Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, collega’s, de voorbije weken werd er hier in het parlement vaak van gedachten gewisseld over de garantie die ouders moeten kunnen hebben over de kwaliteit van de opvang wanneer ze hun kindje onderbrengen in een kinderopvanginitiatief. Die discussies hebben we gevoerd in de plenaire vergadering en in de commissie Welzijn naar aanleiding van twee concrete gevallen waarbij er sprake was van ernstige wantoestanden. De manier van inspectie en handhaving zullen ook verder voorwerp uitmaken van een parlementaire onderzoekscommissie, waarvan we overigens, voor het reces, net de eerste zitting hebben gehad.
Nieuwe uitbaters van een kinderopvanginitiatief en ook al wie in de kinderopvang gaat werken, moeten een uittreksel uit het strafregister kunnen voorleggen aan Kind en Gezin. Mensen die veroordeeld werden, bijvoorbeeld voor feiten van kindermishandeling, kunnen geen plaats hebben in de kinderopvang. Laat dat heel duidelijk zijn. Het is echter zo dat dit uittreksel maar één keer moet worden voorgelegd, namelijk bij de opstart of op het moment dat men in dienst treedt en wil gaan werken in de kinderopvang. Als de situatie verandert en een uitbater of medewerker veroordeeld wordt, of wanneer er een strafrechtelijk onderzoek is geopend, dan wordt het agentschap Kind en Gezin daar niet automatisch van op de hoogte gebracht door het parket, waardoor zij er dus ook niet naar kunnen handelen.
In antwoord op mijn vraag om uitleg van 8 maart van dit jaar, stelde minister Beke daarover het volgende, en ik citeer: “Op dit moment wordt Kind en Gezin niet systematisch geïnformeerd wanneer er een veroordeling wordt uitgesproken tegen een kinderopvanginitiatief, een verantwoordelijke of een van de medewerkers. Tussen de procureurs-generaal en de Vlaamse agentschappen bestaat wel een omzendbrief houdende mededeling van opsporingsonderzoeken, vervolgingen en veroordelingen van ambtenaren en personen die taken van openbaar belang waarnemen of die functies uitoefenen die doorgaans een gezagsrelatie met minderjarigen of kwetsbare personen impliceren. Deze omzendbrief heeft als doel om, binnen het daartoe uitgewerkte kader, het betrokken Vlaams agentschap te informeren van wat in de titel is opgesomd. Tot op heden heeft Opgroeien één dergelijke melding ontvangen, die zich situeert in de preventieve gezinsondersteuning.” Tot daar het citaat.
De minister was, net als ik, van mening dat er echt nood is aan meer bewustwording bij de parketten om de samenwerking en de informatiedoorstroming te verbeteren.
Vandaar mijn vragen aan u, minister: zult u overleg voeren met uw federale collega bevoegd voor Justitie over hoe een betere informatiedoorstroming bewerkstelligd kan worden tussen de parketten en het agentschap Opgroeien, met betrekking tot bepaalde strafrechtelijke onderzoeken of veroordelingen van uitbaters van kinderopvanginitiatieven of mensen die er tewerkgesteld zijn, teneinde de veiligheid en de integriteit van kinderen in de kinderopvang of van minderjarigen in andere zorginitiatieven zo veel mogelijk te kunnen garanderen?
Op welke manier kunnen de richtlijnen van de genoemde omzendbrief beter worden opgevolgd en uitgevoerd?
Minister Demir heeft het woord.
Dank u, collega. Dat de informatiedoorstroming van het parket naar de verschillende Vlaamse overheidsdiensten, maar ook naar werkgevers in het algemeen, nog niet altijd even vlot loopt, is waar. Er is nochtans een liaison bij het agentschap Opgroeien die de informatie kan ontvangen en er zijn ook referentiemagistraten die de informatie zouden moeten doorgeven. In het kader van mijn decreet rond het opvragen van het uittreksel van het strafregister voor alle personen die met minderjarigen werken – dus nog voor de bom losbarstte in de kinderopvang – en net om mijn decreet sluitend te kunnen maken, kaartte ik vorig jaar op 11 oktober reeds proactief de betere toepassing van de omzendbrief, waarnaar minister Beke verwees, al aan op het overleg dat ik had met het College van procureurs-generaal, de collega-ministers bevoegd voor Justitie van de deelstaten en de federale minister van Justitie.
Uit het overleg met het college kwamen twee belangrijke zaken naar voren. Het college was ten eerste van mening dat één zaak geen structureel probleem kon aantonen en volgens hen worden omzendbrieven slechts in herinnering gebracht bij structurele problemen. Ten tweede, het probleem bij de informatiedoorstroming heeft volgens het college ook vaak te maken met het feit dat het parket niet op de hoogte is van het beroep van de verdachte, gezien dit niet meer verplicht wordt geregistreerd in het rijksregister.
Met het antwoord dat ik daar kreeg, was ik natuurlijk niet tevreden. Daarom heb ik toen drie zaken in gang gezet.
Ik heb minister Verlinden ten eerste aangeschreven rond het probleem met betrekking tot de registratie van het beroep. In haar antwoord gaf ze aan dat het college richtlijnen moet uitschrijven die bepalen dat het beroep verplicht geregistreerd moet worden in het proces-verbaal, zodat het parket via die weg op de hoogte is van het beroep van de verdachte en zo de juiste werkgever op de hoogte kan brengen.
Ten tweede, naar aanleiding van de onthullingen in bepaalde kinderdagverblijven heb ik onmiddellijk een herinnering gestuurd naar het college en hen opnieuw gevraagd om de omzendbrief bij de verschillende parketten onder de aandacht te brengen
Ten derde, ik bekijk momenteel met de collega-ministers hoe we vanuit Vlaanderen per sector een liaison kunnen aanstellen, zoals nu al in een aantal sectoren het geval is, die dan de contactpersoon kan zijn voor de parketten, waaraan zulke info doorgegeven kan worden en waarmee samenwerkingsafspraken gemaakt kunnen worden. Ik zal dan elk jaar een geüpdatete en bredere lijst van deze contactpersonen aan de parketten overmaken, zodat de informatie-uitwisseling geoptimaliseerd kan worden.
Door al die zaken heb ik opnieuw een overleg met het College van procureurs-generaal gevraagd. Op 2 mei zit ik opnieuw met hen samen, alsook met de federale minister van Justitie en de ministers van de deelstaten bevoegd voor Justitie. Morgen vindt het voorbereidend overleg plaats. Ik heb deze punten opnieuw op de agenda geplaatst, zodat we met de bijkomende informatie die we intussen hebben de verdere stappen kunnen bepalen om niet alleen met het agentschap Opgroeien, maar met de hele Vlaamse overheid tot een betere informatiedoorstroming te komen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Bedankt, minister, voor uw duidelijke antwoord. Ik denk dat we het belang allemaal heel goed begrijpen, dat de informatiedoorstroming er moet zijn. We hebben de discussie al vaak gevoerd en zullen ze binnenkort nog wel kunnen voeren, denk ik, naar aanleiding van het decreet over het strafregister. Het is altijd maar een momentopname, maar wel een belangrijke momentopname.
Het gaat over het onderwijs, over kinderopvang, over verschillende sectoren en wij willen allemaal niet dat mensen die bepaalde strafbare feiten hebben gepleegd en daarvoor vervolgd zijn, soms zelfs veroordeeld, toch in bepaalde functies aan het werk kunnen blijven.
De doelstelling is dus duidelijk en ik kan alleen maar onderschrijven wat u gesteld hebt: dat u met het College van procureurs-generaal en de collega-ministers die bevoegd zijn voor Justitie de thematiek aankaart en op de agenda blijft zetten, zodat we echt werk maken van een betere informatiedoorstroming. Die zal natuurlijk niet alle mazen van het net kunnen dichten, maar we moeten elke opening aangrijpen die we kunnen dichten.
Ik heb daarover geen bijkomende vragen, alleen hoop ik dat de inspanningen daar kunnen leiden tot resultaat.
De vraag om uitleg is afgehandeld.