdenken aan het moment op de fuif dat ‘Meisjes’ van Raymond van het Groenewoud werd gedraaid en heel de zaal uit volle borst meezong: “Zwijg me van de gasten die goed kunnen zuipen. Je moest eens zien hoe ze 's nachts naar de WC-pot toekruipen.” Degenen die dat het hardst meebrulden op die fuif, waren ook degenen, denk ik, die ’s nachts naar de wc-pot toe zouden kruipen.
Waarom haal ik dat aan, minister? Omdat ik denk dat het belangrijk is om campagnes heel gericht naar doelgroepen te doen. De studenten die u bereikt in studentenverenigingen, waarover u sprak, die kun je bereiken met bepaalde campagnes, maar daarmee bereik je niet de zestienjarige die op vrijdagavond na school op café gaat. En de jongeren die we willen bereiken in een jeugdbeweging, bereik je dan weer niet met dezelfde campagne als de campagne waar je studenten op cantussen mee wilt bereiken.
Dat is echt een oproep die ik wil doen, minister, om campagnes heel gericht te doen. U zei daarnet dat u het met instellingen hoger onderwijs wilt bekijken. Dan wil ik oproepen tot twee zaken. Ten eerste: bewustwording, omdat een aantal studenten nog altijd niet beseffen dat ze eigenlijk een probleemdrinker zijn, omdat in hun omgeving al de rest eigenlijk evenveel drinkt. En dus zie je niet aan jezelf dat je een probleemdrinker bent. Dat alleen al onder de aandacht brengen, is belangrijk. Ten tweede: de titel van het onderzoek is ‘In hogere sferen’. Persoonlijk vind ik dat wel aangenaam klinken, in hogere sferen. Maar het is vooral: langs hogere sferen naar heel diepe dalen, die nadien komen. Dat positieve dat daar bijna aanhangt, het aangename, daar moeten we ook op focussen, om daar te sensibiliseren. Ik ben dan ook blij, minister, dat lachgas nu ook wordt meegenomen in het onderzoek. Ik denk dat we daar in de toekomst nog meer op moeten inzetten.
Ik heb nog een bijkomende vraag, minister. Het pakket ‘Samen op stap’ van VAD is geschikt om met laatstejaars in het secundair, voordat ze student zijn, te werken rond uitgaan, indrinken en bingedrinken. Dat is iets waar ik daarnet naar verwees in mijn vraag: een op de vier doet aan bingedrinken. Er zit een quiz in, en ook cijfers en dergelijke meer. Hebt u er een idee van hoe vaak dit pakket is aangevraagd en gebruikt in het secundair onderwijs? Ik heb daar in het verleden ook al een aantal keren naar gevraagd, omdat dat een preventie is voordat men vertrekt naar het hoger onderwijs. Daar kunnen we die toekomstige studenten al vroeg vatten.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Minister, dank u voor uw uitgebreide antwoord. Ik heb uit uw antwoord vooral veel werkgroepen en veel folders onthouden, maar voor de rest heb ik weinig nieuws gehoord. Het herbekijken van de drugswet is uiteraard positief, maar natuurlijk alleen als dat zou leiden tot een verstrenging.
Ik heb nog een bijkomende vraag rond het excessieve gebruik van kalmerende of stimulerende medicatie, zoals het beruchte Rilatinegebruik van studenten in de blok- en examenperiode, waarover ik u in juni vorig jaar nog bevraagd heb in deze commissie. U verklaarde toen dat VAD aangaf bewust niet in te zetten op brede campagnes om Rilatinegebruik te ontmoedigen, aangezien het procentueel nog steeds een minderheid van de studenten is die die medicatie gebruikt. Men wil absoluut vermijden de perceptie te creëren dat een grote groep zijn toevlucht zou nemen tot dergelijke middelen, omdat dat het gebruik kan doen toenemen. Blijft dat nog altijd zo? Blijft VAD dus gericht inzetten op die groep van gebruikers die het medisch gebruiken? Hoe zal daar concreet op ingezet worden?
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Collega De Rudder haalde het al aan: als stadsbestuur krijgen wij ook regelmatig meldingen van caféuitbaters, zowel uit de eigen gemeente als uit naburige gemeentes, dat minderjarigen al in zeer beschonken toestand het café binnenstappen. Ze consumeren daar niets meer maar zorgen wel voor zeer veel overlast, zoals vandalisme. Er gebeuren ook dingen die niet zouden mogen gebeuren bij minderjarigen. Andere caféuitbaters maken beelden en zetten die op sociale media. Ik hoef daar geen tekening bij te maken. Die caféuitbaters zitten daar echt mee. Dat is al een tijdje bezig, sinds de horeca opnieuw open is na de lockdown. Balen heeft daar inderdaad een initiatief rond genomen. Ik denk dat dat niet slecht is. Over het initiatief zelf kan gediscussieerd worden, maar ik denk dat het vooral heel belangrijk is dat het lokaal bestuur – ik denk dat het daar gebeurd is door de stuurgroep – een initiatief genomen heeft. Ze zijn echt in actie geschoten. Ik denk dat het niet slecht is – en ik hoop dat u dit ook ondersteunt, minister – om lokale besturen ertoe op te roepen om, als ze merken dat dit gebeurt op hun grondgebied, hier iets aan te doen, of dat nu gebeurt vanuit de stuurgroep of in een ander samenwerkingsverband, samen met de caféuitbaters in hun gemeente. Want dit is echt een signaal dat ik niet eenmalig gekregen heb, die signalen blijven komen. Dat verontrust mij wel. Het gaat hier nog altijd om minderjarigen. Ik hoop echt dat u dit ondersteunt en misschien ook een oproep doet aan de lokale besturen om dat probleem aan te pakken.
Minister Beke heeft het woord.
Dank u wel. Ik zal met dat laatste beginnen. Ik denk dat dat inderdaad juist is. Het initiatief in Balen waarnaar u verwijst, heeft op zijn minst een verdienste, namelijk dat het indrinken in vraag wordt gesteld en dat het lokaal bestuur het signaal geeft dat niet oké te vinden. Op die manier wordt een belangrijk sensibiliserend signaal gegeven aan die groep van jongeren en studenten, ook thuis, dat het niet zo vanzelfsprekend gevonden wordt dat dit soort van gewoontes ontstaat. Ik denk dat het inderdaad juist is dat daar nog een belangrijke winst geboekt kan worden.
Dan zal ik heel concreet ingaan op een aantal vragen. Collega Vaneeckhout, ongeveer de helft van de studenten – zelfs iets meer: 56 procent – wist niet waar ze terechtkonden met vragen of problemen in verband met middelengebruik. Eigenlijk is dat toch wel veel. Universiteiten en hogescholen kunnen dus wel degelijk een belangrijke rol spelen in de preventie van riskant middelengebruik, vooral door studenten in hun studiecurriculum te informeren en te sensibiliseren rond middelengebruik.
Wat de suggestie betreft aan mijn collega, minister Dalle: hij heeft overleg en wij hebben overleg rond regels in verband met roken, alcohol en drugs in de media, bijvoorbeeld in tv-series als Thuis, waar dat een issue is.
U hebt ook gevraagd naar voldoende omkadering in de onderwijsinstellingen. Ik denk dat dat een vraag is die vooral aan collega Weyts gesteld moet worden.
Wat de normen rond drankgebruik betreft, neemt VAD heel wat initiatieven. Als professoren bijvoorbeeld een vat aanbieden om studenten naar een debat te lokken, zegt dat wel iets over de normen inzake alcohol. Ik heb gezien dat er ook alcohol en vaten aangeboden worden naar aanleiding van bepaalde activiteiten. Ik ga daar nu niet verder op in. Maar de campagne ‘Student zijn is meer dan zuipen’ toont studenten wat het studentenleven allemaal te bieden heeft en hoe relatief alcohol daarin kan zijn.
Naast het studiecurriculum kunnen studenten natuurlijk ook geïnformeerd en gesensibiliseerd worden over bijvoorbeeld het bestaan van online hulp, zoals ‘Test jezelf’ van De Druglijn. Er zijn flyers, posters en banners op het studieleerplatform. Ik denk dat het belangrijk is ermee rekening te houden dat campagnes tijdens de lesperiodes zich het best richten op riskant alcohol- en cannabisgebruik, terwijl campagnes tijdens de blok- en de examenperiode zich het best richten op het gebruik van medicatie: slaapmedicatie, stimulerende medicatie maar ook kalmerende medicatie.
Er was een concrete vraag over de cijfers inzake bingedrinken. Die heb ik hier niet bij me, die zal ik moeten opvragen, en dat zal ik ook doen.
Zo moet ik ook navragen hoeveel pakketten VAD voor het secundair onderwijs heeft verspreid. Die cijfers heb ik hier niet bij me.
Meer algemeen denk ik dat het signalen geven inzake de maatschappelijke norm rond alcoholgebruik, zeker bij jongeren, een verantwoordelijkheid is van ons allemaal. We hebben daar allemaal een rol in te spelen en een voorbeeldfiguur te zijn.
Leerpillen, om af te ronden, worden vooral voorgeschreven door artsen of verlengd door huisartsen. We kijken ook naar onze federale collega om daarrond acties te ondernemen.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, dank u wel. Afsluitend: ik denk dat er inderdaad nog steeds werk aan de winkel is, en dat de cijfers dat ook wel aantonen. Ik weet dat er een en ander loopt, maar ik stelde geen vraag over de onderwijsinstellingen om ervan overtuigd te raken dat ze in dezen nog een belangrijke rol kunnen spelen. Mijn vraag was vooral: zijn zij daar op dit moment klaar voor, hebben ze de nodige middelen om dat te doen? Hoe komt het immers dat zo veel hogeschool- en universiteitsstudenten de weg niet vinden op het moment dat er een probleem is? Dat is toch wel een belangrijke uitdaging. Dat zal enerzijds een kwestie van betere communicatie zijn, maar zal anderzijds toch ook wel liggen aan de nabijheid van de dienstverlening. Dat is dus iets waarop we in de toekomst dieper zullen ingaan.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Ik denk dat de meerwaarde van dit rapport is dat het ons inzichten kan blijven geven waarop we in de toekomst verder moeten blijven inzetten. Minister, zoals u ook zei: dit houdt ons ook alert voor het aandacht blijven geven aan onze gezondheidsdoelstellingen. Een integrale preventieve aanpak is belangrijk, maar ik roep toch op om ook te blijven inzetten op campagnes gericht op onze studenten. Ik hoop dat er zelfs, naast de actie van Tournée Minérale, misschien ook eens een maand een grootschalige actie komt specifiek gericht op de studenten, bijvoorbeeld bij de start van het academiejaar. Ik volg u ook als u zegt dat we gericht moeten inzetten naargelang de periode, maar we weten dat het studentenjaar opnieuw op gang komt in september, dat er dan heel wat cantussen en heel wat doopfeesten zijn en dat daar allerlei drankgebonden activiteiten aan verbonden zijn. Men zou bijvoorbeeld dan kunnen inzetten op een actie, zodat ook studenten weten dat het oké is om niet te drinken, dat ze zich ook kunnen amuseren zonder veelvuldig alcoholgebruik.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik wil mijn oproep van daarnet blijven herhalen, voor gerichte campagnes voor specifieke, heel goed afgebakende groepen, zodat men zich aangesproken voelt. Dat is duidelijk.
Verder moeten we inderdaad werken aan de sensibilisering over het tof vinden om van de wereld of in hogere sferen te zijn, want daarover gaat het.
Ook moeten we jongeren vóór ze student worden inderdaad leren om neen te zeggen, zodat ze ook mee zijn. In dat kader is het misschien wel goed dat bepaalde partijvoorzitters niet alleen vaten bier, maar misschien ook iets anders aanbieden. Er zijn ook heel lekkere mocktails. Je kunt die zelfs in het rood maken. (Opmerkingen van Hannes Anaf)
Dat kan misschien ook interessant zijn, om zo aan te geven dat dat niet het ultieme doel of de manier van werken is. Ik denk dat we op dat vlak ook een belangrijke voorbeeldfunctie hebben.
Op recepties moet je, als je geen alcohol wilt drinken, helemaal achteraan naar de bar gaan. Misschien kunnen er op het plateau, naast alcoholhoudende dranken en van die gele fruitsap, waarvan ik zelf ook geen voorstander ben, ook nog andere dingen staan. Dat zou al een belangrijk signaal kunnen zijn, ook op andere vlakken.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Minister, het stijgend gebruik van drugs moet ons toch zorgen blijven baren, net als, uiteraard, het alcoholmisbruik. Recent pleitten bepaalde linkse partijen opnieuw voor de legalisering van drugs. Dat is natuurlijk hun goed recht, maar ik vind dat alleszins geen goed idee. Verstandig vind ik dat niet. Men komt dat zelfs verkondigen in de show van Gert Verhulst en James Cooke. Door dergelijke boodschappen rond te strooien, onder andere in de media, zorg je er alleen maar voor dat al die energie die bijvoorbeeld aan preventie wordt besteed, voor een groot deel nutteloos wordt. Door dergelijke communicatie ontstaat er alleen maar verwarring bij jongeren over een gedoogbeleid rond softdrugs. Het legaliseren van softdrugs zou een zeer slechte zaak zijn, want op die manier zullen meer jongeren met drugs gaan experimenteren, met alle gevolgen en alle miserie van dien. Dat is gewoon de logica zelf. Wat mij betreft, moet er alleszins een nultolerantie komen voor alle illegale soft- en harddrugs, zodat deze problematiek opnieuw echt wordt aangepakt.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.