Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Uit bepaalde regio’s horen we opnieuw alarmsignalen over het tekort aan huisartsen. Men vraagt naar een verdere uitbouw van de ondersteuning in de huisartsenpraktijken, met voldoende financiering. Men wijst ook opnieuw op de administratieve druk, die blijft toenemen, bijvoorbeeld door het uitschrijven van attesten van arbeidsonbekwaamheid. De administratieve zaken voor huisartsen zijn echt niet meer lang houdbaar. Dat is ook duidelijk geworden tijdens de coronacrisis. De tijd die een huisarts spendeert aan het invullen van attesten, kan hij niet besteden aan het verlenen van zorg, hetgeen nog steeds zijn kerntaak is.
Minister, begin dit jaar heb ik over deze problematiek ook een schriftelijke vraag gesteld. U hebt in het antwoord verwezen naar de pilootprojecten die zijn ingediend voor het opstarten van een brede eerstelijnspraktijk. Daarmee zal worden onderzocht of en hoe er in de toekomst middelen vanuit het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) kunnen worden aangewend om de inrichting van die brede eerstelijnspraktijken in gebieden met een tekort aan huisartsen mogelijk te maken. De pilootprojecten zijn ondertussen gestart en lopen tot en met 2024. Ik ga er dus van uit dat de resultaten van de proefprojecten mogelijkerwijze meer inzicht zullen geven in hoe we de prakijken van de toekomst zien.
Minister, vandaar mijn vragen. Op welke manier wordt het tekort aan huisartsen vandaag de dag gemonitord? Aangezien de proefprojecten tot en met 2024 lopen, is mijn vraag wat we in de tussentijd kunnen doen om het prangende tekort dat er in sommige gemeenten toch is, op te vangen. Tot slot, zult u in overleg gaan met de huisartsen en met de collega-ministers om de terechte vraag naar administratieve ontlasting duidelijk in kaart te kunnen brengen en om er nadien ook acties rond te ondernemen?
Minister Beke heeft het woord.
Collega, net als u vernemen we nieuws van regio’s waar steeds meer praktijken een patiëntenstop hanteren. Hoewel minder talrijk zijn er ook regio’s in Vlaanderen waar er nog wél capaciteit bij praktijken is om patiënten op te nemen. Daarbij weten we dat Vlaamse praktijken in hun huidige werking tot tweemaal toe minder patiënten bedienen in vergelijking met ons omringende landen. Met andere woorden, we hebben tot nu toe geen duidelijk beeld van waar de tekorten het meest prangend zijn. Er is geen actieve monitoring van de huisartsentekorten in Vlaanderen. Daarom loopt er momenteel een onderzoekproject bij Domus Medica, in samenwerking met UGent, om op een kwalitatieve manier het objectieve aanbod van huisartsengeneeskunde in kaart te brengen. Dit project zal een set indicatoren en een methodiek voor dataverzameling ontwikkelen om het huisartsentekort beter in kaart te brengen, en wordt door de Vlaamse overheid gesubsidieerd. Afhankelijk van de resultaten van het project zal er worden beslist om al dan niet een centraal monitoringsysteem op te zetten. De eerste resultaten worden midden juli verwacht.
Op Vlaams niveau zetten we in op onze pilootprojecten brede eerstelijnspraktijken, waarin wordt onderzocht hoe infrastructuursubsidies van het VIPA kunnen worden ingezet om te investeren in brede eerstelijnspraktijkvormen. Die moeten het resultaat zijn van een samenwerking tussen lokale besturen en huisartsenkringen of groeperingen van huisartsen. Zo’n brede eerstelijnspraktijkvorm, waarbij er diverse samenwerkingen moeten zijn tussen verschillende disciplines en de huisarts, zouden het aantrekkelijker kunnen maken voor een beginnende huisarts om zich in zo’n gemeente te vestigen.
De projecten zijn intussen uit de startblokken geschoten en lopen inderdaad tot in 2024. Er zijn zes pilootprojecten geselecteerd waarmee een lerend netwerk wordt opgezet, ondersteund door Domus Medica, de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en het Vlaams Instituut voor de Eerste Lijn (VIVEL). Naast de zes geselecteerde projecten zijn we sinds het lanceren van de oproep voor deze pilootprojecten in contact gekomen met diverse andere gelijkaardige initiatieven in Vlaanderen, waarbij huisartsen en lokale besturen samen het initiatief hebben genomen om tot een oplossing voor de lokale zorgnood te komen. We hebben de intentie om met deze groep samen aan initiatieven te werken. Zo kan aan kennis- en ervaringsuitwisseling over het opzetten van brede eerstelijnspraktijken worden gedaan, en hopen we andere huisartsen en lokale besturen warm te maken om ook hun schouders te zetten onder gelijkaardige initiatieven. De Vlaamse overheid gelooft sterk in de lokale dialoog tussen de diverse zorgactoren om vraag- en aanbod beter op elkaar af te stemmen en subsidiariteit te stimuleren. De zorgraad is daarvoor het forum bij uitstek.
De administratieve vereenvoudiging wordt het best aangepakt vanuit verschillende bevoegdheden. Binnen mijn bevoegdheid werk ik continu aan administratieve vereenvoudiging. Meer concreet wat de huisartsen betreft, wordt de Impulseo-regelgeving momenteel herzien. De principenota ‘Hervorming Impulseo en Oproep pilootprojecten Oprichting Eerstelijnspraktijken’ is door de regering goedgekeurd op 12 november van vorig jaar. Met deze hervorming wil de Vlaamse Regering inzetten op interdisciplinair samenwerken en het optimaliseren van de zorgcapaciteit, door samenwerkingsverbanden te ondersteunen en extra in te zetten op kwaliteitsdenken binnen het samenwerkingsverband. De Vlaamse regering wil met haar beleid inzetten op zo weinig mogelijk administratieve lasten. Het Impulsfonds zal ook in die zin worden hervormd. We hebben contact opgenomen met de medisch directeur van Domus Medica om af te stemmen rond de problematiek van het huisartsentekort. Zoals u weet, zullen er ook maatregelen nodig zijn vanuit de federale overheid. Het spreekt voor zich dat we bereid zijn hierover af te stemmen met onze federale collega.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is goed dat we er eerst en vooral voor zorgen dat we tegen deze zomer de eerste resultaten kunnen hebben, aangezien we op dit moment niet kunnen zeggen waar die tekorten zitten. Stap één moet dan ook gebeuren om in kaart te brengen waar die tekorten zitten. Zo'n centraal monitoringsysteem is daarvoor een heel goed hulpmiddel.
Onlangs heeft een huisarts uit Wingene een opiniestuk geschreven. Daarop heeft professor Jan De Maeseneer commentaar gegeven. Hij zegt dat artsen te veel werk moeten doen op administratief vlak en hij pleit voor het inschakelen van praktijkassistenten die de huisarts kunnen helpen met tijdrovende onthaal- en administratietaken. Blijkbaar zou er al een constructief overleg hebben plaatsgevonden met minister Vandenbroucke rond die samenwerking met assistenten. Kunt u dat bevestigen? Of kunt u daar wat meer info over geven? Ziet u het ook zitten om zulke praktijkassistenten in de toekomst in te schakelen? Hoe kunnen we daarmee verder gaan?
De heer De Reuse heeft het woord.
Vorig jaar heb ik een vraag gesteld over het tijdelijke tekort. We spreken hier inderdaad over de structurele tekorten die er zijn. Maar aan onze Vlaamse kust en uiteraard ook in andere toeristische centra hebben we ook tijdelijke tekorten bij hoogconjunctuur. Zo zijn er daar tekorten in de grote vakantie.
Vorig jaar hebt u als antwoord op mijn vraag gezegd dat u dat met Domus Medica zou bekijken. U zou monitoren hoe die tekorten tijdelijk en plaatselijk zijn en hoe u daaraan zou remediëren. De zomer staat voor de deur. Mijn vraag aan u is: hoe zult u daarop inspelen? Vorig jaar waren er verschillende lokale huisartsenkringen die een gratis verblijf, padelabonnementen en voor de kinderen Plopsaland-abonnementen aanboden. Het is echter niet de bedoeling dat dat de aanpak wordt en dat de rijkste gemeente de huisartsen binnenhaalt.
Minister, hoe zult u dat probleem aanpakken?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik heb twee korte aanvullende vragen. Minister, enerzijds wil ik aansluitend een oproep doen. 2024 is nog veraf. Ik begrijp dat er proefprojecten en pilootprojecten zijn en dat die worden opgeschaald. Maar zouden we niet kunnen proberen om dat sneller te doen en de goede praktijken meteen over het hele Vlaamse grondgebied uit te rollen?
Verder wil ik ingaan op de zoektocht om die administratieve last in kaart te brengen. Ik hoor dat er inspanningen gebeuren om dat te beperken, maar eigenlijk weten we het niet. We horen van het terrein zelf dat het alleen maar meer wordt en dat er alleen maar meer administratief werk is. We moeten een soort van opvolgingssysteem hebben om de initiatieven die er zijn te monitoren. Is er een soort van administratieve taaklastmeting gebeurd? Of zal die in de toekomst nog gebeuren om dat verder in de gaten te houden?
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Vanuit onze fractie sluit ik graag aan bij de vragen die gesteld zijn. Uiteraard is het ook voor ons een zeer grote bezorgdheid. De hervormingen lopen. We hebben inderdaad al van gedachten gewisseld over het Impulsfonds.
De administratieve last is een zeer grote bekommernis en weegt zeer zwaar op de huidige praktijken.
Er is iets waartoe ik wil oproepen in de hele hervorming. Multidisciplinariteit is inderdaad zeer belangrijk, maar ook de solo-arts kan een rol spelen in deze hele hervorming en mag niet worden vergeten. Die kan multidisciplinair samenwerken, maar dat hoeft daarom niet in een groepspraktijk te gebeuren. Daarom wil ik ertoe oproepen om solo-artsen, die ook onder de jongere collega’s vragende partij zijn, niet in de steek te laten.
De heer Daniëls heeft het woord.
Verschillende collega’s en ikzelf hebben in het verleden al gepleit voor een goede planning, samen met dat kadaster van artsen, waarop Louis Ide zoveel jaren geleden, maar ook collega Sleurs op andere plaatsen al hebben gewezen. Om te weten waar er tekorten zijn, moet je eerst weten welke artsen effectief een actieve praktijk hebben en wat de definitie van een actieve praktijk is. Want een arts vroeger of een arts nu, dat is een groot verschil qua uren. Dat moet worden meegenomen.
Ten tweede, minister, denk ik dat we een aantal papieren moeten schrappen. Tijdens corona kregen artsen heel wat papieren en telefoons die niet voor hen waren bestemd. We moeten met andere woorden geen contactcenter hebben dat de patiënt opbelt, maar een lijn waarnaar de mensen kunnen bellen, zodat ze niet naar hun huisarts moeten bellen. Ik heb het bijvoorbeeld over de vraag: ‘Mijn kind heeft corona, mag ik gaan werken?’ We moeten de artsen noch de huisartsassistenten belasten met dat soort van telefoontjes, maar dat op een andere manier oplossen. Hetzelfde geldt voor allerlei attesten die niet strikt medisch zijn.
Minister Beke heeft het woord.
Zoals gezegd, zitten we samen met Domus Medica voor het onderzoek dat lopende is. Uiteraard zullen wij de dialoog met het federale niveau voortzetten om die brede problematiek aan te kaarten en aan te pakken.
In het kader van de hervorming van het Impulsfonds zijn er tussenkomsten in de loonkosten voorzien voor de inzet van praktijkondersteuning of praktijkverpleegkundigen. Dat is meegenomen in die filosofie.
De goede praktijken kunnen er op verschillende niveaus zijn. Er werden hier al heel grote verschillen aangehaald tussen regio's, tussen lokale besturen enzovoort. De bedoeling van het lerend netwerk is natuurlijk om dat op lokaal niveau te doen en die lokale aanpak te kunnen faciliteren.
Welke stappen kunnen huisartsen en lokale partners op korte termijn zetten om maatregelen te nemen? Ik denk aan het inventariseren van de wensen van starters, het stimuleren van actie bij aankomende stoppers, het organiseren van ontmoetingen tussen starters en stoppers en het bij elkaar brengen van de lokale partijen. Ik heb het dan over de verschillende actoren die daarin actief zijn, om te kijken naar wat de gemeenschappelijke probleemanalyse is en of er linken kunnen worden gelegd, ook met ziekenhuizen of andere stakeholders.
Er is door Domus Medica een permanentiegids uitgebracht waarmee huisartsenkringen proactief acties kunnen ondernemen in het kader van acute uitval. Zo neemt men bijvoorbeeld proactief contact op met stoppers om vroeg genoeg nieuwelingen te kunnen aanbrengen in het geheel.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw bijkomende antwoorden. Het is zaak om heel duidelijk zicht te krijgen op waar de tekorten zitten. Dat blijkt uit de studie die tegen deze zomer klaar zal zijn.
Het is goed dat de lopende pilootprojecten in verband met de brede eerstelijnspraktijk tegen 2024 zullen worden uitgerold. Maar in tussentijd mogen we ook al bekijken wat we kunnen doen, zeker in de regio's waar het probleem nu het grootst is.
Verder wil ik er ook toe oproepen om die administratieve lasten zoveel mogelijk te beperken, zodat we onze artsen echt kunnen inzetten voor de zorg en zij zich niet hoeven bezig te houden met overbodige administratieve zaken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.