Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme
Verslag
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister-president, u ging in maart op diplomatieke missie naar Noorwegen. U verklaarde daar op 17 maart dat een evolutie naar waterstof noodzakelijk is om in de toekomst onafhankelijk te worden van Russisch gas. U had daaromtrent een gesprek in Oslo met de Noorse minister van Olie en Energie, Terje Aasland.
Noorwegen is een belangrijke Europese leverancier van aardgas. In 2021 leverde het Scandinavische land bijna een kwart van de vraag naar gas van de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk. Volgens u verzekerde de Noorse minister u dat Noorwegen “alle inspanningen zal doen om de gasproductie zo maximaal mogelijk te maken.” Toch ziet u – gezien de al bij al beperkte Noorse volumes gas – maar een oplossing op langere termijn: om tot een Europese onafhankelijkheid van Russisch gas te komen, zal er volgens u volop ingezet moeten worden op waterstof.
U ging ook naar Noorwegen om zich te profileren als partner inzake waterstof. De samenwerking met Noorwegen zou zich in eerste instantie focussen op het opslaan van koolstof die vrijkomt bij het produceren van waterstof via fossiele brandstoffen, de zogenaamde grijze waterstof. De Noorse en Franse energiebedrijven Equinor en Engie werken al samen rond het zogenaamde H2BE-project dat focust op blauwe waterstof. Hierbij wordt waterstof geproduceerd met fossiele brandstoffen, maar wordt de CO2-uitstoot die daarbij vrijkomt, afgevangen. Met het H2BE-project zou gas uit Noorwegen naar Zeebrugge worden geëxporteerd en van daaruit verder worden gedistribueerd naar Gent waar er waterstof mee geproduceerd wordt. De CO2 die vrijkomt bij de productie wordt dan afgevangen en via een pijplijn opnieuw naar Noorwegen gestuurd, waar ze kan worden opgeslagen. Het project zou driehonderd jobs kunnen creëren in Vlaanderen. De twee energiebedrijven willen het project tegen 2027-2028 lanceren.
Minister-president, kunt u een overzicht geven van de thema’s die werden besproken tijdens het onderhoud met de Noorse minister van Energie?
Werden er concrete afspraken gemaakt met de Noorse minister van Energie?
Is de Vlaamse Regering betrokken bij het H2BE-project? Zo ja, op welke manier en krijgt het project financiële ondersteuning van de Vlaamse overheid?
Had u nog andere ontmoetingen in Noorwegen? Zo ja, met welke personen of organisaties en wat werd er precies besproken?
Reisden er met u nog andere personen dan medewerkers mee naar Noorwegen? Zo ja, wat was het opzet van hun aanwezigheid en werden er door hen contacten gelegd met de Noorse overheid of Noorse bedrijfsleiders?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mijnheer Deckmyn, ik zal uw eerste twee vragen samen beantwoorden. Ik geef een overzicht van de thema's en daarna de concrete afspraken die er zijn gemaakt.
Ik had met de Noorse minister van Energie een constructieve dialoog over de huidige energiecrisis. De Europese afhankelijkheid van Russisch gas en de actuele uitdagingen rond bevoorradingszekerheid voor gas kwamen ter sprake.
Ik vroeg daarom of Noorwegen zijn gaslevering kan verhogen. Minister Aasland stelde dat zijn land zich inspant om de gasproductie te maximaliseren. Veiligheidsoverwegingen maken een drastische verhoging echter onmogelijk. Noorwegen wenst niettemin toe te zien op een stabiele en betrouwbare toelevering. Het is een beetje diplomatiek taalgebruik om te zeggen dat men nog wel iets kan maar dat men ook niet te veel moet verwachten. Hun capaciteit zit eigenlijk op het maximum. Hij zei dat men eigenlijk alleen het interval tussen onderhoudsbeurten wat kon vergroten zodat er wat meer productie kan zijn. Veel zal het niet opbrengen.
De energiecrisis schuift de energietransitie, noodzakelijk in het licht van de klimaatverandering, prominenter naar voren. Alleen via nauwe Europese samenwerking zullen we de beste resultaten boeken. Zowel minister Aasland als ikzelf menen dat koolstofarme technologieën daarin een rol spelen. De opvang en opslag van koolstofdioxide, CCS in het jargon, en de productie van duurzame blauwe waterstof kunnen mee de omslag maken. Zowel Vlaanderen als Noorwegen kunnen daarbij een voortrekkersrol vervullen. Ik verwijs hierbij naar de bestaande, goede samenwerking binnen de North Sea Basin Task Force. Een samenwerking die we graag verder willen uitbouwen.
We maakten enkele concrete afspraken. Minister Aasland stelde voor om dit jaar een gezamenlijk CCS-evenement te organiseren bij ons. Het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap staat in contact met de Noorse collega’s om dit op touw te zetten tijdens de Europese week rond duurzame energie.
Bovendien zal er op Belgisch niveau hopelijk nog dit jaar met de Noorse minister een bilateraal akkoord worden gesloten over CCS in het kader van het Londenprotocol, zodat CO2-transport tussen onze beide landen snel een feit kan zijn. De deelstaten zullen hierbij worden betrokken.
Is de Vlaamse Regering betrokken bij het H2BE-project? H2BE is een project dat past in het Vlaams waterstofbeleid. Samen met mijn Noorse ambtsgenoot wil ik de kennisdeling over koolstofarme waterstoftoepassingen versterken. Vlaanderen en Noorwegen willen dan ook verschillende gezamenlijke projecten ondernemen.
Equinor, Engie en Fluxys onderzoeken de mogelijkheid om een koolstofarme waterstof-productiefaciliteit van 1 gigawatt te realiseren in het Gentse havengebied. Het betreft zogenaamde blauwe waterstof. Het project houdt in dat aardgas via bestaande infrastructuur uit Noorwegen naar Zeebrugge zou worden verstuurd, van waaruit het verder verdeeld wordt naar het Gentse havengebied. Daar wordt dan waterstof gecreëerd die gebruikt zal worden als grondstof en energiebron voor de Vlaamse industrie. De CO2 die vrijkomt bij de ontwikkeling van de waterstof wordt opgevangen en afgevoerd via pijpleidingen naar een exportterminal vanwaar het per schip naar Noorwegen vervoerd zal worden. Ter plaatse wordt de CO2 vervolgens onder de zeespiegel gestockeerd. Ik sprak hierover met het management van Equinor en Engie.
Op langere termijn, richting 2040 en 2050, zal zogenaamde groene waterstof de te volgen weg zijn. Via het H2BE-traject kunnen echter kostbare jaren worden gewonnen op het vlak van reduceren, opvangen, transporteren en stockeren van CO2. Ook moet het project zorgen voor 300 permanente jobs in Vlaanderen. Bovendien helpt het de tewerkstelling van huidige werknemers in de industriesector verzekeren. Er is momenteel geen rechtstreekse financiële ondersteuning vanuit de Vlaamse overheid voor het project. De lijnen naar de Vlaamse Overheid blijven logischerwijs echter openstaan. Ook kan men een beroep doen op de bestaande kanalen van het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO) voor eventuele ondersteuning.
Er waren inderdaad ook enkele andere ontmoetingen, onder meer met de staatssecretaris voor Handel en Industrie Halvard Ingebrigtsen. Ik lichtte de Vlaamse Noordstrategie toe en de ambitie om de banden met Noorwegen aan te halen. Ik sprak verder over de institutionele positie van Vlaanderen in het federale België en haalde aan dat dit mogelijkheden schept op het vlak van internationale samenwerking. Het gesprek ging ook over Oekraïne en de gevolgen van de sancties.
De staatssecretaris benadrukte enkele gelijkenissen tussen Noorwegen en Vlaanderen. Verder verwees hij naar het Noors lidmaatschap van het Europees Milieuagentschap. Ook vermeldde de staatssecretaris de mogelijkheden die zijn land heeft om eigen handelsverdragen te sluiten.
De heer Ingebrigtsen legde de nadruk op de thema’s waterstof, batterijen, CCS, offshore wind en de vergroening van de industrie. Ten slotte volgde nog een korte gedachtewisseling over de toepassingen van waterstof, CCS en over de overgang naar het EU-mechanisme voor koolstofgrenscorrectie.
Wat betreft verdere ontmoetingen, verwees ik al naar mijn gesprek met het management van Equinor en Engie. Verder had ik een werklunch met bedrijven, voornamelijk uit de Noorse energiesector, en clusterorganisaties. Ook was er een overleg met de leiding van de Noorse Opera en Ballet, waaronder Geir Bergkastet, de directeur. We bespraken onder meer de ondersteuning van de culturele sector in de covidpandemie en deelden best practices rond de herstart van de culturele activiteiten. Er stond ook een overleg met de directeur van Dansens Hus gepland. De Vlaming Samme Raeymaekers leidt sinds 2018 dit Noorse nationale centrum voor hedendaagse dans. Het centrum heeft een sterke reputatie en programmeert veel Vlaamse producties. In Dansens Hus ontmoette ik tot slot het management van de Noorse zalmkweker Columbi Salmon, dat de grootste onshore Atlantische zalmkwekerij in de EU plant in Oostende, vanaf 2023. Dan zullen we niet enkel garnaalkroketten, maar ook Oostendse zalm kunnen eten. Samme Raeymaekers heeft ook jarenlang in het Brugse Concertgebouw gewerkt.
Deels parallel aan mijn werkbezoek, was er een werkbezoek vanuit en gecoördineerd door het Departement Cultuur, Jeugd en Media, waarbij ook het Vlaams Audiovisueel Fonds aansloot. Naast de gemeenschappelijke culturele luiken hadden zij een overleg met het Noors Filminstituut, waar ik zelf niet bij was.
Voor anderhalve dag was het een zeer gevuld programma, zoals steeds.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw zeer interessante antwoord.
Er waren twee elementen die zich vooral toespitsen op een energiereis op het eerste gezicht, namelijk de afhankelijkheid van Russisch gas en de problematiek daarrond, wat het allemaal zeer actueel maakt, en de problematiek van de energietransitie. Ze maken dat uw gesprekken daar zeer interessant waren.
Ik heb ergens gelezen, nog niet zo lang geleden, dat de Noorse regering een beetje verveeld zit met het feit dat dit hen, door de Russische oorlog in Oekraïne, een economisch voordeel oplevert. Als ik me niet vergis, zaten ze daar in zoverre mee verveeld dat ze een stuk van de winsten – want dat zijn voor een deel staatswinsten – willen reserveren voor de wederopbouw van Oekraïne. Ik vraag me af of dit ter sprake gekomen is? Het is gewoon uit interesse dat ik die bijvraag stel.
U hebt naast de energie ook diverse andere zaken ter sprake gebracht. Ik wil mij op twee zaken focussen, want het was allemaal interessant wat u gezegd hebt.
Ten eerste vind ik het heel goed dat u de institutionele positie van Vlaanderen binnen België, inzake internationale akkoorden, toelicht. Ik neem aan dat u dat altijd doet en ik vind dat een uitstekende zaak. Als ik in het buitenland ben, dan probeer ik altijd uit te leggen dat wij als Vlaanderen zelf akkoorden mogen sluiten. Dan moet je altijd beginnen uit te leggen hoe de structuren in elkaar zitten. Ik probeer dan nog eens te verwijzen naar het Verdrag van Lissabon en dergelijke toestanden, maar het is best ingewikkeld om dat altijd weer uit te leggen. Dus niet alleen u, maar elke minister die op internationaal vlak mensen gaat bezoeken zou dat altijd mee op de agenda moeten plaatsen. Ik ga ervan uit dat u dat zeker doet.
Ten slotte had u het over Noorse zalm onshore, in 2023, en toen hoorde ik ‘Oostende’ en dacht: ‘Waar komt dat vandaan?’ Is er een reden gegeven waarom men precies voor Oostende heeft gekozen, of komt dat door lobbywerk in het verleden? Gewoon uit interesse.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Ik dank u voor uw uitvoerige antwoord, minister-president. Ik had daarover eigenlijk ook een gelijkaardige schriftelijke vraag ingediend, maar collega Deckmyn is me dus voor geweest, want er is eigenlijk geantwoord op de verschillende vragen die ik gesteld heb.
Ik denk dat het goed is dat deze missie naar Noorwegen volledig in het kader is van de Noordstrategie. CCS is zeer belangrijk, ook voor ons land. U haalde aan dat er blijkbaar een soort van CCS-event zou worden georganiseerd in een samenwerking tussen Vlaanderen en Noorwegen, en waarbij ons agentschap ook betrokken is. Ik denk dat we daar zeker naar moeten uitkijken. Verder denk ik dat het ook een goede zaak is dat Vlaanderen betrokken is bij het H2BE-project, inzake het transportbeleid tussen de twee landen. Ik dank u.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mijnheer Deckmyn, neen, het is niet ter sprake gekomen dat men die stijgende winsten daarvoor zou gaan aanwenden. We spreken ook over begin maart.
Wat de institutionele positie van Vlaanderen betreft: ja, dat is standaard, ook bij elk bezoek dat ik hier krijg van een ambassadeur. Maar waarom haalde ik het hier specifiek aan? Toen we onze Noordstrategie gestalte aan het geven waren, en daar gingen toelichten waarom het belangrijk was dat we daar een diplomatieke … was het aan die kant, zowel bij Zweden als bij Noorwegen en eigenlijk ook bij Denemarken ‘dur de comprenure’, zoals we dat in schoon Vlaams zeggen. Dat was ook zo bij de Zweedse minister. Ik ben de dag erna doorgereisd naar Zweden, en het heeft daar heel veel voeten in de aarde gehad, en heel veel van onze diplomatieke vertegenwoordiging gevraagd, om op een hoog niveau ministeriële contacten te hebben. Ik heb daar opnieuw heel in detail uitgelegd hoe het zit. Je ziet dat er in de doorstroming tussen de diplomatieke wereld en de minister soms nog wel wat hiaten zijn. Ik zeg altijd wat over het internationaal verdragsrecht, en ten tweede ook dat wij niet in het stelsel zitten van ‘Bundesrecht bricht Landesrecht’. Dat is ook iets waarover velen hun ogen opentrekken: dat het federale niveau in ons parlement niet kan tussenkomen. Die twee elementen vermeld ik dus om goed te positioneren dat het wel belangrijk is om met ons bilateraal en multilateraal samen te werken.
U vraagt naar de reden waarom het Oostende is geworden. Dat was voor hen de meest geschikte locatie. Ze hebben de verschillende opties – niet alleen de Vlaamse havens, maar ook andere Europese havens – bekeken en dat was voor hen de meest geschikte haven. Het kan de burgemeester van Oostende maar plezieren.
En ja, mijnheer Vanlouwe, dat was geen bijkomende vraag.
De vraag om uitleg is afgehandeld.