Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Mijn eerste vraag zal korter zijn dan ik me bij het indienen had voorgesteld, omdat het uitvoeringsbesluit individueel maatwerk ondertussen principieel is goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Dat was op 1 april, als ik me niet vergis, minister. Naar de timing hoef ik dus alvast niet meer te vragen, maar ik wil de context nog kort even schetsen.
Uiteraard kadert het uitvoeringsbesluit in het goedgekeurde Vlaamse decreet Individueel Maatwerk, waarmee de Vlaamse Regering een vereenvoudiging van de maatregelen binnen de sociale economie beoogt. De Vlaamse ondersteuningspremie (VOP), de lokale diensteneconomie (LDE), de sociale inschakelingseconomie (SINE) en maatwerkafdelingen worden in individueel maatwerk ingekanteld, waarmee doelgroepmedewerkers in de eerste plaats bij privébedrijven aan de slag kunnen. We hebben bij de bespreking van het decreet in de plenaire aangegeven dat er nog een aantal openstaande vragen waren, onder andere rond omkadering, rond begeleiding en rond vergoeding. Dat was ook de reden voor onze onthouding, ook al zijn we principieel voorstander van individueel maatwerk. U gaf toen aan dat in het uitvoeringsbesluit een aantal dingen uitgeklaard zouden worden. Dat is nu principieel goedgekeurd. Er zijn nog een aantal adviezen die worden ingewacht.
Ik heb dus eigenlijk enkele vragen naar verduidelijking, en ook naar timing.
Om het concreet te maken: wat zal na de bekrachtiging van het uitvoeringsbesluit de timing zijn die de sociale-economiebedrijven krijgen om zich aan te passen?
Voorziet u overgangsmaatregelen voor LDE-bedrijven, SINE, VOP en de maatwerkafdelingen (MWA’s)? Zo ja, wat houdt dat dan precies in?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel voor uw vraag, collega. Ik ben blij dat u ook op 1 april de pers gevolgd hebt, en de beslissingen die genomen zijn. En het was geen aprilgrap maar dodelijke ernst, enfin, blije ernst.
Wat de timing betreft: over dat besluit van de Vlaamse Regering (BVR) – dat weet u wellicht – wordt nu advies ingewonnen bij de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV), bij Niets Over Ons Zonder Ons (NOOZO) – dat is de Vlaamse advies- en participatieraad van personen met een handicap –, bij de Vlaamse Toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens (VTC) en bij de Raad van State. Het is mijn ambitie om het uitvoeringsbesluit nog voor het zomerreces door de Vlaamse Regering definitief te laten goedkeuren.
In het uitvoeringsbesluit worden inderdaad de duurtijd, de degressiviteit evenals het startpercentage van de loonpremie en de begeleidingspremie specifiek bepaald. Afhankelijk van de vastgestelde behoefte aan ondersteuning bij de persoon met een arbeidsbeperking wordt er gewerkt met startpakketten. Het is de mate van rendementsverlies en de mate van nood aan begeleiding zoals vastgesteld door VDAB die bepaalt hoeveel loonpremie en/of begeleidingspremie een werkgever zal ontvangen voor de tewerkstelling van een persoon met een arbeidsbeperking.
Ik heb hier een schema mee, collega Gennez, maar dat kan ik niet voorlezen, dus ik ga dat bij het verslag laten voegen, omdat het wel helder is (zie bijlage). Dan kun je ook zien hoe het allemaal in elkaar zit. Ook het verloop van de degressiviteit van de loonpremie over de kwartalen heen zal ik aan het verslag laten toevoegen. Dat is een ander schema, dat zult u daar ook zien.
De begeleidingspremie bestaat uit twee delen: een forfaitair vast deel en een variabel deel. Enkel het variabel deel wordt afgestemd op de begeleidingsnood: er is hoog, midden en laag. Beide delen zijn wel degressief doorheen de tijd. Ik zal ook de wijze van degressiviteit aan het commissieverslag laten toevoegen. Ik kan moeilijk een powerpoint meebrengen hier, dus u zult dat daar zien. Voor elk van de delen is in het BVR een basisbedrag ingeschreven dat mee evolueert met de index. De startpakketten voor de begeleidingspremie kennen een degressiviteit die ook per kwartaal evolueert.
Wat uw vraag over de overgangsbepalingen betreft en of ik er voldoende tijd voor zal voorzien: daar kan ik u positief op antwoorden, denk ik. Op het andere ook hoor, maar ik moet veel schema’s bezorgen. In het goedgekeurde decreet over individueel maatwerk waren er al overgangsbepalingen voorzien voor de Vlaamse ondersteuningspremie, de sociale inschakelingseconomie, de lokale diensteneconomie en de maatwerkafdelingen. Die zijn nu technisch verder uitgewerkt en geconcretiseerd in het BVR.
Het centrale uitgangspunt is het voltooien van het opgestarte inschakelingstraject van de doelgroepmedewerker, bijvoorbeeld bij de LDE en de MWA’s, en van de andere toegekende maatregelen.
Voor VOP, LDE en de MWA’s geldt een overgangstermijn van vijf jaar, voor SINE is de overgangstermijn twee jaar.
Met dit principe als uitgangspunt zal, als de organisatie uit de sociale economie dat verkiest, de overstap van iedere organisatie naar het nieuwe beleidskader altijd geleidelijk gebeuren. Tijdens de resterende duur van het individuele traject van elke doelgroepwerknemer behoudt de organisatie ook de subsidie uit de eerdere regelgeving of wordt een tijdelijke overgangsvergoeding uitgekeerd.
Wat LDE en de maatwerkafdelingen betreft, kan ik nog meegeven dat LDE en MWA bij de start van individueel maatwerk worden opgeheven, en dat de ondernemingen op organisatieniveau de keuze hebben om de overgang te maken naar het nieuwe kader van individueel maatwerk ofwel naar het collectief maatwerk. In beide scenario’s voorzien we een gepaste overgang van ondersteuning voor alle ‘zittende’ doelgroepwerknemers voor de resterende duurtijd van hun lopend inschakelingstraject of van hun toegekende ondersteuningstermijn. Er zal dus voor niemand een breuk zijn. Dat is ook heel belangrijk voor de mensen in kwestie.
In het goedgekeurde BVR kunt u alle voorziene overgangsbepalingen nog eens bekijken. Collega Gennez, ik ga er echt alles aan doen om de overgang naar de nieuwe regelgeving heel zorgzaam te laten verlopen. Ik deel op een aantal punten dezelfde zorg als u. Ik vind dat die overgang nu moet gebeuren. Ik geloof ook in de kansen. Maar we kunnen dat niet doen zonder ook zorg te dragen voor de medewerkers, en het goede dat LDE heeft, moeten we ook meenemen naar de toekomst.
We zullen hierover zeker nog van gedachten wisselen, denk ik, maar tot hier al voor een eerste inzicht in de wijze waarop het besluit gemaakt is. Ik bezorg een aantal bijlagen aan de secretaris, om aan het verslag toe te voegen.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Dat klinkt zeker goed en zeker bemoedigend. Ik ga uiteraard de bijlage ook nog eens bestuderen, gewoon omdat ik ook hiermee de tolk wil zijn van nog een aantal ongerustheden die aan de basis leven rond LDE. U zegt dat u geen gaten zult laten vallen. Dat is zeker een goede zaak.
Een tweede belangrijke opdracht is, denk ik, het overzetten van het contingent. U weet waarschijnlijk dat er daar nog wel wat onduidelijkheid is, of minstens ongerustheid, bij de LDE’ers die overstappen naar collectief maatwerk en de bedrijven die enkel het contingent ‘zittende LDE’ers op 31 december’ mochten overzetten. Zij moesten er twintig hebben, als ik het goed voorheb, om erkend te worden als collectieve maatwerkonderneming als ze daarvoor kiezen. Maar een aantal van hen zou daar schijnbaar niet aan geraken, niet omdat ze geen volk zouden kunnen aannemen of tewerkstellen, wel omdat de indicering en de doorstroom van de werkzoekenden met label LDE maar met mondjesmaat gaat, aangezien LDE eigenlijk voorbestemd was om te eindigen in 2020. De bedrijven kunnen de medewerker dus op dit moment gewoonweg niet tewerkstellen. Daardoor raken sommigen blijkbaar op dit moment bijvoorbeeld maar aan vijftien medewerkers. Ons pleidooi zou dus kunnen zijn om de criteria aan te passen om gewoon een contingent te laten overdragen, zoals initieel goedgekeurd, en niet enkel te kijken naar de zittende LDE’ers. Dit is een ietwat technische uitleg, maar ik denk dat de doelstelling is om niemand door de mazen van het net te laten glippen en ook dat de LDE-bedrijven die de overstap willen maken naar een collectieve maatwerkonderneming, daar geen nadelige gevolgen van ondervinden.
Mevrouw Claes heeft het woord.
We hebben dat decreet hier dan ook besproken en goedgekeurd. Dat heeft de eerste krijtlijnen dan duidelijk gemaakt. We hebben toen ook duidelijk gezegd dat de uitvoeringsbesluiten ook heel belangrijk zijn. Alles staat of valt natuurlijk met de details. Dan kunnen we ook zien wat de meerwaarde is en die ook bewijzen.
Minister, u hebt ook gezegd dat de eerste principiële goedkeuring gebeurd is door de Vlaamse Regering op vrijdag 1 april. Nu worden er adviezen ingewonnen bij de SERV, NOOZO en de Raad van State. Ik ben echter vooral geïnteresseerd in de visie van de aanbieders. Ik denk aan de LDE-bedrijven, maatwerkbedrijven en -afdelingen. Op welke manier wordt er teruggekoppeld naar die aanbieders en worden hun opmerkingen en bekommernissen verder meegenomen?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Gennez, sowieso is er deze middag een toelichting in de SERV-commissie over het BVR Individueel Maatwerk, ook om alles nog eens in detail toe te lichten. Dat is van belang, denk ik.
Er is een overgangstermijn van vier jaar voorzien om aan die twintig doelgroepwerknemers te komen. Ik denk dat dat dus op die manier wel in orde zou kunnen komen.
Maar nog eens – en dan kijk ik ook naar collega Claes –, wij nemen alle opmerkingen ernstig. We hebben hier al een enorm traject achter de rug. U kunt zich dat niet voorstellen, alle ‘credits’ naar Bavo, mijn adjunct-kabinetschef. In die sector moet je dat per bedrijf gaan doen, het is bijna maatwerk. Je moet er ook wel zeer veel empathie voor hebben om tot oplossingen te komen. Ik besef dat daar nog wel wat vragen over zullen zijn.
Dan de indicering: u hebt daar een teer punt aangeraakt, collega Gennez. Dat moet sneller en moet ook beter. We moeten daar ook niet flauw over doen, want daarmee zal ook het geheel staan of vallen. Maar men heeft vier jaar tijd in plaats van twee jaar nu om aan die twintig te komen. We voorzien dus extra tijd. We zorgen ook voor extra vte’s. Denk aan de duizend klimaatjobs, die ook ingezet kunnen worden om aan een voldoende contingent te komen. Door het feit dat we tijd geven om de hervormingen te laten doorsijpelen, denk ik dat we wel tegemoetkomen aan alle mogelijke vragen die er zijn.
En die terugkoppeling waarnaar u verwijst, collega Claes, zal er zeker ook zijn.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Ik denk dat dit een goed voorbeeld is van hoe er met alle stakeholders overlegd kan en moet worden. Ik denk ook dat er hier geen grote ideologische verschillen zijn over de grenzen van meerderheid en oppositie heen om dit te laten werken. Misschien is het dus zinvol om ook nog eens vóór de definitieve goedkeuring een aantal stakeholders in de commissie te brengen en zo alle bezorgdheden nog eens te verzamelen en ervoor te zorgen dat die allemaal maximaal ondervangen zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.