Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
De Franse Gemeenschapsregering bereikte vorig jaar een akkoord over de inkorting van de zomervakantie. Concreet wordt de grote vakantie twee weken ingekort en krijgt het onderwijs in ruil zowel in de herfst- als de krokusvakantie een week extra vakantie. Sindsdien wordt de discussie ook in Vlaanderen gevoerd. Om het debat rond dit thema voor te bereiden, vroeg u ook aan de koepels, vakbonden en ouderkoepels om tegen het einde van het schooljaar een standpunt te formuleren.
De grootste onderwijsvakbond, de Christelijke Onderwijscentrale (COC), organiseerde hier een enquête over bij haar leden. Uit die bevraging blijkt dat 78 procent van de leerkrachten gekant is tegen de inkorting van de zomervakantie. Ze zijn bang dat een inkorting uiteindelijk tot een verhoging van de werkdruk zal leiden. Een belangrijke factor die bijdraagt aan die hoge werkdruk, is de administratieve planlast in het onderwijs. Minister, u hebt daarom aan de onderwijsinspectie gevraagd om op basis van een viersporenbeleid de planlast in het onderwijs in kaart te brengen en hierover te rapporteren. Dat viersporenbeleid is vandaag operationeel.
Minister, het feit dat zoveel leerkrachten vrezen voor die werkdruk, toont aan dat er op dat vlak nog stappen gezet moeten worden. Welke bijkomende maatregelen zult u nog nemen om die werkdruk te verlagen?
De onderwijsinspectie zou met dit beleid over planlast aan u moeten rapporteren. Is dit reeds gebeurd? Wat zijn de eerste conclusies van die rapportage?
Heeft de onderwijsinspectie al beleidsaanbevelingen uitgewerkt rond de verlaging van administratieve werkdruk? Indien ja, welke? In hoeverre zijn deze aanbevelingen implementeerbaar op de klasvloer?
Acht u het nodig om deze aanbevelingen in een ruimer kader te gieten, zodat scholen hieruit kunnen leren?
Welke rol spelen de directeurs in deze planlastaanpak? Hoe wilt u hen bewuster maken van deze problematiek?
In het kader van cao XII hebt u extra middelen vrijgemaakt zodat leraren zich meer kunnen focussen op het lesgeven zelf. Hebt u al zicht op de impact van deze maatregel? Volgen scholen dit goed op?
Minister Weyts heeft het woord.
Via cao XII – die we in september hebben afgesloten – hebben scholen vanaf dit schooljaar recht op bijkomende omkadering voor de ondersteuning van de kerntaak van de leraar, wat op zich een verlaging van de werkdruk moet meebrengen. We hebben daar lang over onderhandeld, en alleen al daarvoor hebben we 51 miljoen euro aan extra middelen uitgetrokken. Cao XII kent ook nog andere extra omkadering toe.
Vorig jaar hebben we in het kader van de hervorming van de procedure betreffende de functiebeschrijving en evaluatie de kerntaken van de leraar voor alle onderwijsniveaus vastgelegd in de regelgeving. Op die kerntaken wordt een leraar vanaf nu ook geëvalueerd. Hierdoor maken eventuele bijkomende taken en opdrachten geen voorwerp uit van de evaluatie. De focus ligt effectief op de kernopdracht: lesgeven en wat daarbij hoort. Op die grond worden leerkrachten geëvalueerd. Het is de bedoeling daarmee enige rust te brengen.
Ik heb eind vorig jaar een conceptnota over de herwaardering van de leraar voorgelegd aan de Vlaamse Regering – op 3 december 2021 ook goedgekeurd door de regering – met daarin een reeks maatregelen om op korte en middellange termijn het ambt van leraar te herwaarderen en het lerarentekort aan te pakken. Daar hebben we ook de nodige discussies over gevoerd.
De maatregelen die in de conceptnota vervat zitten, mikken op het aantrekken van leraren naar ons onderwijs – zowel nieuwe jonge krachten als zijinstromers – maar moeten evenzeer zorgen voor de retentie – het behouden – van wie al in het onderwijs aan de slag is. Aandacht voor de werkdruk is een van de items die belangrijk zijn voor de retentie.
Een eerste reeks maatregelen op korte termijn – die dus nog vanaf dit schooljaar ingang kunnen of moeten vinden – is ondertussen uitgewerkt in een voorontwerp van decreet dat door de Vlaamse Regering in maart een tweede keer principieel is goedgekeurd. We moeten drie stappen zetten. Het voorontwerp ligt nu bij de Raad van State voor advies. Dan volgt de finale goedkeuring, en daarna komen we ermee naar hier. We gaan dat uitgebreid bespreken. Daarnaast werken we de maatregelen voor de middellange termijn – fase 2 van de conceptnota rond herwaardering – stapsgewijs uit en geven die waar nodig vorm in een decreet of besluit.
Tot slot hebben we net een imagocampagne opgestart met als doel te zorgen voor een verhoogde aantrekkelijkheid. Ja, er zijn heel veel hervormingen. Ja, er zijn betere arbeidsvoorwaarden en er is minder werkdruk. We willen mensen warm maken voor de job, zowel kandidaat-leerkrachten die de lerarenopleiding kunnen aanvatten, als zijinstromers. We willen een realistisch beeld schetsen. Niet iedereen is geschikt om leraar te worden. Het vergt specifieke competenties en vaardigheden. Net dat appreciëren we zo. Via die weg willen we onze waardering uiten voor de huidige leraren.
Dan kom ik bij het luik over de rol van de onderwijsinspectie. U weet dat we de klassieke doorlichtingen van de onderwijsinspectie in de coronacrisis op een laag pitje gezet hebben. Op een bepaald moment hebben we zelfs gewoon beslist om geen doorlichtingen meer uit te voeren, tenzij de school het zelf vroeg. Men had immers wel andere besognes op dat moment. Dat heeft er natuurlijk ook voor gezorgd dat het onderzoek naar planlast wat op de iets langere baan is geschoven. Let wel, dat onderzoek naar planlast vraagt geen voorbereiding of documenten van de school en heeft ook geen enkele impact op het advies. Maar als er signalen zijn van planlast, gaat het inspectieteam daarover in gesprek met het schoolteam. Het uitgangspunt voor de planlastradar is dat de kwaliteitsverwachtingen uit het referentiekader voor onderwijskwaliteit en de daaraan gekoppelde regelgeving worden gehandhaafd.
De introductie van de planlastradar heeft ten gevolge van corona natuurlijk wel wat vertraging opgelopen, net zoals de rapportage over de bevindingen van die onderzoeken. Als gevolg van dat uitstel heb ik nog geen rapport met bijhorende aanbevelingen ontvangen vanwege de onderwijsinspectie. Dat zal ook maar gebeuren als er een voldoende aantal scholen is doorgelicht en er een minimum aan kritische massa voorhanden is. Om aanbevelingen in een ruimer kader te gieten, wacht ik dus eerst de rapporteringen van de onderwijsinspectie af, die nu wel de activiteiten herneemt.
De bijkomende middelen in het kader van cao XII worden door scholen aangewend op basis van lokaal overleg. We hebben het ook zo geformuleerd. Hoe ga je die 51 miljoen euro op schoolniveau een invulling geven? Aanvankelijk in de discussie wou men tot een soort portfolio van allemaal maatregelen komen. Dan was de discussie of je aan elke maatregel ook een bedrag moet koppelen. We hebben dan gezegd dat we de scholen de vrijheid wilden geven. Scholen verschillen, lokale situaties verschillen. Geef dat als een taakstelling aan het lokale overleg, om te bekijken hoe men gezamenlijk over die middelen kan beslissen om te zorgen voor de aanwending ervan.
We hebben in de regelgeving dus voorzien dat scholen dit en volgend schooljaar die bijkomende middelen bij een acuut lerarentekort kunnen omzetten naar punten voor beleids- en ondersteunend personeel of ondersteunend personeel. Maar ook daar hebben we natuurlijk nog geen zicht op het gebruik van die mogelijkheid. Ik wil wel nog even meegeven dat die bijkomende middelen – trouwens samen met de andere extra middelen in het kader van cao XII – dit schooljaar pas werden toegekend in de loop van oktober-november. Daarnaast werden de scholen toen natuurlijk ook nog geconfronteerd met de coronamaatregelen. Herinner u die piekperiode eind oktober en november. Toen had men ook wel andere besognes, denk ik. Ik ga er dus van uit dat pas volgend schooljaar echt duidelijk zal worden hoe die middelen effectief verdeeld en aangewend zullen worden.
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Dank u wel voor de toelichting, minister. Uiteraard heb ik begrip voor de vertraging die werd opgelopen door corona. De onderwijsinspectie heeft inderdaad geen reguliere doorlichtingen kunnen doen, en daardoor ook geen rapportage kunnen bezorgen.
Door hier af en toe een vraag om uitleg te stellen, wil ik het thema absoluut warm houden. Ik ben wel wat creatief geweest deze keer, want ik heb het gekoppeld aan de zomervakantie van de Franse Gemeenschap, maar ik moet hier toch af en toe het thema op de agenda houden. Wij vinden het als collega's heel belangrijk. Ik weet ook dat de onderwijsinspectie dat thema heel belangrijk vindt. En ik weet dat u als minister op uw beleidsniveau hier zeker verder aan blijft timmeren.
Planlast zit voornamelijk op schoolniveau, denk ik. En dat is zeker geen vingerwijzing naar schoolleiders, want als er één beroepsgroep is waar ik bijzonder veel respect voor heb, dan zijn het schoolleiders. Maar toch heerst er op heel veel scholen nog echt een cultuur van papierwerk, beleidsdocumenten, formele regels, procedures en verslagen. Ik hoop dus dat u en de onderwijsinspectie hier verder op blijven inzetten en dat u blijft aanjagen, en dat het snel duidelijk zal worden, zowel voor directeurs als voor de leerkrachten op de werkvloer, zodat zij kunnen zien wat administratieve planlast is en wat administratie is die nodig is om de leerkwaliteit te verbeteren.
Ik heb verder geen bijkomende vragen. Ik ga het gewoon altijd op de agenda blijven zetten.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Ik ben blij dat de collega het op de agenda blijft zetten. Ik denk dat wij dit met onze fractie in de vorige legislatuur uitentreuren op de agenda zijn blijven zetten, omdat we daar inderdaad belang aan hechten. Maar ook vandaag: we hebben dinsdag nog een bijeenkomst gehad met heel wat leerkrachten en directeurs om over de problematiek te babbelen. Ook daar heerst nog altijd de problematiek van de planlast.
Ik wil dat opnieuw koppelen aan de directies, waar ik ook heel veel respect voor heb. Ik ben zelf directeur geweest. En het is inderdaad terecht, minister, dat de scholengemeenschappen, de scholengroepen en de directies een grote medeverantwoordelijkheid hebben om heel wat planlast overboord te kieperen die eigenlijk niet wordt gevraagd door de inspectie en door de Vlaamse overheid.
Maar dan komen we ook weer bij het gebrek aan tijd bij de directies. Het is een beetje een vicieuze cirkel. Het zijn die mensen die het ook allemaal moeten organiseren. Ik weet dat heel wat directies – ik was ook zo – zoveel mogelijk willen bewijzen aan de inspectie dat ze goed bezig zijn. Ze zetten alles op papier en maken dat ze het kunnen aantonen en noem maar op, terwijl men ook al in een vroegere doorlichting heel snel door had hoe ze als school werken op de klasvloer, hoe ze samenwerken en waar ze mee bezig zijn.
Er is nog een lange weg te gaan. Ik denk dat elk niveau enorme verantwoordelijkheid heeft, ook de Vlaamse overheid. Jullie zijn daar nu mee bezig. De inspectie kan daar ook een belangrijke rol in spelen als zij hun ronde weer doen, om zowel de scholengemeenschappen, de algemeen directeurs als de directeurs die dagdagelijks met het team aan de slag gaan, te zeggen dat ze dat niet meer moeten doen, dat ze naar die kerntaken moeten gaan en dat ze moeten kijken naar wat er echt gevraagd wordt van scholen. Maar dat zal echt een mentaliteitswijziging zijn, die niet in een-twee-drie zal gebeuren. Het moet dus heel regelmatig opnieuw op de agenda worden geplaatst. Ik ben het daar volledig mee eens.
Minister, ik vul graag aan met een concrete vraag rond die planlastcalculator. Wat is de timing daarvan dan precies?
Aanvullend op wat de collega’s al inbrachten, vind ik dat we misschien nog meer de focus zouden moeten leggen op de drie-eenheid van het schoolbestuur, de directie en de leerkrachten zelf. Vooral dat schoolbestuur komt naar mijn aanvoelen soms te weinig in het vizier. Bent u het daarmee eens? Vindt u ook dat, wanneer we kwaliteitsvol onderwijs willen nastreven, we ook wat meer aandacht moeten hebben voor die schoolbesturen en voor hoe zij kijken naar de schoolse organisatie, waarvan planlast een element is?
Minister Weyts heeft het woord.
Dat is juist. Wel, ik kijk uit naar het moment van de rituele verbranding van heel wat administratieve last. U raakt het aan, maar ik weet niet of het vanuit hetzelfde perspectief is als ikzelf. Want heel veel administratieve last – dat is alleszins ons aanvoelen – wordt gecreëerd ten bate van een virtuele leviathan die men meent te ontwaren, zo naar de figuur van Hobbes, het veelkoppige monster, zijnde de overheid. Pas op, voor Hobbes is dat een heel goede taak. Hij vindt dat een ideaalbeeld, een ideale samenleving. Maar we zijn ondertussen van andere inzichten bevallen. Heel wat administratieve last ontstaat op grond van een verwachting of vanuit de ingebeelde verplichting in hoofde van leerkrachten en/of directies. Door sommige directies en schoolbesturen worden wel wat administratieve verplichtingen opgelegd die eigenlijk op grond van de regelgeving niet worden gevraagd, laat staan vereist zijn.
Ik hoop te kunnen komen tot een kader – vreemd genoeg – waarin niet alleen staat welke administratieve lasten er wél zijn, maar ook welke er níét zijn. Zo kunnen we daar dan wel wat geruststelling bieden: “Nee, u hóéft dit niet te doen.” Dat is dan misschien een derde categorie: ‘nice to have’. “Het is misschien ‘nice to have’, maar maak uw afweging. Als je vindt dat het sop de kool niet waard is, hoef je dat niet te doen. Maar misschien kan het wel bijdragen.” Idealiter zou ik dat graag tot stand zien komen, een kader dat we bijna letterlijk in elke school kunnen hangen: “Dit moeten we doen, dit hoeft helemaal niet, maar mag je misschien wel doen.”
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
De ‘moetjes’ en de ‘magjes’.
Minister, het lijkt mij een heel goed idee om, zoals u zegt, een kader te schetsen met de planlast die de prullenmand in mag en met wat we eigenlijk nodig hebben om onze leerlingen heel goed te kunnen begeleiden. Het is zoals u het zegt: hang het aan de muren van de school. Het is belangrijk dat de leerkrachten weten wat er wordt verplicht vanuit Brussel en wat niet. Dan zullen we een hele stap verder staan.
Verder zal ik mij van mijn creatieve kant blijven tonen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.