Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Segers heeft het woord.
Op 7 maart werd in de studio’s van DPG Media het nieuwe actieplan tegen grensoverschrijdend gedrag in de Vlaamse mediasector gepresenteerd door de minister en de verschillende vertegenwoordigers van de Vlaamse mediabedrijven. Het actieplan moet ervoor zorgen dat de mediasector, die de afgelopen jaren helaas vaak in opspraak kwam, grensoverschrijdend gedrag beter aanpakt. Bij het actieplan lag vooral de nadruk op de rol van vertrouwenspersonen en op preventie.
Dit actieplan volgt op de evaluatie van het vorige actieplan, van de vorige minister van Media, minister Gatz. Dat werd toen opgesteld naar aanleiding van verschillende #MeToo-gevallen en nadat uit onderzoek bleek dat 71 procent van de vrouwen in de media- en cultuursector aangaf ooit grensoverschrijdend gedrag te hebben meegemaakt. Dat is natuurlijk een ontstellend aantal.
De Sectorraad Media heeft dan op 25 maart op eigen initiatief een advies gemaakt over dit nieuwe actieplan. Daarbij stelt de raad tevreden te zijn dat er verdere stappen worden gezet in de aanpak van grensoverschrijdend gedrag, maar de Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC) formuleert ook enkele bijkomende bedenkingen en aandachtspunten zodat het actieplan echt kans op slagen krijgt.
Ten eerste acht de sectorraad de evaluatie van het vorige plan vrij warrig opgevat, waardoor het een structurele analyse mist van waar het fout liep en hoe dit werd opgevolgd. Ten tweede mist de raad duidelijkheid over hoe het actieplan gemonitord zal worden bij werknemers. Want men spreekt in het actieplan over een psychosociale risicoanalyse, maar het is volgens de raad ook belangrijk om de effectiviteit van de ingevoerde instrumenten te meten. Ten derde vindt de sectorraad het uitermate belangrijk dat de uitwerking van de plannen rond de opleidingen voor vertrouwenspersonen bijzonder goed opgevolgd worden. Ten slotte wijst de raad erop dat het actieplan eigenlijk toch in een besloten kring is opgesteld en dat heel wat stakeholders pas op het laatste moment het document onder ogen hebben gekregen. Dus zegt de SARC dat er niet genoeg tijd genomen is om een breder draagvlak te creëren.
Minister, wat is uw appreciatie van het advies van de SARC – dat ze op eigen initiatief gemaakt hebben – met betrekking tot het nieuwe actieplan?
Hoe staat u tegenover de bemerkingen en de aandachtspunten die de SARC naar voren schuift?
Wat zult u eventueel nog concreet ondernemen naar aanleiding van dit advies?
Welke zaken hebt u specifiek meegenomen uit de evaluatie van het actieplan dat minister Gatz heeft opgemaakt naar het huidige plan? Beaamt u dat men eventueel steken heeft laten vallen bij de evaluatie van het vorige actieplan?
Gaat u alsnog de verschillende stakeholders betrekken en naar hun bezorgdheden luisteren en die ook meenemen, zodanig dat er een breder draagvlak gecreëerd kan worden?
Minister Dalle heeft het woord.
Mevrouw Segers, dank u wel voor de vraag, een vraag die hier al herhaaldelijk aan bod is gekomen en die ook wijst op het belang van de thematiek van grensoverschrijdend gedrag in onze samenleving en hier specifiek in de mediasector.
Ik vind het natuurlijk zeer positief dat de SARC de inhoud van het actieplan onderschrijft en zich ook wil inzetten om het actieplan tegen grensoverschrijdend gedrag in de Vlaamse mediasector mee uit te dragen. Eind 2020 heb ik ook al in een meeting met de SARC heel uitdrukkelijk dit thema op hun agenda gezet. Ik heb hen dus ook aangespoord om daarrond actief te zijn. Ik heb hun toen, eind 2020, ook meegegeven dat het iets is wat ik als minister mee kan ondersteunen, maar dat ik vooral verwacht dat er vanuit de sector, en dus zeker ook vanuit de SARC, daartoe initiatieven genomen zouden worden. In die zin ben ik ook verheugd dat zij daarover hun licht laten schijnen.
Zij hebben een aantal positieve aanmerkingen: ze zeggen dat ze het een goede zaak vinden, dat ze inhoudelijk akkoord gaan met de actiepunten van het actieplan. Maar ze hebben inderdaad ook een aantal kritische bemerkingen, die ik ook voor een groot deel – niet volledig, daar kom ik nog op terug – kan onderschrijven.
Een eerste punt is de evaluatie. Er is de opmerking dat de evaluatie van het vorige plan niet voldoende geanalyseerd zou zijn. Bij de opmaak van het nieuwe actieplan kon er alleen rekening gehouden worden met een tussentijdse evaluatie. Daaruit konden we concluderen dat de aanpak in de mediasector te gefragmenteerd verliep en dat een actieplan op maat van de mediasector absoluut nodig en urgent was.
Daarnaast stelt het advies van de SARC dat verwijzingen naar best practices uit aangrenzende sectoren het actieplan hadden kunnen verrijken. Het actieplan kijkt wel degelijk naar wat er de afgelopen jaren gebeurd is in tal van sectoren. Denk in het bijzonder aan de kunstensector en de podiumkunsten, waar bijvoorbeeld een toolbox ontwikkeld is, een begrippenkader, het vlaggensysteem van Sensoa, enzovoort. Ik kom daar dadelijk op terug. We hebben ook tal van actoren geconsulteerd, waaronder Sensoa, die natuurlijk ook de best practices uit andere sectoren binnen cultuur, maar ook in diverse andere sectoren goed kennen. Tijdens de uitvoering van dit nieuwe actieplan zal er via mijn departement uiteraard ingezet worden op voldoende uitwisseling met de cultuur- en jeugdsector. Het is één Departement Cultuur, Jeugd en Media (CJM), met twee bevoegde ministers.
Het laatste punt: men wijst er ook op dat opvolging en monitoring essentieel zijn. Dat is ook zo voorzien in het document, in het actieplan zelf. We voorzien in een monitoring, in een evaluatie, en het is vooral ook een levend document. Ik sta absoluut open voor aanvullingen op het actieplan. We hebben heel grondig geluisterd naar wat er allemaal in moet en in kan. We zijn daar zo ambitieus mogelijk mee omgegaan, maar als daar nog aanvullingen kunnen komen vanuit de SARC of vanuit andere gremia, dan staan we daar absoluut voor open. De methodiek van dit actieplan laat ook toe om dat te integreren.
Momenteel is het zo dat Mediarte de coördinatie heeft wat betreft de uitvoering van het actieplan, samen met de sector zelf. Het spreekt voor zich dat daarbij ook rekening wordt gehouden met die bemerkingen van de SARC.
Wat de evaluatie betreft, is het zo dat het Departement Cultuur, Jeugd en Media, mijn departement, een aantal externe partijen had aangeschreven om de definitieve evaluatie van het plan op zich te nemen. Helaas heeft niemand daarop ingetekend. Nu wordt samengewerkt met de Universiteit Antwerpen, die eind dit jaar alsnog een finale evaluatie zal opleveren. Het huidige actieplan zal het voorwerp uitmaken van een rapportering, die ten laatste tegen 1 maart 2023 zal worden opgeleverd. Daarna kan op basis van een grondige evaluatie, die uiteraard ook de elementen van de evaluatie van de Universiteit Antwerpen in acht zal nemen, worden ingeschat welke aandachtspunten moeten worden meegenomen naar de toekomst, welke punten uit het huidige actieplan nog kunnen worden versterkt of verdergezet, eventueel ook waar aanvullingen nodig of belangrijk zijn.
Uw laatste vraag gaat over de betrokkenheid van de bredere mediasector. Daar moet ik de SARC formeel tegenspreken. We hebben een zeer brede betrokkenheid gehad. Het is dus niet juist om te zeggen dat het actieplan in zeer beperkte kring – dat is een citaat – zou zijn opgesteld. In het hele traject van de totstandkoming van het actieplan hebben diverse gesprekspartners, waaronder ook leden van de SARC, een belangrijke rol gespeeld. Ik herinner er ook aan dat ik dit eind 2020 heb aangehaald. Ik heb toen gevraagd om daar de nodige aandacht aan te besteden in de werkzaamheden van de SARC en bij alle leden van de SARC.
Mediarte heeft de coördinatie op zich genomen. Ik heb dat heel bewust niet zelf via mijn kabinet of via mijn departement gecoördineerd. We hebben dat mee aangestuurd, maar Mediarte heeft daar een centrale rol in. Als sectororganisatie zijn zij uiteraard de vertegenwoordiger van al hun leden. De mediasector werd daarbij uitgebreid geconsulteerd. Er werden verschillende overlegmomenten georganiseerd met de ondertekenaars van het Sociaal Charter voor de Mediasector en er zijn ook heel diverse experten geconsulteerd. Ik heb gesprekken gehad met de Vlaamse Vereniging van Journalisten (VVJ), met het Vlaams expertisecentrum voor seksuele gezondheid (Sensoa), met de Genderkamer, met het Kenniscentrum voor gender en feminisme (RoSa), verschillende getroffenen ook van grensoverschrijdend gedrag, het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen en vertrouwenspersonen uit verschillende mediaorganisaties.
Ik heb op een bepaald moment zelfs de kritiek gekregen dat ik als minister wat traag ging in deze urgente kwestie. Ik ben het daarmee eens. Ik moest dus absoluut afronden. Mijn ambitie was eigenlijk eind 2021, maar het is begin 2022 geworden. De reden daarvoor is dat we zo breed hebben geconsulteerd. In die zin herhaal ik dat ik het absoluut oneens ben met deze ene zinsnede in het advies. We hebben zeer breed geconsulteerd. Dat neemt niet weg dat als er organisaties zijn, bedrijven of individuen die niet geconsulteerd zouden zijn of die zich niet betrokken zouden weten en die goede suggesties hebben, ze absoluut welkom zijn op mijn kabinet of via mail of gelijk hoe, om input te leveren. Ik sta daarvoor open. Wij hebben nooit een goed idee geweigerd in dezen, denk ik.
Het belangrijkste is in elk geval – en dat merken we ook met de ondertekeningen die binnenlopen en die blijven binnenlopen – dat de volledige mediasector zich achter dit actieplan wil zetten. Er zijn heel wat spelers die dit onderschrijven. En belangrijker nog is dat zij ook in de praktijk die cultuuromslag mee zullen realiseren. Dat is, denk ik, de grote verdienste van dit actieplan. In die zin til ik niet licht aan de opmerking dat er niet breed geconsulteerd zou zijn. Er is namelijk een breed draagvlak en men doet ook mee. Als je als minister daarin alleen zou staan, dan kun je eigenlijk niets realiseren omdat het niet gaat over een toolbox hier of een subsidie daar, maar wel over een diepgaande cultuuromslag in de betrokken bedrijven en organisaties.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Bedankt voor uw uitvoerige en gedetailleerde antwoord. Het is misschien minder belangrijk, maar het is goed dat u zegt dat u erkent dat de evaluatie van het vorige plan misschien niet heeft opgeleverd wat het had moeten zijn, vooral omdat dat ook tussentijds is gevolgd. Maar dat u nu expliciet ook die monitoring en opvolging opgenomen hebt in het actieplan, is alweer een stap die vooruit wordt gezet. Dus dat is een goede zaak.
U zegt dat het een levend document is, waar voor uw part nog aanpassingen mogelijk in zijn. Dat is ook een heel goede ingesteldheid. De vraag is natuurlijk hoe we dit concreet gaan organiseren. U verwees naar de SARC die dat eventueel zou kunnen doen, of andere gremia. Voor mij lijkt het dan eigenlijk logisch, aangezien de centrale rol in heel dit proces bij Mediarte lag, dat we daar Mediarte misschien opnieuw voor inschakelen.
U spreekt inderdaad ook met klem tegen dat die hele voorbereiding in beperkte kring is gebeurd. Dat heb ik intussen ook van Mediarte zelf vernomen. Die zeggen dat die consultatie wel degelijk zeer breed is gebeurd. Dat maakt dat het misschien langer geduurd heeft. U had het misschien sneller kunnen opleveren, maar u hebt een bredere consultatie gedaan. Ik vind het positief dat u ook herhaalt dat, wie zich niet geconsulteerd voelt of input wil geven, welkom is om mee te denken.
Er zijn naar aanleiding van het eerste actieplan van minister Gatz, en zeker nu met dat van vandaag, zeker stapjes vooruit gezet. Het zijn weliswaar misschien niet de grote stappen die we willen zetten, maar het zijn wel belangrijke stappen. Ik hoor ook dat het opleidingstraject voor vertrouwenspersonen bij Mediarte tjokvol zit. Ik kijk vooral ook uit naar de mediasensorenquête, die ze in 2016 en 2019 hadden uitgevoerd, en die ze nu opnieuw plannen uit te voeren. Nu zullen ook VRT en RTBF daarbij betrokken zijn. Ik denk dat die enquête, hoewel er ook niet specifiek naar wordt gevraagd, wel een goede manier is om monitoring te kunnen blijven voeren.
Minister, u zei ten slotte dat het brede draagvlak heel belangrijk is. U vindt daar in ons samen een medestander voor. Maar hoe concreet denkt u de aanpassingen aan dat levend document verder te organiseren?
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
We zijn blij dat de collega en de SARC de bezorgdheden die we in deze commissie bespraken op 10 maart, deelt en nu ook verwoordt in deze commissie. Minister, we bespraken het toen al heel uitvoerig. We kijken nog steeds uit naar de evaluatie van het plan-Gatz later dit jaar, en wij zijn nog steeds voorstander van een meer geïntegreerd plan van aanpak binnen Media, Cultuur en eventueel andere domeinen, met name om die goede praktijken ook te delen.
U verwees zonet naar Sensoa, die die goede praktijken ook verder deelt binnen Media en daarbuiten. Dus ik vroeg mij af of u nu, tegenover toen, op 10 maart, meer zicht hebt op het delen van die goede praktijken, op welke manier dat gebeurt, en of daar ook vraag naar is vanuit de verschillende domeinen? Ik kan mij voorstellen dat het heel erg leeft. We merken ook in de media en daarbuiten dat het leeft. Hoe staat het daarmee? Alvast bedankt voor het antwoord.
Minister Dalle heeft het woord.
Collega Segers, wat het levend document betreft, ligt de focus nu op de uitvoering van het actieplan. Dat neemt niet weg dat er ook verschillende momenten zijn waarbij er nog opvolging is bij de verschillende groepen die daar ook mee bezig zijn, zoals de stuurgroep en dergelijke meer met de verschillende experten. Daar kunnen nog suggesties rijzen. Als er nog spontane suggesties zijn van de SARC of anderen, dan kunnen die heel gemakkelijk geïntegreerd worden in het plan. Dat is belangrijk. Wij hebben er lang over gedaan om hiertoe te komen.
Het zal zeker ook de uitvoering zijn die zal aangeven wat er wel werkt en wat niet. Ik merk bijvoorbeeld dat het concept van vertrouwenspersonen zeer belangrijk is. Wij hebben daarvoor geleerd van wat er in het verleden soms is verkeerd gelopen, zoals in de opleiding maar ook wat de positie betreft van vertrouwenspersonen. Wij hebben bijvoorbeeld ook geleerd over intimacy coaching en wat daarvoor al voorhanden is. Daar zal in het komende jaar aandacht voor zijn. Op die basis zal er mogelijkheid zijn om bij te sturen waar nodig. Dat zal ten laatste kunnen bij de evaluatie in maart volgend jaar.
Collega Perdaens, sinds begin maart is er al heel wat gebeurd in de uitvoering. Zoals ik er ook al heb naar verwezen, hebben wij naar het delen van praktijken wel degelijk gekeken in de voorbereiding. Ik blijf ervan overtuigd dat wij in de mediasector een inhaaloperatie moesten doen. Ik ben het grondig met u eens dat een geïntegreerde visie op Cultuur en Media ter zake belangrijk is. Via mijn departement en in samenwerking met de minister van Cultuur, minister-president Jambon, is dat ook het geval. Maar je merkte heel duidelijk dat er in tal van sectoren, in de cultuursector en zeker bij de podiumkunsten, al grote stappen waren genomen, maar dat dit in de mediasector onvoldoende het geval was. Wij gaan dit jaar die inhaalbeweging maken. Tegen volgend jaar willen wij dan de geïntegreerde aanpak realiseren, zodat wij met Cultuur, Media en trouwens ook Jeugd daarin verdere stappen kunnen nemen. Wat het delen van praktijken betreft, en best practices en de plaats van Sensoa, is er in uitvoering van het actieplan al uitvoerig contact geweest tussen Sensoa en de VVJ, gericht op richtlijnen voor berichtgeving over grensoverschrijdend gedrag. Ook op dat vlak zijn er al grote stappen vooruit gezet.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Het punt waarmee u afsloot, minister, is belangrijk. Media had inderdaad een achterstand op Cultuur, omdat de eerste schandalen in de cultuursector waren losgebarsten. Een geïntegreerde aanpak is wel degelijk nodig. Het delen van best practices is hoe dan ook een goede zaak. De facto werken mensen uit het theater ook voor televisie. Een geïntegreerde aanpak is daarom heel erg nodig. Ik wil tot slot nog eens herhalen dat u voor het creëren van een breed draagvlak en om stappen vooruit te zetten, zeker in ons een medestander vindt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.