Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over het arrest van het hof van beroep van Gent over de inkrimping van de zorgbudgetten
Vraag om uitleg over een nieuwe uitspraak over de wettelijkheid van correctiefase 2
Interpellatie over de uitspraak van het arbeidshof in Gent betreffende het terugschroeven van de zorgbudgetten voor personen met een handicap
Verslag
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Het onderwerp van deze vraag is voldoende steun voor mensen met een beperking. Ik denk dat we het er hier allemaal over eens zijn, en dat we allemaal vinden dat je voor gelijke zorg een gelijk budget moet hebben. Iedereen moet, ongeacht zijn of haar zorgvraag, waar hij woont, bij welke voorziening hij zit of de manier waarop hij zorg krijgt, een gelijk en gelijkwaardig budget krijgen.
Toen we in 2017 de overstap maakten naar een persoonsvolgende financiering (PVF) voor personen met een beperking, stelden we vast dat de inschalingen van de zorgbehoefte niet correct gebeurd waren en niet helemaal bruikbaar waren voor de bepaling van de hoogte van die persoonsvolgende budgetten (PVB's). Finaal werd toen beslist om de hoogte van het persoonsvolgende budget van personen met een beperking te bepalen in functie van de subsidie die de voorziening ontving. De som van die persoonsvolgende budgetten moest dan overeenstemmen met het budget dat een bepaalde voorziening op dat moment kreeg.
Deze werkwijze had natuurlijk tot gevolg dat personen met een beperking in Vlaanderen met eenzelfde zorgbehoefte niet noodzakelijk eenzelfde budget toegekend kregen. Sterker nog, er bleken ook echt serieuze verschillen te zijn naargelang bij welke voorziening je zat, en wat je situatie of je historische achtergrond was. En op basis daarvan kon het zijn dat je significant minder budget kreeg dan iemand met eenzelfde zorgvraag die toevallig ergens anders woonde of die bij een andere voorziening zat.
Dat leidde begrijpelijkerwijze tot protest, en men heeft dan gezegd dat men daar correcties op zou toepassen, en dat men zou zorgen dat die verschillen, die historisch gegroeid zijn – ik spreek over decennia – weggewerkt worden, en dat iedereen eenzelfde budget voor eenzelfde zorgnood krijgt. Ik denk nog steeds – ik kan mij vergissen, maar ik hoor het straks graag – dat we nog altijd achter die gedachte staan.
Die correcties hadden natuurlijk tot gevolg dat sommige personen met een beperking meer budget kregen, en andere personen minder. En dat laatste leidde tot ongenoegen, wat zeker begrijpelijk is, en recent ook tot een uitspraak van het Beroep van Gent leidde, waarbij 80 ouders of bewindvoerders in het gelijk werden gesteld over de correctie die op hen werd toegepast. We horen en lezen ook dat er nog andere zaken hangende zijn.
Dat stelt ons natuurlijk voor een probleem. We hadden een correctiefase – op die correctiefase is er trouwens ook nog een correctie van die correctiefase toegepast – en nu volgen er een reeks gerechtelijke uitspraken, waarbij mensen soms wel in het gelijk worden gesteld, en soms niet. Vanuit die context heb ik een aantal vragen.
Er zijn ook uitspraken geweest in het voordeel van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) en de Vlaamse Gemeenschap. Hebt u er een idee van hoeveel er dat waren? Hoeveel processen zijn er eventueel nog lopende? Wat is de algemene stand van zaken wat de huidige processen betreft?
Welke gevolgen trekt u uit dit specifieke arrest, maar ook uit de andere arresten en vonnissen, voor wat betreft het principe dat elke persoon met een beperking eenzelfde recht heeft op zorgbehoefte, en eenzelfde budget naargelang de hoogte van zijn zorgnood? Blijft u nog altijd vasthouden aan dat principe? Of gaan we dat voor eeuwig opbergen? Ik had daar graag uw appreciatie over gehoord.
Welke gevolgen trekt u uit dit arrest voor alle personen met een beperking die geconfronteerd werden met een vermindering – ook zij die niet naar de rechtbank zijn gestapt – en dan ongelijk hebben gekregen van de rechtbank of in het gelijk werden gesteld?
Hoeveel uitspraken zijn nog hangende en wanneer worden de vonnissen of arresten verwacht?
Verdere appreciatie ervan zal ik, conform de richtlijnen die we van de voorzitter gekregen hebben, in mijn repliek weergeven.
De heer De Reuse heeft het woord.
Zo’n tachtig personen hebben hun slag thuisgehaald tegen de vermindering van hun zorgbudget. In navolging van het vonnis in eerste aanleg, waartegen het VAPH en de Vlaamse Gemeenschap in beroep gingen, oordeelde het hof dat deze daling strijdig is met het standstillbeginsel opgenomen in artikel 23 van de Grondwet, dat een vermindering van steun niet toestaat. De vermindering van de steun – de collega’s schetsten het al – kaderde in de omvorming naar vraaggestuurde zorg, waarbij het bedrag van het zorgbudget van ongeveer 20.000 volwassenen met een handicap werd herzien. Er waren inderdaad historische verschillen gegroeid, en die wilden u en het VAPH wegwerken. Bij sommigen kwam dit neer op een daling van het budget met meer dan 30 procent, ondertussen weliswaar begrensd tot 15 procent.
In afwachting van een definitieve uitspraak werd het budget van de eisers nog niet verminderd. Anderen in dezelfde situatie zagen hun budget al wel dalen. Het arrest geldt ook enkel voor degenen die tijdig verzet hebben aangetekend tegen de beslissing. Nu nog verzet aantekenen is onmogelijk.
Minister, hoe evalueert u het arrest? Welke initiatieven neemt u desgevallend nog? Zult u hier gevolgen aan koppelen voor personen die niet geprocedeerd hebben, maar zich wel in dezelfde situatie bevinden?
De heer Anaf heeft het woord.
Voorzitter, het thema is al geschetst. We hebben allemaal kennisgenomen van het arrest van het hof van beroep in Gent, dat een tachtigtal personen met een handicap, bewindvoerders of ouders opnieuw in gelijk heeft gesteld. Ze hadden een zaak aangespannen tegen de verlaging van hun budget bij correctiefase 2. Die eerdere uitspraak wordt nu bevestigd. Er lopen nog andere zaken. Een aantal daarvan zijn in eerste aanleg in het voordeel van de Vlaamse Regering beslist, en een aantal klachten zijn ingetrokken na concessies vanuit de Vlaamse Regering om dit te milderen. Desalniettemin geeft deze uitspraak in beroep een nieuwe impuls aan de vraag of de besparingen op persoonsvolgende budgetten in de context van correctiefase 2 wel gerechtvaardigd zijn. Het roept ook de vraag op of het gelijkheidsbeginsel na deze uitspraak er niet toe noopt iedereen in dezelfde situatie nu in hun oorspronkelijke rechten te herstellen.
Minister, ik neem aan dat u kennis hebt genomen van de uitspraak. Aanvaardt u het oordeel van de rechter en zal Vlaanderen uitvoering geven aan het arrest? Zo nee, wat bent u van plan om daar nog tegen te doen?
Wat betekent dit arrest voor andere personen die de budgetwijzigingen in correctiefase 2 wel aanvaard hebben of een negatief oordeel kregen van de rechtbank, maar die qua profiel sterk gelijkaardig of zelfs volledig identiek zijn aan een van de tachtig personen die nu door de rechtbank in beroep in het gelijk is gesteld?
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Voorzitter, mijn collega’s hebben een vraag om uitleg gesteld, ik heb dezelfde vragen verwerkt in een interpellatie. Het arbeidshof in Gent oordeelt dat de Vlaamse Regering de zorgbudgetten – eigenlijk gaat het over de persoonsvolgende budgetten, er is nogal dikwijls verwarring over de terminologie – van een tachtigtal volwassenen met een ernstige beperking ten onrechte heeft teruggeschroefd in het kader van correctiefase 2. Volgens het hof is de vermindering in strijd met artikel 23 van de Grondwet. Dat legt de wetgever de verplichting op om geen afbreuk te doen aan al verleende rechten. Het hof oordeelt dat het VAPH dat wel doet.
Daarnaast stapten vzw Gelijke Rechten voor Iedere Persoon met een handicap (GRIP) en een aantal benadeelde budgethouders naar de Raad van State en dienden een beroep tot nietigverklaring van het Mozaïekbesluit 5 in. Zij zeggen duidelijk #neetegennógminder. Daar wordt dat heel duidelijk in omschreven. Door dit besluit, dat de Vlaamse Regering vorig jaar goedkeurde, worden de persoonsvolgende budgetten van mensen die vaak al meerdere jaren op de wachtlijst staan ‘geactualiseerd’ op het ogenblik dat zij eindelijk het hun beloofde budget krijgen. Voor sommige budgethouders kan het verlies aan jaarlijks budget door deze actualisering fors oplopen. Uit het antwoord op mijn schriftelijke vraag van februari blijkt dat er vorig jaar 1353 actualiseringen werden doorgevoerd. In 999 gevallen ging het over een daling van het eerder toegewezen budget met gemiddeld ongeveer 4830 euro. In slechts 354 gevallen was er een stijging, met gemiddeld ongeveer 3655 euro. 18 mensen tekenden beroep aan bij de arbeidsrechtbank; deze procedures lopen nog.
Maar ook heel wat mensen stappen naar de arbeidsrechtbank omdat ze het niet eens zijn met de prioriteitengroep waarin ze werden ingedeeld. Uit een antwoord dat ik bijvoorbeeld eind vorig jaar ontving op een andere schriftelijke vraag van november 2021, bleek toen dat de arbeidsrechtbank in 6 dossiers een hogere prioriteitengroep had toegekend. In 22 dossiers moest er nog een uitspraak komen.
Het is goed dat personen met een handicap opkomen voor zichzelf en deze strijd winnen, maar het blijft boven alles toch een trieste zaak dat ze naar de rechtbank moeten stappen om hun gelijk te halen. Het is ook tekenend voor een falend beleid. Het gevaar is ook dat enkel wie financieel sterk en mondig is of de kracht van de sociale media kan gebruiken, bevoorrecht is. En dat is niet voor iedereen weggelegd.
Fundamenteel staan wij achter de persoonsvolgende financiering, maar we hebben een aantal opmerkingen. De persoonsvolgende financiering werd in 2017 gestart door personen met een handicap een budget toe te kennen met de waarde van het totale budget gedeeld door het aantal bewoners. Dat was een politieke keuze om zo met de persoonsvolgende financiering te starten. Gedurende nu bijna vijf jaar zijn er constant correcties uitgevoerd. We spreken over correctiefase 1, correctiefase 2, over correctiefases op de correctiefase, mozaïekbesluiten enzovoort. We hebben hier in de commissie Welzijn onze bedenkingen hierover gegeven, welke gevolgen dit had voor personen met een handicap of diens directe omgeving. Uw antwoord is telkens hetzelfde: met dezelfde middelen meer doen, meer mensen helpen, dus het geld verdelen. Dat kunnen we vertalen als: de schaarste herverdelen. Boekhoudkundig kun je dit misschien allemaal verdedigen, maar beleidsmatig helemaal niet.
We hebben net de Vlaamse Ombudsdienst gehoord, en er werd verwezen naar het verslag van de Mensenrechtenkamer van oktober vorig jaar, dat een aantal aanbevelingen gaf rond mensenrechten die u – denk ik – toch ook wel ter harte moet nemen.
Minister, het gaat hier over mensen met een handicap waarvan we in woorden zeggen dat ze meetellen, dat ze belangrijk zijn, maar in de praktijk schiet het beleid heel erg te kort. Het persoonsvolgend budget zoals het werd ingevoerd in 2017 was een politieke keuze. Hoe er tussen dan en nu wordt omgegaan met de persoonsvolgende financiering, waren telkens politieke keuzes van u, minister van Welzijn, en van de Vlaamse Regering. We merken vandaag dat die politieke keuzes door de rechtbank in vraag worden gesteld. Mensen stappen, omdat ze niet gehoord worden door de politiek, naar de rechtbank, en krijgen daar gehoor en gelijk. Dat mensen met een handicap naar de rechtbank stappen, is een teken van een falend beleid.
Minister, ik kijk uit naar uw antwoorden op de vragen van mijn collega’s. Ik stel een interpellatie omdat ik niet alleen antwoorden wil op die vragen, maar ook op uw politieke verantwoordelijkheid voor het systeem van persoonsvolgende financiering. Het huidige beleid van budgetten toekennen, dan aanpassen en vervolgens de prioriteiten van prioriteitengroepen 2 en 3 uitsluiten, kan voor mij niet, toch niet in een land dat een VN-verdrag inzake personen met een handicap heeft onderschreven.
Minister, vindt u het normaal dat zoveel personen met een handicap naar de rechtbank moeten om hun rechten af te dwingen? Wat concludeert u hieruit?
Hoeveel rechtszaken lopen er momenteel waarin het VAPH aangesproken wordt? Hoeveel kost dit het VAPH jaarlijks aan juristen?
Gaat u, in opvolging van de uitspraak van het arbeidshof in Gent, ervoor zorgen dat dit wordt rechtgezet voor alle andere negenhonderd mensen met een handicap die getroffen werden door correctiefase 2?
Ons land onderschreef het VN-Verdrag dat zorg en ondersteuning garandeert aan alle personen met een handicap. Hoe gaat u ervoor zorgen dat mensen met een handicap dit niet moeten afdwingen via de rechter?
Minister Beke heeft het woord.
Met de intrede van persoonsvolgende financiering zorgt Vlaanderen ervoor dat personen met een beperking zelf in eigen regie hun ondersteuning kunnen bepalen. Met de PVF geven we dan ook uitvoering aan artikel 19 van het VN-verdrag. Om binnen de Vlaamse context deze omslag te maken werd er een taskforce opgericht met alle stakeholders aan boord. Zij hebben de omslag naar de PVF mee uitgetekend. Ik neem u dan ook graag mee in deze hele complexe transitieoefening.
Correctiefase 2 is de realisatie van het tweede luik in de omschakeling van de aanbodgestuurde en direct gefinancierde zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een beperking naar persoonsvolgende financiering. De omslag naar PVF bestaat uit drie grote delen. Ten eerste, de omschakeling van de directe financiering naar persoonsvolgende budgetten; hierbij werden de middelen per voorziening verdeeld over de eigen cliënten, rekening houdend met het individueel zorggebruik en de -zwaarte. Voorzieningen bepaalden per individuele gebruiker het zorggebruik en de zorgzwaarte.
Twee is het wegwerken van de historische ongelijkheden in twee fases: correctiefase 1, waarbij de tekorten op het niveau van de vergunde zorgaanbieder beperkt werden tot 85 procent van de beoogde middelen en dit aan de hand van extra financiële middelen, mevrouw De Martelaer. U spreekt over bestaande financiering met dezelfde middelen. Nee, toen al, in de vorige legislatuur, werd er 12 miljoen euro aan extra middelen aan toegevoegd. In correctiefase 2 worden de beschikbare middelen herverdeeld.
Drie is het veralgemeend invoeren van en omschakelen naar woon- en leefkosten en dus afschaffen van het systeem van de ‘eigen bijdragen’.
Vandaag krijgen meerderjarige personen met een handicap binnen de niet-rechtstreeks toegankelijke hulp een persoonsvolgend budget. Ze krijgen zelf een budget voor zorggebonden middelen om hun zorg en ondersteuning te organiseren. Een budget kan ingezet worden bij een vergunde zorgaanbieder, maar kan ook in cash gebruikt worden om er zelf assistentie en begeleiding aan huis mee te realiseren.
Correctiefase 2 heeft enkel betrekking op de meerderjarige personen met een handicap die eind 2016 gebruikmaakten van zorg en ondersteuning binnen een vergunde zorgaanbieder.
Door scheeftrekkingen of ongelijkheden uit het verleden waren de middelen voor de invoering van de persoonsvolgende financiering onevenwichtig verdeeld over de verschillende vergunde zorgaanbieders: sommige vergunde zorgaanbieders kregen meer middelen dan andere om gelijkaardige ondersteuning aan gelijkaardige profielen van personen te bieden. Bij de omschakeling naar PVF, het eerste deel van de transitie, werden de middelen op voorzieningsniveau herverdeeld onder de cliënten. Daardoor krijgen sommige cliënten vandaag meer of minder middelen dan waar ze recht op hebben op basis van hun zorgzwaarte. ‘Recht hebben op’ moet begrepen worden als de middelen die ze zouden moeten krijgen bij de toepassing van de vernieuwde methode budgetbepaling zoals die ook voor nieuwe gebruikers wordt toegepast en die het aandeel zorggebonden middelen berekent op basis van zorggebruik/zorgvraag en zorgzwaarte. Alle betrokkenen, met name gebruikers en vergunde zorgaanbieders, waren vragende partij om die scheeftrekkingen recht te zetten.
Hoe is het zover kunnen komen? De verschillen in de subsidiëring gaan al decennia terug. Die subsidiëring gebeurde in het verleden niet altijd op basis van objectieve parameters. Eenvoudig gezegd: los van de feitelijke zorgzwaarte van de personen in de voorzieningen kregen sommige voorzieningen te veel en andere te weinig. Daarnaast werd er in de jaren 80 een personeelsstop doorgevoerd, waardoor het personeelskader, zoals het op dat moment was ingevuld op voorzieningenniveau, werd bevroren. In sectorjargon noemt men dat de kloof tussen ‘PR en PN’: de reële personeelsinvulling ten opzichte van de feitelijke personeelsinvulling. Ondanks opeenvolgende extra investeringen in de sector om die kloof weg te werken is er altijd een ongelijkheid blijven bestaan. Binnen de sector was iedereen zich bewust van de oneerlijke verdeling die al jarenlang een groot probleem was.
Zijn er pogingen ondernomen om dat recht te zetten? Al meer dan vijftien jaar wordt geprobeerd de zorg en ondersteuning voor personen met een handicap zorgzwaarte-gerelateerd te financieren en de in de sector beschikbare middelen op basis van zorgzwaarte te herverdelen.
In 2005 werd de ‘zorggradatie’ uitgevoerd: alle meerderjarige cliënten in de voorzieningen werden ingeschaald met een systeem en hun zorgzwaarte werd in kaart gebracht. Die gegevens, aangevuld met gegevens over feitelijke aanwezigheden van cliënten in de voorziening, werden in verhouding gezet tot de voor de voorziening beschikbare middelen. Toen was al duidelijk waar de grote verschillen in middelen tussen de voorzieningen zaten. Een gedragen oplossing in termen van het herverdelen van middelen tussen de voorzieningen bleek evenwel niet mogelijk. Dat is dan ook geen eenvoudige opdracht, want het is een verhaal met winnaars en verliezers.
Ondertussen is er een zorgzwaarte-instrument ontwikkeld. Dat werd recent bijgestuurd en geoptimaliseerd in functie van meer gebruiksvriendelijkheid en een kortere afnameduur.
Een tweede poging werd, op uitdrukkelijke vraag van de koepels van de voorzieningen, ondernomen bij de omschakeling naar PVF in 2017. Het oorspronkelijke scenario was immers om de middelen niet per voorziening, maar over alle voorzieningen heen te herverdelen. Een correctiefase zou dan niet nodig geweest zijn. Ook toen werd op de valreep, in december 2016, gekozen om dat nog niet te doen, omdat anders de hele omschakeling naar PVF in het gedrang kwam. Met de correctiefases werden uiteindelijk wel de stappen gezet als een sluitstuk van de omschakeling naar PVF. Die correctiefases werden op dat ogenblik gedragen door de hele sector.
Waarom worden nu individuele personen met een handicap getroffen? Bij de transitie naar PVF werden alle gebruikers volgens het nieuwe objectieve zorgzwaarte-instrument ingeschaald en werd op basis van dezelfde regels als voor nieuwe gebruikers een budget berekend. Dat is een kwestie van gelijke behandeling. Het probleem is dat dat dus logischerwijs niet exact overeenkomst met de middelen die de voorziening voor de transitie PVF voor die gebruiker ontving. Dat kan ook niet anders, gezien de context die ik daarnet heb geschetst.
Daarnaast zijn er ook nog heel wat personen met een handicap die wachten op ondersteuning. De bijkomende middelen gaan daar dus maximaal naartoe. Het zou niet correct zijn om mensen die vandaag geen of onvoldoende ondersteuning krijgen, achteruit te schuiven, terwijl anderen meer krijgen dan ze nodig hebben op basis van zorggebruik en zorgzwaarte. Ik vraag me af wie dat zou kunnen verdedigen.
Vanuit het gelijkheidsbeginsel is er dus door de vorige Vlaamse Regering voor geopteerd om op termijn voor alle gebruikers een gelijk budget te hanteren dat voor al die gebruikers op dezelfde wijze bepaald wordt.
Het VAPH en de toenmalige Vlaamse Regering waren zich ervan bewust dat dit geen eenvoudige boodschap zou zijn. Daarom zijn er afspraken gemaakt over de zogenaamde zorggarantie. Wie sinds 1 januari 2017 geen wijzigingen heeft aangebracht in zijn of haar ondersteuning, blijft die behouden tot op het moment dat zij toch nog wijzigingen wensen aan te brengen. Dat kan binnen twee weken, binnen twee jaar of binnen twee decennia zijn, ook wanneer er minder budget tegenover staat. Bovendien werd de budgetaanpassing gefaseerd doorgevoerd, over een periode van maximum acht jaar. Op die manier werd er een lange overgangsperiode voorzien voor alle betrokken actoren, zowel de gebruikers als de vergunde zorgaanbieders, om zich hierop te kunnen voorbereiden. Ook vanuit het VAPH, de DOP’s, de bijstandsorganisaties en de infoloketten werd dit traject via begeleidende maatregelen mee ondersteund. Voor wie op 1 januari 2020 de overstap diende te maken naar het aanbod van rechtstreeks toegankelijke hulp hadden de koepels zich geëngageerd om ook hier, zoveel als mogelijk, door de voorzieningen dezelfde ondersteuning te laten voorzien. Ook in vorige fasen van de transitie gold dit engagement.
Er waren voorzieningen die meer middelen kregen, terwijl andere hun middelen zagen dalen. Op die manier krijgen we een correctere en meer evenwichtige verdeling van de middelen beschikbaar voor zorg en ondersteuning. Om de voorzieningen waarvan de middelen voor transitiegebruikers afnemen, te begeleiden liep er een flankerend beleid, met onder andere coaching voor vergunde zorgaanbieders om met de impact van PVF om te gaan. Deze coaching heeft hen ook geholpen om binnen de nieuwe realiteit van PVF te ondernemen. Tegelijk zijn er, sinds de start van PVF, grote opstappen voorzien in het uitbreidingsbeleid, waardoor door de instroom van nieuwe cliënten het aandeel van de transitiegebruikers op termijn uitgevlakt wordt en we automatisch evolueren naar een correct budget op maat van de verschillende gebruikers.
Bij mijn aantreden werd ik geconfronteerd met verhalen waar de zorggarantie moeilijk liep. Daarover hebben we in deze commissie ook al verschillende keren gesproken. Om hieraan tegemoet te komen heeft de Vlaamse Regering op mijn vraag de regelgeving rond correctiefase 2 aangepast. De daling in de transitiebudgetten werd beperkt tot 15 procent, terwijl de stijgingen bleven doorlopen. Hiermee zorgden we ervoor dat de ondersteuning kan doorlopen en komen we ook tegemoet aan de zorgvragen van de personen met de grootste ondersteuningsnood.
Los van deze maatregelen hebben we ook verder ingezet op meer efficiëntie en dus bijkomende middelen geheroriënteerd en ingezet in bijkomende persoonsvolgende budgetten en persoonlijkeassistentiebudgetten. Getuige hiervan is het zorginvesteringsplan, dat ervoor zorgt dat alle personen in prioriteitengroep 1 binnen 18 maanden een PVB ontvangen. De stelling dat we de middelen herverdelen, klopt niet. Er wordt door deze Vlaamse Regering massaal geld geïnvesteerd, bijna het dubbele in vergelijking met de vorige. Dit heeft tot resultaat dat de wachtlijst voor prioriteitengroep 1 voor het eerst in de geschiedenis is opgelost en dat we tijdens deze legislatuur, voor diegenen die in PG1 zitten, binnen maximum 18 maanden een PVB kunnen ontvangen.
Zowel bij de opmaak van de regelgeving rond correctiefase 1 en 2 als bij de wijziging van de regelgeving rond correctiefase 2 gaf de Raad van State advies. We keken na wat deze adviezen vermelden over de standstillverplichting. De Raad van State stelt dat “men bij gebrek aan kennis over de feitelijke situatie niet kan oordelen of het bestaande beschermingsniveau in aanzienlijke mate wordt verminderd”, “de maatregelen moeten verantwoord worden door redenen van algemeen belang” en “efficiënt en effectief inzetten van de middelen beschikbaar voor zorg en ondersteuning een legitieme doelstelling is; men aanvaardt dat de eventuele vermindering van het bestaande beschermingsniveau wordt gecompenseerd door een toename in of een vlottere terbeschikkingstelling van de persoonsvolgende budgetten”.
Het VAPH moet nagaan of de maatregelen evenredig zijn ten aanzien van de doelstellingen.
Er werd gevraagd of ik het normaal vind dat zoveel personen met een handicap naar de rechtbank moeten gaan. Het VAPH neemt jaarlijks heel wat beslissingen over aanvragen om ondersteuning. In 2021 zijn er bijvoorbeeld 3122 beslissingen genomen in verband met het PVB. Er waren ook 35.095 beslissingen over individuele materiële bijstand.
Zoals hier aangegeven, tekenen gemiddeld 140 personen per jaar beroep aan bij de arbeidsrechtbank, zonder rekening te houden met de verzoekschriften die verband houden met correctiefase 2. De transitie van cliënten naar persoonsvolgende financiering betrof een groep van 19.745 personen met een handicap. Voor 10.113 van hen had correctiefase 2 tot gevolg dat hun budget vanaf 1 januari 2017 daalde. 375 personen werden doorverwezen naar rechtstreeks toegankelijke hulp. 650 van deze personen tekenden beroep aan bij de arbeidsrechtbank. Intussen werd ongeveer de helft van deze dossiers op initiatief van de persoon met een handicap stopgezet, naar aanleiding van de aanpassing die we gedaan hebben, namelijk de daling van het PVB aftoppen op 15 procent.
Het VAPH neemt een beslissing over een individuele vraag om ondersteuning op basis van de regelgeving en een situationele afweging. Het VAPH doet hierbij een beroep op commissies bestaande uit externe leden uit het werkveld personen met een handicap. Als de persoon met een handicap niet akkoord gaat met de beslissing, kan hij gebruikmaken van een laagdrempelig intern administratief beroep bij het VAPH. In tweede instantie kan hij beroep aantekenen bij de arbeidsrechtbank.
De mogelijkheden om beroep aan te tekenen tegen beslissingen van de overheid lijkt mij een essentieel kenmerk te zijn van de rechtsstaat. Er zijn regimes waar dat niet bestaat, maar ik denk niet dat we daarin willen wonen, althans de meesten onder ons niet.
Het VAPH ontvangt dus gemiddeld 140 verzoekschriften per jaar, met uitzondering van de dossiers inzake correctiefase 2, tegen beslissingen van het VAPH. Het behandelen van dossiers arbeidsrechtbank wordt inhoudelijk voor het overgrote deel opgenomen door twee juristen van het juridisch team van het VAPH, die naast deze dossiers ook nog andere taken uitoefenen. Door de werkpiek die dossiers betreffende correctiefase 2 met zich meebracht, werden deze dossiers verdeeld onder zes dossierbeheerders bij het juridisch team, die de dossiers betreffende correctiefase 2 opvolgen naast hun bestaande taken. Er is dus geen bijkomende personeelskost op het vlak van de juridische opvolging vanuit het VAPH.
655 personen tekenden beroep aan bij de arbeidsrechtbank. Het gaat daarbij om 309 individuele verzoekschriften en 25 collectieve verzoekschriften voor 346 personen. Intussen werd een groot deel van deze zaken op initiatief van de persoon met een handicap zelf stopgezet, naar aanleiding van de aanpassing van de regelgeving die we, zoals gezegd, hebben doorgevoerd, om de daling af te toppen op maximaal 15 procent. Het gaat om 453 personen. Voor 202 personen werd de procedure verdergezet.
In eerste aanleg werd tot nog toe in 61 gevallen uitspraak gedaan, waarvan 7 in het voordeel van het VAPH. In 141 dossiers heeft de arbeidsrechtbank nog geen uitspraak gedaan. De persoon met een handicap tekende in 5 van die gevallen hoger beroep aan. Het arbeidshof van Gent heeft het hoger beroep in deze gevallen gegrond verklaard en dus een uitspraak gedaan in het voordeel van de personen met een handicap.
De arbeidsrechtbank van Antwerpen volgde in haar tussenvonnis van 10 februari 2021 over een collectief verzoek van 63 personen met een handicap minstens gedeeltelijk het advies van het arbeidsauditoraat dat er geen schending van de standstillverplichting is maar stelde toch nog bijkomende vragen. De verzoekers, met uitzondering van 2 personen met een handicap, hebben deze procedure stopgezet nadat de daling van de budgetten werd afgetopt op 15 procent, zodat er in deze zaken geen eindvonnis is gevolgd.
Het VAPH heeft hoger beroep ingesteld tegen 44 vonnissen. Het arbeidshof heeft in 26 zaken uitspraak gedaan in het voordeel van de persoon met een handicap. In de overige 19 zaken wordt er nog gewacht op een uitspraak. Het is moeilijk exact te voorspellen wanneer de vonnissen en arresten verwacht kunnen worden.
Wat de uitspraken van het arbeidshof in Gent betreft: zij geven een erg strikte interpretatie aan de standstillverplichting, vervat in artikel 23 van de grondwet. Het hof is van oordeel dat de betrokkenen geen waterdichte garantie hebben dat zij zullen kunnen blijven rekenen op hetzelfde kwalitatieve niveau van zorg en ondersteuning als waarvan zij voor correctiefase 2 genoten. Het arrest wordt verder juridisch geanalyseerd en de mogelijkheid om in cassatie te gaan wordt verder onderzocht.
Een arrest van het arbeidshof geldt alleen inter partes en niet erga omnes. De uitspraak geldt dus enkel tussen partijen. In deze specifieke situaties, voor gebruikers van De Vleugels, is de rechtbank van oordeel dat het standstillprincipe in hun hoofde is geschonden. Mijn administratie zal het arrest verder juridisch analyseren alvorens de mogelijkheid van cassatieberoep te overwegen.
Er kan nog eens op worden gewezen dat correctiefase 2 bij het besluit van 5 maart 2021 aangepast is in die zin dat de dalingen afgetopt zijn op 15 procent, en dat een aantal personen met een handicap die naar rechtstreeks toegankelijke hulp (RTH) werden verwezen opnieuw een persoonsvolgend budget kregen. Er werd gekozen voor 15 procent omdat de taskforce persoonsvolgende financiering bij het VAPH, waarin alle betrokken partijen uit de sector vertegenwoordigd waren, ervan uitging dat met een beperking van de daling tot 15 procent het sowieso mogelijk is om de zorg en ondersteuning die de cliënten van voorzieningen in 2016 genoten, te continueren.
Dit is dus niet zomaar louter een ministeriële beslissing of een regeringsbeslissing op voordracht van een minister. Dit is een beslissing die wij hebben genomen waarbij de taskforce, waar dus alle betrokken actoren in zitten, gezegd hebben dat ze daarmee konden leven. Ze vonden dat in het kader van de hele hervorming correct. Ik wil dat toch even zeggen, even benadrukken. Ik denk dat dat belangrijk is voor iedereen. Want soms kijkt men naar de splinter en ziet men de balk niet meer. De balk is hier de persoonsvolgende financiering. Dat is die hele evolutie, om te kijken hoe we in de toekomst mensen een budget kunnen geven. Hoe kunnen we datgene dat in het verleden is opgebouwd vanuit een gelijke zorgzwaarte, een gelijke zorgfinanciering geven? Dat is waar het over gaat, wetende dat je daar transities, overgangen voor moet voorzien.
Wie dat niet wil, moet dat zeggen. Dat is een beetje zoals die vorige discussie. Maar dan kun je geen enkele hervorming meer doen, want elke hervorming in zorg en welzijn vertrekt vanuit een bepaalde realiteit, vanuit een bepaalde geschiedenis, waarvan je niet zomaar kunt zeggen dat we er een punt achter zetten. Dat zijn mensen, en die moet je dus ook in een nieuw systeem meenemen. En dat geldt voor alle sectoren.
Als er in die taskforce gezegd is dat er een aftopping is van 15 procent … Dat is wat de vorige regering niet had gedaan. Die had die aftopping niet gedaan. En daar zijn toen inderdaad heel wat mensen tegen in het verzet gekomen. De taskforce heeft toen argumenten geleverd om te zeggen dat dat niet was wat men had afgesproken. Dus ben ik terug naar de regering gegaan om te zeggen dat ik terugkom op hetgeen er vanuit de taskforce zelf naar voren is gekomen. Dat is wat we hebben voorgelegd, dat is wat deze Vlaamse Regering heeft aanvaard. Dat is dus voor de betrokken mensen een goede beslissing geweest, voor alle duidelijkheid. Dat was een goede beslissing.
U negeert in uw vraag ook het feit dat correctiefase 2 werd uitgevoerd binnen de bestaande budgettaire middelen. Conform het principe gelijke middelen voor een gelijkaardige zorgvraag zijn er in deze correctiefase 9257 personen met een handicap die een verhoging van hun budget hebben gekregen. Maar daar spreekt natuurlijk niemand over. Die verhoging werd gefinancierd door de afname van de budgetten van 10.488 personen met een handicap. Wat wilt u nu dat wij doen? Dat we aan die 9257 mensen gaan zeggen dat we hun budget opnieuw gaan verlagen? Is het dat wat u voorstelt? Of dat we aan mensen die vandaag een persoonsvolgend budget vragen, zeggen dat ze dat niet krijgen? We laten die in de kou staan? Is het dat wat u voorstelt?
Uiteindelijk hebben 202 betrokkenen een procedure voor de arbeidsrechtbank aangespannen. Van de totaliteit van personen met een handicap die gevat werden door correctiefase 2 heeft dus 1,02 procent een procedure bij de arbeidsrechtbank aangespannen.
Het voornoemde VN-verdrag heeft geen rechtstreekse werking. De door de verdragen gewaarborgde sociale grondrechten zijn, in beginsel, niet individueel afdwingbaar voor de nationale rechter. De staten moeten in hun wetgeving de precieze draagwijdte van die grondrechten bepalen. De overheid heeft daarbij een beleidsvrijheid. De staten moeten deze rechten ook progressief beter waarborgen. Vanuit het beleid proberen we door bijkomend te investeren en te hervormen de nodige en gepaste ondersteuning te garanderen.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw zeer duidelijk antwoord en een zeer goede beschrijving van de geschiedenis, en vooral van de noodzaak om de dingen te doen die we hier doen.
Ik vind het in de politiek, en ook in de rest van het leven, enorm belangrijk om rechtlijnig te zijn. Ik heb in het begin ook, toen ik hier in het parlement kwam, gezegd dat die wachtlijsten voor mensen met een beperking iets is wat we moesten aanpakken. En daar zijn twee dingen voor nodig. Ten eerste zijn er extra middelen nodig, en daar hebben we een goede stap gezet, een zeer goede stap, een historische stap, met 270 miljoen euro extra recurrente middelen erbij. Maar die tweede component is minstens even belangrijk. Dat is dat we het bestaande zorgsysteem moeten aanpassen waar dat nodig is. We hebben al tal van voorbeelden gezien, ook in de commissie. Ik geef bijvoorbeeld maar het verschil tussen cash en voucher mee, of de implementatie van meer ruimte voor sociaal ondernemerschap. En ook deze correctiefase 2 is daar een onderdeel van.
Als er in een zorgsysteem historische scheeftrekkingen gegroeid zijn die te wijten zijn aan decennialange ongelijke behandeling, en als we die nu eindelijk willen aanpakken, om meer mensen de zorg te geven die ze nodig hebben, dan blijf ik daar volledig achter staan.
En ik kan de redenering van de collega’s, die nu zeggen dat het toch wel tijd is om die correctiefase 2 nu eens helemaal overboord te gooien, met de beste wil niet begrijpen. Hoe kun je in godsnaam een systeem in stand houden dat een manifeste ongelijkheid betekent voor een zeer grote groep van mensen? Ik heb het niet alleen over mensen die nu al een budget krijgen. Want inderdaad, zoals de minister gezegd heeft, heb je stijgers en dalers. Maar het gaat niet enkel over de mensen die nu al een budget krijgen, het gaat ook vooral over mensen die nog geen budget hebben. Daarvoor zijn extra middelen nodig. En die extra middelen kun je dus ook vrijmaken door het bestaande systeem te hervormen, en te zorgen dat iedereen die een gelijke zorgnood heeft gelijke middelen krijgt.
U kunt zich toch niet inbeelden dat er bijvoorbeeld op het vlak van onderwijs iemand in een perfect vergelijkbare situatie de helft van de studiebeurs krijgt van een ander? Of dat bij kindergeld, als alle criteria hetzelfde zijn, één kind 1000 euro minder per jaar krijgt dan een ander kind? Als dat zou gebeuren, beste vrienden, dan stond het kot hier in brand, en terecht.
Maar hier spreken we over het wegwerken van een historische scheeftrekking. En dan hoor ik van collega’s dat je dat systeem de komende tien à twintig jaar zo in stand kunt houden. Let op, ik begrijp het natuurlijk. Het is niet dat ik denk: vanwaar haal je dat nu? Maar dan zeg ik: neen, we hebben een andere verantwoordelijkheid. En ik begrijp ook voor honderd procent dat mensen daar hun rechten vrijwaren, en dat ze naar de rechtbank gaan, al dan niet in de rug geduwd door vergunde zorgaanbieders, die ik ook begrijp. Die moeten hun werking aanpassen. Ze hebben daar acht jaar voor, maar dat is niet gemakkelijk. Ik begrijp ook dat die, zelfs al zijn alle koepels akkoord, zelf individueel zeggen dat dat voor hen niet draagbaar is. Ik begrijp die mensen voor honderd procent en ik respecteer hun recht om naar de rechtbank te gaan.
Maar dat ontslaat ons als beleidsmakers niet van de plicht om blijvend te zorgen voor gelijk budget voor een gelijke zorgbehoefte. En als wij nu zeggen tegen al die mensen die nog geen budget hebben, dat dit kaduuk systeem nog tientallen jaren zal bestaan, dan kan ik dat met de beste wil van de wereld niet rechtvaardigen tegenover mensen die op dit moment nog geen budget hebben.
Minister, ik ben blij dat u dat blijft verdedigen, ondanks dat dat een moeilijke zaak is. Want u moet inderdaad de beslissingen van de rechtbank nakijken, en dergelijke. Maar ik ben blij dat we toch vasthouden aan het principe van gelijke middelen voor gelijke zorg. Dat blijft behouden.
Minister, kunt u garanderen, niet alleen voor hen die meer budget erbij krijgen door deze correctiefase, maar ook voor al die anderen die nog geen budget hebben, dat we correctiefase 2 niet overboord gooien?
Ik hoorde bestuurder James Van Casteren hier in de commissie zeggen dat die hele correctiefase de nagel aan zijn doodskist is. Ik begrijp dat dat geen simpele operatie is, maar ik hoop dat we ook in de toekomst kunnen blijven vasthouden aan het principe gelijke middelen voor gelijke zorgbehoefte.
De heer De Reuse heeft het woord.
Ook van mijnentwege bedankt voor de uitvoerige historische schets. De ongelijkheden die niet te rechtvaardigen zijn, moeten er inderdaad uit. Maar goed, we worden nu wel gevat door dit arrest van het hof van beroep in Gent en daar moeten we natuurlijk wel mee verder.
Ik vraag welk initiatief u nog neemt en ik denk uit uw antwoord te kunnen opmaken dat u bekijkt of er nog grond voor cassatieberoep is, en dat indien dat er is, u het zeker en vast niet zult nalaten om het in te stellen.
Er zijn echter ook zaken die nog lopen. Meester Bailleul, die heel wat van de gedupeerden – om het zo maar eens te zeggen – vertegenwoordigt, was heel duidelijk op televisie: met dit arrest in de hand denkt hij dat de hangende uitspraken die er nog zijn, allemaal dezelfde weg zullen uitgaan. Ik vrees dat het einde van de lijdensweg hier dus nog niet in zicht is.
De bijkomende vraag die ik heb is: in het kader van de doorvoering van correctiefase 2 hebt u aan zij die erdoor gevat waren – en dus vooral aan zij die te maken hadden met een daling – ook de mogelijkheid geboden om zich te laten coachen via het VAPH. Zij hadden daar dan een afspraak rond met de federatie van sociale ondernemingen, om zich te laten coachen om er dus inderdaad mee om te gaan. De vraag is of u nog een mogelijkheid ziet om de betrokkenen via die coaching aan te spreken en te bekijken of er nog tot een vergelijk kan worden gekomen, zodanig dat we voor alles wat de correctiefase 2 aanbelangt, toch tot een uniforme regeling kunnen komen en iedereen toch mee is in dat verhaal.
De heer Anaf heeft het woord.
Het was een zeer uitgebreid antwoord, een hele geschiedenisles over hoe de persoonsvolgende financiering tot stand is gekomen. Ik ga ervan uit dat de meeste collega’s dat wel kennen. U vergeet echter een aantal dingen. Het is inderdaad zo dat het raadgevend comité oorspronkelijk al had voorgesteld om maximaal tot min 15 procent te gaan. U hebt dat eerst niet gevolgd, en pas na maanden van onrust – toen een aantal mensen al naar de rechtbank waren gestapt – hebt u er inderdaad de scherpste kantjes van afgevijld. Dat heeft aanleiding gegeven tot heel wat rechtszaken en procedureslagen en die hebt u wel zelf gecreëerd.
U geeft ook aan – en dat vond ik een heel opvallende uitspraak – dat u bij uw aantreden chaos en ongefinancierde noden vond. Ik ben benieuwd wat Jo Vandeurzen van dat verwijt vindt. Ik vraag me ook af wie de laatste drie regeerakkoorden heeft onderhandeld binnen uw partij.
Ik wil collega Vande Reyde een stukje gelijk geven en hoop inderdaad dat niemand blind is voor de historische oneffenheden. Van de complexiteit van dat hele PVF-verhaal moet u me ook absoluut niet overtuigen, maar het is wel deze regering die er in het begin met de botte bijl is ingegaan en die nu terug naar de tekentafel zal moeten. Dat is niet de schuld van de gebruikers die naar de rechtbank stappen, en ook niet van rechters die het dossier onvoldoende zouden snappen. Het is een beleidsprobleem, het is gecreëerd door de mensen die het beleid maken.
Ik vind het toch wel te gek dat u aangeeft dat u eigenlijk niet antwoordt op de inhoud van het arrest. Het is een heel uitgebreid antwoord geweest, maar daar heb ik eigenlijk niet echt een antwoord op gekregen. U zegt dat uw diensten het nog aan het bestuderen zijn. Ik vond het nochtans een redelijk duidelijke uitspraak, waarin de rechter aangeeft dat niet voldoende kan worden gegarandeerd dat de zorg van die mensen op hetzelfde peil kan blijven. U geeft ook niet aan hoe u uitvoering zult geven aan dat arrest, en dat vind ik eigenlijk redelijk ongezien.
Ik zal mijn vragen helaas moeten herhalen. Mijn oorspronkelijke eerste vraag was: zult u uitvoering geven aan deze uitspraak en op welke manier? Zult u dat standstillprincipe in onze Grondwet ook werkelijk respecteren? Wat zijn de budgettaire implicaties daarvan?
Uit uw antwoord lijk ik niet te kunnen opmaken dat u echt welwillend bent om dit een brede uitvoering te geven. Ik maak me toch zorgen. Dit is nu een zaak die over tachtig mensen gaat, over ouders van kinderen die in dezelfde voorziening zitten. Zij hebben zich kunnen groeperen en zijn samen sterk genoeg geweest om naar de rechter te gaan en beroep aan te tekenen. Er zijn ook heel veel mensen die dat niet kunnen, om de een of andere reden. Ik zou het niet correct vinden als die mensen dan eigenlijk niet op dezelfde manier worden behandeld. Ik denk dat dat het gelijkheidsbeginsel ook is. Ik heb dus echt een vraag: als dit effectief wordt rechtgezet voor deze mensen, hoe zult u dan omgaan met mensen die ongeveer in dezelfde situatie zitten, maar niet in beroep zijn gegaan?
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister, in uw antwoord hebt u uw visie en uw motivatie voor de beslissingen die u de voorbije jaren hebt genomen, gemotiveerd. Men heeft in 2017 een politieke keuze gemaakt om de persoonsvolgende financiering uit te voeren volgens het principe dat u hebt uitgelegd, en nadien komen de correctiefases. Men had op dat moment ook een andere beslissing kunnen nemen, om PVF te organiseren naast de bestaande zorg die er al was. Men heeft dat niet gedaan en we zien dus dat we de voorbije vijf jaar in een systeem zaten van altijd aanpassen. We zien ook dat mensen naar de rechtbank stappen. Dat betekent toch dat men niet 100 procent akkoord is met het systeem of het beleid dat wordt gevoerd? Anders zou men niet naar de rechtbank stappen.
Wat mij een beetje pijn doet, is uw motivatie dat slechts 1,02 procent van de mensen naar de rechtbank stapt met een procedure. Dat is net mijn punt: het zijn de mensen die financieel sterk genoeg staan, sociaal omringd zijn en de kennis hebben om zo’n procedures te starten, die naar de rechtbank stappen en dan eigenlijk hun gelijk halen. Een grote groep van mensen is niet tevreden – ja, u zucht –, maar zij hebben niet de competenties of de financiële middelen om naar de rechtbank te stappen. En dat is eigenlijk het erge in dit hele systeem.
Wat ik ook een beetje spijtig vind, is dat u zegt dat alle stakeholders mee akkoord gaan en dat gedragen hebben. Uiteindelijk komt de organisatie die nu naar de arbeidsrechtbank gestapt is, uit het platform van de koepels. Dat wil dus toch zeggen dat een aantal stakeholders akkoord gaan met het verhaal, maar hun achterban eigenlijk niet volledig meenemen. Dat zowel langs de zijde van de koepels, als ook vaak langs de gebruikerszijde.
Het probleem is nu dat er mensen naar de rechtbank zijn gestapt, en de vraag is – collega Anaf heeft het daarnet ook al gezegd –: wat met al die andere mensen die dat niet gedaan hebben? Zal dat voor hen ook eventueel worden rechtgezet?
Ik begrijp uit uw antwoord dat het VAPH vermoedelijk nog verder tegen de beslissing zal procederen. Dat was een van mijn volgende vragen, dus die moet ik niet stellen, want u hebt geantwoord dat dat wordt onderzocht.
Er zijn nog komende dossiers van mensen die in prioriteitengroep 1 een budget zullen krijgen, maar eigenlijk al gevat zijn door de voorgaande beslissingen, die een lager budget zullen krijgen. Dat was mijn bijkomende vraag. U zult zeggen dat alle mensen zullen worden gevat, dus die vraag kan ik ook al niet stellen. Toch blijf ik ermee zitten. Vindt u het eigenlijk geen signaal naar uw beleid toe dat sterke mensen naar de rechtbank stappen? Dat is inderdaad een mogelijkheid, maar het brengt toch een grote ongelijkheid teweeg tussen mensen die dat kunnen en mensen die dat niet kunnen.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Ik zou ook zeer graag zeer kort willen tussenkomen, om de eenvoudige reden dat mijn vraag te laat was ingediend, mevrouw De Martelaer.
Ik weet dat hier al heel wat argumenten en informatie naar voren zijn gebracht. Ik vind het gewoon belangrijk om aan te geven dat ook voor ons het uitgangspunt van een gelijk budget voor een gelijke zorgnood echt wel boven water moet blijven staan. Bij uw tussenkomst, mevrouw De Martelaer, stel ik me toch elke keer de vraag hoeveel kamers er in het groene huis zijn. U zegt dat we PVF in 2017 hebben ingevoerd, maar dat we dat ook op een andere manier hadden kunnen doen. In elk geval hebben daar veel mensen over gesproken, en de sprong om de basisfinanciering van alle voorzieningen gewoon stop te zetten en mensen te gaan financieren op maat, was ontzettend groot om te nemen. Die ‘op maat’ betekent eigenlijk ook dat het belangrijke principe van een gelijk budget voor een gelijke zorgnood boven water blijft.
Die correctie was nodig, dat wisten we van in het begin, dat hebben we altijd geweten. Minister, u hebt ervoor gezorgd dat de stijgingen konden doorgaan en dat de dalingen werden gelimiteerd tot 15 procent. Dat is ongeveer fiftyfifty: de helft gaat erop vooruit, de helft gaat erop achteruit. Mijn vraag is: als we er nu voor willen zorgen dat er eigenlijk alleen maar mensen op vooruit kunnen gaan bij een correctie, en niemand erop achteruitgaat, dan zal dat natuurlijk bijzonder veel geld kosten. Dat heeft gevolgen voor het zorginvesteringsplan, dat dan een stukje op de helling komt te staan, terwijl we het net zo belangrijk vinden dat het wordt uitgevoerd. Als we nu zien dat u meer dan ooit hebt geïnvesteerd, de wachtlijsten hebt weggewerkt, het groeipad voor de automatische toekenningen hebt behouden en het VIA-akkoord (Vlaams intersectoraal akkoord) hebt gesloten voor de koopkrachtverhoging, denk ik dat het belangrijk is dat we goed gaan kijken naar wat een correctie eigenlijk betekent. Als we onze middelen nu immers gaan gebruiken om van die correctie iets te maken waarbij iedereen erop vooruit mag gaan en niemand erop achteruitgaat – wat dus eigenlijk geen correctie is – en mensen die nu op de wachtlijst staan hun budgetten daardoor niet krijgen, vinden wij dat belangrijke principes van het zorginvesteringsplan worden geschonden. Wij pleiten voor een voortzetting van de inspanningen die u hier doet, waarbij we ‘gelijke budgetten voor gelijke zorgnood’ als belangrijk principe blijven hanteren.
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Ik denk dat die historische schets toch wel belangrijk was. Er zijn immers collega’s die hier de vorige legislatuur niet zaten. Het is een zeer technisch verhaal en het is ook logisch dat zo’n omwenteling heel wat met zich meebrengt. Die gelijkheid is zeer belangrijk, die was toen zeer belangrijk en blijft voor onze partij nog altijd van groot belang. Het staat ook zo in het regeerakkoord: het is belangrijk dat men, eender waar men ook woont in Vlaanderen, de juiste zorg kan krijgen.
Minister Vandeurzen heeft er altijd op gewezen dat het een nuloperatie zou zijn, dat er mensen zijn die er wat bij krijgen en dat een deel wat moet afgeven. U zegt zelf dat u er al 12 miljoen euro extra hebt moeten in steken. Nu vraag ik me wel af: als er nog meer geld moet worden voorzien, gaat dat dan inderdaad ten koste van de mensen die nu op de wachtlijst staan? De vorige minister heeft altijd gezegd dat het niet uit het uitbreidingsbeleid komt, maar vanwaar het dan wel moest komen heeft hij er niet echt bij gezegd. Het is volgens mij wel belangrijk dat de mensen die op de wachtlijst staan door zulke uitspraken niet nog langer moeten wachten. Misschien kan u daar dus een antwoord op geven?
Wat betreft de zorggarantie: die is altijd gegarandeerd. Men moest dus altijd dezelfde zorgen krijgen als voorheen, ook met een daling. Maar nu vraag ik mij af: men is in beroep gegaan, dus men zal weer een stijging krijgen van het budget, maar wat zal er dan gebeuren met die middelen? De zorggarantie is immers altijd gegarandeerd, men heeft altijd dezelfde zorg gekregen als daarvoor, maar nu komt er toch nog geld bij dat budget; wat gaat daarmee gebeuren? Wordt daar een controle op gedaan? Het lijkt me allemaal raar. Ik vind het toch wel belangrijk om daar ook wel eens bij stil te staan. Die zorggarantie moest er zijn, dus wat zal er dan met die extra middelen gebeuren? Misschien is daar ook al een antwoord op?
Minister Beke heeft het woord.
Collega De Reuse, concreet antwoordend op uw vraag: er is al twee keer ingezet op coaching. Ook de werkgeverskoepels zetten hierop in. De beste remedie is zorgen voor bijkomende PVB’s, en dat doen we via het zorginvesteringsplan, zoals ik daarnet gezegd heb.
Collega Anaf, ik herinner mij dat toen ik hier ben aangetreden als minister en de correctiefase 2 ter sprake kwam, verschillende fracties – ook uw fractie – hebben verwezen naar het akkoord dat eigenlijk in de taskforce was gesloten, namelijk het afkappen, het beperken tot 15 procent. Op dat ogenblik – toen had u gelijk – was dat door de vorige regering niet beslist. We hebben die zorgen en bekommernissen ernstig genomen, we hebben daarover gesproken in de Vlaamse Regering en we hebben die beslissing, zoals die door de taskforce mee was voorgesteld, uitgevoerd. Dat wil zeggen: een stuk teruggedraaid, beperkt tot 15 procent.
Dat was toen een van de argumenten die in deze commissie naar voren werden gebracht als we zeiden dat dat een hele hervorming is, waar alle actoren en sectoren bij betrokken zijn en waar de werkgeverskoepels, de gebruikers bij betrokken zijn. Hier werd gezegd dat een belangrijk element daarvan eigenlijk niet helemaal was gerealiseerd of nagekomen, en dat werd een beetje als woordbreuk beschouwd. Wij zijn dan in overleg, in dialoog gegaan en zijn met een voorstel gekomen. De Vlaamse Regering heeft dat voorstel ook aanvaard, en op dat vlak denk ik dat we nu volledig consistent zijn met de filosofie die toen door de verschillende partners is voorgesteld. Als er dan partners zijn die op dat ogenblik tot andere inzichten komen, sorry, maar men kan niet langs de ene kant zeggen dat Vlaamse Regering eigenlijk niet helemaal heeft gedaan wat men gevraagd heeft, om dan, als wij dat dan doen, te zeggen dat men er nu eigenlijk tegen is. Voor mij is het wel van twee dingen één.
Ik zou er iets meer begrip voor hebben gehad als men dat gedaan zou hebben als we die aftopping van 15 procent niet hadden gedaan. Dan zou ik daar begrip voor getoond kunnen hebben, want dat was wel een deel van hetgeen men eigenlijk had voorgesteld. Nu vind ik dat eerlijk gezegd echter wel een beetje een andere oefening. Als men zegt dat we hervormingen doen, we de bluts met de buil nemen, we naar de toekomst kijken, we dat proberen volgens principes die ik hier ook niemand in vraag hoor durven stellen – ik heb hier nog niemand horen zeggen dat men het eigenlijk wel oké vindt dat ongelijke situaties zorgen voor een ongelijke financiering –, dan vind ik dat wat de fundamenten van deze hervorming betreft, en zeker zoals we ze gecorrigeerd hebben onder deze regering, ik daarachter kan staan.
Wat de chaos betreft, collega Anaf: dat ging enkel over de zorgvormen in onder andere zelfstandig wonen en de dagcentra.
Wat de inhoud van het arrest betreft: de partners moeten zorggarantie bieden, maar de rechter zegt dat die volgens zijn interpretatie niet wordt geboden. Daarom laten we dat arrest verder juridisch analyseren. Collega De Martelaer, zo’n arrest is alleszins niet ‘erga omnes’, dat heb ik bij de inleiding ook gezegd. Het heeft geen waarde die voor iedereen geldt, maar alleen voor diegenen die daarmee naar de rechtbank zijn gestapt. U weet ook dat er verschillende procedures mogelijk zijn, ik heb dat ook in mijn inleiding gezegd. Men kan beroep aantekenen binnen het VAPH, men kan in eerste instantie via de arbeidsrechtbank gaan enzovoort. Men kan zich ook laten bijstaan door verschillende gebruikersverenigingen, bijstandsorganisaties enzovoort. Daarvoor zijn dus een aantal interne procedures mogelijk, maar er zijn ook externe procedures mogelijk.
En nog eens – maar dat is een meer principiële discussie, waar ik de voorbije weken een aantal dingen over heb gelezen, zoals dat men nu al naar de rechtbank moet gaan om zijn rechten te krijgen –: ik hoop dat we kunnen blijven leven in een rechtstaat waarin individuele burgers kunnen zeggen dat ze het niet eens zijn met een beslissing, ook niet van een overheid. Dat kunnen we dan dikwijls betreuren, dat kunnen we dikwijls vervelend vinden, maar ik hoop dat dat element van rechtsbescherming in een rechtstaat altijd iets is wat burgers kunnen en mogen gebruiken. Daarbij zullen de overheden een keer gelijk krijgen en een keer ongelijk krijgen, maar dat lijkt mij toch nogal wezenlijk te zijn in een democratie.
Collega van der Vloet, het is niet de bedoeling om daarvoor middelen vanuit het uitbreidingsbeleid te gebruiken. Indien mensen zelf extra middelen krijgen, dan kunnen ze zelf bekijken hoe ze die inzetten. Men kan ze dus bijvoorbeeld bestendig herbekijken. Dat zal afhangen van hoe ze dit willen gebruiken en invullen, ook in het kader van hun ondersteuningsnoden.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Ik vond het interessant om te luisteren naar de insteken van collega De Reuse en collega Anaf, die zeiden dat het beter zou zijn dat die ongelijkheden verdwijnen, maar laat ons kijken naar wat de juiste inhoud is van het arrest en hoe we bij de zorgcontinuïteit, die we vooropgesteld hebben, eventueel op een manier garanderen waarbij die wel conform alle wensen zijn, zowel van de gebruikers als van de rechterlijke macht. Ik denk dat het inderdaad goed zou zijn als we dat arrest deftig zouden analyseren om eventueel een uitweg te vinden zodat de zorgcontinuïteit ook juridisch waterdicht is. Ik denk, net zoals de minister heeft toegelicht, dat daar beleidsmatig geen probleem is. Ik denk dat dat een interessante piste is om op verder te gaan.
Voor de rest vond ik wat u hier geschetst hebt, een heel sterk antwoord. Laat ons voortgaan met het principe van gelijke middelen voor gelijke zorg.
De heer De Reuse heeft het woord.
Minister, dat die tachtig betrokkenen nu gelijk krijgen voor het hof van beroep en zo hun budget behouden, heeft voor wat onrust gezorgd voor de mensen die een procedure hebben stopgezet. Zij voelen zich voor een stukje bekocht en tekortgedaan. Dat is iets dat leeft, want zij zijn natuurlijk wel een stuk van hun budget kwijt en hebben sowieso minder ruimte om de nodige zorg in te kopen. Uw reddingsboei is een eventueel cassatieberoep als daar rechtsgronden voor zijn, maar dat is nog helemaal niet zeker, zoals u zelf zegt. U bent het nog aan het bestuderen. Ik denk dat het vooral duidelijk moet zijn dat iedereen voldoende middelen moet krijgen om de nodige zorg in te kopen. Ik denk dat dat de basislijn is. Het is een belofte die gemaakt werd, en ik denk dat daar nog heel wat stappen voor genomen moeten worden.
De heer Anaf heeft het woord.
In de eerste beslissingen was er sprake van dalingen tot 60 procent. We hebben daarjuist de ombudsman gehoord, die aangeeft dat er toen een serieuze vertrouwensbreuk is geweest. Het zal tijd nodig hebben om dat te helen. In uw repliek hoor ik weinig om dat vertrouwen te herstellen, eerlijk gezegd. Ik hoop echt dat u dat arrest zult toepassen.
Ik volg u wel 100 procent in wat u zegt over het afdwingen van bescherming en over burgers die naar de rechtbank kunnen gaan tegen beslissingen. Ik ben blij dat u dat principe 100 procent verdedigt. Ik heb vorige week in een ander dossier collega's van u uit de regering, of zeker uit de meerderheid, andere dingen horen zeggen over een uitspraak van de rechters waarbij burgers een bescherming hebben proberen af te dwingen bij een rechtbank. Ik ben blij dat u alvast dat principe steunt.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Inderdaad, rechtsbescherming is fundamenteel belangrijk in onze democratie, zoals collega Anaf zegt. Ik vind het goed dat u dat onderschrijft.
De rechtbank heeft zich ook gebaseerd op artikel 23 van de Grondwet en ook op een andere wet. Vanuit de gebruikersorganisatie wordt ook het VN-verdrag naar voren geschoven, waarbij mensen met een handicap hun grondrechten en hun burgerrechten willen waarmaken. U motiveert de beslissing van u en de Vlaamse Regering in heel die hervorming van de persoonsvolgende financiering. Maar dan hoor ik de gebruikerszijde. Wij hebben hier een tijdje geleden de mensen van Hart boven Hard ontvangen. Daar hoor ik toch wel heel veel andere signalen, heel veel signalen van mensen met een beperking en hun omgeving die niet echt 100 procent achter dit beleid staan. Ze vinden dat ze tekortgedaan worden en dat er echt niet naar hen wordt geluisterd. Ik krijg die andere signalen. Ik vind dat ik vanuit mijn positie in het Vlaams Parlement niet echt uw beleid constant moet gaan verdedigen. Ik hoor die signalen en die zeggen andere dingen. (Opmerkingen van minister Wouter Beke en de voorzitter)
Het is mijn opdracht om hier naar voren te brengen dat mensen niet helemaal akkoord gaan met het beleid dat u verdedigt, dat zij zich genoodzaakt voelen om naar de rechtbank te stappen en dat zij zich in de kou voelen staan. Dat zijn de mensen die binnenkort hun budget zullen krijgen en gevat zullen worden door de beslissingen die genomen worden. Ze hebben het gevoel dat, als zij niet sterk genoeg zijn om naar de rechtbank te stappen, ze het niet zullen halen. Er leven toch heel wat andere zaken bij mensen, die u volgens mij ook wel moet weten. In de verkiezingsperiode zeggen we allemaal dat we zullen zorgen dat mensen met een handicap een ondersteuning krijgen en dat ze inclusief in onze maatschappij kunnen wonen. We beloven van alles, maar eigenlijk komt het erop neer dat op dit moment heel veel mensen met een beperking echt in de kou staan, geen budget hebben, moeten wachten en moeten blijven wachten. Die stem wil ik hier af en toe in de commissie verwoorden, voorzitter.
De vragen om uitleg en de interpellatie zijn afgehandeld.