Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Voorzitter, minister, het is uiteraard niet de eerste keer dat het in deze commissie over fusieoperaties gaat. Collega Moerenhout heeft in het verleden al heel vaak haar bezorgdheden geuit over de deadline van 1 januari 2023 voor de fusie van sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM’s) en de haalbaarheid daarvan. Tot op heden heeft dat nog niet geleid tot echte bijsturingen.
Maar nu moesten we toch eens slikken toen de financiële gevolgen van de fusieoperatie en de te strakke deadline werden blootgelegd in de krant. In Limburg, waar één sociale huisvestingsmaatschappij zal worden gevormd, werden twee studiebureaus ingeschakeld om de hele operatie uit te werken. Collega’s, dat kost 2,2 miljoen euro. Minister, dat zijn fondsen die naar de verwezenlijking van bijkomende sociale huurwoningen zouden kunnen zijn gegaan of zouden kunnen gaan. Het gaat lijnrecht in tegen de noden van vandaag en de ellenlange wachtlijsten voor een sociale woning. Met 2,2 miljoen euro kan er toch wel al iets extra worden gerealiseerd. Wat verder ook lijnrecht ingaat tegen de noden van vandaag is dat deze fusieoperatie zou worden gefinancierd met middelen die bestemd zijn voor de renovatie en de uitbreiding van het sociale woonpatrimonium.
Minister, de studiebureaus zullen zich enerzijds buigen over het juridisch-financiële luik, het samenbrengen van het patrimonium, de organisatiestructuur en het uitrollen van de ICT-structuur, en anderzijds zullen ze de missie, visie en strategie op papier zetten. Aangezien de operatie in heel Vlaanderen gebeurt, gaan we ervan uit dat een groot deel van dat werk al op Vlaams niveau had kunnen gebeuren en dat dat ook ruimer voor de deadline van 1 januari 2023 had kunnen gebeuren.
Minister, we hebben dan ook een aantal informatieve en politieke vragen. Welke informatie hebben de sociale huisvestingsmaatschappijen en sociale verhuurkantoren (SVK’s) al dan niet ontvangen van de Vlaamse overheid met betrekking tot de verschillende luiken van de fusie waardoor bijkomende studies van dergelijke omvang, 2,2 miljoen euro, nog nodig zijn?
De Vlaamse overheid voorziet in subsidies voor de kosten gemaakt in het kader van deze fusie. Zullen deze subsidies alle gemaakte kosten dekken? Werden er ook begrenzingen opgenomen? Uit welk budget worden deze subsidies gehaald?
Had u de meerkosten van deze fusieoperatie in die mate ingeschat? Waren deze middelen niet beter ingezet voor de uitbreiding en renovatie van het sociale huisvestingspatrimonium?
Minister Diependaele heeft het woord.
Mijnheer Vaneeckhout, ik begin met uw eerste vraag. Vanuit mijn administratie wordt aan de betrokken actoren een ruim pakket aan ondersteuningstools aangeboden. Gezien de diversiteit van de trajecten die de SHM’s en SVK’s moeten doorlopen, en de autonomie en vrije keuze van de actoren om zich al dan niet verder in te schakelen in het gewestelijke woonbeleid, heb ik er – uiteraard in overleg met de coalitiepartners – voor gekozen om een brede vorm van ondersteuning aan te bieden, waaruit de betrokken actoren kunnen putten wat ze denken nodig te hebben.
In dat brede ondersteuningspakket is ook aandacht voor maatwerk en individuele ondersteuning, maar het is aan de betrokken actoren om uit te maken of zij ook een beroep willen doen op bijkomende externe ondersteuning om hun doel te bereiken.
Dat brede ondersteuningspakket bestaat uit verschillende luiken. Er is een communicatieluik naar interne en externe klanten via de kanalen waarmee zij vertrouwd zijn: digitaal, print en mondeling. Er is daarnaast een luik met concrete tools om de noodzakelijke herstructureringen op juridisch vlak door te voeren, met name een goed gestructureerd draaiboek woonmaatschappijen van meer dan zeshonderd bladzijden, dat voortdurend wordt geüpdatet en aangevuld met ‘veelgestelde vragen’. Er is ook een luik waarin bijna elke afdeling van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) wordt ingeschakeld om informatie op maat van de betrokken SHM’s en SVK’s aan te leveren. Ten slotte is er een luik waarmee de actoren snel en gemakkelijk een goede externe partner kunnen selecteren om de operationele integratie tot woonmaatschappij te begeleiden via een raamovereenkomst die de VMSW heeft opgezet met verschillende partijen.
Ik kom tot uw tweede vraag. De financiële middelen die de Vlaamse Regering heeft voorzien ter compensatie van de kosten die met de vorming van woonmaatschappijen gepaard gaan, zijn bedoeld als kostendekkende subsidies van herstructureringen die zich volledig conform de decretale bepalingen voltrekken. Ik herhaal: het zijn kostendekkende subsidies.
De fusiesteun bestaat dus uit een terugbetaling van reële kosten, berekend op basis van drie componenten. Op elk van die componenten is een begrenzing van de subsidie voorzien. De begrenzing betreft, ten eerste, een bedrag per perceel – al of niet met woning – van een SHM die wordt overgenomen door de woonmaatschappij. Voorwaarde is wel dat die overdrachten verlopen tegen een vergoeding in aandelen. Andere overdrachtsvormen komen niet in aanmerking voor subsidiëring, met uitzondering van de eerste honderd overnames van dezelfde actor die niet via een vergoeding in aandelen verlopen. U kent daar de discussie.
Ten tweede betreft de begrenzing een bedrag per SHM die onroerende goederen aan de woonmaatschappij overdraagt tegen een vergoeding in aandelen. Ten derde betreft ze een bedrag per SVK-huurcontract dat in de woonmaatschappij wordt ingebracht. Er moeten wel minimaal vijftig huurcontracten worden overgenomen om recht te hebben op een subsidie.
Daarnaast is ook voorzien dat een woonmaatschappij of een van haar rechtsvoorgangers die zelf meer dan honderd onroerende goederen overdraagt tegen een andere vergoeding dan in aandelen, uitgesloten wordt van elke vorm van herstructureringssteun.
Het budget waaruit voor deze subsidie is geput, is afkomstig vanuit de meerjarenbegroting van het beleidsveld Wonen. Om alle insinuaties meteen de kop in te drukken – maar eigenlijk is het daarvoor al te laat –: op geen enkele manier werden de budgetten voor de reguliere toename van het sociale woonaanbod en de werking van SHM’s en SVK’s hiervoor ingeperkt. Het voorgenomen groeipad inzake budgetten voor SHM’s en SVK’s werd integraal behouden en overgezet naar het meerjarenbudget voor woonmaatschappijen, en al zeker niet naar de bouw of renovatie. Dat zijn trouwens ook heel andere budgetteringen, dat zijn die fameuze FS3-leningen, die we niet allemaal de deur uit krijgen. In die zin heeft dat daar zeker geen effect op.
Ik kom tot uw derde vraag. De hervorming richting woonmaatschappijen betekent voor SHM’s en SVK’s de belangrijkste verandering in hun bestaan.
Ik verwijs naar de talrijke eerdere verklaringen die ik in deze commissie heb gedaan over de niet te onderschatten voordelen die met deze hervorming worden beoogd. Zoals u ook kunt nakijken in de documenten die de regering heeft goedgekeurd bij de eerste principiële goedkeuring van het uitvoeringsbesluit worden de totale kosten van de herstructureringen tot woonmaatschappijen geraamd op 9,2 miljoen euro, gespreid over een vijftal jaar. Dat zijn inderdaad niet te onderschatten bedragen, maar je moet deze kosten ook bekijken in verhouding tot de werkingsmiddelen en investeringsbudgetten die voor de SHM’s en SVK’s jaarlijks ter beschikking worden gesteld.
Het feit dat de sector moeilijk of niet in staat blijkt om alle investeringsbudgetten die Vlaanderen ter beschikking stelt tijdig te benutten, toont net de noodzaak aan van de hervorming, waarbij de woonmaatschappijen schaalvoordelen kunnen benutten, hun dienstverlening kunnen verbeteren en ook een slagkrachtiger investeringsbeleid zouden moeten kunnen voeren, onder andere door de veel nauwere band tussen de woonmaatschappij en de lokale besturen waarin de woonmaatschappij actief is.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Er zijn natuurlijk verschillende debatten die we moeten voeren, en die we al gevoerd hebben. Er is enerzijds de hervormingsoefening zelf, waarbij inderdaad een pleidooi voor schaalvoordelen kan, en misschien zelfs mag, worden gehouden. Wij hebben echter ook altijd gezegd dat in de periode dat men aan het hervormen is, men natuurlijk niet met andere dingen bezig is. U zegt dat dit niets te maken heeft met de FS3-leningen, die u eigenlijk zelfs niet buiten krijgt, maar dat spreken wij natuurlijk wel voor een stuk tegen. Doordat huisvestingsmaatschappijen met andere operaties bezig zijn, kunnen zij misschien minder projecten opvolgen of organiseren. Dat is één bezorgdheid die er voor ons is.
Ten tweede – ik spreek u nu even aan als minister van Financiën van deze regering –, u zegt dat u dat op 9,2 miljoen euro schat, in Limburg zelfs al 2,2 miljoen euro voor de extra begeleiding die er nodig is naast een ondersteuningspakket – dat waarschijnlijk zeer kwalitatief is, ik heb geen enkele reden om daaraan te twijfelen. Maar 2,2 miljoen euro, minister? In budgettair krappe tijden zijn er misschien toch wel andere afwegingen te maken. Dan is de vraag niet per se of dat rechtstreeks naar die FS3-leningen moet gaan, maar er is wel het debat: wat had u met die 9,2 miljoen euro ook op andere gebieden kunnen doen?
Dan stel ik mij ten eerste toch de vraag, gaat u ervan uit dat die 9,2 miljoen euro zal volstaan voor alle hervormingsoperaties, en dus de steun, de kostendekkende subsidies die u geeft? Is dat de kostprijs voor de hele operatie, extra, naast het ondersteuningspakket en alles wat er al gebeurt vanuit de huisvestingsmaatschappijen zelf? Verwacht u daar nog boven te gaan?
Ten tweede – en dat is een politieke vraag –, denkt u niet dat er met die 9,2 miljoen euro eventueel andere uitdagingen hadden kunnen worden ingevuld? Zowel op uw beleidsdomein als eventueel op andere beleidsdomeinen binnen de Vlaamse Regering, in plaats van te investeren in consultancy en begeleiding. Want als ik begin uit te rekenen wat het aantal uren is dat experten daar met 2,2 miljoen euro op kunnen werken, vind ik het een waanzinnig bedrag. Ik begrijp ook niet helemaal goed wat daar in die mate allemaal nog moet gebeuren. Ik onderschat de complexiteit van de operatie niet, maar het is toch wel een enorme som als het over de specifieke context van Limburg gaat.
De heer Veys heeft het woord.
Een kleine bijvraag in het kader van het bredere dossier, naar aanleiding van de aangekondigde fusie in Mechelen: betekent dat dat er werkgebieden worden aangepast, minister? Of komt de regering daar niet op terug? Kan u daar al iets over vertellen?
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Ik voel me wel wat aangesproken natuurlijk, want het gaat hier over Limburg en de grote Limburgse woonmaatschappij die eraan zit te komen. Collega Vaneeckhout, ik denk dat het toch wel iets genuanceerder is en we het ook wel in de context moeten zien. We weten ook dat het de grootste fusie van woonmaatschappijen is, het gaat hier over 42 betrokken gemeenten en 9 sociale huisvestingsmaatschappijen. U hebt het ook gelezen: het gaat over 7 SVK’s, 3 sociale koopwoonmaatschappijen en over 22.000 sociale woningen in Limburg, die tot 1 grote woonmaatschappij zullen behoren. Als men dan de ruwe schatting maakt, gaat het over een actief van een aantal miljarden euro’s. 2,2 miljoen euro is veel op zich, maar niet in verhouding tot die miljarden en wetende waar het naartoe gaat. Het gaat naar externe expertise en studiebureaus, die volgens mij echt wel nodig zijn als we die oefening echt willen doen slagen. In Limburg zijn ze daar op het terrein ook zeer hard mee bezig, ze willen echt dat die Limburgse woonmaatschappij slaagt. Ik denk dus eigenlijk dat het maar peanuts is, als ik het zo mag uitdrukken.
Als men uiteindelijk de effectieve efficiëntiewinst eruit haalt, denk ik dat dat meer zal bedragen dan die 2,2 miljoen euro. Daar ben ik echt wel van overtuigd, dus ik verdedig dat hier. Het is niet alleen mijn mening, maar ik zie en hoor dat ook op het terrein in Limburg.
De timing is al vaker onderwerp van discussie geweest in deze commissie. In het begin van deze oefening hoorde ik vaak, ook van uw collega uit uw eigen partij, dat het allemaal te traag ging en het niet vooruitging. Nu hoor ik dat het veel te snel gaat en komt de vraag of de deadlines wel haalbaar zijn.
Verder heb ik geen bijkomende vragen.
Minister Diependaele heeft het woord.
Mijnheer Veys, u stelt een heel terechte vraag, maar dat valt nog te bekijken. Ik neem aan dat men daar ook over nagedacht heeft.
Mijnheer Vaneeckhout, de opmerking dat men die centen niet buiten heeft gekregen omdat men met andere dingen bezig was, klopt natuurlijk niet. Er is al sinds 2013 onderbenutting, dat is al van lang voor we met deze operatie zijn gestart. Daarnaast was het in 2021 eigenlijk niet aan de woonmaatschappijen, want zij waren op dat moment nog niet bevoegd. We kunnen natuurlijk ook niet ontkennen dat het daar al leefde en dat die bezorgdheid daar was, ik erken dat allemaal, maar zij waren op dat moment nog niet echt bezig met die operatie. Toen waren het de lokale besturen waar wij vragen aan gesteld hadden. Die moesten overeenkomen en input geven maar ze waren zelf niet betrokken. Men erkent dat ook. Natuurlijk heeft de zak die we zien in 2020 of in 2021, toen het nog iets lager was, namelijk 650 miljoen euro, veel te maken met corona.
De Limburgse hervorming is natuurlijk de grootste. Wij hebben onze berekeningen gemaakt voor die vergoedingen. Die zijn kostendekkend op basis van het aantal over te dragen woningen. Wanneer men lokaal natuurlijk andere keuzes maakt en meer of net minder kosten maakt, dan is dat de eigen verantwoordelijkheid. Wij maken een berekening die overal geldt. Dat is een correcte manier, wij vergoeden de kosten maar het is dan ook de eigen verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat men binnen die kosten blijft.
U zegt dat het geld ook in iets anders kan worden gestopt. Ik ben heel blij met die opmerking want dat klopt, en dat is eigenlijk de afweging die we moeten maken. We doen dat in de politiek veel te weinig. Wanneer er geld nodig is in de politiek, moet men altijd meer geld hebben, maar u merkt terecht op dat wanneer het geld aan iets wordt uitgegeven, het niet aan iets anders kan worden uitgegeven. Daar ben ik het helemaal mee eens en ik begrijp ook uw vraag, maar dat is natuurlijk de keuze die men moet maken.
We kunnen perfect zeggen dat we met het bestaande systeem verder gaan, maar dan doet men natuurlijk ook niets aan de gebreken in dat systeem. We stellen vast dat sinds 2013 die budgetten niet buiten raken en dat de bouwcapaciteit te laag is, ook om andere redenen, want er zijn natuurlijk heel wat redenen. Maar we proberen er wel iets aan te doen op die manier. En die overgang kost inderdaad tijd, geld en inspanningen. Dat is een beetje het beeld dat ik heb gebruikt met die pitstop. Men kan verder blijven rijden met slechte banden of tot de tank leeg is, maar men zal dan ook niet veel verder geraken. Wij doen nu die stop die ons nieuwe banden enzovoort kost, maar het is wel de bedoeling om dan de wedstrijd te winnen of beter te rijden nadien. Dat is een beetje het beeld, maar ik begrijp uw vraag. Ik denk echter dat die investering op termijn, zowel naar de huisvestingssector als naar de lokale besturen zelf, gerechtvaardigd is en dan maken we de keuze om dat geld uit te geven aan die hervorming.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, het is inderdaad een inschatting van wat nu het belangrijkste element is om de nood aan meer sociale huisvesting zo snel mogelijk te realiseren. Het is onze bezorgdheid dat wij heel veel aan het investeren zijn, zowel energie als middelen, in die oefening. Daar zijn zeker een aantal verdedigbare argumenten voor, maar misschien is dat niet de hoofdoorzaak voor de vertraging en voor de problematiek van het bouw- en renovatieritme. Dat is natuurlijk een fundamentele tegenstelling. De grootste bezorgdheid is een groter aanbod aan sociale huisvesting. De renovatie en de bouw moeten worden versneld en wij zien dat er misschien met die 9,2 miljoen euro, ook met alle beleidsmatige aandacht die daar lokaal bij de sociale huisvestingsmaatschappijen en op Vlaams niveau naartoe gaat, ander werk had kunnen worden verzet in die periode door meer in te zetten op andere oorzaken van die vertraging.
We zullen dit blijven opvolgen. Na volgend jaar zullen we zien of we wel degelijk een versnelling van het ritme vaststellen. Wanneer dat niet het geval is, moeten we nagaan wat de belangrijkste factor daarin was. Het worden nog boeiende tijden, maar we blijven met grote bezorgdheid de budgettaire impact en de impact op de vertraging of versnelling van het bouwritme in de gaten houden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.