Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
De heer De Loor heeft het woord.
Gemeente- en OCMW-raden vormen de kern van onze lokale democratie. Daar zijn we het allemaal over eens. En sedert de inkanteling van de OCMW’s en de gemeentebesturen merken we dat steeds meer lokale besturen worstelen met de omvang van de agenda en de duur van de vergaderingen, van de gemeenteraden en de OCMW-raden.
In heel wat steden en gemeenten wordt er daarom naar oplossingen gezocht om de gemeenteraad en de OCMW-raad werkbaarder te maken en te houden, en om die agenda haalbaar te houden. In grote steden zoals Gent vindt de gemeenteraad op twee avonden plaats en bereidt men dossiers uitgebreid voor in de gemeenteraadscommissies. In andere gemeenten zoekt men een andere oplossing, bijvoorbeeld door het aantal punten of het aantal interventies te beperken.
Het is vooral dat laatste dat op sommige plaatsen toch wel problemen geeft en voor zekere uitdagingen zorgt. Er bereiken ons zorgwekkende voorbeelden. In bepaalde gemeenten wordt er immers ingegrepen op het inspraakrecht van gemeenteraadsleden. Zo zou het aantal tussenkomsten worden beperkt, net als het aantal toegelaten toegevoegde punten of het aantal eigen voorstellen die ter stemming kunnen worden voorgelegd. Of tussenkomsten kunnen enkel mits voorafgaande melding.
Dit zijn een aantal wijzigingen in de werking van gemeenteraden en OCMW-raden die ons werden gesignaleerd. Dergelijke zaken worden in deze gemeenten vaak ingeschreven in het huishoudelijk reglement, vaak gewoon meerderheid tegen oppositie. Decretaal is dat natuurlijk toegelaten, maar het schuurt op z’n zachtst gezegd toch met de regels van de democratische inspraak.
Bent u het ermee eens dat het wijzigen van het huishoudelijk reglement op dit vlak, met een gewone meerderheid, risico’s met zich meebrengt inzake de democratische inspraak?
Is consensus over de grenzen van meerderheid en oppositie volgens u in dezen aan te raden?
Kwamen er rond deze problematiek al klachten binnen bij het Agentschap Binnenlands Bestuur? En zo ja, welke verdere stappen werden of worden ondernomen met betrekking tot deze klachten?
Plant u initiatieven naar lokale besturen toe om deze problematiek onder de aandacht te brengen?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer De Loor, ik ben het met u eens dat de gemeenteraad het hart van de lokale democratie is. Daarom hebben wij ook een decreet over het lokaal bestuur (DLB) dat voorziet in een aantal rechten voor raadsleden om het democratisch debat op lokaal niveau te versterken. Ik heb het dan over het inzagerecht, bezoekrecht, agenderingsrecht, initiatiefrecht om de raad bijeen te roepen, het recht om mondelinge/schriftelijke vragen te stellen enzovoort.
De gemeenten bepalen zelf de modaliteiten rond een aantal van deze prerogatieven en leggen deze vast in het huishoudelijk reglement van de respectievelijke organen. De voorwaarden opgenomen in deze huishoudelijke reglementen mogen echter geen afbreuk doen aan de redelijke uitoefening van de rechten van raadsleden. Wanneer een raadslid van mening is dat het huishoudelijk reglement zijn rechten als raadslid schendt, kan hij klacht indienen bij de toezichthoudende overheid.
Wanneer een klacht wordt ingediend, wordt die geval per geval beoordeeld. Daarbij wordt rekening gehouden met de decretale bepalingen, de rechtspraak, de rechtsleer en de al ingenomen beleidsstandpunten daarover.
In elk geval moeten deze rechten op een redelijke en normale manier kunnen worden uitgeoefend. Dat is de toetssteen van de toezichthoudende overheid. Dit houdt onder meer in dat de goede werking van de raad niet in het gedrang mag komen door de uitoefening van deze rechten maar ook dat de bepalingen in het huishoudelijk reglement de rechten van een raadslid en de redelijke uitvoering daarvan moeten verzekeren. De uitoefening van deze rechten moet met andere woorden in balans zijn met de goede werking van de raad. Verder wordt het huishoudelijk reglement van de raad inderdaad, zoals elke beslissing op gemeentelijk niveau, goedgekeurd bij gewone meerderheid.
Tijdens en voor het debat kan een raadslid natuurlijk proberen zijn stempel te drukken op dat huishoudelijk reglement, bijvoorbeeld door een eigen tekst voor te stellen, amendementen in te dienen enzovoort. Ik ben van mening dat er voldoende mogelijkheden bestaan voor raadsleden om democratische inspraak te hebben bij het opstellen en aannemen van het huishoudelijk reglement. Een consensus is ideaal, men mag die proberen te halen, maar dat is niet altijd haalbaar. Soms zijn er ook fundamentele meningsverschillen en dan speelt het democratisch recht van de meerderheid. Er kunnen tegenstellingen bestaan, een democratie is nu eenmaal een georganiseerd meningsverschil. Dat moet kunnen, in dat geval moet er een meerderheid zijn die beslist. Ook in ons eigen parlement wordt het huishoudelijk reglement bij meerderheid goedgekeurd.
De toezichthoudende overheid heeft inderdaad al klachten ontvangen over bepalingen in huishoudelijke reglementen die handelen over de mogelijke schending van de rechten van raadsleden. In deze klachten gaat het voornamelijk over het inperken van de rechten van raadsleden, bijvoorbeeld het beperken van het aantal mondelinge vragen, het beperken van de spreektijd van raadsleden enzovoort.
De toezichthoudende overheid zal altijd nagaan of de prerogatieven van de raadsleden niet op onrechtmatige wijze worden beperkt. Daarbij moet, zoals eerder gezegd, altijd rekening worden gehouden met de goede werking van de gemeenteraad en het respect voor de uitoefening van de rechten door de raadsleden. De toezichthouder zal overgaan tot een vernietiging als hij vaststelt dat de rechten van de raadsleden te hard worden ingeperkt door de bestreden bepaling van het huishoudelijk reglement.
U geeft in uw vraagstelling bovendien aan dat het aantal toegevoegde agendapunten beperkt zou worden. Daarin kan ik zeer duidelijk zijn. Wanneer een toegevoegd agendapunt voldoet aan de voorwaarden van het decreet over het lokaal bestuur, zijnde tijdig ingediend en voorzien van een toegelicht voorstel van beslissing, moet het toegevoegd punt op de agenda worden geplaatst. Daar kan geen limiet voor worden opgelegd. Tijdens de vergadering is de raad uiteraard meester van de agenda.
In geen enkele van deze klachten is trouwens opgeworpen dat het huishoudelijk reglement niet met een gewone meerderheid zou mogen worden aangenomen.
In lijn met mijn antwoorden op de vorige vragen, zie ik niet onmiddellijk de noodzaak tot regelgevende aanpassingen. Ik ben voorstander van de lokale autonomie. Die werkt goed en wanneer zich problemen voordoen, kan dit via een klacht bij de toezichthoudende overheid worden aangebracht. Maar ik engageer me wel om goede praktijken op het gebied van lokale huishoudelijke reglementen proactief te delen met alle lokale besturen via de kanalen van het Agentschap Binnenlands Bestuur.
De heer de Loor heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik denk dat we er als politici en samenleving baat bij hebben wanneer onze gemeenteraden en OCMW-raden worden bevolkt met sterke raadsleden. We verwachten immers ook veel van politici. De burgers verwachten veel van politici, ongeacht of zij tot de meerderheid of de oppositie op lokaal vlak behoren. Vaak wordt gezegd dat de oppositie negatief en te kritisch is, maar ik denk dat er veel lokale besturen of gemeenteraden zijn waar op een constructieve manier aan politiek wordt gedaan. Wanneer dan de democratische rechten van de gemeenteraadsleden of de OCMW-raadsleden op een of andere manier worden beknot, is dat geen goede zaak, noch voor het raadslid, noch en in het bijzonder voor de gemeente en voor het beleid. Zeker wanneer we op termijn willen evolueren naar het doorschuiven van meer verantwoordelijkheden en bevoegdheden naar het lokale niveau, is het aangewezen dat we daar sterke mensen hebben.
Minister, u zegt dat er al een aantal klachten zijn binnengekomen bij de toezichthoudende overheid. Ik wil u de suggestie doen om die te monitoren, want de klachten die mij worden gesignaleerd, doen zich voornamelijk voor sinds de inkanteling van gemeente en OCMW. Dat agendaprobleem doet zich steeds vaker voor. Vandaar mijn suggestie om de al binnengekomen klachten te monitoren en na te gaan of daar lessen uit kunnen worden getrokken.
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, ik heb u vorig jaar rond deze tijd een gelijkaardige schriftelijke vraag gesteld. U hebt daar gelijkaardig op geantwoord, en dat is een voordeel. Maar de hamvraag is natuurlijk wat een redelijke en normale uitoefening is. Ik heb me toen afgevraagd of daar bepaalde criteria bij moesten worden vooropgesteld, maar ik had daar zelf geen antwoord op. Het voordeel als parlementslid is dat je die vraag dan gewoon aan de minister kunt stellen, maar u hebt daar toen ook geen specifiek antwoord op gegeven. En misschien zijn die criteria gewoon niet te maken.
U verwees in uw antwoord toen wel naar een antwoord van minister-president Bourgeois en minister Homans destijds, en nu geeft de heer De Loor aan dat daar problemen zijn. Er is dus misschien wel iets aan de hand en dan kan het misschien een goede oplossing zijn – eventueel kan de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) of het Agentschap Binnenlands Bestuur dat doen – om een aantal good practices online te zetten met daarbij mogelijkheden om dat spreekrecht op een redelijke en normale manier uit te oefenen en eventueel in te perken.
Minister Somers heeft het woord.
We kennen allemaal het systeem van huishoudelijke reglementen, die bepalen dat een gemeenteraadslid tweemaal mag tussenkomen en geen driemaal, zoveel minuten mag praten enzovoort, met het oog op de werkbaarheid van de gemeenteraad. Als men dat niet doet, krijgt men situaties waarbij sommige mensen urenlang blijven praten en waarbij men sabotage en dergelijke krijgt. Iedereen begrijpt dus wel dat een huishoudelijk reglement met een aantal spelregels moet bestaan om de democratie goed te laten functioneren. Maar wanneer die te beklemmend en te inperkend zijn – en dat is de problematiek die nu op tafel ligt –, dan worden de rechten van het gemeenteraadslid uitgehold.
Dat is een zoektocht op basis van klachten. De creativiteit van mensen die huishoudelijke reglementen opstellen, is waarschijnlijk ook oneindig, en telkens zal men een afweging moeten maken in de geest van die evenwichtsoefening die voorligt. Maar ik vind het een goed idee om te werken met een aantal good practices, misschien een aantal modelreglementen, die worden gebruikt of die van een bepaalde gemeente komen, en die nog eens te ontsluiten via ABB.
Mijnheer De Loor, het is evident dat we klachten altijd moeten opvolgen. U stelt dan ook de terechte vraag om daar aandacht voor te blijven hebben. En wanneer zich daar een opvallende stijging voordoet – wat volgens mij nu niet zal gebeuren omdat de huishoudelijke reglementen nu klaarliggen voor de rest van deze bestuursperiode –, moeten we extra waakzaam zijn. Op dat moment moeten we er misschien op wijzen dat men bij het aanpassen of opmaken van een huishoudelijk reglement nooit mag vergeten dat er ook onvervreemdbare rechten zijn van een raadslid om te kunnen ageren. Het begin van een nieuwe bestuursperiode lijkt me daarvoor een zinvol moment.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Ik denk dat het in het belang is van onze lokale democratie dat we inderdaad gemotiveerde gemeenteraadsleden en OCMW-raadsleden hebben en dat we hun democratische rechten maximaal moeten garanderen. Dat is ook onze taak als decreetgever. Het ter beschikking stellen van best practices is op zich een goed idee, maar het zou ook wel handig zijn om de klachten die binnenkomen, te monitoren en te inventariseren en na te gaan of daar een evolutie in zit sinds de inkanteling, en daar vervolgens mee aan de slag te gaan om ervoor te zorgen dat we onze gemeentebesturen slagkrachtiger kunnen maken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.